Sheetnote hoorcollege 6 staatsrecht II 2018/2019
  • Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

Grondrechten- algemene leerstukken

Vandaag zal het gaan over de verhouding tussen overheid en burger als het gaat om fundamentele grondrechten.

Kenmerken en geschiedenis van grondrechten

Kenmerken

Uiteindelijk gaat het bij grondrechten om menselijke waardigheid. Maar wat maakt grondrechten nou zo bijzonder? Als je dan de parlementaire geschiedenis en de literatuur bekijkt zie je eigenlijk twee definities:

  • Fundamentele rechten die nauw samenhangen met persoonlijke autonomie, persoonlijke ontwikkeling en individuele vrijheid. Gaat erom wat er beschermt wordt.
  • Rechten die grenzen stellen aan het handelen van de overheid, en dus zijn vastgelegd in documenten met een hogere rangorde dan de wet in formele zin of die voorrang hebben op nationaal recht. Een formele definitie die iets zegt over de status, de formele kant.

In discussies over grondrechten kom je beide elementen tegen, je hebt ze ook beide nodig. Als je dan een definities zou moeten geven aan grondrechten dan zou dat zijn: Fundamentele rechtsnormen die de strekking hebben het individu persoonlijke vrijheid en een menswaardig bestaan te verzekeren en die de handelingsvrijheid van met name de overheid beperken.

Grondrechten zijn primair geschreven in de verhouding overheid – burger (verticale verhouding). Tot op zekere hoogte gelden grondrechten ook tussen burgers onderling, maar primair zijn ze voor de verticale verhouding. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen klassieke en sociale grondrechten. Klassieke grondrechten, de overheid moet laten. Sociale grondrechten, de overheid moet doen.

Geschiedenis

In de middeleeuwen was er minder aandacht voor de individu. Aan het einde komt de vraag wat is nou de legitimatie van het overheidsgezag. John Locke vroeg zich af wat een doel van de overheid is. Uit zijn gedachte kwam er een overheid die er maar voor één ding was; dat wat er fundamenteel voor mensen was te beschermen. In die periode kwam een zelf nadenken tot stand waarin de individu centraal kwam te staan. John Locke was de eerste die over grondrechten ging spreken zoals we dat nu kennen, we kunnen hem zien als de vader van de grondrechten.

Het denken van John Locke werkt door in de periode daarna. In Frankrijk vond in 1789 de Franse revolutie plaats, individuele rechten komen centraal te staan. Die grondrechten zien we vandaag de dag nog steeds terug in de Franse grondwet.

Onze grondwet van 1814 moet het niet hebben van zijn grondrechten, er zijn maar weinig grondrechten te vinden. In 1815 wordt dat beter, vanuit België is er een roep om grondrechten. In 1983 hebben we alles bij elkaar gepakt en vooraan in de grondwet gezet, daar zijn ze nog steeds te vinden.

Ondertussen is er ook op internationaal vlak het een en ander gebeurt. De universele verklaring voor de rechten van de mens in 1948 (geen verdrag), in 1950, 1954 voor Nederland het Europees verdrag voor de rechten van de mens en in 1966 het IVBPR, in 1961 het ESH, in 1966 het IVESC en in 2009 het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Toenemende betekenis van grondrechten

Op het terrein van grondrechten zijn verschillende ontwikkelingen; grondrechten krijgen een toenemende betekenis. Dat zie je aan een aantal zaken:

  • De werkingssfeer van grondrechten neemt toe, zowel in aantal als reikwijdte.
  • Aan grondrechten wordt vaker een zekere werking tussen burgers onderling toegekend.
  • Uit klassieke onthoudingsplichten (vrijheidsrechten) worden in toenemende mate ook positieve verplichtingen afgeleid.
  • Toenemend belang van het internationale stelsel van grondrechtenbescherming, i.h.b. EVRM.
  • Tendens om aan beperkingen van grondrechten steeds hogere eisen te stellen.

Reikwijdte en beperkingssystematiek

Altijd eerst kijken naar reikwijdte en dan de beperkingssystematiek.

Reikwijdte

Wordt de handeling/gedraging door een grondrecht beschermd?

