Study Guide with articles for Conflict management and mediation

Study Guide with articles for Conflict management and mediation

Summaries and study assistance with articles for Conflict management and mediation

  • 10+ summaries with articles for Conflict management and mediation
    • Conflict management and mediation
    • Conflicts at work and labor mediation
    • Marital conflicts and divorce mediation
  • See the supporting content of this study guide

Image

Check summaries and supporting content in full:
Artikelsamenvatting bij Wat is mediation? bij Apol e.a. - 2018

Artikelsamenvatting bij Wat is mediation? bij Apol e.a. - 2018

Mediation heeft de volgende basisprincipes: onderscheid de mens van het probleem, geef aandacht aan belangen, niet aan posities of standpunten, zoek naar oplossingen die passend kunnen zijn voor beide partijen, dring aan op objectieve criteria (wanneer er tegenstrijdige belangen zijn) en denk tot slot na over alternatieven.

Mediation is een vorm van bemiddeling bij conflicten, waarbij een neutrale bemiddelaar (de mediator), de communicatie en onderhandelingen tussen partijen begeleidt om vanuit hun belangen tot een gezamenlijke, optimale besluitvorming te komen.

Doordat er steeds meer werkdruk is onder de rechterlijke macht wordt in Nederland gezocht naar manieren van ontlasting voor deze groep. Dit heeft geleid tot ‘anders-dan-recht-oplossingen’ (Alternative Dispute Resolution, ADR) waarvan mediation een conflictoplossingsmethode is.

Wanneer partijen mediation willen inzetten voor hun conflict, houden zij zelf de regie. Ze blijven van begin tot einde verantwoordelijk voor het oplossen van het probleem. De mediator helpt alleen bij het bespreekbaar maken en is voorzitter tijdens besprekingen.

Uitgangspunten

Mediation heeft een aantal uitganspunten: vrijwilligheid, ongebondenheid, vertrouwelijkheid, commitment, communicatie en mandaat. Iedere deelnemer kiest uit vrije wil voor mediation en mag op elk moment stoppen. In veel gevallen kan het toch voorkomen dat de rechter heeft aangegeven dat mediation gewenst is. In dat geval vraagt de mediator in hoeverre er echte bereidheid is voor het proces. Ongebondenheid heeft betrekking op de afspraken die aan de orde komen tijdens de besprekingen. Enkel wanneer deze schriftelijk worden vastgelegd zullen de partijen ergens aan verbonden zijn. Er geldt daarbij vertrouwelijkheid, dat inhoudt dat geheimgelding geldt. Zo kan worden voorkomen dat bepaalde zaken niet verteld durven te worden. Er is een zekere vorm van commitment nodig, de partijen moeten weten dat zij de hoofdrol hebben in het proces. Hun inzet is namelijk belangrijk voor de uitkomst. Daarbij worden er communicatieregels opgesteld. Meestal zijn dit regels als elkaar uit laten praten en niet schelden of beledigen. Tot slot onderzoekt de mediator de eventuele kans op mandaat, de bevoegdheid om bindende afspraken te maken.

Er gelden ook een aantal uitgangspunten voor de mediator, namelijk; onafhankelijkheid, onpartijdigheid en vertrouwelijkheid. Daarnaast dient de mediator een helicopterview te kunnen aannemen en besluitvaardig te zijn. Gezamenlijk worden onafhankelijkheid en onpartijdigheid ook wel ‘de neutraliteit’ van de mediator genoemd. Deze bevat uit vier elementen; de inhoud wordt niet beïnvloedt door de mediator, de mediator kiest geen partij, hij wordt niet beïnvloedt door de partijen (ook niet voor financiële compensatie) en er is een onafhankelijkheid van de mediator ten opzichte van de overheid. Net als de betrokken partijen dient de mediator zich ook te houden aan geheimhouding met betrekking tot alle informatie die besproken wordt. Ook moet de mediator eventuele deskundigen laten houden aan het uitganspunt van vertrouwelijkheid. Daarnaast dient de mediator het proces te overzien. De helicopterview is nodig om boven de partijen te staan door neutrale vragen te stellen en te voorkomen mee te worden gezogen in de problematiek. Tot slot moet de mediator besluiten nemen. Een besluit kan ook zijn dat mediation niet meer zinvol is omdat de partijen zich niet aan de uitgangspunten houden.

Zeven fases

Vaak verloopt het mediation via zeven fases. Soms blijkt dat partijen zich weer bij hun oude standpunten houden en dan kan er terug gegaan worden naar de exploratiefase.

  1. Voorbereidingsfase

Tijdens deze fase wordt de mediator benaderd. Deelnemers krijgen informatie over de uitgangspunten van mediation. Vaak start een traject met een bijeenkomst van alle betrokken partijen. Vaak bij arbeidsmediations worden er aparte voorgesprekken gehouden tussen de mediator en de partijen afzonderlijk.

  1. Openingsfase

Tijdens de openingsfase krijgen de partijen een beeld van het proces en van de mediator. Nu wordt het besluit om het proces aan te gaan ook definitief. Als eerste wordt er kennis gemaakt me de mediator en probeert de mediator een ontspannen sfeer neer te zetten. Er volgt een uitleg over het proces. Vervolgens wordt de mediatieovereenkomst getekend met daarin de belangrijkste uitgangspunten. Tot slot wordt de structuur besproken en worden afspraken gemaakt over de duur van het totale proces. De mediator vraagt aan de partijen wie het eerste woord wil. Daarnaast zorgt hij er voor dat er balans is tussen de partijen door ze bijvoorbeeld evenveel tijd te geven. Ook gaat hij na of de luisterende partij er nog steeds bij is.

  1. Exploratiefase

Tijdens deze fase moet de kern van het conflict duidelijk worden en moet de bereidheid tot onderhandeling groeien. De geschilpunten, de standpunten en de feiten worden besproken. Het is de bedoeling dat er beweging wordt gebracht in een conflict, op verschillende manieren. Bijvoorbeeld ‘van stilstand naar actie’: door alle partijen hun verhaal te laten doen. Emoties spelen vaak een grote rol in deze fase en ze mogen ook geuit worden omdat wanneer een partij zijn emoties niet heeft mogen uiten, hij/zij niet goed in staat zal zijn om de volgende stappen te doorlopen.

Het conflict kan ook in beweging worden gebracht ‘van buiten naar binnen’: De partijen nemen hun standpunt in, dit is de buitenkant. De rest van het proces kan worden vergeleken met een ui die laag voor laag gepeld wordt. De tweede schil zijn gedachten, interpretaties en overtuigingen. De derde schil is die van emoties en gevoelens. De vierde schil gaat over zorgen en behoeften. Tot slot is de vijfde schil die van wensen.

Daarnaast kan de beweging gemaakt worden ‘van afzonderlijk naar gezamenlijk’: iedere partij denkt dat alleen hij/zij gelijk heeft maar er is meestal ook een gezamenlijk terrein. Er kan gekeken worden naar gedeelde belangen op dit terrein.

Ook kan er gekeken worden ‘van achteruit naar vooruit’: via de effectiviteitsbalk van de communicatie kan worden aangegeven dat wanneer de mediator effectieve communicatie weet te bewerkstelligen, rechten worden omgezet in verwijten, dan naar emoties, dan naar zorgen, dan naar behoeften en tot slot naar wensen.

Tot slot kan er beweging worden gemaakt ‘van divergerend naar convergerend’: hiermee wordt bedoeld dat het conflict ervoor zorgt dat de partijen steeds meer van elkaar worden verwijderd. Door mediation kunnen zij zich er meer bewust van worden dat er gezamenlijke belangen zijn en dat de relatie in stand kan worden gehouden.

Daarbij geeft de mediator tijdens deze fase een overzicht van alle belangen. Er wordt gekeken of de belangen geclusterd kunnen worden. Belangen kunnen worden onderscheiden in: gezamenlijke belangen; verenigbare belangen en tegenstrijdige belangen.

Vervolgens wordt de agenda gemaakt voor de onderhandelingen. Het is het beste om te beginnen met het behandelen van de gezamenlijke belangen, dan de verenigbare belangen en tot slot de tegenstrijdige belangen. Doordat de gezamenlijke belangen als eerste worden behandeld, wordt de sfeer positiever.

  1. Draai- en categorisatiefase

Tijdens de draai- en categorisatiefase staan drie vragen centraal: ‘liggen alle belangen op tafel?’; ‘zijn de emoties voldoende aan bod geweest en erkend?’ en ‘zijn de partijen bereid en in staat de zoeken naar mogelijke oplossingen?’. Deze fase is ook wel een soort tussenstation tussen het ontrafelen van alle elementen van het conflict en de onderhandeling voor oplossingen.

  1. Onderhandelingsfase

Hierin wordt het Harvard-onderhandelingsmodel gebruikt; ‘de koek hoeft niet verdeeld te worden, maar kan vergroot worden’. Hierdoor wordt het veld voor onderhandelingen vergroot en geloven de partijen dat er een win-winsituatie kan ontstaan. De partijen worden gestimuleerd om mee te denken over de belangen van de ander. Alle ideeën wordt vaak op een bord of flipover genoteerd, alles wat wordt aangedragen wordt meegenomen.

  1. Besluitvormingsfase

Als de mediation is doorlopen, dan worden de resultaten vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst of een slotdocument. Optie is dat de mediator die doet, maar ook (een van de) partijen kan het document opstellen.

  1. Afsluitingsfase

De mediator is verantwoordelijk dat de afspraken die zijn opgesteld helder en volledig worden vastgelegd. Het slotdocument moet door de partijen ondertekend worden. De mediator tekent niet, hij is namelijk niet betrokken bij de afspraken.

Stijlen

De mediator speelt een belangrijke rol tijdens het proces. De stijl die hij/zij aanneemt is daarom ook bepalend voor de afloop van de mediation. Er zijn verschillende stijlen te onderscheiden: de faciliterende stijl, de evaluatieve stijl, de transformatie stijl, de narratieve stijl en de oplossingsgerichte stijl.

De faciliterende stijl komt in Nederland het meest voor. Hij sluit goed aan bij het beschreven proces. De mediator heeft een begeleidende rol en houdt de regie in handen. Hoofddoel is om het conflict te helpen op te lossen en die wordt bewerkstelligd doordat de mediator zich neutraal opstelt.

Wanneer een mediator een evaluatieve stijl aanneemt zal hij/zij zich ook richten op de inhoud van een conflict. Vaak wordt dit toegepast door mediators die deskundig zijn op het gebied van het probleem. Deze mediator geeft soms advies voor de oplossing van het probleem.

