De kans op een scheiding na het eerste huwelijk neemt steeds meer toe. De negatieve consequenties van relatie dissolutie zijn ernstig: er is een toename in risico op psychopathologie, fysieke ziektes, zelfmoord, geweld en dood door ziekte. Waarom falen sommige relaties en andere niet?
Een belangrijke factor kan accommodatie (aanpassing) gedrag zijn. Er is aangetoond dat reacties van een individu op de partner’s destructieve gedrag grote effecten kan hebben op het functioneren in de relatie en welzijn van het stel. Mensen die ontevreden zijn over hun relatie hebben meer negatieve affectieve interacties. Het huidige artikel gaat in op hoe het proces waarbij partners de verleiding weerstaan om op een destructieve manier te reageren op potentieel destructieve partner gedrag. Ieder koppel heeft wel eens problemen, waardoor de een van de twee zich op een destructieve manier gaat gedragen. Als partner kun je echter ook constructief of destructief reageren.
Accommodatie wordt gedefinieerd als bereidheid, wanneer een partner mogelijk potentieel destructief gedrag heeft vertoond, om a) neiging tot destructieve reactie te inhiberen, b) gebruik te maken van constructieve reacties. Accommodatie wordt geoperationaliseerd door het gebruik van de exit-violence-loyalty-neglect typologie. Deze categoriseert de domeinen van mogelijke reacties op ontevredenheid in de relatie in twee dimensies: 1) constructief-destructief en 2) actief-passief. Deze dimensies leiden tot een conceptualisatie van vier mogelijke reacties:
Exit > destructief en actief
Voice > constructief en actief
Loyalty > constructief en passief
Neglect > destructief en passief.
Accommodatie wordt hier dus gezien als de neiging om impulsen in de richting van exit en neglect te inhiberen en in plaats daarvan voice en loyalty reacties te vertonen. Hoewel accommodatie gedrag het welzijn van het stel versterkt kan dergelijk gedrag veel moeite kosten. Om te begrijpen hoe partners een lange-termijn relatie behouden, moet er eerst verklaard worden hoe en waarom ze bereid zijn om accommoderend gedrag te gebruiken dat a) tegen de directe zelfinteresse in gaat en b) voordelig is voor de relatie. Interdependentietheorie stelt dat psychologische processen door welke individuen bereid zijn om zelfinteresse gedrag ten behoeve van de relatie te laten gaan, pro-relatie transformatie van motivatie betreft. Transformatie van motivatie betreft een psychologische vooruitgang van impulsen gebaseerd op directe, onmiddellijke zelfinteresse naar gedrag inclinatie gebaseerd op verdere waarden en overwegingen (effective-preferences). Cognitieve en motivationele processen die ten grondslag liggen aan de transformatie van motivatie werden onderzocht. Gevonden werd dat reacties op mogelijk destructief partner gedrag gebaseerd op gegeven preferenties waarschijnlijk leiden tot patronen van negatieve reciprociteit, dat kenmerkend is voor distressed relaties.
Mate waarin een non-offending partner geneigd is om destructief te reageren als reactie op potentieel destructief partner gedrag varieert per interactie en als een functie van ernst van destructieve gedrag. Maar omdat een pervasieve neiging ten opzichte van reciprociteit en contingent aard van inclinatie om mee te werken en het feit dat destructief gedrag negatieve affect neigt te genereren bij non-offending partner, lijkt het plausibel dat destructief partner gedrag frequent destructieve reacties produceert. Gesteld wordt dat accommodatie berust op pro-relatie transformatie van motivatie. Onderzoek betreffende sociale waarde oriëntatie presenteert bewijs voor het bestaan van transformatie proces in interactie tussen vreemdelingen. Individuen die reageren op basis van simpele zelfinteresse reageren sneller dan mensen die reageren op basis van bredere overwegingen, onafhankelijk van specifieke motieven die ten grondslag liggen aan transformatieproces.
Het bewijs suggereert dat cognitieve verwerking meer moeite kost voor individuen die rekening houden met uitkomsten van hun partner relatief aan de individuen die meer hun eigen uitkomsten overwegen. Zelf-geïnteresseerde motieven blijken relatief automatisch, maar overwegen van uitkomsten van de partner vereist meer cognitieve resources. De reacties die participanten overwogen om uit te voeren, waren meer destructief en minder constructief dan die werkelijk uitgevoerd werden. Dit suggereert dat de onmiddellijke impulsen van individuen meer destructief zijn dan hun actueel gedrag.