Als we het hebben over de reikwijdte is dat relevant omdat wanneer het bij de reikwijdte al misgaat, je nooit toekomt aan de beperkingssystematiek. Maar als je dat omdraait betekent het dat als een overheid inbreuk maakt op een volgens jou vermeend grondrecht en dat grondrecht niet onder de reikwijdte valt, valt het ook niet onder de beperkingssystematiek.

De reikwijdte moet je door middel van interpretatie vaststellen. Er moet worden vastgesteld welke handelingen en situaties door het grondrecht omvat worden. Om dat vast te stellen moet er gekeken worden naar een redelijke uitleg van grondrechten. De door grondrechten gegarandeerde vrijheden worden geacht niet zover te gaan dat ze inhouden dat handelingen die in abstracto binnen de reikwijdte van een grondrecht vallen, in concreto te allen tijde, op elke plaats en op iedere wijze uitgeoefend mogen worden.

De reikwijdte van een grondrecht bepaalt de werkingssfeer. Als het recht niet onder de reikwijdte valt, kom je aan de beperkingssystematiek niet toe.

Beperkingssystematiek

Is een beperking van dat grondrecht gerechtvaardigd?

Als een overheid gebruik van zijn bevoegdheid om op een bepaald terrein overheidsgezag uit te oefenen, waarop het zonder beperkingsbevoegdheid niet zou mogen treden. Tenzij geregeld is dat iemand dat grondrecht wel mag beperken. Die grondwetbeperkingen moeten steeds herleidbaar zijn tot een grondwettelijke beperkingsclausule. Je kan onderscheid maken in bijzondere en algemene beperkingen:

  • Bijzondere beperkingen: handelingen die specifiek beogen de uitoefening van een bepaald grondrecht te beperken.
  • Algemene beperking: handelingen die een onbedoeld effect hebben op de uitoefening van een grondrecht als gevolg van de behartiging van andere – op zich grondrechtneutrale -belangen, zoals verkeersveiligheid, volksgezondheid etc.

Leer van de bijzondere beperkingen

Een grondrecht kan worden beperkt worden op de wijze die bij dat grondrecht zelf staat aangegeven.

Competentievoorschrift:

  • Bij de wet = wet in formele zin
  • Bij of krachtens de wet

Die wet moet steeds een specifieke wet zijn die gemaakt is om de beperking mogelijk te maken. Bijvoorbeeld: de wet openbare manifestaties, sommige bepalingen in het wetboek van strafrecht. Dus niet: de autonome verordenende bevoegdheid van gemeenteraden (149 Gemw).

Doelvoorschriften: Bijvoorbeeld in het belang van de openbare orde, de verkeersveiligheid, de volksgezondheid

Leer van de algemene beperkingen

Beperkingen die niet met het oog op een bepaald grondrecht zijn vastgesteld, maar die veroorzaakt worden doordat een geheel buiten de sfeer van een grondrecht gelegen regeling als neveneffect heeft dat de uitoefening van het grondrecht beperkingen ondergaat. De leer van de redelijke uitleg redt ons, want we kunnen niet zonder de leer van de algemene beperkingen.

De leer van de redelijke uitleg: het is niet zozeer een beperking, het valt niet onder de reikwijdte.

Beperkingssystematiek EVRM

De Sunday times criteria; wanneer mag het grondrecht worden beperkt?

  • Bij wet voorzien.
  • Doelcriteria zoals opgesomd.
  • Noodzakelijk in een democratische samenleving.

Maar let op! Sommige grondrechten kunnen niet worden beperkt, soms wijken de beperkingsgronden af, soms zijn er de zogeheten ‘implied limitations’ en ten aanzien van de vraag of een staat een gerechtvaardigde beperking op het grondrecht heeft aangebracht, geldt een zekere ‘margin of appreciation’. Als je meer met grondrechten te maken hebt is die margin of appreciation groter.

Positieve verplichtingen

De klassieke grondrechten zijn in de eerste plaats afweerrechten/ vrijheidsrechten: aanspraak op overheidsonthouding. Maar soms wordt met een beroep op die bepaling actief optreden van de overheid verwacht. Ter bescherming van aantasting van dat grondrecht door derden, of om het grondrecht meer invulling te geven. Bij positieve verplichtingen zijn de beperkingsclausules niet van toepassing.