Een mediator die een transformatieve stijl aanneemt gaat ervan uit dat iedereen een behoefte heeft aan autonomie en het aangaan van relaties met andere mensen. Een conflict wordt gezien als iets relationeels en niet als een situatie. Hier ligt de nadruk niet echt op onderhandelingen. Twee begrippen die hierin van belang zijn zijn recognition en empowerment. Recognition is het vermogen om begrip te hebben voor emoties, ervaringen en zorgen van anderen. Empowerment is dat iemand zich erkend voelt in zijn emtoies en ervaringen en dit zorgt ervoor dat iemand beter in staat is om ook de emoties en ervaringen van anderen te erkennen.

De narratieve mediator ziet een conflict als een botsing tussen de constructies van de werkelijkheid. Er wordt vele aandacht besteed aan de verhalen van de partijen. Hier wordt namelijk betekenis gegeven aan hun werkelijkheid.

Tot slot kan een mediator een oplossingsgerichte stijl aannemen. Deze is gericht op de toekomst, vanuit de gedachten dat problemen in het verleden liggen en de oplossingen hiervoor in de toekomst. Maar de mediator zelf zal niet met oplossingen komen. Deze vorm van mediation komt voor uit de positieve pscyhologie. Imsoo Kim Berg ontwikkelde de Solution Focussed Therapy, hieruit is de oplossingsgerichte mediation uit voortgekomen. Er wordt uitgegaan van de kwaliteiten van alle partijen met respect en vertrouwen dat de partijen een oplossing zullen aandragen.

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Conflictbemiddeling van Prein - 2007 - Exclusive
Artikelsamenvatting bij Gesprekstechnieken van de mediator van Prein

Artikelsamenvatting bij Gesprekstechnieken van de mediator van Prein

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de gesprekstechnieken die een mediator kan gebruiken tijdens zijn interventie.

Wat wordt bedoeld met open en actief luisteren?

Onbevooroordeeld en actief luisteren is een van de belangrijkste communicatietechnieken van de mediator. Een belangrijke voorwaarde daarbij is een onbevooroordeelde, open, geïnteresseerde, geconcentreerde, betrokken en nieuwsgierige houding. Het eigen vermogen om te oordelen is daarbij niet relevant en het eigen interpretatiekader moet zo veel mogelijk worden uitgeschakeld. De mediator moet zich aansluiten buiten de betekenisgeving van de deelnemers en proberen de deelnemers te begrijpen vanuit hun gezichtspunten.

Waarom zijn actief luisteren en passief opnemen niet hetzelfde?

Passief opnemen verwijst meer naar geduldig afwachten tot de ander klaar is met praten zodat een eigen reactie kan worden gegeven. Actief luisteren verwijst echter naar het laten merken dat de woorden van de deelnemers worden gehoord en deze de kans geven om hun verhalen aan te vullen en te corrigeren. Actief luisteren is niet perse verbaal en deze signalen kunnen ook non-verbaal tot uiting worden gebracht. Denk aan gelaatsuitdrukkingen, oogcontact en lichaamstaal.

Waarom moeten korte stiltes niet altijd worden doorbroken?

Het niet doorbreken van een korte stilte kan een krachtige bevestiging zijn van de lading van het moment. Het kan de deelnemers aanmoedigen om even stil te staan bij dat moment. Mediators hebben vaak de neiging om een geladen stilte te doorbreken om de spanning te breken. Daarmee wordt echter de deelnemers de mogelijkheid ontnomen om zelfbewuster te worden en wordt de indruk gewekt dat de mediator wel met antwoorden zal komen en dat de deelnemers dat niet zelf hoeven te doen.

Wat wordt bedoeld met spiegelen?

Spiegelen is het herhalen van sleutelwoorden of van (een gedeelte van) een zin die een deelnemer net heeft gezegd. Er moet daarbij zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van het taalgebruik en woordkeuze van de spreker en er moet binnen het interpretatiekader van de spreker gebleven worden. Sleutelwoorden zijn vaak emotioneel geladen woorden die een deelnemer gebruikt om een gebeurtenis (en vooral de betekenis die daaraan wordt toegekend) te beschrijven. Denk aan woorden als ‘ongevoelig’ en ‘schofterig’. Het spiegelen van zo’n sleutelwoord drukt respect uit voor de betekenisgeving van de spreker en nodigt de spreker uit om deze nader uit te leggen, aan te vullen, of te corrigeren. Niet elke geuite frustratie moet worden gespiegeld, want dat kan voor de deelnemers irritant zijn en daarmee verliest het spiegelen zijn functie.

Waarom werkt een reflectie als een paradox?

Mediators zijn soms geneigd om bepaalde sleutelwoorden te vervangen door minder beladen woorden. Daarmee verliest het spiegelen echter zijn effect. Als de mediator de woorden in de volledige negatief beladen vorm teruggeeft, zal de deelnemer eerder geneigd zijn deze te nuanceren. Terwijl als de mediator de woorden verzacht, zal de deelnemer de neiging hebben ze juist erger te maken.

Wat betekent parafraseren van de inhoud?

Parafraseren is het op een korte en heldere manier herhalen van wat de spreker net gezegd geeft en het formuleren van de betekenis ervan. De nadruk ligt op de inhoud van wat er is gezegd, en niet op de onderliggende gevoelens die bij de deelnemer meespelen. De mediator moet zich daarbij op de deelnemer zelf richten, terwijl de andere deelnemer zich daarbij stilhoudt. Er wordt gefocust op de belangrijkste elementen en het betreft geen letterlijke herhaling van wat er net gezegd is. Deze belangrijke elementen moeten door de mediator worden gekozen. Het zijn meestal de zaken waarop de deelnemer het meest focust, het meest betrokken over praat en vaak nog onduidelijkheden over heeft.

Hoe moet een parafrase worden geformuleerd?

De parafrase kan tentatief worden geformuleerd of meer in de vorm van een directe uitspraak. Een voorbeeld van een tentatieve formulering is: “Ik vraag me af of je misschien bedoelt te zeggen dat…”. Een voorbeeld van een directe uitspraak is: “Jij dacht dus dat zij tegen jou loog en dat jij daarom ook tegen haar mocht liegen”.

Wat is het doel van de parafrase?

Met de parafrase wordt aan de deelnemer duidelijk gemaakt dat er naar hem wordt geluisterd en dat hij wordt begrepen. Het nodigt de deelnemer ook uit om de uitspraken verder uit te leggen of te corrigeren. Het zorgt ervoor dat een onderwerp verder kan worden uitgewerkt en dat kan leiden tot nieuwe inzichten.

Wat moet wel en niet worden geparafraseerd?

Het herhalen van wat de spreker al lang weet is niet nuttig. Er moet gefocust worden op een kernelement dat nog verder onderzocht moet worden. Er moeten daarbij elementen worden gekozen die belangrijk zijn voor de deelnemers. De mediator mag dus geen elementen kiezen waarvan hij denkt dat ze belangrijk zijn en daarmee de deelnemers een bepaalde richting in sturen. Als de mediatie zeer negatief verloopt, kan de mediator er wel voor kiezen om een iets positievere richting op te gaan, bijvoorbeeld door te vragen naar mogelijke veranderingen en door de zwaar beladen woorden achterwege te laten. Het risico daarbij is echter dat er niet meer echt wordt geëxploreerd en dat bepaalde beladen onderwerpen niet meer worden behandeld en verhelderd.

Wat is een gevoelsreflectie?

In een gevoelsreflectie herhaalt een mediator wat de spreker heeft gezegd, inclusief en met nadruk op een expliciete vermelding van dienst gevoelens. Hierbij wordt niet beperkt tot het teruggeven van de inhoud, maar worden ook de uitgesproken en onderliggende gevoelens an de spreker verwoord. Denk aan de houding, instelling, overtuiging, waarden en betekenissen van de spreker. Het te uitdrukkelijk benoemen van een emotie door de mediator kan er toe leiden dat een deelnemer de gevoelsreflectie aanneemt als juist, alleen maar omdat de mediator dat zegt. Het kan er ook toe leiden dat de deelnemer er moeite mee heeft de mediator te corrigeren als deze te stellig is.

Hoe kunnen ‘feeling words’ worden toegepast?

De mediator moet niet alleen het specifieke gevoel benoemen, maar ook de intensiteit ervan. Dat kan door het kiezen van het juiste ‘feeling word’. Dat zijn woorden zoals ‘erg’ en ‘enigszins’. Hiermee kunnen nuances aan het gevoel worden gegeven. Het kiezen van het verkeerde ‘feeling word’ kan de deelnemers het gevoel geven dat de mediator niet goed geluisterd heeft.

Hoe kunnen de gevoelens worden afgeleid?

De gevoelens kunnen worden afgeleid uit de inhoud van wat de spreker net heeft gezegd en kunnen dan in dezelfde of gelijke woorden worden teruggeven. Soms kan de mediator de gevoelens alleen afleiden uit het non-verbale gedrag (gelaatsuitdrukking, lichaamstaal, toon) en context. De mediator moet zich daarbij kunnen inleven in de spreker, maar niet zijn eigen gevoelens projecteren.

Waarom is het lastig een goede gevoelsreflectie te geven?

Het is lastig om specifiek en expliciet te zijn, en de verleiding om vage beschrijvingen te geven is groot. Een vage en algemene gevoelsreflectie verschaft echter geen duidelijkheid en geeft de spreker geen gelegenheid om te controleren of hij wel goed begrepen is en stimuleert geen exploratie. Denk aan een vage gevoelsreflectie als “Ik begrijp helemaal hoe u zich voelt”. Dit kan bij de spreker irritatie opwekken en leiden tot uitspraken als “Het is niet anders” en “Nou, ik voel eigenlijk helemaal niks”. Tevens kan de gevoelsreflectie er te ver naast zitten, waardoor de spreker het gevoel krijgt dat de mediator niet goed geluisterd heeft.

Waarom gaat de voorkeur uit naar een gevoelsreflectie in plaats van directe vragen naar de gevoelens?

Deelnemers kunnen angstig en onzeker worden als de mediator steeds maar vraagt hoe zij zich ergens over voelen. Ze kunnen het ook lastig vinden om hun eigen emoties te identificeren en onder woorden te brengen. Ze kunnen daardoor verward raken en defensief gedrag gaan vertonen. Ook kunnen ze het gevoel krijgen dat de mediator niet goed geluisterd heeft. Een simpele gevoelsreflectie zoals “Je lijkt verdrietig daarover” is meer behulpzaam en minder bedreigend, en nodigt impliciet uit om te worden toegelicht door de spreker.

Wat is het doel van een gevoelsreflectie?