Wanneer geforceerd om snel te reageren, ervoeren participanten zwakkere accommodatie neigingen als reactie op destructief partner gedrag dan wanneer ze adequate tijd hadden om beslissingen te nemen. Dus onmiddellijke impuls als reactie op destructief partner gedrag neigen naar negatieve reciprociteit, accommoderend gedrag berust op transformatie van motivatie, dit is geen automatisch proces. Als de onmiddellijke reactie op destructief gedrag destructieve reciprociteit is, waarom accommoderen mensen dan?
Correlaten van accommodatie
Allereerst speelt commitment niveau met de romantische relatie een rol. Individuen zijn geneigd tot accommodatief gedrag afhankelijk van de mate waarin ze de intentie hebben om in de relatie te blijven, een lange termijn oriëntatie hebben betreffend hun relatie en zich psychologische verbonden voelen aan hun relatie. Commitment niveau resulteert van toenemende tevredenheid, verminderde kwaliteit van alternatieven en een toenemende investering. Hechtingstijl heeft daarom ook invloed op accommodatie. Veilig gehechte individuen vertonen meer accommodatie dan vermijdend of angstig gehechte personen. Empathische accuraatheid is positief gecorreleerd met neiging tot accommodatie in het eerste jaar van het huwelijk, daarna neemt deze associatie weer af. Gerelateerde constructen van algemene empathie en partner perspectief name, correleren ook positief met accommodatie tendensen. Tot slot wordt psychologische femininiteit geassocieerd met meer accommodatieve tendensen. Ook zou zelfcontrole mogelijk invloed kunnen hebben op de mate waarin individuen constructief reageren.
Twee categorieën van factoren liggen volgens de auteurs ten grondslag aan transformatie van motivatie proces:
Motivationele factoren
Ability factoren.
Transformatie van motivatie wordt bevorderd door de wens van een individu, om voorbij zijn eigen directe egoïstische impulsen te gaan en het vermogen om dit te doen. Gegeven dat het voorbijgaan aan zelfinteresse best veel moeite kost, vereist het reguleren van impulsen enige vorm van zelf controle. Individuen die hoge mate van zelfcontrole hebben zouden beter in staat zijn om over te gaan op pro-relatie transformatie van motivatie. Inhibitie van natuurlijke reactie (dus het ingaan op je impulsen) vereist zelfcontrole. Het vermogen tot zelfcontrole is de essentie van het voorbijgaan aan je onmiddellijke zelfinteresse.
In dit artikel wordt onderzocht wat de invloed is van twee verschillende aspecten van zelfcontrole: dispositionele zelf-controle en zelf-regulerende kracht uitputting (self-regulatory strength depletion). Dispositionele zelfcontrole wordt gedefinieerd als een relatief stabiele persoonlijkheidstrek dat invloed heeft op de mate waarin mensen in staat zijn controle uit te oefenen over hun impulsen. Dispositionele zelfcontrole zou een stabiele individuele verschil zijn. Uit onderzoek is gebleken dat zelfcontrole een relatief stabiele persoonlijkheidstrek is vanaf de kindertijd tot de volwassenheid. Lage zelfcontrole is geassocieerd met een variëteit aan negatieve persoonlijke en interpersoonlijke consequenties. Maar er zijn ook schommelingen in het vermogen van een persoon om zelfcontrole uit te oefenen. Recente theorieën stellen dat zelfregulatie gezien kan worden als een kracht, dat sterk fluctueert als een functie van situationele factoren zoals stress, uitputting of wilskracht. Zelfregulerende kracht kan een beperkte, uitputbare, vernieuwende bron zijn dat niet enkel beïnvloedt wordt door het individu maar ook door voorgaande volitional exertion (uitoefenen van wilskracht). Een groot deel van de analyse berust op kracht model van zelf regulatie: dit suggereert dat elk persoons’ capaciteit voor zelfregulatie een beperkte bron blijkt te zijn welke herstelbaar is over tijd en dat iemand niet alles tegelijk kan reguleren. Een belangrijke implicatie is dat een persoon vermoeid kan raken door teveel simultane eisen en daardoor wel eens faalt in zelfcontrole wat betreft dingen waar in hij/zij normaal wel zou slagen. In de context van accommodatie in intieme relaties, zou zelfregulerende kracht uitputting individuen minder in staat stellen tot het inhiberen van zelf-geïnteresseerde impulsen om over te kunnen gaan op pro-relatie reacties op potentieel destructief partner gedrag. Zelfcontrole factoren zijn belangrijk, onafhankelijk van iemands motivatie tot accommodatie.