Er moet sprake zijn van een ‘fair balance’ tussen het individuele belang en het algemeen belang. Positieve verplichtingen kunnen gelden voor alle organen van de staat:

  • Wetgever
  • Bestuur
  • Nationale rechter

Horizontale werking

Grondrechten zijn geschreven voor verticale verhoudingen, dit is het vertrekpunt wat je in het oog moet houden. Voor de overheid geldt de legaliteitseis, ze mogen niets tenzij er een wettelijke grondslag voor is. Voor burgers geldt (contract)vrijheid, burgers hebben geen wettelijke grondslag nodig. Ze mogen doen wat ze willen, tenzij het verboden is. Grondrechten kunnen in horizontale verhoudingen ook een rol spelen, maar de beperkingssystematiek is daar niet op afgestemd.

Horizontale werking EVRM

Er is een ruimere beperkingssystematiek, dus het is makkelijker toepasbaar in horizontale verhoudingen (belangenafweging), maar ook hier is het primair geschreven voor verticale verhoudingen

Art 34 EVRM: procedures zijn per definitie tegen staten gericht, dus EHRM kan EVRM-rechten niet direct in horizontale relaties toepassen. Maar: EVRM-grondrechten kunnen een rol spelen via positieve verplichtingen omdat de staat (ook: de rechter) verplicht kan zijn effectieve bescherming van een EVRM-grondrecht te garanderen, ook in een geschil met een andere private partij.

Heeft de Nederlandse staat er voldoende aan gedaan dat ik in de horizontale verhouding met een ander mijn grondrechten kan uitoefenen.

Botsing en samenloop van grondrechten

Van geval tot geval vindt een belangenafweging plaats. EHRM stelt dat het niet uit maakt via welk grondrecht de procedure wordt gevoerd. Bij samenloop van grondrechten moet (de beperkingssystematiek van) elk grondrecht afzonderlijk in acht worden genomen. Effectief betekent dat, dat de sterkste bescherming gaat voor.

 

  • Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?

Alle stof is terug te vinden in het voorgeschreven handboek.

  • Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?

Er worden geen recente ontwikkelingen in het vakgebied besproken.

  • Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?

Er worden geen opmerkingen gemaakt met betrekking tot het tentamen.

  • Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?

Er worden geen vragen behandeld die gesteld zouden kunnen worden op het tentamen.

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Hoorcolleges staatsrecht II 2018/2019

Sheetnote hoorcollege 1 staatsrecht II 2018/2019

Sheetnote hoorcollege 1 staatsrecht II 2018/2019

Sheetnote hoorcollege 1

  • Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

Het college gaat voornamelijk over drie begrippen; democratie, rechtsstaat en mensenrechten. Aan het einde zal duidelijk worden wat deze met elkaar te maken hebben en hoe deze met elkaar in verband staan.

Staat

We beginnen als inleiding met het begrip staat. Bij staatsrecht I is hier al eens op ingegaan, maar bij staatsrecht II kijken we op een andere manier naar de staat. De kernvraag die we gaan behandelen is: waarom zouden je accepteren dat een overheid al het gezag heeft? Om deze vraag te beantwoorden, kijken we naar drie auteurs die daar iets over hebben gezegd.

De eerste auteur is Jean Bodin. Hij schreef eind 16e eeuw een boek. De zestiende eeuw was een tijd van godsdiensttwisten. De vraag die in die tijd op kwam zetten was aan wie gezag ontleend moest worden, aan de vorst of aan de kerk. Bodin vond dat je gehoorzaam moest zijn aan een vorst. Ongeacht of deze hetzelfde geloof uitoefende.

Bodin: het algemeen belang vergt dat je gehoorzaam bent aan een vorst, geloof speelt hierbij geen rol.

De tweede auteur waar we naar kijken is Thomas Hobbes. Hobbes schreef halverwege de zeventiende eeuw een boek over zijn visie. De zeventiende eeuw was een tijd van burgeroorlogen, opstanden en machtsgrepen. Hobbes dacht na over de vraag waarom je gehoorzaam moest zijn aan een staat. Bij dit denken beredeneert hij voor het eerst van onder naar boven. Hij kwam met de theorie dat het gezag van een overheid iets is dat voortkomt uit een bevolking, hij dacht dus vanuit het individu. Hij deed een experiment en kwam tot de slotsom dat overheidsgezag voortvloeit uit een convenant, nu spreken we van een sociaal contract.