Het doel van de gevoelsreflectie is om de spreker te helpen op een dieper niveau te achterhalen wat er gevoelsmatig in hemzelf omgaat, zijn gevoelens te verhelderen, te ervaren en te verwoorden. Hiermee wordt zowel het inzicht van de spreker zelf, als van de andere deelnemer, vergroot. Wanneer een mediator een bepaald woord in een gevoelsreflectie gebruikt, zet dat de spreker aan om na te denken of dat woord wel past bij de eigen gevoelens. Gevoelens kunnen dan worden besproken en wellicht veranderen. Emoties zoals jaloezie en woede worden vaak niet geuit, uit schaamte en vrees voor afkeuring. Deze gevoelens moeten er tijdens een mediatie echter uitkomen, omdat gevoelens niet statisch zijn en kunnen veranderen wanneer ze worden toegelaten en ervaren. Gevoelens moeten daarom worden besproken en geëxploreerd, zonder zorgen of die gevoelens wel aanwezig ‘mogen’ zijn.

Wat wordt bedoeld met samenvatten in de context van een mediatie?

Samenvatten kan worden beschouwd als een vorm van parafraseren, waarbij verschillende ideeën bij elkaar worden genomen en algemene thema’s die aan de orde zijn geweest aan beide deelnemers worden teruggegeven. Het verschil met parafraseren is dat parafraseren plaatsvindt direct nadat een van de deelnemers iets heeft gezegd, en de mediator richt zich dan tot die ene deelnemer. Samenvatten geeft meer een overzicht van een langere tijdsperiode, en de mediator richt zich tot beide deelnemers. Op de inhoud en gevoelens van beide deelnemers wordt door de mediator gereflecteerd. Na de samenvatting krijgen de deelnemers de kans om te kiezen hoe zij verder willen gaan met het gesprek. Het is daarom goed om een samenvatting te beëindigen met een open vraag.

Wat is het doel van een samenvatting?

De samenvatting geeft rust aan de deelnemers en geeft hen de kans om te kunnen luisteren naar wat er allemaal is gezegd en daarop op te reageren. Het kan een heftige mediatie tot rust brengen en de aandacht richten op de essentiële elementen. Ook brengt het structuur aan in de mediatie. Een samenvatting kan ook worden gebruikt om een nieuwe sessie te beginnen.

Wat is positief heretiketteren?

Bij positief heretiketteren zal een mediator proberen om de betekenis van wat door de deelnemers wordt gezegd om te vormen en te nuanceren, zodat deze constructiever wordt en de deelnemers anders (positiever) tegen het probleem gaan aankijken. De negatieve, niet-productieve elementen van de originele boodschap worden in een ander verband geplaatst, geminimaliseerd, geëlimineerd of omgebogen. Als een mediator te snel en te vaak positief heretiketteert, kan de deelnemer het gevoel krijgen dat de mediator de intensiteit van de emoties niet begrijpt en bagatelliseert. Er zijn verschillende vormen van heretiketteren:

  • Een uitspraak die is gebaseerd op lineaire causaliteit wordt omgebouwd tot een uitspraak van circulaire causaliteit. Een verwijt dat is verwoord met een individueel etiket kan door de mediator worden geherformuleerd in termen van verschil in behoeften van beiden.
  • Een focus op een eenzijdige beschuldiging van de ander ombouwen tot een onderliggend punt van zorg of belang. Bijvoorbeeld wanneer een deelnemer zegt dat de ander niet te vertrouwen is, dan kan de mediator aan deze deelnemer vragen wat er nodig is om die ander te kunnen vertrouwen. Hiermee wordt de ‘accuser bias’ aangepakt. Dit is de neiging om het schadelijke gedrag van de ander toe te schrijven aan oorzaken die onder de controle van de ander liggen.
  • Een focus op zichzelf eenzijdig vrijpleiten ombuigen tot een probleemformulering waar beide deelnemers een aandeel in hebben en verantwoordelijkheid dragen. Bijvoorbeeld wanneer een deelnemer zegt dat deze het te druk heeft met het werk om daarnaast ook het huishouden te doen, kan de mediator vaststellen dat deze deelnemer graag wil helpen met het huishouden, maar niet goed weet hoe dit gecombineerd kan worden met het werk. Daarmee wordt de ‘bias of the accused’ aangepakt. Dat is de neiging om het eigen schadelijke gedrag toe te schrijven aan omstandigheden die buiten de eigen controle liggen.
  • Een focus op het probleem en de oorzaken ervan, waaraan niets meer te veranderen is, veranderen in een gerichtheid op de toekomst en de mogelijke oplossingen.
  • Een focus op rigide posities ombuigen tot belangen en motieven die daaraan ten grondslag liggen.

Wat is neutraliseren?

Hierbij herformuleert de mediator wat er is gezegd door slechts een beschrijving te geven van wat er gezegd is, zonder daarbij de negatieve beoordeling ervan en de emotioneel geladen woorden die een van deelnemers daarvoor heeft gebruikt over te nemen.

Wat is normaliseren?

Normaliseren betreft het uitspreken dat de emotionele ervaring die net is besproken begrijpelijk is en beschouwd kan worden als een normale menselijke reactie. Hierdoor wordt de ene deelnemer gerust gesteld over zijn gevoelens, en wordt de andere deelnemer uitgenodigd om met begrip te reageren op die gevoelens.

Wat is gemeenschappelijk maken?

Bij gemeenschappelijk maken (ook wel mutualizing genoemd) worden eenzijdige beschuldigingen door de mediator geformuleerd als een gemeenschappelijk probleem.

Welke vraagtechnieken bestaan er voor de mediator?

Een mediator moet kunnen communiceren met niet-bedreigende vragen zodat het vertrouwen van de deelnemers gewonnen kan worden en informatie kan worden blootgelegd. De mediator moet niet te veel vragen stellen, en ook vooral de deelnemers stimuleren elkaar vragen te stellen. Vragen kunnen verschillende doelen hebben, bijvoorbeeld omwille van de informatiebehoefte van de mediator of om veranderingen te bewerkstelligen bij de deelnemers.

Wat zijn open vragen?

Bij een open vraag is het antwoord niet beperkt tot een ‘ja’ of een ‘nee’, maar wordt aan degene aan wie de vraag is gesteld een grotere vrijheid gegeven in de formulering van het antwoord. De mediator wil daarmee de gedachten en gevoelens van de deelnemer verhelderen en exploreren. Door middel van een open vraag kan een richting worden gegeven aan het gesprek. De focus van de open vraag kan het beste liggen op het onderdeel waar het meeste affect ligt van de deelnemers. Er kunnen meerdere soorten open vragen worden onderscheiden:

  • Vragen om verheldering/vragen naar aanvullende informatie in aansluiting op wat iemand net heeft gezegd. Bijvoorbeeld: “Wat bedoel je daarmee?”
  • Een waarom-vraag is een soort open vraag, maar kan beter worden vermeden. Dit omdat het vaak kritiek impliceert en een defensieve reactie uitlokt.
  • Vragen naar gedachten. Bijvoorbeeld: “Kun je mij vertellen hoe jij daarover denkt?”
  • Vragen naar gevoelens. Bijvoorbeeld: “Kun je mij vertellen hoe jij je daarbij voelt?”
  • Vragen naar verschillen. Bijvoorbeeld: “Hoe gaan jullie nu met elkaar om dat verschilt van vroeger?”
  • Vragen naar voorbeelden. Bijvoorbeeld: “Geef mij eens een voorbeeld van wat er gebeurt als hij boos wordt”

Wat zijn gesloten vragen?

Een gesloten vraag is een vraag waar een specifiek antwoord bij hoort, vaak bestaande uit korte, concrete informatie over een specifiek onderwerp. Deze kunnen worden gebruikt bij het vragen naar feitelijke informatie of bij het vragen om bevestiging. Gesloten vragen kunnen beter niet te veel worden gebruikt, omdat deze de controle van de mediator te groot laten worden en de mediatie het karakter krijgt van een ondervragen waarbij de deelnemers te passief zijn.

Welke typen vragen kunnen nog meer worden onderscheiden?

  • Reflectieve vragen helpen deelnemers stil te staan bij en te reflecteren op hun gevoelens, de interactie, de voortgang van het proces en hun doelen en zet de deelnemers aan tot nadenken. Bijvoorbeeld: “Wat houdt je tegen?”
  • Uitnodigende, stimulerende vragen zijn open vragen om exploratie te bevorderen, om nieuwe ideeën te ontwikkelen, andere personen bij het gesprek te betrekken en/of creativiteit te bevorderen. Bijvoorbeeld: “Wat zou er gebeuren als jullie hier niet uitkomen?”
  • In een lineaire vraag wordt een gebeurtenis rechtstreeks afgeleid van een andere gebeurtenis. Bijvoorbeeld: “Is hij de reden dat jij zo verdrietig bent?”
  • In een circulaire vraag wordt er van uitgegaan dat beide deelnemers een aandeel hebben in het conflict. Bijvoorbeeld: “Hoe reageer jij als hij zo kwaad wordt?”
  • Suggestieve vragen wijzen in de richting van een antwoord. In de vraag zelf zit een suggestie of een idee verborgen. Bijvoorbeeld: “Zou het kunnen dat jullie allebei gelijk hebben?”
  • Hypothetische vragen willen een reactie uitlokken over een denkbeeldige situatie. Bijvoorbeeld: “Als hij zijn eigen appartement had, hoe zou jouw toekomst er dan uit zien?”
  • Bij een confronterende vraag worden zaken tegenover elkaar gezet of wordt de houdbaarheid van een bewering in de realiteit getoetst. Bijvoorbeeld: “Hoe kun je er zeker van zijn dat je dit voor de rechter gaat winnen?”

Wat is het gevaar van het uitoefenen van druk en het geven van advies?

Met het uitoefenen van druk en het geven van advies kan een mediator te directief worden en inbreuk maken op het wezenskenmerk van de mediatie, de zelfbeschikking en het recht van deelnemers om beslissingen op hun eigen manier te nemen (ongeacht of deze volgens de mediator goed of slecht zijn). Tevens kan het uitoefenen van druk leiden tot verzet bij de deelnemers en daardoor contraproductief werken. Onderzoek toont aan dat het effectiever is iemand te vragen om iets te doen, dan om iemand iets op te dragen of te dwingen iets te doen. Mensen ontwikkelen vaak positievere gevoelens wanneer zij iets uit vrije wil hebben gedaan.

Welke verschillen bestaan er in de directiviteit tussen mediatiebenaderingen?

Aan de ene kant kan de mediator neutraal blijven en zich niet met de inhoud bemoeien en alleen advies geven wanneer de deelnemers daar zelf om vragen. Aan de andere kant kan een mediator proberen de deelnemers te overtuigen een bepaald compromis te sluiten of aan te geven wat zij moeten doen en ook de medeverantwoordelijkheid dragen voor de inhoud van de gekozen eindoplossing. Resultaatgerichte mediators proberen de deelnemers in de richting van een bepaalde oplossing te sturen. Probleemoplossende mediators gebruiken confronterende interventies om de partijen uit een impasse te krijgen en tot een oplossing te komen. Transformatieve mediators bieden de deelnemers voortdurend keuzes aan.

