A. Een eerste kennismaking met rechten
Recht | Het geheel van regels of normen dat het maatschappelijk verkeer in banen leidt en een remedie aandraagt voor de problemen die rijzen wanneer mensen zich niet gedragen overeenkomstig hetgeen men van elkaar mag verwachten
|
Objectief recht | Het geheel van regels of normen dat de samenleving ordent
|
Subjectief recht
| Het subjectieve recht doelt op een persoonlijke bevoegdheid
|
Rationalistisch natuurrecht
| Mensen ontlenen rechten aan de menselijke natuur; mensen hebben van nature bepaalde rechten die niet zijn terug te voeren op afspraken die burgers hebben gemaakt in de maatschappij, maar die aan elk samenlevingsverband ten grondslag liggen
|
Positief recht
| Het recht dat geldt krachtens uitvaardiging |
Natuurrecht | Een niet bewust door mensen gemaakt recht, maar een recht dat van nature, onafhankelijk van menselijke wilsbeslissingen, geldt.
|
Publiekrecht
| Het publiekrecht geeft regels ten aanzien van de verhouding tussen de overheid en de burger
|
Privaatrecht | Het privaatrecht geeft regels ten aanzien van de verhouding tussen burgers onderling
|
Dwingend recht | Bij het dwingend recht gaat het om regels waarvan de belanghebbenden niet mogen afwijken, ook al zouden zij dat bij onderlinge overeenkomst afspreken
|
Aanvullend recht | Bij het aanvullend of regelend recht gaat het om recht dat geldt wanneer partijen zelf niets anders zijn overeengekomen
|
Formeel recht
| Het recht waarin de vorm of procedure centraal staat en niet de inhoud
|
Materieel recht
| De rechtsregels die voorschrijven hoe mensen zich in het maatschappelijk verkeer tegenover elkaar behoren te gedragen
|
Privaatrecht
| Het privaatrecht oftewel het burgerlijk recht geeft regels voor de onderlinge verhoudingen tussen personen
|
Strafrecht
| Strafrecht is het geheel van rechtsregels waarin is vastgelegd welk gedrag strafwaardig wordt geacht, welke straffen op dit gedrag gesteld zijn en via welke weg strafoplegging gerealiseerd kan worden.
|
Staatsrecht
| Het staatsrecht, grondwettelijk of constitutioneel recht is het recht inzake de staat als organisatorisch verband. Het heeft betrekking op de organen van de staat, op de instelling ervan, hun bevoegdheden, hun verhouding tot elkaar en die tot de burgers.
|
Bestuursrecht
| Het bestuursrecht (ook wel administratief recht genoemd) is het geheel van rechtsregels die de bestuurlijke bedrijvigheid beheersen van overheidsorganen die tot de uitvoerende macht behoren.
|
Rechtsbronnen
| De identificatiemiddelen voor het geldende recht
|
Positief recht
| Het geheel van regels dat op een bepaald tijdstip en binnen een bepaalde gemeenschap van mensen geldt.
|
Wet in formele zin
| Ieder gezamenlijk besluit van regering en Staten-Generaal dat volgens een bepaalde procedure tot stand is gekomen
|
Wet in materiële zin
| Iedere naar buiten werkende algemene de burgers bindende regeling, uitgaande van een overheidsorgaan, dat zijn bevoegdheid daartoe direct ontleent aan een wet in formele zin
|
Lex superior derogat legi inferiori
| Een hogere wet gaat voor een lagere wet
|
Lex posterior derogat legi priori
| Een latere wet gaat voor een eerdere wet |
Lex specialis derogat legi generali
| Een bijzondere wet gaat voor een algemene wet
|
Codificeren
| Het vastleggen van de gehele rechtsstof in wetboeken
|
De trias-leer van Montesquieu
| De leer waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen een drietal functies; de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke functie
|
Legisme
| De stroming waarin de rechter zich beperkt tot een strikte toepassing van de wet
|
Gewoonterecht
| Het recht dat geleidelijk en onbewust is ontstaan, zonder dat het afkomstig is van personen of organen die bevoegd zijn om regels te scheppen
|
Monisme
| De nationale rechtsorde en de internationale rechtsorde worden gezien als een systeem
|
Dualisme
| De nationale rechtsorde en de internationale rechtsorde zijn strikt gescheiden. Het internationale recht moet eerst worden omgezet in nationaal recht voordat het gelding heeft