Hobbes: het overheidsgezag vloeit voort uit een bevolking. Het gezag van de overheid wordt getolereerd omdat zij jou beschermen, het is een soort ruil. Een wederkerige relatie.

De derde auteur is Jean Jacques Rousseau. In de achttiende eeuw gaf hij zijn visie over waarom burgers gezag van de overheid zouden moeten aannemen. Rousseau ging in zijn theorie uit van het vrije individu. Hij vond dat een mens vrij was geboren en daarom aan niemand gehoorzaam zou moeten zijn. Maar dit is lastig vol te houden, omdat er altijd een vorm van gezag moet zijn. Rousseau gaf dit toe, maar zocht naar een manier waarop dit het vrije individu aan de ene kant kon rijmen met het overheidsgezag aan de andere kant. Hij kwam tot het idee dat burgers een sociaal contract aangingen, ze deden dit omdat dit de enige manier is waarop zij hun vrijheid konden behouden. Burgers gehoorzaamden enkel aan wetten waarmee ze zelf habben ingestemd, hier zie je de democratie. Het gaat nu om de meerderheid. Als er een minderheid was die het oneens

.....read more
Access: 
Public
Sheetnote hoorcollege 2 staatsrecht II 2018/2019

Sheetnote hoorcollege 2 staatsrecht II 2018/2019

  • Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

De verhouding tussen regering en parlement.

Het gaat vandaag om drie tegenstellingen

  • De juridische verhouding tussen regering en parlement
  • De feitelijke verhouding tussen coalitie en oppositie
  • Hoe verhouden deze twee blokken zich tot elkaar?

Parlementair stelsel

Het parlementair stelsel gaat over de verhouding tussen de regering en het parlement. De kern van het parlementair stelsel wordt gevormd door de vertrouwensregel. Een ongeschreven regel die luidt; een kabinet (minister) dat niet langer het vertrouwen heeft van de meerderheid in de Tweede Kamer kan niet aanblijven en zal zijn ontslag moeten aanbieden, behoudens de mogelijkheid van Kamerontbinding. De Kamer heeft volgens het vertrouwensbeginsel het laatste woord.

Dat parlementair stelsel is niet van de ene op de andere dag ontstaan, dit is ontwikkeld in de periode van 1848 tot 1868. Twee belangrijke episodes:

  • Kwestie Meijer, 1866. Meijer was formateur van het kabinet en werd minister van koloniën. Tot het moment kwam dat de begroting moest worden opgesteld, toen bleek dat Meijer al een erebaan aangeboden had gekregen in Indonesië. De Kamer was boos hierom, omdat ze Meijer als minister wilde. De Tweede kamer kreeg ruzie met het kabinet. Er ontstond een machtsstrijd. De Kamer sprak een motie van afkeuring over de benoeming van Meijer. De minister-president Heemskerk schreef nieuwe verkiezingen uit. De Kamer veranderde echter niet veel na de verkiezingen.
  • Kwestie Luxemburg, 1867. Eind van 1867 kwam er opnieuw ruzie omdat de Koning Luxemburg wilde verkopen aan Frankrijk. Nederland kreeg de schuld van Duitsland. Er was weer een conflict tussen Kamer en kabinet. De kamer verwierp de begroting en er kwamen opnieuw verkiezingen. Het eerste wat de nieuwe kamer deed, was een motie aannemen dat er geen enkel belang bij was om een nieuwe kamer aan te nemen. Uiteindelijk besloten de ministers om af te treden. In 1868 had de Kamer dus eigenlijk de strijd gewonnen.

Conclusie: uiteindelijk won de kamer. Hiermee ontstond het parlementaire stelsel.

De vertrouwensregel werkt eigenlijk op allerlei plaatsen door in de rest van het staatsrecht. Dit zie je bijvoorbeeld terug bij de kabinetsformatie; op basis van de verkiezingsuitslag moet een nieuw kabinet worden gevormd. We doen dit op basis van de verkiezingsuitslag omdat die vertrouwensregel op de achtergrond ligt. De kans is zo groter dat je op steun van de meerderheid van rekenen.

Het effect van de vertrouwensregel is dat de controlerende rol van de Tweede Kamer afneemt. Het idee dat een onafhankelijke kamer een onafhankelijke regering controleert valt weg.