Wat zijn paradoxale opdrachten?

Paradoxale opdrachten zijn interventies waarmee de mediator het tegenovergestelde vraagt van wat hij de partijen eigenlijk zou willen laten doen. Bijvoorbeeld door tegen een deelnemer die continu aan het praten is te zeggen: “U heeft vast nog veel meer te vertellen”. Hiermee kan een automatisch patroon worden doorbroken en het gedrag worden gerelativeerd. Een paradoxale interventie bestaat uit een aantal onderdelen die stapsgewijs en oplopend in sterkte kunnen worden ingezet. Als de ene stap geen effect blijkt te hebben, kan de volgende stap worden gezet.

  • Eerste stap: niet veroordelen/nieuwsgierig blijven/actief luisteren. Het weerstandgedrag van de deelnemers wordt niet genegeerd of veroordeelt. De mediator blijft actief luisteren en stelt zich open op. Hierdoor wordt de noodzaak van het verzet tegen de mediator verkleind.
  • Tweede stap: accepteren (parafraseren/spiegelen). Het weerstandgedrag wordt door de mediator verbaal geaccepteerd door te parafraseren en/of te spiegelen. De deelnemers verwachten iets anders van de mediator, dus wanneer deze de boodschap letterlijk overneemt, nodigt dit hen uit om iets van de negatieve boodschap terug te nemen.
  • Derde stap: heretiketteren/positief labelen/serieuzer nemen dan de partijen zelf. Een voorbeeld is: “Wat goed dat u zo kritisch op mij bent, daar blijf ik scherp van”.
  • Vierde stap: toestemming geven. Bijvoorbeeld: “Gaat u vooral door met het kritiek geven, want ik blijf daar scherp van”.
  • Vijfde stap: overdrijven/uiterste consequentie formuleren. Bijvoorbeeld: “Als u niet gelooft dat er een oplossing bestaat, dan moeten we er maar mee ophouden”.

Wat is de kosten-en-risicotactiek?

Dit is een pressietactiek waarbij de mediator de deelnemers laat nadenken over de hoge kosten in zowel tijd als geld die procederen met zich mee zal brengen en de risico’s die daaraan verbonden zijn. Het regelen en oplossen van de problemen in de mediatie zou goedkoper en praktischer zijn dan in een dure en risicovolle juridische procedure.

Wanneer kan een mediator inhoudelijke suggesties maken?

Inhoudelijke suggesties in het begin van de mediatie zijn geen goed idee, omdat de deelnemers nog vertrouwen moeten krijgen in de mediator. De mediator moet in het begin niet de schijn wekken dat hij een bepaalde kant kiest en hij mag niet proberen de verantwoordelijkheid uit de handen van de deelnemers te nemen. Pas wanneer de deelnemers minder afhankelijk zijn van de mediator en zijn advies de autonomie van de deelnemers minder in gevaar brengt, kunnen voorstellen gemaakt worden. Deze suggesties kunnen gegeven worden, mits de mediator zich ervan verzekerd heeft dat de deelnemers de gelegenheid hebben gehad om eerst met hun eigen ideeën te komen, de mediator dit niet ongevraagd doet, de suggesties aansluiten op de doelen, meer dan één suggestie tegelijkertijd worden gegeven, de mediator de keuze daarna weer teruggeeft aan de deelnemers, en het op een niet-dwingende manier voorstelt.

Jaar van eerste uitgave

 2007

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Negotiation processes and outcomes in prosocially and egoistically motivated groups van Beersma & De Dreu - 1999

Artikelsamenvatting bij Negotiation processes and outcomes in prosocially and egoistically motivated groups van Beersma & De Dreu - 1999

In dit experiment is er gekeken naar de effecten van motivatie-oriëntatie (pro-sociaal vs. egoïstisch) op interpersoonlijk vertrouwen, onderhandelingsgedrag, aantal onoverkoombare obstakels en gezamenlijke uitkomsten in onderhandelingen waaraan drie personen deelnamen.

Wanneer groepen een beslissing moeten maken wordt er vaak onderhandeld: ieder groepslid moet rekening houden met hun eigen belangen maar ook met de collectieve belangen van de groep. Uit eerder onderzoek blijkt dat de keuze van groepsleden voor hun eigen of de collectieve belangen afhankelijk is van hun sociale motieven. Bewijs voor het effect van sociale motieven in onderhandelingen waar meerdere partijen aan deelnemen, is echter pas in één eerdere studie aangetoond. Het huidige onderzoek zal dit eerdere onderzoek repliceren door te testen wat het effect is van verschillende sociale motieven op het onderhandelingsproces en de onderhandelingsuitkomsten van driepersoons-groepen.

Wat zijn sociale motieven en hoe ontstaan ze?

Er zijn verschillende soorten sociale motieven. Allereerst kunnen deelnemers een egoïstisch motief hebben. Hierbij willen ze hun eigen belangen maximaliseren en worden de belangen van andere groepsleden genegeerd. Bij een pro-sociaal motief wordt juist wel rekening gehouden met de groep. Het groepslid gaat dan op zoek naar uitkomsten die gunstig zijn voor hem/haarzelf alsmede voor de andere groepsleden.

Sociale motieven zijn inherent aan individuen: sommige mensen nemen sneller een pro-sociaal motief aan dan anderen. Deze stabiele persoonlijkheidsfactoren heten sociale waarde oriëntaties. Echter, sociale motieven kunnen ook worden uitgelokt door de kenmerken van de situatie, bijvoorbeeld door instructies van een derde partij, stemmingsmanipulaties of het geven van beloningen. Zo leidt het geven van teambeloningen bijvoorbeeld tot pro-sociaal gedrag terwijl het geven van individuele beloningen leidt tot een egoïstische motivatie.

Wat is de invloed van motivatie-oriëntatie in onderhandelingen?

Uit een meta-analyse van 28 onderzoeken blijkt dat pro-sociaal gemotiveerde onderhandelaars tot betere gezamenlijke onderhandelingsuitkomsten komen dan egoïstisch gemotiveerde onderhandelaars. Met gezamenlijke onderhandelingsuitkomsten bedoelen we uitkomsten waarbij zowel de eigen als andermans belangen allebei worden geïntegreerd. Echter, veel van dit onderzoek richt zich op twee onderhandelaars – slechts één eerder onderzoek maakt gebruik van meerdere partijen in onderhandelingen. De effecten in dit onderzoek kwamen overeen met de algemene trend: pro-sociale onderhandelaars krijgen betere uitkomsten. De resultaten waren echter niet zo heel sterk. Dit kan twee dingen betekenen: 1) sociale motieven beïnvloeden groepsonderhandelingen op dezelfde manier als bij onderhandelingen tussen twee personen en het eerdere onderzoek heeft deze invloed dus onderschat, of 2) sociale motieven hebben minder invloed op groepsonderhandelingen dan op onderhandelingen tussen twee personen. Ook deze tweede optie moet worden meegenomen omdat er belangrijke verschillen zijn tussen groepen of paren. Zo moet er rekening mee worden gehouden dat het lastiger is om de belangen van drie partijen te integreren tot een gezamenlijke uitkomst en dat het ook complexer is doordat niet geheel duidelijk is wanneer een uitkomst wordt geaccepteerd (bijvoorbeeld: is een meerderheid voldoende?). Dit is veel duidelijker wanneer er maar twee verschillende belangengroepen zijn.

Wat is de rol van gedrag in onderhandelingsprocessen?

Naast de motivatie-oriëntatie van de deelnemers is er ook gekeken naar hoe gedragsprocessen de onderhandeling sturen. Er zijn twee bekende onderhandelingsgedragingen: dwingend gedrag (de andere partij op een strijdende manier benaderen) en probleemoplossend gedrag (een overeenstemming vinden tussen de belangrijkste punten van de twee partijen). Het probleemoplossende gedrag leidt hierbij vaker tot uitkomsten waar beide partijen gelukkig mee zijn. Omdat er nog geen eenduidig wetenschappelijk bewijs is, is het doel van deze studie tevens om de onderliggende processen van hogere gezamenlijke uitkomsten in onderhandelingen waar meer dan twee partijen aan deelnemen, te identificeren. Zo kan men bijvoorbeeld uit eerder onderzoek verwachten dat pro-sociale motivatie-motieven zullen leiden tot betere gezamenlijke uitkomsten, omdat deze instelling zorgt voor interpersoonlijk vertrouwen – hetgeen probleemoplossend gedrag aanmoedigt en dwingend gedrag ontmoedigd.

Wat zijn de hypotheses van het huidige onderzoek?

Er wordt gedacht dat pro-sociale groepen hogere gezamenlijke uitkomsten zullen hebben, omdat ze meer interpersoonlijk vertrouwen hebben, meer probleemoplossend gedrag gebruiken en juist minder dwingend gedrag. Hiervoor zijn vijf hypotheses getest:

  1. Pro-sociaal gemotiveerde groepen zullen elkaar meer vertrouwen dan egoïstisch gemotiveerde groepen.
  2. Pro-sociaal gemotiveerde groepen zullen meer probleemoplossend gedrag laten zien dan egoïstisch gemotiveerde groepen
  3. Pro-sociaal gemotiveerde groepen zullen minder dwingend gedrag laten zien dan egoïstisch gemotiveerde groepen
  4. Pro-sociaal gemotiveerde groepen zullen minder vaak onoverkoombare obstakels tegenkomen (4a) en hogere gezamenlijke uitkomsten hebben (4b) dan egoïstisch gemotiveerde groepen.
  5. De relatie tussen motivatie-oriëntatie en gezamenlijke uitkomsten kan worden verklaard door meer interpersoonlijk vertrouwen en meer probleemoplossend gedrag, en door minder dwingend gedag in pro-sociaal georiënteerde groepen.

Hoe is het huidige onderzoek opgezet?

In dit experiment werd motivatie-oriëntatie (pro-sociaal vs. egoïstisch) gemanipuleerd. Afhankelijke variabelen waren interpersoonlijk vertrouwen, onderhandelingsgedrag, het aantal onoverkoombare obstakels en gezamenlijke uitkomsten.

Wie deden mee aan het onderzoek?

90 Nederlandse studenten namen deel aan het onderzoek. Zij werden op willekeurige wijze ingedeeld in groepen van drie en vervolgens toegewezen aan één van de experimentele condities.

Hoe zag het onderzoek er precies uit?

