Pedagogy and education - Theme
- 12501 keer gelezen
2004 was uitgeroepen tot het jaar van de opvoeding door sport. Het besef groeide dat er een educatieve waarde is sport lag. Een doelstelling was dan ook: “gebruik maken van de door sport getransporteerde waarden om jongeren de kennis en vaardigheden mee te geven, die ze nodig hebben om hun fysieke mogelijkheden, hun bereidheid tot het leveren van prestaties en hun sociale capaciteiten – zoals het kunnen samenwerken, solidariteit, verdraagzaamheid en fair play – in een multiculturele context verder te kunnen ontwikkelen”. Bovendien zou sport voor sociale integratie voor kansarme groepen kunnen betekenen. Hierbij is echter weinig rekening gehouden met de ontwikkeling die jeugd doormaakt.
Sport zou veel positieve kanten hebben, zoals leren samenwerken, plezierbeleving, bevorderen van den gezondheid en ontwikkeling van persoonlijke waarden. Maar wat is nou de betekenis van opvoeding in en door sport?
De georganiseerde sport heeft elke week ongeveer 1,5 miljoen actieve kinderen en jongeren. Deze enorme groep is onmogelijk verder in te delen, omdat de sportbonden verschillende leeftijdsindelingen hanteren. Bepaalde trends, zoals sportuitval, zijn dus moeilijk te traceren. Van het totale ledenbestand dat bekend is bij de NOC*FSF is 63% man en dus 37% vrouw.
De georganiseerde wedstrijdsport wordt vaak gevisualiseerd door een piramidemodel. De puntje van deze piramide is dan de topsport, terwijl de onderkant breedtesport inhoudt. Vanuit de breedtesporters worden talenten geselecteerd die extra aandacht krijgen, dit wordt ook wel “prestatief elitair” genoemd. Crum (1992) heeft dit piramidemodel echter gerelativeerd. Hij stelde dat er twee bewegingen gevonden kunnen worden. De ene beweging is de versporting van de sport, waarbij het leveren van topprestaties centraal staat. Aan de andere kant is er de ontsporting van de sport, waarbij sporters zich afwenden van de competitie. Naast deze bewegingen zijn er ook nog sporten die helemaal niet in het piramidemodel passen, aangezien het geen wedstrijdsport is (bijvoorbeeld fitness en pleziersport). Coakley (2002) is het met deze bewegingen eens en heeft daarnaast twee modellen opgesteld. Het modellen zijn het ‘power and performance’ model en een ‘pleasure en participation’ model. Bij het eerste model valt de sterke productgerichtheid op, in het tweede model is de druk om te presteren en te winnen veel minder.
Binnen de sport zijn veel tegenstellingen te vinden, bijvoorbeeld: Het is gezond, maar het levert ook blessures op. Het verbroedert, maar het zorgt ook voor vijandigheid. Binnen sport komen ook waarden uit de samenleving terug, terwijl een sanctioneringssysteem heel anders werkt dan in de samenleving. Is sport door deze tegenstellingen wel geschikt om in op te voeden?
Voor kinderen moet er rekening gehouden worden met de gepaste leeftijd om te beginnen met sporten en met wedstrijden te spelen. Kinderen worden al snel ingedeeld naar niveau, maar het is belangrijk dat hierbij rekening wordt gehouden met de pedagogische behoeften van het kind. Bovendien spelen ouders een belangrijke rol in de keuze voor een sport, het halen en brengen en de emotionele steun die ze hun kind geven. Naarmate kinderen ouder worden, neemt het belang van ouders wel af.
Uit een onderzoek blijkt dat informele spellen die georganiseerd zijn door kinderen veel meer de nadruk leggen op activiteit, terwijl de sporten georganiseerd door ouderen veel meer de nadruk leggen op het leren van het spel. Deze bewegingsdrang van kinderen moet dus zoveel mogelijk betrokken worden in het spel. Uit een ander onderzoek naar de motieven van kinderen om te sporten bleek dat het spelplezier het belangrijkste motief was voor kinderen. Daarnaast was ook het verbeteren van de sportieve vaardigheden een belangrijk motief, terwijl competitie niet zo belangrijk was. Het blijkt ook dat er een verjonging optreedt binnen sporten. Kinderen worden namelijk steeds eerder toegelaten tot een sport. Redenen daarvoor zijn het zo vroeg mogelijk creëren van talenten en de concurrentie met andere sporten. Verjonging van sport heeft echter mogelijk als nadeel dat kinderen ook eerder stoppen met sporten. Uit onderzoek naar sportuitval blijkt dat redenen om te sporten veel meer gevonden kunnen worden binnen de verenigingen dan in de sport.
Volgens Ten Dam en collega’s gebeurt opvoeden tussen de bedrijven door. Dit geldt ook voor de sportvereniging. Binnen de sport zijn er namelijk allerlei regels waardoor het kind wordt beïnvloed. Een maatregel zoals ‘niet opstellen na een verzuimde training’ heeft mogelijk de bedoeling kinderen te houden aan afspraken en ze te leren dat ze bij de training ook verantwoordelijkheid hebben voor de teamgenoten. Dat is opvoeden-door-sport. Er wordt een maatregel gesteld die beoogt het belang van kinderen te dienen, voor nu en voor later. Hieruit spreekt de visie van Langeveld (1979) op opvoedingsgezag: verantwoordelijkheid ten bate van het kind, gezag met het oogmerk zichzelf op te heffen. Steeds meer verantwoordelijkheid wordt aan het kind overgedragen in een mate die bij hem of haar past. Opvoeding is daarbij een wederzijdse beïnvloeding van het kind en de volwassene.
Aan opvoeding worden verschillende aspecten toegeschreven:
Het zorgaspect: volwassenen moet de grenzen van kinderen in de gaten houden. De kwetsbaarheid van het kind moet in de gaten worden gehouden en de belangen van kinderen moeten behartigd worden.
Het doelaspect: het kind moet geholpen worden om volwassen te worden. Het kind moet deze belangen wel accepteren.
Het relationele aspect: is er wederzijds vertrouwen en is er de bereidheid om je in de leefwereld van de ander te verdiepen?
Het vierde aspect is plezierbeleving: plezier met het team en in de sport hebben
Pedagogen moeten zich ontdoen van hun westerse blik als het gaat om opvoeding in de sport. Zo wordt agressie bijvoorbeeld vaak als iets negatiefs gezien, terwijl binnen de wedstrijdsport een zekere agressie vereist is. Het is daarnaast van belang dat kinderen betrokken worden bij de discussie over opvoeding. Ook kunnen kindbelangen behartigd worden door ouderen terug te laten kijken op hun jeugd. In de discussie over opvoeding moeten micro- en meso verbanden besproken worden en ook maatschappelijke verhoudingen.
Binnen de sport is er een permanente spanningsverhouding tussen de selectieprocessen in het belang van de wedstrijdsport en het pedagogische recht van de andere kinderen op evenveel speeltijd en evenveel kwaliteit in de training. Het gaat in de jeugdsport in de eerste plaats om de belangen van het kind en om het plezier dat aan de sport beleefd wordt. Het is belangrijk voor de opvoeding binnen de sport om met elkaar in gesprek te gaan.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1747 | 1 |
Add new contribution