Vaste meerderheden dragen bij aan regeringsstabiliteit. Als je voor elk besluit moet afwachten wat de Tweede Kamer er mee doet, is het moeilijk plannen. Die regeringsstabiliteit zorgt dat er makkelijker gepland kan worden en vooruitgekeken kan worden.

Kortom: door de vertrouwensregel neemt de

.....read more
Access: 
Public
Sheetnote hoorcollege 3 staatsrecht II 2018/2019

Sheetnote hoorcollege 3 staatsrecht II 2018/2019

  • Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

Wetgeving, regulering en de rol van de rechter

Vandaag staat de verhouding tussen de wetgever en de rechter centraal.

Terugblik

De eerste week ging over de idealen van rechtsstraat en democratie. De boodschap was dat deze niet altijd even goed rijmen. Voorspelbaarheid en draagvlak. De tweede week ging over hoe binnen de idealen van de democratie het bestuur zich verhoudt tegenover de volksvertegenwoordiging. Vandaag gaan we kijken naar hoe de wetgever zich verhoudt tot de derde staatsmacht; de rechter.

Regelgevende bevoegdheid

In de essentie gaat de regelgevende bevoegdheid over de vraag; wie doet wat? Welke onderwerpen horen bij de wetgever thuis en welke onderwerpen moet je aan anderen overlaten, al was het maar om praktische redenen.

De eerste vraag is: wanneer is de wetgever aan zet? De eerste logische stap is om te kijken in de Grondwet. Maar daar kwamen we in Nederland niet veel verder mee, omdat de Grondwet in 1815 zweeg over de verdeling tussen de wetgever en de andere regelgevende instanties. Omdat de Grondwet zich vooral bezighield met de verhouding tussen centraal en lokaal. Het houvast moest daarom vroeger gevonden worden in het wetboek van Strafvordering. Er moer een norm kunnen aanwijzen om iets strafbaar te kunnen stellen en de sanctie moet daarin staan. Motiveringseis: in de wet in de formele zin moet de sanctie van een bepaalde gedraging zijn terug te vinden. Dit was een beperking van de overheid m gedrag te reguleren. Als je gedrag wil reguleren moet je op een overtreding een straf stellen, maar als je de straf alleen kan opleggen als daar een wet in de formele zin voor is, ben je afhankelijk van die wet in formele zin.

Dat probleem wordt in 1818 verholpen met de Blanketwet. Die wet past een truc toe, die zegt: voor alle gevallen waarin er geen bijzondere wettelijke bepaling is aan te wijzen op grond waarvan een sanctie is op te leggen; geldt de volgende algemene sanctie. Die blanketwet zorgt ervoor dat er altijd een manier is om een sanctie te handhaven.

Het parlement werd buiten spel gezet, omdat de regering op grote schaal reglementen kon maken, zonder dat het parlement er mee had ingestemd. Het parlement geeft steeds meer tegenslag.

1879: Meerenberg-arrest. De Hoge Raad gaat nu mee in het koor van critici van het parlement naar aanleiding van een AMVB over het beheer van een verzorgingstehuis. Een AMVB werd overtreden, er werd iemand op grond van de Blanketwet bestraft. Maar bij de Hoge Raad kwam de vraag opzetten of er wel een norm was. ‘Bepalend voor de regelgevingsbevoegdheid van de regering is niet de vraag of die ergens is ontkend, maar of die ergens is toegekend.’ Als de wetgever de regelgevende bevoegdheid niet heeft overgedragen aan de regering komt er geen geldige AMvB tot stand. De regering is niet bevoegd, tenzij bevoegd gemaakt.

.....read more
Access: 
Public
Sheetnote hoorcollege 4 staatsrecht II 2018/2019

Sheetnote hoorcollege 4 staatsrecht II 2018/2019

  • Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

De verhouding tussen centrale en decentrale overheden

Vandaag de verhouding tussen de centrale en de decentrale overheid. De vraag die centraal staat is: wie is nou eigenlijk de overheid? Die overheid is eigenlijk een totaalpakket van allerlei organen.