De participanten kregen instructies om de rol van bakker, bloemist of groenteman aan te nemen. Ze kregen een verhaal voorgelegd waaruit duidelijk werd dat de drie winkels een winkelcentrumpje wilden openen. De deelnemers moesten op drie problemen een overeenkomst bereiken: de indeling van de markt, de temperatuur, en de verdeling van de huurprijs. Voor ieder van deze problemen waren er vijf alternatieven. Iedere onderhandelaar kreeg informatie over wat het meest gunstig was voor hem/haar, maar wist deze informatie niet van de andere deelnemers. Iedere deelnemer moest zoveel mogelijk punten zien te behalen (hoe dichter de uitkomst kwam bij jouw ideale uitkomst, hoe meer punten je kreeg). De belangen van de partijen kwamen niet geheel overeen: twee onderhandelaren hadden dezelfde voorkeuren, terwijl de derde partij hier duidelijk vanaf week. Voor ieder van de drie problemen was deze verdeling anders – het was dus niet zo dat dezelfde mensen het altijd met elkaar eens waren. Het was echter wel mogelijk om tot een integratieve oplossing te komen, aangezien het probleem dat het belangrijkst was voor de ene partij (de meeste punten vielen hier te winnen), minder belangrijk was voor de andere partijen. Er moest dus gezocht worden naar een win-win situatie voor alle partijen.

De deelnemers hadden 20 minuten de tijd om een overeenkomst te bereiken en moesten de proefleider roepen als ze vragen hadden of al sneller een overeenkomst hadden bereikt. Als ze niet tot een uitkomst waren gekomen na de 20 minuten, kreeg ieder groepslid 0 punten. Ook werd benadrukt dat de beloningssystemen (hoeveel punten iedereen waarvoor kreeg) niet met elkaar mochten worden gedeeld. Pas toen het experiment geheel was afgelopen mochten ze dit met elkaar delen.

Hoe werd de motivatie-oriëntatie gemanipuleerd?

De motivatie-oriëntatie werd op dezelfde manier gemanipuleerd als in eerder onderzoek. Deelnemers in de pro-sociale motivatie conditie lazen in de instructies dat het belangrijk was dat het winkelcentrum als geheel goed zou draaien en dat de groep met de meeste punten in totaal 25 gulden zou ontvangen. Deelnemers in de egoïstische conditie lazen juist dat het belangrijk was dat hun eigen winkel goed zou draaien, en dat de drie individuen met de hoogste score de beloning zouden ontvangen.

Hoe zijn de afhankelijke variabelen gemeten?

Aan het eind van het experiment moesten de deelnemers nog een vragenlijst invullen. De vragen in deze vragenlijst gingen over de effectiviteit van de manipulatie, het interpersoonlijk vertrouwen en het onderhandelingsgedrag van een andere deelnemer. De gezamenlijke uitkomsten werden berekend door de punten van de deelnemers uit één groep bij elkaar op te tellen.

Wat waren de resultaten van het onderzoek?

De data zijn geanalyseerd met behulp van een ANOVA. Het geslacht van de deelnemers en de rol die ze aannamen hadden geen invloed op de resultaten. Met een logistieke regressie zijn de effecten van motivatie-oriëntatie op het aantal onoverkoombare obstakels geanalyseerd.

Uit de analyse van de resultaten bleek inderdaad dat pro-sociaal gemotiveerde groepen een sterkere pro-sociale oriëntatie-motivatie lieten zien dan de egoïstisch gemotiveerde groep. Dit geeft aan dat de manipulatie geslaagd was.

Hypothese 1 voorspelde dat pro-sociaal gemotiveerde groepen elkaar meer zouden vertrouwen dan egoïstisch gemotiveerde groepen. Deze hypothese werd bevestigd.

Ook hypothese 2 en 3 (pro-sociaal gemotiveerde groepen gebruiken meer probleemoplossend en minder dwingend gedrag) werden bevestigd door de huidige resultaten.

Hypothese 4a en 4b (pro-sociaal gemotiveerde groepen zullen minder vaak onoverkoombare obstakels tegenkomen en hogere gezamenlijke uitkomsten krijgen) en 4b werden tevens bevestigd door dit onderzoek.

De resultaten ondersteunen ook de vijfde hypothese – dat het effect van motivatie-oriëntatie op gezamenlijke uitkomsten verklaard kan worden door de variabelen vertrouwen, probleemoplossend gedrag en dwingend gedrag. Echter, omdat vertrouwen en onderhandelingsgedrag ná de taak werden gemeten kan hierbij geen duidelijkheid worden verkregen over causaliteit.

Samenvattend kan dus gesteld worden dat uit de resultaten van het experiment bleek dat de deelnemers met de pro-sociale motivatie-oriëntatie meer integratieve uitkomsten hadden en minder onoverkoombare obstakels ervaarden. Ook gaven ze aan meer vertrouwen in andere deelnemers te hebben, vertoonden ze meer probleemoplossend gedrag en vertoonden ze minder dwingend gedrag dan de deelnemers met een egoïstische motivatie-oriëntatie.

Wat betekenen deze resultaten?

Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat de resultaten van het eerdere onderzoek naar onderhandelingen tussen meerdere groepen het effect van motivatie-oriëntatie onderschat heeft. Dit heeft belangrijke implicaties wanneer men wenst de effectiviteit van onderhandelingsgroepen te vergroten: dit valt dus ook bij grotere groepen te manipuleren.

Ten tweede is er inzicht verkregen in de onderliggende processen (vertrouwen, veel probleemoplossend gedrag en weinig dwingend gedrag) die zorgen voor de positieve effecten van een pro-sociale motivatie-oriëntatie.

Wat zijn de beperkingen en praktische implicaties van dit onderzoek?

Een beperking is dat in dit onderzoek iedereen in één groep dezelfde motivatie-oriëntatie had, terwijl het in het echte leven natuurlijk voor kan komen dat er binnen groepen hierin verschillen zijn. Tevens zijn vertrouwen en onderhandelingsgedrag gemeten nadat de taak volbracht was, wat deze relaties correlationeel in plaats van causaal maakt. In volgende onderzoeken dienen deze effecten verder te worden onderzocht.

Deze resultaten impliceren dat managers bij onderhandelingen het groepsbelang zouden moeten benadrukken: de uitkomst moet goed zijn voor alle partijen en egoïstische motivatie zou zoveel mogelijk moeten worden vermeden. Hierdoor worden er namelijk hogere gezamenlijke uitkomsten bereikt.

 

BulletPoints

  • Wanneer groepen een beslissing moeten maken wordt er vaak onderhandeld: ieder groepslid moet rekening houden met hun eigen belangen maar ook met de collectieve belangen van de groep. Waar meer nadruk op wordt gelegd, is afhankelijk van de sociale motieven van het individu.
  • Er zijn twee soorten sociale motieven: egoïstisch (eigen belangen maximaliseren, ten koste van de belangen van andere groepsleden) en pro-sociaal (zoeken naar uitkomsten die gunstig zijn voor hem/haarzelf alsmede voor de andere groepsleden).
  • Sociale motieven zijn vrij stabiele persoonlijkheidsfactoren, maar kunnen ook worden uitgelokt door de kenmerken van de situatie.
  • Wanneer twee mensen onderhandelen, komen pro-sociaal gemotiveerde onderhandelaars tot betere gezamenlijke onderhandelingsuitkomsten dan egoïstisch gemotiveerde onderhandelaars.
  • Naast de motivatie-oriëntatie van de deelnemers kun je ook kijken naar onderhandelingsgedragingen: gebruikt iemand dwingend gedrag of probleemoplossend gedrag. Het probleemoplossende gedrag leidt hierbij vaker tot uitkomsten waar beide partijen gelukkig mee zijn.
  • De motivatie-oriëntatie kan worden gemanipuleerd door instructies te geven die gericht zijn op groepsbeloning (dit leidt tot een pro-sociale oriëntatie) of door te instrueren dat de beloning als individu verkregen kan worden (egoïstische motivatie-oriëntatie).
  • Uit het onderzoek blijkt dat pro-sociaal gemotiveerde groepen elkaar meer vertrouwen dan egoïstische groepen, en dat ze meer probleemoplossend en minder dwingend gedrag vertonen dan de egoïstische groepen.
  • Ook komen pro-sociaal gemotiveerde groepen minder vaak onoverkoombare obstakels tegen in hun onderhandelingen, en krijgen ze hogere gezamenlijke uitkomsten dan egoïstische groepen.
  • Een beperking is dat in dit onderzoek iedereen in één groep dezelfde motivatie-oriëntatie had, terwijl het in het echte leven natuurlijk voor kan komen dat er binnen groepen hierin verschillen zijn.
  • Deze resultaten impliceren dat bij onderhandelingen het groepsbelang moet worden benadrukt om tot hogere gezamenlijke uitkomsten te komen.
Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Negotiating deals and settling conflict can create value for both sides van de Dreu - 2014

Artikelsamenvatting bij Negotiating deals and settling conflict can create value for both sides van de Dreu - 2014

Wat zijn conflicten en onderhandelingsprocessen?

Conflicten zijn vaak zonde van de tijd en het komen tot overeenkomsten is vaak lastig. Echter, in internationale relaties, de zakenwereld en ook persoonlijke relaties zien we wel degelijk dat het mogelijk is om conflicten in belangen en ideologieën constructief op te lossen, soms zelfs tot wederzijds voordeel van beide partijen. Hoewel het komen tot integratieve overeenkomsten dus veel van de beide partijen vraagt en een lastig proces is, kan dit proces worden gefaciliteerd als onderhandelaars lange-termijn perspectieven aannemen in plaats van direct de tegenstrijdige belangen te benadrukken. Instellingen kunnen de onderhandelaars helpen om tot zulke integratieve overeenkomsten te komen die aan iedereen ten goede komen, door de juiste omgeving voor onderhandelingen te bieden. In veel gevallen kan het op een constructieve manier reguleren van conflicten ervoor zorgen dat minder tijd, geld en energie verloren gaat in onderhandelingen. Jaren onderzoek in het veld van de sociale psychologie biedt inzicht in verschillende onderdelen van het onderhandelingsproces:

  1. Waarom mensen onderhandelen en wat de basis elementen van deze onderhandelingen inhouden.
  2. Hoe de cognitieve strategieën van onderhandelaars de complexe en onzekere informatie verwerken
  3. Wat de belangrijkste doelen, motivatie en persoonlijkheidseigenschappen van onderhandelaars zijn.
  4. Hoe machtsverschillen en kiesdistricten mogelijk ervoor kunnen zorgen dat er minder in plaats van meer waarde in de onderhandelingen komt.

Hoe begint en verloopt een onderhandeling?

Onderhandeling is een manier van communiceren tussen twee of meer partijen. Deze communicatie is erop gericht de belangenconflicten te verhelpen. Beide partijen moeten willen onderhandelen – en niet bijvoorbeeld weglopen van de situatie – wil de onderhandeling succesvol zijn. Onderhandeling is de enige vorm van conflictoplossing die ervoor kan zorgen dat beide partijen waarde aan de situatie kunnen toevoegen en zo beide gelukkig kunnen zijn met de uitkomst.