Het huidig onderzoek keek of individuele dispositionele zelfcontrole en zelfregulatie kracht depletion, invloed heeft op het vermogen om te accommoderen in romantische relaties. Specifiek werd verwacht dat individuen minder accommoderend zijn volgend op potentieel destructief partner gedrag in de mate dat ze lage dispositonele zelfcontrole bezitten of dat ze tijdelijke zelfregulerende kracht depletion ondervinden. Mensen met een lage zelfcontrole of met hoge mate van kracht uitputting zouden het moeilijker vinden om onmiddellijke egoïstische impulsen te inhiberen en in plaats daarvan op een pro-relationele wijze te reageren.
1 pilot studie en 3 experimentele studies werden uitgevoerd. De pilotstudie was bedoeld om te kijken of er een relatie is tussen zelfcontrole en accommodatie in een relatie. Studie 1 was een binnen-subject experiment waarin participanten 1 situatie beschreven waarin ze accommoderend hebben gehandeld als reactie op destructief partner gedrag en 1 situatie waarin ze non-accommoderend hebben gehandeld als reactie op destructief partner gedrag. Na elke beschrijving moesten ze een meting ondergaan van zelfregulerende kracht depletion voorgaand aan hun accommoderend vs. Non-accommoderend gedrag. In studie 2 werd zelfregulerende kracht depletion experimenteel gemanipuleerd en vervolgens werden reacties op hypothetische accommoderende dilemma’s gemeten. In studie 3 werd samenspel tussen zelfcontrole en commitment onderzocht in het voorspellen van accommodatie.
Uit de pilotstudie bleek allereerst dat lage zelfcontrole interfereert met het vermogen van een individu om destructieve impulsen te inhiberen en energie te gebruiken die nodig is om pro-relationeel te reageren. Dispositionele zelfcontrole vertoonde een positieve correlatie met accommodatie. Dit was in overeenstemming met de verwachtingen. Relatief aan individuen die lage dispositionele zelfcontrole hadden, waren individuen hoog in zelfcontrole geneigd om meer accommoderend gedrag te vertonen in hun romantische relaties. Ook werd zelfcontrole gecorreleerd met Exit, Voice, Loyalty en Neglect. Er werden significante associaties gevonden tussen zelfcontrole en exit en neglect (negatieve correlatie) en een zelf-controle en voice (positieve correlatie). Echter werd geen effect voor loyaliteit gevonden. Dus zelfcontrole factoren zijn mogelijk belangrijk in het begrijpen van accommodatie in hechte relaties.
Bij studie 1 werd verwacht dat relatief aan het incident waarin de participanten op accommoderende wijze hadden gereageerd, participanten meer zelfregulatie depletie zouden ondervinden voorafgaand aan situaties waarin ze op non-accommoderende wijze hadden gehandeld. Consistent met deze hypothese rapporteerden participanten meer zelf-regulatie depletion voorafgaand aan incidenten waarin ze niet accommoderend hadden gehandeld dan voorgaande incidenten waarin ze wel accommodeerden. Hoge mate van zelfregulerende kracht depletie is dus geassocieerd met minder accommoderend gedrag, dus factoren gerelateerd aan vermogen zijn wellicht ook belangrijk bij het voorspellen en begrijpen van accommodatie. Dat betekent eigenlijk dat de individuen die een lage zelfcontrole hebben en hoge mate van zelfregulerende depletion ondervinden, minder goed instaat zijn tot het overgaan op pro-relatie transformatie van motivatie dan individuen die hoge zelfcontrole bezitten en lage zelfregulerend kracht uitputting ondervinden. Het kan zijn dat participanten minder accommoderend waren wanneer ze uitgeput waren omdat het gedrag van de partner op zo’n moment ernstiger was of omdat het gedrag van de partner werd gezien als ernstiger wanneer de participant uitgeput was omdat de partner aardiger had moeten zijn. Ook kunnen sociaal wenselijke antwoorden een rol hebben gespeeld in het vormen van reacties.
In studie twee werd zelfregulatie gemanipuleerd: hierbij ging het om manipulatie van emotie regulatie. Participanten werden toegewezen aan één van de 2 condities: emotionele onderdrukkingsconditie (hoge depletion) of emotionele expressie conditie (lage depletion). Vervolgens moesten participanten aangegeven hoe ze zouden reageren op 12 hypothetische destructief partner gedragingen. Accommodatie werd gedefinieerd als de mate waarin participanten destructieve exit en neglect gedrag inhibeerden en meer constructieve voice en loyalty reacties vertoonden. Verwacht werd dat in de lage depletion conditie participanten sterkere voice en loyalty neigingen zouden hebben en zwakkere exit en neglect neigingen.