Een vraag is hoe het algemene belang behartigd kan worden. Daarvoor hebben we een overheid. Maar dan komen er vragen opzetten:

  • Is iets een publieke of een privaatrechtelijke taak? Je hebt publieke taken met een private vorm en private taken met een publieke vorm.
  • Hoe wordt de uitvoering van die publieke taak organisatorisch vormgegeven? De vraag is wie dat moet doen en of er wel of geen ministeriele verantwoordelijkheid moet zijn.
  • Hoe is de legitimatie van en de controle op de publieke taakuitoefening georganiseerd? Is de controle democratisch of rechterlijk en wie praten er mee, wat is de positie van derden.

Als we alles op een rijtje zetten, praten we over twee problemen:

  • In welke vormen doet de overheid zich voor (horizontaal)
  • Hoe is de verhouding tussen de bestuurslagen (verticaal) Rijk, provincie en gemeente.

Hoofdstructuur

De bestuurlijke hoofdstructuur bestaat uit rijk, provincie en gemeente. Alle overige organen zijn hulpstructuur. De hoofdstructuur is het belangrijkst. Rijk, provincies en gemeenten zijn openbare lichamen; een publiekrechtelijk gemeenschap van personen met een eigen publiekrechtelijke taken- en bevoegdheidssfeer en met een bestuur, waarop die personen direct of indirect invloed kunnen uitoefenen.

Er zijn twee dingen typisch zowel het rijk, de provincies en de gemeenten

  • Alle drie hebben ze algemeen vertegenwoordigende organen. (Kiesrecht)
  • Alle drie hebben ze een zogeheten open huishouding; een takenpakket is niet al in de wet dichtgetimmerd.

De meeste van die openbare lichamen hebben ook rechtspersoonlijkheid, zoals bedoeld in de definitie binnen het burgerlijk wetboek. Daarnaast hebben ze regelgevende bevoegdheden.

Territoriale decentralisatie

Regeling en bestuur vinden niet uitsluitend vanuit het centrum plaats, maar worden uitgevoerd door het rijk en door een veelheid van die publieke lichamen en organen, die binnen bepaalde grenzen in vrijheid en eigen verantwoordelijkheid de hun toevertrouwde taken en bevoegdheden kunnen uitoefenen. (Pagina 855 handboek)

Art 124 Gw gaat over wat er typerend is voor de gemeente en provincies: ‘regeling en bestuur inzake hun huishouding wordt aan de besturen van provincies en gemeenten overgelaten’.

Historisch is Nederland van onderop opgebouwd. Het begon als kleine gemeenschappen die steeds meer gingen samenwerken. Dat Nederland een gedecentraliseerde eenheidsstaat is, is pas van veel later.

Staatsrechtelijk gezien wordt er niks overgelaten. Op het moment van het vaststellen wordt de positie van gemeenten en provincies gevestigd. Een hiërarchie van bestuurslagen kan wel bestaan, maar slechts voor zover deze is geregeld. De hogere overheid is slechts een hogere overheid

.....read more
Access: 
Public
Sheetnote hoorcollege 5 staatsrecht II 2018/2019

Sheetnote hoorcollege 5 staatsrecht II 2018/2019

  • Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

Hoorcollege 4

We gaan het vandaag hebben over de plek van de Nederlandse staat te midden van de internationale rechtsorde. De hoofdonderwerpen van vandaag zijn:

  • Parlementaire zeggenschap over verdragen
  • Doorwerking in de nationale rechtsorde
  • Europese integratie en nationale ambten

Parlementaire zeggenschap over verdragen

Tot aan 1922 stond in de Grondwet dat de meeste verdragen door de regering werden gesloten en het parlement hier niks over te zeggen had. In de Grondwetswijziging van 1922 worden de rollen omgedraaid, dat zien we in art. 91 nog altijd terug. Parlementaire goedkeuring is groen licht geven aan de regering om op het internationale toneel iets te doen. We praten steeds over twee schaakborden; nationaal (daarop zijn de regels van de Grondwet van toepassing) en internationaal (daar is de regering actief met verdragen sluiten naar internationaal verdragenrecht). Per 31 december 2018 is de regering bezig met 270 verdragen, daar heeft het parlement niks mee te maken, dit speelt zich internationaal af.

Goedkeuring is de handeling op het nationale schaakbord die nodig is voor de regering om een volgende zet te maken op het internationale schaakbord. Goedkeuring is vereist, tenzij de wet zegt dat dit niet nodig is. Op jaarbasis worden er ongeveer negentig verdragen goedgekeurd, bijna de helft daarvan valt onder de uitzonderingen waar geen goedkeuring voor is vereist.