Wat zijn redenen om te gaan onderhandelen?

Partijen hebben over het algemeen drie redenen om te gaan onderhandelen: 1) één van de partijen realiseert zich dat hij de andere partij niet kan verslaan, maar het conflict voortzetten is schadelijk of kost veel geld; 2) met onderhandeling kan een dreigende catastrofe vermeden worden; of 3) er valt voor beide partijen een grotere winst te halen uit een samenwerking dan beiden alleen zouden kunnen behalen. Welke reden de partijen ook hebben om de onderhandeling te starten, ze moeten in ieder geval geloven dat ze met onderhandeling verder komen dan zonder onderhandeling. Dit terwijl ze ook weten dat sommige uitkomsten beter voor hen zijn dan voor de andere betrokken partijen. Dit “mixed-motive” van de drang om samen te werken alsmede de drang om zo hoog mogelijke uitkomst voor eenieder te krijgen ligt ten grondslag aan het onderhandelingsproces.

Hoe wordt waarde toegevoegd aan onderhandelingen die gaan over meerdere problemen?

Sommige conflicten hebben betrekking op één enkel probleem waarvan de waarde onder de partijen moet worden verdeeld. Veel vaker is het echter zo dat er meerdere problemen in het conflict zijn betrokken. Dit soort onderhandelingen kunnen vaak beter worden opgelost omdat het niet waarschijnlijk is dat alle partijen het met elkaar oneens zijn over elk probleem of aan ieder probleem evenveel waarde hechten.

Schikkingen die waarde creëren heten integratieve overeenkomsten. In de sociale psychologie zijn er vijf strategieën geïdentificeerd die ervoor zorgen dat de kans op integratieve overeenkomsten groter is. Als eerste kan het helpen om een groot probleem op te delen in meerdere kleinere problemen. Ten tweede kunnen onderhandelaars een soort pakket-overeenkomsten bieden zodat ze meerdere problemen in één keer oplossen. Ten derde kunnen ze grotere concessies doen op punten die voor hen niet zo van belang zijn, zodat ze meer kunnen vragen bij voor hen belangrijkere punten. Een vierde strategie is het simpelweg eerlijk zijn over welke punten voor alle partijen het belangrijkst zijn. Ten slotte kan ook de focus liggen op de wensen en behoeften van de ander, in plaats van de kortetermijnoplossingen die iemand nu het liefst direct wil bewerkstelligen. Echter, zelfs met deze vijf strategieën is het niet altijd makkelijk om tot integratieve overeenkomsten te komen. Dit komt doordat het omgaan met meerdere problemen in één keer veel cognitieve inspanning vereist: alle partijen moeten nieuwe informatie in zich opnemen en bepalen wat hun prioriteiten en belangen zijn en hoe dit zit voor de andere partij. Er is hierbij veel kans op ruis in de communicatie wat kan leiden tot misverstanden.

Wat zijn de effecten van cognitieve barrières, zoals “loss-framing”, prominente uitkomsten en egocentrisme?

Doordat onderhandelingen over meerdere problemen zoveel vragen op cognitief gebied, maken de betrokken partijen vaak gebruik van cognitieve heuristieken. Hierbij maken ze assumpties over wat de andere partij wil en vullen ze missende informatie vaak in. Dit kan ten koste gaan van de integratieve uitkomst van de onderhandeling.

Wat is de invloed van brandpunten en prominente uitkomsten?

Om de complexiteit van de situatie te verminderen, kijken onderhandelaars vaak als eerste naar hun brandpunten: wat is de ideale uitkomst? En wat is de ondergrens die ze gaan hanteren? Een aanbod dat boven deze grenzen valt kan worden gezien als “winst” – onder deze grenzen wordt het gezien als “verlies”. Uit sociale experimenten blijkt dat mensen uitkomsten sneller zien als verliezen dan als winst, en dat dit “loss-framing” van problemen leidt tot minder integratieve uitkomsten.

Behalve deze brandpunten wordt door de onderhandelaars ook gekeken of de uitkomsten eerlijk en redelijk zijn, en daarmee acceptabel. Iets dat wordt gezien als eerlijk door beide partijen is vaak een prominente uitkomst waar men naartoe wil werken. Prominente uitkomsten kunnen zich baseren op gelijkheid (ieder krijgt evenveel), eigen vermogen (iedereen krijgt een uitkomst op basis van zijn inleg) en noodzaak (degene die het meest nodig heeft, krijgt ook het meest). Hoewel zulke prominente uitkomsten soms efficiënt kunnen zijn, kunnen ze niet altijd makkelijk verkregen worden. Om meerwaarde uit een onderhandeling te krijgen is soms een andere aanpak nodig.

Wat is de invloed van egocentrisme en naïef realisme?

Ook vullen onderhandelaars open gaten liever in dan dat ze op zoek gaan naar nieuwe informatie van de tegenpartij. Dit doen ze vaak op een egocentrische manier, als naïeve realisten: ze gaan er vanuit dat ze gelijk hebben in hoe zij de wereld zien en dat iedereen om hen heen de wereld op dezelfde manier ziet. Dit naïeve realisme zorgt voor verschillende problemen. Allereerst leidt het tot een gesloten perceptie: ze gaan ervan uit dat hun tegenpartij dezelfde voorkeuren en prioriteiten heeft als zij. Ten tweede zorgt het er ook voor dat ze alleen op zoek gaan naar informatie die aansluit bij wat ze al weten: ze zoeken alleen bevestiging voor hun hypotheses en nemen geen nieuwe informatie mee in hun zoektocht. Eerder onderzoek toonde aan dat deze naïeve manier van informatiewinning kan leiden tot de self-fulfilling prophecy door de tegenpartij: deze gaat zich gedragen zoals jij verwacht. Het laatste probleem dat ontstaat door naïef realisme is dat het vaak leidt tot reactieve devaluatie: de kosten die de tegenpartij maakt door tot een concessie te komen wordt gezien als zeer klein vergeleken met de eigen kosten.

Wat is de invloed van motivatie-barrières?

Welke strategie onderhandelaars kiezen en welke informatie ze delen over hun doelen, belangen en prioriteiten is afhankelijk van wat ze willen bereiken. Wanneer iemand door hebzucht wordt gemotiveerd zal hij bijvoorbeeld hoge eisen stellen, kleine concessies doen en bluffen.

Wanneer stelt iemand zich wel coöperatief op?

Het tegenovergestelde van gemotiveerd worden door hebzucht is zich opstellen in een coöperatieve houding waarbij het doel is een eerlijke uitkomst te krijgen waar alle partijen blij van worden. Hierbij wordt dus niet alleen rekening gehouden met de eigen doelen en belangen, maar ook met die van de ander. Hoe angst en hebzucht hieraan gerelateerd zijn wordt duidelijk in het Dual Concern Model (Figuur 1): op de ene as staat zorg voor eigen doelen (angst en hebzucht), op de andere as staat zorg voor andermans doelen (coöperatieve motivatie). Volgens dit model zijn integratieve uitkomsten het meest waarschijnlijk wanneer de onderhandelaars veel zorg dragen voor zowel hun eigen doelen als voor die van de ander.

Belangrijk om hierbij te vermelden is dat deze zorg voor eigen doelen en zorg voor andermans doelen een bewuste overweging kan zijn. Echter, het is vaker zo dat deze doelen impliciet zijn en niet in het bewustzijn van de onderhandelaars zijn. Deze doelen kunnen in dat geval bijvoorbeeld beïnvloed worden door de stemming van de onderhandelaar. Tevens is het zo dat er een chronische dispositie is voor het rekening houden met iemand anders zijn doelen: onderhandelaars die hoog scoren op de persoonlijkheidsfactoren aangenaamheid en behoefte aan aansluiting of die een pro-sociale oriëntatie hebben zullen eerder concessies doen om de ander tevreden te stellen.

Hoe speelt cognitieve motivatie een rol in dit geheel?

De kanttekeningen die geplaatst zijn bij het komen tot waarde toevoeging (het vasthouden aan brandpunten, prominente uitkomsten en naïef realisme) zijn nog sterker wanneer de informatie complex, ambigue of incompleet is, of wanneer de onderhandelaars de middelen niet hebben om op zoek te gaan naar nieuwe informatie. De onderhandelaars moeten wel moeite willen (en kunnen) doen om de tegenpartij te begrijpen en de mogelijkheden voor onderhandeling in te zien. De ene persoon doet dit makkelijker dan de ander.

Hoe zorg je er dan voor dat mensen dit wel makkelijker gaan doen? Allereerst is het belangrijk om te beseffen dat tijdsdruk, moeheid en machtsverschillen invloed hebben op deze cognitieve motivatie. Wanneer deze allen niet uit de weg kunnen worden gegaan, kan men proberen een langetermijnperspectief aan te nemen. Dit activeert het globale denken van de onderhandelaar (wat relatief weinig moeite kost) en zorgt ervoor dat relaties tussen problemen duidelijk worden, men buiten het kader gaat denken en zo probeert te voldoen aan de behoeften en verlangen van de partijen.

Wat zijn de effecten van structurele barrières, zoals machtsverschillen en kiesdistricten?

Wanneer één van de partijen meer macht heeft, heeft deze partij meer invloed op het onderhandelingsproces. Deze partij kan bijvoorbeeld meer dwang uitoefenen op partijen die van hem/haar afhankelijk zijn. Deze machtige onderhandelaars stellen vaak hogere doelen, en ook hun ondergrens ligt hoger. Dit leidt ertoe dat deze onderhandelaars uitkomsten eerder zien als verliezen, terwijl minder machtige onderhandelaars dit juist zouden zien als winst.

Tevens is het zo dat machtige individuen minder diepgaand op zoek gaan naar informatie, en dus eerder stereotypen hanteren en als naïeve realisten denken als ze onduidelijkheden moeten invullen.

Vaak is het ook zo dat kiesdistricten in onderhandelingen zijn betrokken: externe partijen zoals collega’s, partners en andere invloeden kunnen zorgen voor meer complexiteit in de onderhandeling. Het wordt voor de onderhandelaars lastiger om niet in de valkuilen van brandpunten en egocentrisch denken te vallen, omdat ze competitiever worden met de tegenstander wanneer er kiesdistricten aanwezig zijn. Dit leidt ertoe dat er minder snel integratieve oplossingen worden gevonden in de onderhandeling: de onderhandelaars zijn meer bezig met “winnen” dan met het toevoegen van waarde.

Er zijn twee oplossingen voor de invloed van machtsverschillen en kiesdistricten: (1) haal deze kenmerken uit de situatie, door bijvoorbeeld een derde partij zoals een mediator in te schakelen, of (2) benadruk dat het belangrijk is om rekening te houden met andermans belangen en stimuleer zo coöperatieve motivatie.