Multivariate analyse toonde aan dat experimentele manipulatie van zelfregulerende kracht depletion leidde tot zwakkere accommoderende tendensen in reactie op hypothetische partner gedrag. Depletion manipulatie werd significant beïnvloed door zelf-gerapporteerde constructieve voice en loyalty tendensen maar geen significante invloed had om exit en neglect tendensen. Studie 2 repliceerde dus de vinding dat individuen die hoge mate van dispositionele zelfcontrole bezitten, ook eerder accommoderende tendensen vertonen dan mensen met een lage dispositionele zelfcontrole. Dus nog meer bewijs dat zelfcontrole het vermogen beïnvloedt tot vertonen van pro-relatie transformatie van motivatie.
Studie 3 werd uitgevoerd om 2 van limieten van vorige studies op te lossen:
Hoewel voorgaand onderzoek heeft aangetoond dat commitment niveau accommodatie versterkt, en het huidig onderzoek heeft aangetoond dat zelfregulatie accommodatie versterkt, heeft nog geen enkel onderzoek gekeken naar hoe commitment niveau en zelfcontrole interacteren in het voorspellen van accommoderend gedrag. Ook is nog niet gekeken naar de invloed van sekse, dus in studie 3 werden mannen betrokken.
Verwacht werd dat individuen neigen tot accommodatie afhankelijk van de mate waarin ze hoge zelfcontrole of een hoog niveau van commitment aan relatie hebben. Ze zouden vooral accommoderend zijn wanneer ze een hoge mate van beide factoren bezitten, omdat elk een onafhankelijk effect produceert op accommoderende tendensen.
In overeenstemming met de verwachting bleek dat zelfcontrole en commitmentniveau onafhankelijke effecten hebben op accommoderende tendensen. Tegelijkertijd werd aangetoond dat beide zelfcontrole en commitment niveau significante hoofdeffecten vertoonden. De interactie term was niet significant, dit suggereert dat zelfcontrole en commitment niveau onafhankelijke, additieve effecten hebben op accommodatie. De interactie tussen zelfcontrole en participanten sekse was niet significant bij het voorspellen van accommodatie. Dit suggereert dat de associatie van zelfcontrole met accommodatie niet gemodereerd was door sekse van participanten. Samengevat repliceert studie 3 de associatie tussen zelfcontrole en accommodatie. Ze concluderen dat hoge zelf-controle geassocieerd wordt met een hoog niveau van accommodatie.
Alle vier onderzoeken demonstreren dat het bezitten van een lage dispositionele zelfcontrole de kans verkleint dat iemand accommoderend gedrag zal vertonen. Studie 1 en 2 laten zien dat zelfregulerende kracht depletie de kans vermindert op een accommoderende reactie op destructief partner gedrag. De pilotstudie liet zien dat dispositionele zelfcontrole positief geassocieerd is met accommoderende tendensen in een romantische relatie. Studie 1 toont ook nog eens aan dat zelfregulerende kracht depletie individuen minder in staat stelt accommoderend te reageren op destructief partner gedrag. Participanten gaven namelijk aan zich minder depleted te voelen voorafgaand aan de situatie waarin ze accommoderend reageerden dan wanneer ze non-accomoderend reageerden. Dit suggereert dat depletie het vermogen van individuen tot pro-relatie transformatie van motivatie inhibeert. In studie twee werd aan de hand van een experimentele manipulatie zelfs aangetoond dat individuen die een depletie manipulatie ondergingen, zwakkere accommoderende neigingen rapporteerden.
Studie drie heeft tenslotte aangetoond dat zelfcontrole en commitment onafhankelijke effecten hebben op het versterken van accommodatie. De resultaten suggereren dat lage dispositionele zelfcontrole en hoge zelfregulerende kracht depletie de kansen verminderen dat iemand destructieve impulsen op destructief partner gedrag kan inhiberen en over kan gaan op constructief gedrag. Dit effect wordt niet gemodereerd door commitment niveau.
In afwezigheid van motivatie of het vermogen om over te gaan op pro-relationele transformatie van motivatie, zullen individuen eerder in gaan op hun zelf-geïnteresseerde voorkeur richting destructieve reacties. Zelf controle is dan belangrijk om voorbij te gaan aan je eerste impulsen in of meer pro-relationele reacties.