Stel dat je een verdrag wil aangaan die op gespannen voet staat met de Grondwet. De Grondwet gaan we niet aanpassen, want dat duurt te lang. In het derde lid van art 91 Gw is daarvoor een oplossing gegeven; indien een verdrag afwijkt of zal gaan afwijken van de Grondwet kan het parlement enkel uitdrukkelijk goedkeuren met een twee derde meerderheid van de stemmen in beide kamers. Alleen de Kamerontbinding mist in deze procedure, vergeleken met de grondwetsherziening. Dit is tot op heden slechts drie keer gebeurd.

Doorwerking in de rechtsorde

Het effect geven aan regels van internationaal recht binnen de nationale rechtsorde speelt zich slechts op het nationale schaakbord af. Het internationale recht heeft namelijk geen regels over doorwerking. Die norm die internationaal is afgesproken heeft pas effect in de nationale rechtsorde als die is omgezet in een nationale norm, transformatie.

In een transformatiestelsel pas je per definitie nationaal recht toe.

In een incorporatiestelsel lijf je die internationale norm in, in het geheel van regels.

In het grenstractaat Aken-arrest is bepaald dat een verdrag een dubbelde werking heeft; aan onderdanen rechtstreeks rechten en plichten te verschaffen en er wordt vanuit gegaan dat de wetgever dat verdrag zal willen respecteren. Met ander woorden; latere wetten zijn vermoedelijk niet bedoeld als afwijking van dat verdrag. Latere weten hebben de schijn verenigbaar te zijn met dat verdrag, tenzij het tegendeel blijkt. Vanaf dit arrest weten wij hoe volkenrecht doorwerkt in onze rechtsorde. In 1953/65 is de grondwet herzien om dit voor een deel zichtbaar te maken,

.....read more
Access: 
Public
Sheetnote hoorcollege 6 staatsrecht II 2018/2019

Sheetnote hoorcollege 6 staatsrecht II 2018/2019

  • Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

Grondrechten- algemene leerstukken

Vandaag zal het gaan over de verhouding tussen overheid en burger als het gaat om fundamentele grondrechten.

Kenmerken en geschiedenis van grondrechten

Kenmerken

Uiteindelijk gaat het bij grondrechten om menselijke waardigheid. Maar wat maakt grondrechten nou zo bijzonder? Als je dan de parlementaire geschiedenis en de literatuur bekijkt zie je eigenlijk twee definities:

  • Fundamentele rechten die nauw samenhangen met persoonlijke autonomie, persoonlijke ontwikkeling en individuele vrijheid. Gaat erom wat er beschermt wordt.
  • Rechten die grenzen stellen aan het handelen van de overheid, en dus zijn vastgelegd in documenten met een hogere rangorde dan de wet in formele zin of die voorrang hebben op nationaal recht. Een formele definitie die iets zegt over de status, de formele kant.

In discussies over grondrechten kom je beide elementen tegen, je hebt ze ook beide nodig. Als je dan een definities zou moeten geven aan grondrechten dan zou dat zijn: Fundamentele rechtsnormen die de strekking hebben het individu persoonlijke vrijheid en een menswaardig bestaan te verzekeren en die de handelingsvrijheid van met name de overheid beperken.

Grondrechten zijn primair geschreven in de verhouding overheid – burger (verticale verhouding). Tot op zekere hoogte gelden grondrechten ook tussen burgers onderling, maar primair zijn ze voor de verticale verhouding. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen klassieke en sociale grondrechten. Klassieke grondrechten, de overheid moet laten. Sociale grondrechten, de overheid moet doen.

Geschiedenis

In de middeleeuwen was er minder aandacht voor de individu. Aan het einde komt de vraag wat is nou de legitimatie van het overheidsgezag. John Locke vroeg zich af wat een doel van de overheid is. Uit zijn gedachte kwam er een overheid die er maar voor één ding was; dat wat er fundamenteel voor mensen was te beschermen. In die periode kwam een zelf nadenken tot stand waarin de individu centraal kwam te staan. John Locke was de eerste die over grondrechten ging spreken zoals we dat nu kennen, we kunnen hem zien als de vader van de grondrechten.