|
B. Rechtswetenschap en rechtsvinding
Empirische cyclus | Het voortdurende proces van inductie, theorievorming, deductie en toetsing wordt de empirische cyclus genoemd
|
Abductie
| Abductie beweegt zich van de interpretatie van bepaalde feiten als een gevolg naar mogelijke oorzaken van die feiten
|
Inductie
| Inductie beweegt zich van een verzameling waarnemingen naar de aanname van een algemene wet
|
Rechtswetenschap
| De wetenschap die het recht onderzoekt |
Analyseren
| Het ontleden van een bepaald geheel, zodat er inzicht wordt verkregen in samenstellende delen
|
Hermeneutiek
| Een analyse die naar de onderliggende structuur kijkt
|
Rechtsfilosofie
| De rechtsfilosofie houdt zich bezig met de analyse en duiding van de begrippen en onderscheidingen die in het recht worden gehanteerd
|
Rechtseconomie
| De rechtseconomie onderzoekt de wetmatigheden in verband met schaarse middelen, zowel door individuen, bedrijven en de overheid
|
Rechtssociologie
| De rechtssociologie onderzoekt de wetten van het menselijk samenleven en de regelmatigheden in hoe mensen feitelijk handelen
|
Rechtspsychologie
| De rechtspsychologie onderzoekt de wetten van de menselijke geest
|
Rechtsantropologie
| De rechtsantropologie onderzoekt de menselijke natuur
|
Criminologie
| Criminologie is een interdisciplinaire wetenschappelijke discipline die van verschillende disciplines gebruikmaakt in het onderzoek naar crimineel gedrag
|
De grammaticale interpretatie
| In de grammaticale interpretatie worden de gebruikte termen uitgelegd overeenkomstig het heersend taalgebruik
|
De sociologische interpretatie
| In de sociologische interpretatie gaat het om de woorden van een wettelijke bepaling in relatie tot de maatschappelijke context waarin de wettelijke bepaling moet worden toegepast
|
De systematische interpretatie
| In de systematische interpretatie wordt een bepaalde regel in een groter geheel van regels geplaatst, waarbij het grotere geheel de interpretatie van de afzonderlijke onderdelen bepaalt
|
De rechtsvergelijkende interpretatie
| In de rechtsvergelijkende interpretatie wordt er aansluiting gezocht bij hoe een bepaalde juridische kwestie of rechtsregel in een ander rechtsstelsel wordt opgelost of toegepast
|
De anticiperende interpretatie
| In de anticiperende interpretatie wordt een rechtsregel geïnterpreteerd doordat er rekening wordt gehouden met een wetswijziging die op stapel staat
|
De rechtshistorische interpretatie
| In de rechtshistorische interpretatie wordt een toepasselijke rechtsregel begrepen in de context van de regels waarmee de onderhavige problematiek in eerdere wetgeving werd geregeld
|
De teleologische interpretatie
| In de teleologische interpretatie wordt er gekeken naar de bedoeling of achterliggende gedachte van de rechtsregel
|
De wetshistorische interpretatie
| In de wetshistorische interpretatie wordt de context waarin de rechtsregel is ontstaan onderzocht
|
Extensieve interpretatie
| De extensieve interpretatie breidt het bereik van een rechtsregel uit
|
Restrictieve interpretatie
| De restrictieve interpretatie beperkt het bereik van een rechtsregel
|
Analogie-redenering
| Bij redeneren naar analogie wordt een bijzondere regel veralgemeend en van toepassing verklaard op een niet uitdrukkelijk geregeld geval die in relevante opzichten lijkt op het wel geregelde geval
|
A contrario redenering | De argumentatievorm waarbij een stelling wordt verdedigd door de stelling om te keren en dan te argumenteren dat deze negatie zeker niet juist is
|
Rechtsverfijning | Bij rechtsverfijning wordt het toepassingsgebied van een regel ingeperkt door het stellen van extra voorwaarden voor de toepasselijkheid van de regel
|
C. Staatsrecht
Staatsrecht | Het staatsrecht, grondwettelijk of constitutioneel recht is het recht inzake de staat als organisatorisch verband. Het heeft betrekking op de organen van de staat, op de instelling ervan, hun bevoegdheden, hun verhouding tot elkaar en die tot de burgers.