Significante associaties zijn ook gevonden tussen dispositionele zelfcontrole, totale accommodatie, exit, voice en neglect. Associatie met loyaliteit was minder consistent. Dit kan komen doordat de associatie tussen zelfcontrole en loyaliteit tendensen meer te maken hebben met de bijzonderheden van loyalty of met de wijze waarop loyalty gemeten werd. Ze concluderen dan ook dat de associatie tussen dispositionele zelfcontrole en accommodatie robuust is, en dat dus inconsistente resultaten die geobserveerd worden voor loyaliteit theoretisch niet echt betekenisvol zijn. Het is wel belangrijk te benadrukken dat de relatie tussen zelfcontrole en totale accommodatie in alle studies significant was.
Zelf-regulerende kracht depletie veroorzaakte verminderde accommoderende tendensen. Univariate-analyse toonde aan dat dit effect significant was voor constructieve voice en loyaliteit tendensen maar niet voor destructieve exit en neglect tendensen. Deze non-significante resultaten voor exit en neglect waren niet voorspeld.
De data zijn consistent met de mogelijkheid dat accommodatie een additieve twee-stadium proces is door welke individuen eerst destructieve impulsen inhiberen en vervolgens constructieve gedrag uitvoeren. Beide stadia vereisen onderscheiden uitvoering van zelfcontrole. Dit twee stadium verklaring, verklaart tevens de bevinding dat het ervaren van manipulatie depletie ervoor zorgt dat participanten minder constructief gedrag gaan vertonen maar niet meer anti-destructief gedrag. Hoewel ernstige depletie iemands’ vermogen verzwakt om te handelen naar beide stadia van accommodatie proces, milde depletie beïnvloedt mogelijk enkel het tweede stadium. Relatief aan een niet-depleted individu, bezit een mild-depleted individu genoeg zelf-regulerende resources om destructieve impulsen te inhiberen maar niet genoeg om constructief gedrag te vertonen. Een hoog depleted individu heeft al moeite met beide stadia van accommodatie proces. Voor een mild depleted individu draagt het inhiberen van exit en neglect tendensen wellicht bij aan bestaande depletie en vermindert de kans zo op voice en loyalty gedrag. Dit additieve twee stadium model van accommodatie verklaart misschien dus waarom milde depletie constructieve tendensen maar niet destructieve tendensen beïnvloedt. Je zou dus kunnen verwachten dat een sterke manipulatie van zelf regulerende kracht depletie, resulteert in een significant effect voor constructieve en destructieve accommodatie.
Een mogelijke implicatie is dat reguleren van onze impulsen soms moeilijk kan zijn. Aan de ene kant stelt impuls regulatie je in staat beter en gezonder te functioneren in je relatie omdat je destructieve gedragingen kunt inhiberen. Aan de andere kant, kan het te veel reguleren van impulsen problemen veroorzaken omdat dergelijke regulatie je beperkte capaciteit tot zelfregulatie kan uitputten. Dus een poging om je perfect te gedragen constant, zal uiteindelijk tegen je werken en leiden tot een breakdown in je zelfcontrole.
Individuen zijn beter in staat tot accommoderen in hun relatie afhankelijk van de mate waarin ze adequate zelfcontrole bezitten om hun impulsen te inhiberen. Individuen hebben dus te maken met een moeilijk besluit: onder welke omstandigheden zouden ze hun beperkte zelfregulatie capaciteit gebruiken. Het is misschien het beste om jezelf te trainen in het herkennen van depletie. Als we effectief worden in het herkennen van deze cues, kunnen we effectieve zelfregulatie strategieën implementeren en zo direct kunnen beslissen hoe we willen reageren op onze impulsen. Zodra we ons bewust worden van onze impulsen, kunnen we beslissen onder welke omstandigheden we hen accepteren of overschrijden.
Een gerelateerde aanpak zou zijn om een overall effort te maken om ervaringen te ontwijken die ons uitputten. Een gerelateerde aanpak is om uitputting zoveel mogelijk te vermijden. En misschien verdwijnen sommige relaties wel omdat mensen dat willen en niet zozeer omdat omgevings- en situationele factoren buiten hun relatie uitputtend zijn.
Net als elke andere kracht, kan ook zelfregulerende kracht versterkt worden door training. Zelfregulatie uitvoeren kan op twee manieren: het kan een gewoonte worden en het uitoefen van zelfregulatie versterkt onze zelfregulerende spier. Hoe vaker je zelfregulatie uitvoert, des te sterker wordt je vermogen tot zelfregulatie in de toekomst. Dit suggereert een lange termijn consequentie voor het over gaan op zelfregulatie. Lange termijn voordeel moet echter samen worden genomen met korte termijn uitputting geassocieerd met zelfregulatie in bepaalde situaties.
Add new contribution