Het denken van John Locke werkt door in de periode daarna. In Frankrijk vond in 1789 de Franse revolutie plaats, individuele rechten komen centraal te staan. Die grondrechten zien we vandaag de dag nog steeds terug in de Franse grondwet.

Onze grondwet van 1814 moet het niet hebben van zijn grondrechten, er zijn maar weinig grondrechten te vinden. In 1815 wordt dat beter, vanuit België is er een roep om grondrechten. In 1983 hebben we alles bij elkaar gepakt en vooraan in de grondwet gezet, daar zijn ze nog steeds te vinden.

Ondertussen is er ook op internationaal vlak het een en ander gebeurt. De universele verklaring voor de rechten van de mens in 1948 (geen verdrag), in 1950, 1954 voor Nederland het Europees verdrag voor de rechten van de mens en in 1966 het IVBPR, in 1961 het ESH,

.....read more
Access: 
Public
Sheetnote hoorcollege 7 staatsrecht II 2018/2019

Sheetnote hoorcollege 7 staatsrecht II 2018/2019

  • Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?

Gelijke behandeling, vrijheid van meningsuiting en onderwijsvrijheid

Gelijke behandeling

Grondrechten worden door verdragen beschermd. Gelijke behandeling wordt gewaarborgd in artikel 14 EVRM en art. 1 Twaalfde protocol. Beide beschermen ze een vorm van gelijke behandeling, maar ze zijn niet hetzelfde. Artikel 14 verbiedt discriminatie en moet samen gelezen worden met andere artikelen. Het twaalfde protocol is een algemene bepaling voor de gelijke behandeling.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft criteria gesteld aan de gelijke behandeling. Er is sprake van een ontoelaatbare ongelijke behandeling als vergelijkbare gevallen, ongelijk worden behandeld, zonder objectieve en redelijke rechtvaardiging. Deze uitleg is terug te vinden in ons artikel 1 van de Grondwet. Het gaat om een verticale verhouding tussen burger en overheid.

Algemene wet gelijke behandeling

De algemene wet gelijk behandeling is een gesloten stelsel van gronden en relaties. De regeling gaat over het aanbieden van werk, producten, scholing en diensten. Alles wat hier niet onder valt, valt ook niet onder het bereik van de wet algemene behandeling. De awgb geeft gronden waarop geen onderscheid mag worden gemaakt, andere gronden dan zijn aangegeven zijn wel toegestaan. We kunnen ongelijke behandeling opdelen in twee vormen; direct en indirect onderscheid. Direct onderscheid is altijd verboden. Indirect onderscheid is in beginsel verboden, behoudens dat er sprake is van een objectieve rechtvaardiging.

Vrijheid van meningsuiting

In art. 10 van het EVRM wordt de vrijheid van meningsuiting gewaarborgd. Dit artikel is één van de belangrijkste artikelen, omdat het artikel vaak een uitgangspunt is in situaties waar vele uitlatingen moeten worden gehoord.

Verfbomarrest

In het verfbom-arrest staan de protesten centraal die plaatsvonden toen Willem-Alexander en Maxima in het huwelijksbootje stapten. Er werd gegooid met een verfbom, de Hoge Raad oordeelde dat dit een daad van agressie is en niet van meningsuiting.

Het EHRM oordeelde dat uitlatingen enigszins ‘offending, shocking en disturbing’ mogen zijn, dit geeft meer ruimte aan de vrijheid van meningsuiting.

In de arresten Hannover I en II werd bepaald dat waakhonden (serieuze kranten en tijdschriften) meer bescherming mogen genieten. Met andere woorden zij mogen meer zeggen dan de gemiddelde Nederlander, hun vrijheid is ruimer. Dit geldt ook voor mensen bekleed met een politieke functie.

Beperkingen

Er zijn natuurlijk altijd beperkingen. Deze beperkingen noemen we ook wel de Sunday Times-criteria. De Sunday Times wilde iets publiceren wat van de rechter niet mocht, de vraag of hun grondrecht beperkt mocht worden staat in dit arrest centraal. Dit Grondrecht mag beperkt worden, maar moet bij wet zijn voorzien en er moet een legitiem doel zijn.

Nederlandse wetgeving

In Nederland is de vrijheid van meningsuiting neergelegd in art. 7 van de Grondwet. Het

.....read more
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1170