|
Grondrechten | Fundamentele rechten/mensenrechten |
Klassieke grondrechten | Klassieke grondrechten kenmerken zich door het feit dat ze een ‘onthouden’ van de overheid oftewel een vrijheid van staatsinmenging waarborgen
|
Sociale grondrechten | Sociale grondrechten kenmerken zich door het feit dat de overheid actief moet optreden om deze grondrechten te waarborgen
|
Horizontale werking van grondrechten
| De grondrechten die gelden tussen burgers onderling
|
Verticale werking van grondrechten
| De grondrechten die gelden tussen overheid en burger
|
Non-discriminatiebeginsel
| Iedereen in Nederland is gelijk voor de wet en moet derhalve gelijk worden behandeld
|
Positieve discriminatie
| Bepaalde achtergestelde groepen worden tijdelijk voorgetrokken om hun achterstand in te halen
|
Democratie
| Kenmerkend voor een democratie is dat een volk invloed kan uitoefenen op het bestuur van een land
|
Directe democratie
| Zonder bemiddeling van tussenpersonen kunnen de betrokkenen direct het regeringsbeleid beïnvloeden
|
Indirecte democratie | Het volk kan zijn wil alleen maar geldend maken door middel van vertegenwoordigers
|
Districtenstelsel
| In een districtenstelsel is een kandidaat gekozen als hij in een bepaald district de meerderheid van stemmen heeft verworven
|
Stelsel van evenredige vertegenwoordiging
| Bij een stelsel van evenredige vertegenwoordiging is iedere politieke partij nar evenredigheid in de Tweede Kamer vertegenwoordigd
|
Rechtsstaat
| Een rechtsstaat is een staat die de beperkingen erkent die het recht aan de staat oplegt
|
Legaliteitsbeginsel
| Ieder overheidshandelen moet gestoeld zijn op een wettelijke grondslag
|
Grondrechten
| Fundamentele rechten/mensenrechten |
Constitutionalisme
| Het streven naar het vastleggen van ‘hoger recht’ in grondrechten en verdragen
|
Administratief bezwaar of beroep
| De procedure binnen het overheidsapparaat |
Administratieve rechtspraak
| De rechtsgang bij een onafhankelijk rechtscollege |
Doelmatigheidstoetsing
| De rechter toetst een beslissing in volle omvang
|
Rechtmatigheidstoetsing
| Er wordt gekeken of er geen strijdigheid bestaat tussen een beschikking en de wet en/of een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur
|
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
| Beginselen die een norm voor het overheidshandelen vormen, naast het geschreven en ongeschreven recht
|
Het verbod van detournement de pouvoir
| Dit beginsel houdt in dat een door de wet gegeven bevoegdheid alleen maar mag worden gebruikt voor het doel waartoe de wetgever deze aan het bestuur heeft gegeven
|
Het willekeurverbod
| Het willekeurverbod houdt in dat het overheidsorgaan dat de beslissing heeft genomen na afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid tot zijn beslissing heeft moeten kunnen komen
|
Het zorgvuldigheidsbeginsel
| Het bestuur moet zijn beslissingen zorgvuldig voorbereiden
|
Het motiveringsbeginsel
| Het motiveringsbeginsel houdt in dat de motivering die overheid heeft gegeven een deugdelijke feitelijke grondslag dient te hebben en de motivering moet de conclusie kunnen dragen
|
Het rechtszekerheidsbeginsel
| Dit beginsel houdt in dat de burger moet kunnen vertrouwen op een vaste gedragslijn van de overheid
|
Het gelijkheidsbeginsel
| Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat gelijke gevallen gelijk moeten worden beoordeeld
|
Het beginsel van fair play
| Dit beginsel houdt in dat de overheid eerlijk spel moet spelen en bijvoorbeeld geen procedures mag ophouden
|
D. Strafrecht
Ultimum remedium | De straf is het uiterste redmiddel waarop door de wetgever pas een beroep mag worden gedaan als de sancties van andere rechtsgebieden ontoereikend worden geacht
|
Vergeldingstheorie | Het strafrecht is puur om onrecht te vergelden |
Preventieleer | Straf dient puur het vermijden van kwaad in de toekomst
|
Legaliteitsbeginsel
| Feiten zijn alleen strafbaar als zij door de wet als zodanig zijn aangewezen