Wat is nu het belangrijkste om te onthouden bij conflicten en onderhandelingen?

Ondanks dat de meeste conflicten niet erg gemakkelijk op te lossen zijn, is het wel degelijk mogelijk om tot constructieve uitkomsten te komen wanneer er onderhandeld wordt. Vaak wordt er tijdens de onderhandelingen tot integratieve uitkomsten gekomen wanneer de omgeving vriendelijk is, de druk niet te hoog is, onderhandelaars rekening houden met de langetermijnperspectieven en met elkaars wensen en belangen.

BulletPoints

  • Conflicten zijn vaak zonde van de tijd en het komen tot overeenkomsten is vaak lastig. Echter, het is wel degelijk mogelijk om conflicten in belangen en ideologieën constructief op te lossen, soms zelfs tot wederzijds voordeel van beide partijen.
  • Onderhandeling is een manier van communiceren tussen twee of meer partijen. Deze communicatie is erop gericht de belangenconflicten te verhelpen.
  • Partijen hebben over het algemeen drie redenen om te gaan onderhandelen: 1) één van de partijen realiseert zich dat hij de andere partij niet kan verslaan, maar het conflict voortzetten is schadelijk of kost veel geld; 2) met onderhandeling kan een dreigende catastrofe vermeden worden; of 3) er valt voor beide partijen een grotere winst te halen uit een samenwerking dan beiden alleen zouden kunnen behalen.
  • De sociale psychologie heeft vijf strategieën geïdentificeerd die ervoor zorgen dat de kans op integratieve overeenkomsten groter is: 1) een groot probleem opdelen in meerdere kleinere problemen, 2) pakket-overeenkomsten bieden, 3) grotere concessies doen op voor hen onbelangrijke punten, 4) eerlijk zijn over welke punten voor alle partijen het belangrijkst zijn, en 5) focus leggen op wensen van de ander.
  • Zelfs met deze vijf strategieën is het niet altijd makkelijk om tot integratieve overeenkomsten te komen doordat het omgaan met meerdere problemen in één keer veel cognitieve inspanning vereist.
  • Doordat onderhandelingen over meerdere problemen zoveel vragen op cognitief gebied, maken de betrokken partijen vaak gebruik van cognitieve heuristieken.
  • Enkele cognitieve heuristieken die in onderhandeling worden gebruikt zijn brandpunten, prominente uitkomsten, egocentrisme en naïef realisme.
  • Welke strategie onderhandelaars kiezen en welke informatie ze delen over hun doelen, belangen en prioriteiten is afhankelijk van wat ze willen bereiken.
  • Iemand kan zich in een onderhandeling hebzuchtig of juist coöperatief opstellen.
  • Volgens het Dual Concern Model 1 zijn integratieve uitkomsten het meest waarschijnlijk wanneer de onderhandelaars veel zorg dragen voor zowel hun eigen doelen als voor die van de ander.
  • Onderhandelaars moeten moeite willen (en kunnen) doen om de tegenpartij te begrijpen en de mogelijkheden voor onderhandeling in te zien. Mensen doen dit sneller wanneer er geen tijdsdruk, moeheid en machtsverschillen zijn.
  • Door kiesdistricten worden onderhandelaars competitiever, waardoor onderhandelingen vaak tot minder integratieve uitkomsten leiden.
  • Vaak wordt er tijdens de onderhandelingen tot integratieve uitkomsten gekomen wanneer de omgeving vriendelijk is, de druk niet te hoog is, onderhandelaars rekening houden met de langetermijnperspectieven en met elkaars wensen en belangen.
Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Self-control and accommodation in close relationships: An interdependence analysis van Finkel & Campbell - 2001

Artikelsamenvatting bij Self-control and accommodation in close relationships: An interdependence analysis van Finkel & Campbell - 2001

De kans op een scheiding na het eerste huwelijk neemt steeds meer toe. De negatieve consequenties van relatie dissolutie zijn ernstig: er is een toename in risico op psychopathologie, fysieke ziektes, zelfmoord, geweld en dood door ziekte. Waarom falen sommige relaties en andere niet?

Een belangrijke factor kan accommodatie (aanpassing) gedrag zijn. Er is aangetoond dat reacties van een individu op de partner’s destructieve gedrag grote effecten kan hebben op het functioneren in de relatie en welzijn van het stel. Mensen die ontevreden zijn over hun relatie hebben meer negatieve affectieve interacties. Het huidige artikel gaat in op hoe het proces waarbij partners de verleiding weerstaan om op een destructieve manier te reageren op potentieel destructieve partner gedrag. Ieder koppel heeft wel eens problemen, waardoor de een van de twee zich op een destructieve manier gaat gedragen. Als partner kun je echter ook constructief of destructief reageren.

Accommodatie

Accommodatie wordt gedefinieerd als bereidheid, wanneer een partner mogelijk potentieel destructief gedrag heeft vertoond, om a) neiging tot destructieve reactie te inhiberen, b) gebruik te maken van constructieve reacties. Accommodatie wordt geoperationaliseerd door het gebruik van de exit-violence-loyalty-neglect typologie. Deze categoriseert de domeinen van mogelijke reacties op ontevredenheid in de relatie in twee dimensies: 1) constructief-destructief en 2) actief-passief. Deze dimensies leiden tot een conceptualisatie van vier mogelijke reacties:

  1. Exit > destructief en actief

  2. Voice > constructief en actief

  3. Loyalty > constructief en passief

  4. Neglect > destructief en passief.

Accommodatie wordt hier dus gezien als de neiging om impulsen in de richting van exit en neglect te inhiberen en in plaats daarvan voice en loyalty reacties te vertonen. Hoewel accommodatie gedrag het welzijn van het stel versterkt kan dergelijk gedrag veel moeite kosten. Om te begrijpen hoe partners een lange-termijn relatie behouden, moet er eerst verklaard worden hoe en waarom ze bereid zijn om accommoderend gedrag te gebruiken dat a) tegen de directe zelfinteresse in gaat en b) voordelig is voor de relatie. Interdependentietheorie stelt dat psychologische processen door welke individuen bereid zijn om zelfinteresse gedrag ten behoeve van de relatie te laten gaan, pro-relatie transformatie van motivatie betreft. Transformatie van motivatie betreft een psychologische vooruitgang van impulsen gebaseerd op directe, onmiddellijke zelfinteresse naar gedrag inclinatie gebaseerd op verdere waarden en overwegingen (effective-preferences). Cognitieve en motivationele processen die ten grondslag liggen aan de transformatie van motivatie werden onderzocht. Gevonden werd dat reacties op mogelijk destructief partner gedrag gebaseerd op gegeven preferenties waarschijnlijk leiden tot patronen van negatieve reciprociteit, dat kenmerkend is voor distressed relaties.

Mate waarin een non-offending partner geneigd is om destructief te reageren als reactie op potentieel destructief partner gedrag varieert per interactie en als een functie van ernst van destructieve gedrag. Maar omdat een pervasieve neiging ten opzichte van reciprociteit en contingent aard van inclinatie om mee te werken en het feit dat destructief gedrag negatieve affect neigt te genereren bij non-offending partner, lijkt het plausibel dat destructief partner gedrag frequent destructieve reacties produceert. Gesteld wordt dat accommodatie berust op pro-relatie transformatie van motivatie. Onderzoek betreffende sociale waarde oriëntatie presenteert bewijs voor het bestaan van transformatie proces in interactie tussen vreemdelingen. Individuen die reageren op basis van simpele zelfinteresse reageren sneller dan mensen die reageren op basis van bredere overwegingen, onafhankelijk van specifieke motieven die ten grondslag liggen aan transformatieproces.

Het bewijs suggereert dat cognitieve verwerking meer moeite kost voor individuen die rekening houden met uitkomsten van hun partner relatief aan de individuen die meer hun eigen uitkomsten overwegen. Zelf-geïnteresseerde motieven blijken relatief automatisch, maar overwegen van uitkomsten van de partner vereist meer cognitieve resources. De reacties die participanten overwogen om uit te voeren, waren meer destructief en minder constructief dan die werkelijk uitgevoerd werden. Dit suggereert dat de onmiddellijke impulsen van individuen meer destructief zijn dan hun actueel gedrag.

Wanneer geforceerd om snel te reageren, ervoeren participanten zwakkere accommodatie neigingen als reactie op destructief partner gedrag dan wanneer ze adequate tijd hadden om beslissingen te nemen. Dus onmiddellijke impuls als reactie op destructief partner gedrag neigen naar negatieve reciprociteit, accommoderend gedrag berust op transformatie van motivatie, dit is geen automatisch proces. Als de onmiddellijke reactie op destructief gedrag destructieve reciprociteit is, waarom accommoderen mensen dan?

Correlaten van accommodatie

Allereerst speelt commitment niveau met de romantische relatie een rol. Individuen zijn geneigd tot accommodatief gedrag afhankelijk van de mate waarin ze de intentie hebben om in de relatie te blijven, een lange termijn oriëntatie hebben betreffend hun relatie en zich psychologische verbonden voelen aan hun relatie. Commitment niveau resulteert van toenemende tevredenheid, verminderde kwaliteit van alternatieven en een toenemende investering. Hechtingstijl heeft daarom ook invloed op accommodatie. Veilig gehechte individuen vertonen meer accommodatie dan vermijdend of angstig gehechte personen. Empathische accuraatheid is positief gecorreleerd met neiging tot accommodatie in het eerste jaar van het huwelijk, daarna neemt deze associatie weer af. Gerelateerde constructen van algemene empathie en partner perspectief name, correleren ook positief met accommodatie tendensen. Tot slot wordt psychologische femininiteit geassocieerd met meer accommodatieve tendensen. Ook zou zelfcontrole mogelijk invloed kunnen hebben op de mate waarin individuen constructief reageren.

Twee categorieën van factoren liggen volgens de auteurs ten grondslag aan transformatie van motivatie proces:

  1. Motivationele factoren

  2. Ability factoren.

Transformatie van motivatie wordt bevorderd door de wens van een individu, om voorbij zijn eigen directe egoïstische impulsen te gaan en het vermogen om dit te doen. Gegeven dat het voorbijgaan aan zelfinteresse best veel moeite kost, vereist het reguleren van impulsen enige vorm van zelf controle. Individuen die hoge mate van zelfcontrole hebben zouden beter in staat zijn om over te gaan op pro-relatie transformatie van motivatie. Inhibitie van natuurlijke reactie (dus het ingaan op je impulsen) vereist zelfcontrole. Het vermogen tot zelfcontrole is de essentie van het voorbijgaan aan je onmiddellijke zelfinteresse.