|
Delictsomschrijving | Een delictsomschrijving vermeldt welke gedragingen een strafbaar feit opleveren. |
Bestanddelen van het strafbare feit
| Voorwaarden voor de strafbaarheid die in de delictsomschrijving terug te vinden zijn
|
Elementen van het strafbaar feit
| Voorwaarden voor de strafbaarheid die niet in de delictsomschrijving terug te vinden zijn
|
Misdrijven
| Feiten die iedereen naar hun aard als strafbaar zou kwalificeren
|
Overtredingen
| Feiten die uit nuttigheidsoverwegingen strafbaar zijn gesteld
|
De tenlastelegging
| Een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn
|
Strafuitsluitingsgronden
| Redenen voor straffeloosheid van een dader |
Rechtvaardigingsgronden
| Een succesvol beroep op een rechtvaardigingsgrond maakt het feit niet strafbaar en zal ontslag van alle rechtsvervolging volgen
|
Schulduitsluitingsgronden
| De dader kan in zo’n geval geen verwijt worden gemaakt en er zal ontslag van alle rechtsvervolging volgen
|
Het opportuniteitsbeginsel
| Het is in Nederland de Officier van Justitie die bepaalt of een zaak voor de rechter wordt gebracht of de zaak te seponeren
|
Het beginsel der onmiddellijkheid
| De verdachte heeft in principe recht op een mondelinge behandeling van zijn zaak in zijn aanwezigheid
|
Verdachte
| Als verdachte wordt aangemerkt degene over wie een redelijk vermoeden van schuld bestaat |
E. Privaatrecht
Het publiekrecht | Het publiekrecht regelt de verhouding tussen overheid en burger |
Het privaatrecht | Het privaatrecht regels de verhouding tussen burgers onderling |
Dwingend recht
| Dwingend recht is recht waarvan niet kan en mag worden afgeweken
|
Aanvullend recht | Aanvullend recht is recht waarvan wel mag worden afgeweken
|
Absolute rechten
| Absolute rechten zijn rechten die men tegenover iedereen kan handhaven
|
Relatieve rechten
| Relatieve rechten zijn rechten die slechts tegenover bepaalde personen werken |
Rechtsfeiten
| Rechtsfeiten zijn feiten waaraan enig rechtsgevolg is verbonden
|
Rechtshandelingen
| Handelingen die rechtsgevolgen in het leven roepen
|
Wilsgebreken
| Het kan voorkomen dat een wil op een onzuivere manier is gevormd of tot stand is gekomen
|
Dwaling
| De wil van een der partijen heeft zich gevormd door een valse voorstelling van zaken
|
Bedreiging
| Iemand is een overeenkomst aangegaan omdat een ander hem vrees heeft aangejaagd
|
Bedrog
| Een handelen of nalaten met het oogmerk een ander te misleiden door middel van kunstgrepen
|
Tekortkoming in de nakoming
| Als een van de partijen de overeenkomst niet nakomt
|
Wanprestatie
| Een tekortkoming die voor rekening van de debiteur komt
|
Overmacht
| Een tekortkoming die niet voor rekening van de debiteur komt
|
Onrechtmatige daad
| Een inbreuk op een recht, een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt
|
Causaal verband
| Tussen de daad en de schade dient er een causaal verband te bestaan
|
Gewone rechtsmiddelen
| De gewone rechtsmiddelen zijn hoger beroep, verzet en beroep in cassatie
|
Buitengewone rechtsmiddelen
| De buitengewone rechtsmiddelen zijn herziening en cassatie in het belang der wet
|
Absolute competentie
| Bij de absolute competentie gaat het om de vraag bij welke rechterlijke instantie een zaak aanhangig moet maken
|
Relatieve competentie
| Bij de relatieve competentie gaat het om de vraag bij welke rechter van een bepaalde soort in een bepaald gedeelte van het land een zaak aanhangig moet worden gemaakt
|
Eigenlijke rechtspraak
| Twistgedingen
|
Oneigenlijke rechtspraak
| De rechter verricht dienstverlening zonder dat er sprake is van een geschil
|
Openbaarheid van behandeling
| Iedereen heeft recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak
|
Motivering van de beslissing
| De vonnissen moeten de gronden waarop zij rusten inhouden, zie art. 121 GW
|
Het principe van lijdelijkheid
| De omvang van het proces wordt door partijen bepaald en niet door de rechter
|
Het beginsel van hoor en wederhoor
| Beide partijen in het proces moeten worden gehoord
|
Het principe van de verplichte procesvertegenwoordiging
| Partijen kunnen processuele handelingen alleen laten verrichten door een vertegenwoordiger |
Kort geding
| Een snelle, spoedeisende, informele procedure |
F. Rechtsvergelijking en Volkenrecht
Rechtsvergelijking
| Bij rechtsvergelijking wordt een onderzoeksmethode gebruikt waarbij rechtsstelsels, rechtsfamilies, rechtsbeginselen, rechtsgebieden, rechtsregels of rechtsinstituten van twee of meer landen met elkaar worden vergeleken
|
De Romaans-Germaanse rechtsfamilies
| Kenmerkend is hierbij de historische binding aan het Romeinse recht
|
De common law-groep
| Kenmerkend voor deze groep is dat het recht is gevormd door de rechters
|
Het volkenrecht
| De regels voor de betrekkingen tussen staten |
Het internationaal recht
| De rechten en verplichtingen van staten in hun onderlinge verhoudingen
|
Verdrag
| Een verdrag is een internationale overeenkomst tussen twee of meer staten waarin de wil en bereidheid zich te binden van staten tot uitdrukking komt
|
Internationaal gewoonterecht
| Een bepaalde statenpraktijk die zich in de loop van de tijd enige malen heeft herhaald
|
Algemene rechtsbeginselen
| Rechtsbeginselen die de grondslag vormen voor beschaafde en vredelievende staten
|
Doctrine
| Opvattingen van de meest gezaghebbende auteurs
|
Intergouvernementele organisaties
| Internationale organisaties die zijn opgericht door staten
|
Non-gouvernementele organisaties
| Internationale organisaties die door particulieren zijn opgericht
|
Speciale of functionele organisaties
| Organisaties die specifieke problemen aanpakken
|
Algemene of politieke organisaties
| Organisaties die zich met velerlei zaken bezighouden
|
Interdependentie
| Wederzijdse afhankelijkheid tussen staten |
Het beginsel van reciprociteit
| Staten leven regels na uit vrees voor tegenmaatregelen
|
Dualistisch stelsel
| Het internationaal recht en het nationaal recht vormen twee gescheiden rechtsorden
|
Monistisch stelsel
| In een monistisch stelsel maakt het internationaal recht als zodanig deel uit van de nationale rechtsorde
|
G. Mensenrechten
De filosofisch-ethische benadering
| In deze benadering worden mensenrechten getypeerd in termen van fundamentele waarden die door het rechten zouden moeten worden beschermd
|
De structureel-vergelijkende benadering
| In deze benadering probeert men de structuur van mensenrechten te vergelijken met verschijnselen die erop lijken
|
De natuurrechtstraditie
| In deze benadering is hoger recht (natuurrecht) maatgevend voor het gewone recht (positieve recht)
|
Het toetsingsverbod
| Het Nederlandse toetsingsverbod volgt uit art. 120 GW, dit artikel verbiedt de rechter om formele wetten te toetsen aan de Grondwet
|
Codificatie
| Het optekenen van het recht in wetboeken |
Jaar van eerste publikatie
- 2013-2014.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Tentamens: oude tentamens voor Inleiding in het Recht, oefenmateriaal en tentamentips
- Waarom Inleiding Recht?
- Hoe haal ik mijn tentamen Inleiding Recht?
- Begrippenlijst en stamplijst Inleiding Recht
- TentamenTests bij de 20e druk van Inleiding in het Nederlandse recht van Verheugt
- Stampvragen bij de 16e druk van Inleiding in het Nederlandse recht van Verheugt
- TentamenTickets bij Inleiding in het Nederlandse recht van Verheugt
- Tentamens: Inleiding in het Recht, oefenmateriaal en tentamentips uit voorgaande jaren
- Samenvattingen: startpagina voor recht en bestuur
- Tentamens: startpagina voor oude tentamens en tentamentips per vak bij recht en bestuur
Contributions: posts
Spotlight: topics
Tentamens: oude tentamens voor Inleiding in het Recht, oefenmateriaal en tentamentips
Oude tentamens voor Inleiding in het Recht, oefenmateriaal en tentamentips
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
598 |
Add new contribution