In dit artikel wordt onderzocht wat de invloed is van twee verschillende aspecten van zelfcontrole: dispositionele zelf-controle en zelf-regulerende kracht uitputting (self-regulatory strength depletion). Dispositionele zelfcontrole wordt gedefinieerd als een relatief stabiele persoonlijkheidstrek dat invloed heeft op de mate waarin mensen in staat zijn controle uit te oefenen over hun impulsen. Dispositionele zelfcontrole zou een stabiele individuele verschil zijn. Uit onderzoek is gebleken dat zelfcontrole een relatief stabiele persoonlijkheidstrek is vanaf de kindertijd tot de volwassenheid. Lage zelfcontrole is geassocieerd met een variëteit aan negatieve persoonlijke en interpersoonlijke consequenties. Maar er zijn ook schommelingen in het vermogen van een persoon om zelfcontrole uit te oefenen. Recente theorieën stellen dat zelfregulatie gezien kan worden als een kracht, dat sterk fluctueert als een functie van situationele factoren zoals stress, uitputting of wilskracht. Zelfregulerende kracht kan een beperkte, uitputbare, vernieuwende bron zijn dat niet enkel beïnvloedt wordt door het individu maar ook door voorgaande volitional exertion (uitoefenen van wilskracht). Een groot deel van de analyse berust op kracht model van zelf regulatie: dit suggereert dat elk persoons’ capaciteit voor zelfregulatie een beperkte bron blijkt te zijn welke herstelbaar is over tijd en dat iemand niet alles tegelijk kan reguleren. Een belangrijke implicatie is dat een persoon vermoeid kan raken door teveel simultane eisen en daardoor wel eens faalt in zelfcontrole wat betreft dingen waar in hij/zij normaal wel zou slagen. In de context van accommodatie in intieme relaties, zou zelfregulerende kracht uitputting individuen minder in staat stellen tot het inhiberen van zelf-geïnteresseerde impulsen om over te kunnen gaan op pro-relatie reacties op potentieel destructief partner gedrag. Zelfcontrole factoren zijn belangrijk, onafhankelijk van iemands motivatie tot accommodatie.

Het huidig onderzoek keek of individuele dispositionele zelfcontrole en zelfregulatie kracht depletion, invloed heeft op het vermogen om te accommoderen in romantische relaties. Specifiek werd verwacht dat individuen minder accommoderend zijn volgend op potentieel destructief partner gedrag in de mate dat ze lage dispositonele zelfcontrole bezitten of dat ze tijdelijke zelfregulerende kracht depletion ondervinden. Mensen met een lage zelfcontrole of met hoge mate van kracht uitputting zouden het moeilijker vinden om onmiddellijke egoïstische impulsen te inhiberen en in plaats daarvan op een pro-relationele wijze te reageren.

1 pilot studie en 3 experimentele studies werden uitgevoerd. De pilotstudie was bedoeld om te kijken of er een relatie is tussen zelfcontrole en accommodatie in een relatie. Studie 1 was een binnen-subject experiment waarin participanten 1 situatie beschreven waarin ze accommoderend hebben gehandeld als reactie op destructief partner gedrag en 1 situatie waarin ze non-accommoderend hebben gehandeld als reactie op destructief partner gedrag. Na elke beschrijving moesten ze een meting ondergaan van zelfregulerende kracht depletion voorgaand aan hun accommoderend vs. Non-accommoderend gedrag. In studie 2 werd zelfregulerende kracht depletion experimenteel gemanipuleerd en vervolgens werden reacties op hypothetische accommoderende dilemma’s gemeten. In studie 3 werd samenspel tussen zelfcontrole en commitment onderzocht in het voorspellen van accommodatie.

Resultaten van de studies op een rijtje

Uit de pilotstudie bleek allereerst dat lage zelfcontrole interfereert met het vermogen van een individu om destructieve impulsen te inhiberen en energie te gebruiken die nodig is om pro-relationeel te reageren. Dispositionele zelfcontrole vertoonde een positieve correlatie met accommodatie. Dit was in overeenstemming met de verwachtingen. Relatief aan individuen die lage dispositionele zelfcontrole hadden, waren individuen hoog in zelfcontrole geneigd om meer accommoderend gedrag te vertonen in hun romantische relaties. Ook werd zelfcontrole gecorreleerd met Exit, Voice, Loyalty en Neglect. Er werden significante associaties gevonden tussen zelfcontrole en exit en neglect (negatieve correlatie) en een zelf-controle en voice (positieve correlatie). Echter werd geen effect voor loyaliteit gevonden. Dus zelfcontrole factoren zijn mogelijk belangrijk in het begrijpen van accommodatie in hechte relaties.

Bij studie 1 werd verwacht dat relatief aan het incident waarin de participanten op accommoderende wijze hadden gereageerd, participanten meer zelfregulatie depletie zouden ondervinden voorafgaand aan situaties waarin ze op non-accommoderende wijze hadden gehandeld. Consistent met deze hypothese rapporteerden participanten meer zelf-regulatie depletion voorafgaand aan incidenten waarin ze niet accommoderend hadden gehandeld dan voorgaande incidenten waarin ze wel accommodeerden. Hoge mate van zelfregulerende kracht depletie is dus geassocieerd met minder accommoderend gedrag, dus factoren gerelateerd aan vermogen zijn wellicht ook belangrijk bij het voorspellen en begrijpen van accommodatie. Dat betekent eigenlijk dat de individuen die een lage zelfcontrole hebben en hoge mate van zelfregulerende depletion ondervinden, minder goed instaat zijn tot het overgaan op pro-relatie transformatie van motivatie dan individuen die hoge zelfcontrole bezitten en lage zelfregulerend kracht uitputting ondervinden. Het kan zijn dat participanten minder accommoderend waren wanneer ze uitgeput waren omdat het gedrag van de partner op zo’n moment ernstiger was of omdat het gedrag van de partner werd gezien als ernstiger wanneer de participant uitgeput was omdat de partner aardiger had moeten zijn. Ook kunnen sociaal wenselijke antwoorden een rol hebben gespeeld in het vormen van reacties.

In studie twee werd zelfregulatie gemanipuleerd: hierbij ging het om manipulatie van emotie regulatie. Participanten werden toegewezen aan één van de 2 condities: emotionele onderdrukkingsconditie (hoge depletion) of emotionele expressie conditie (lage depletion). Vervolgens moesten participanten aangegeven hoe ze zouden reageren op 12 hypothetische destructief partner gedragingen. Accommodatie werd gedefinieerd als de mate waarin participanten destructieve exit en neglect gedrag inhibeerden en meer constructieve voice en loyalty reacties vertoonden. Verwacht werd dat in de lage depletion conditie participanten sterkere voice en loyalty neigingen zouden hebben en zwakkere exit en neglect neigingen.

Multivariate analyse toonde aan dat experimentele manipulatie van zelfregulerende kracht depletion leidde tot zwakkere accommoderende tendensen in reactie op hypothetische partner gedrag. Depletion manipulatie werd significant beïnvloed door zelf-gerapporteerde constructieve voice en loyalty tendensen maar geen significante invloed had om exit en neglect tendensen. Studie 2 repliceerde dus de vinding dat individuen die hoge mate van dispositionele zelfcontrole bezitten, ook eerder accommoderende tendensen vertonen dan mensen met een lage dispositionele zelfcontrole. Dus nog meer bewijs dat zelfcontrole het vermogen beïnvloedt tot vertonen van pro-relatie transformatie van motivatie.

Studie 3 werd uitgevoerd om 2 van limieten van vorige studies op te lossen:

Hoewel voorgaand onderzoek heeft aangetoond dat commitment niveau accommodatie versterkt, en het huidig onderzoek heeft aangetoond dat zelfregulatie accommodatie versterkt, heeft nog geen enkel onderzoek gekeken naar hoe commitment niveau en zelfcontrole interacteren in het voorspellen van accommoderend gedrag. Ook is nog niet gekeken naar de invloed van sekse, dus in studie 3 werden mannen betrokken.

Verwacht werd dat individuen neigen tot accommodatie afhankelijk van de mate waarin ze hoge zelfcontrole of een hoog niveau van commitment aan relatie hebben. Ze zouden vooral accommoderend zijn wanneer ze een hoge mate van beide factoren bezitten, omdat elk een onafhankelijk effect produceert op accommoderende tendensen.

In overeenstemming met de verwachting bleek dat zelfcontrole en commitmentniveau onafhankelijke effecten hebben op accommoderende tendensen. Tegelijkertijd werd aangetoond dat beide zelfcontrole en commitment niveau significante hoofdeffecten vertoonden. De interactie term was niet significant, dit suggereert dat zelfcontrole en commitment niveau onafhankelijke, additieve effecten hebben op accommodatie. De interactie tussen zelfcontrole en participanten sekse was niet significant bij het voorspellen van accommodatie. Dit suggereert dat de associatie van zelfcontrole met accommodatie niet gemodereerd was door sekse van participanten. Samengevat repliceert studie 3 de associatie tussen zelfcontrole en accommodatie. Ze concluderen dat hoge zelf-controle geassocieerd wordt met een hoog niveau van accommodatie.

De discussie

Alle vier onderzoeken demonstreren dat het bezitten van een lage dispositionele zelfcontrole de kans verkleint dat iemand accommoderend gedrag zal vertonen. Studie 1 en 2 laten zien dat zelfregulerende kracht depletie de kans vermindert op een accommoderende reactie op destructief partner gedrag. De pilotstudie liet zien dat dispositionele zelfcontrole positief geassocieerd is met accommoderende tendensen in een romantische relatie. Studie 1 toont ook nog eens aan dat zelfregulerende kracht depletie individuen minder in staat stelt accommoderend te reageren op destructief partner gedrag. Participanten gaven namelijk aan zich minder depleted te voelen voorafgaand aan de situatie waarin ze accommoderend reageerden dan wanneer ze non-accomoderend reageerden. Dit suggereert dat depletie het vermogen van individuen tot pro-relatie transformatie van motivatie inhibeert. In studie twee werd aan de hand van een experimentele manipulatie zelfs aangetoond dat individuen die een depletie manipulatie ondergingen, zwakkere accommoderende neigingen rapporteerden.

Studie drie heeft tenslotte aangetoond dat zelfcontrole en commitment onafhankelijke effecten hebben op het versterken van accommodatie. De resultaten suggereren dat lage dispositionele zelfcontrole en hoge zelfregulerende kracht depletie de kansen verminderen dat iemand destructieve impulsen op destructief partner gedrag kan inhiberen en over kan gaan op constructief gedrag. Dit effect wordt niet gemodereerd door commitment niveau.

In afwezigheid van motivatie of het vermogen om over te gaan op pro-relationele transformatie van motivatie, zullen individuen eerder in gaan op hun zelf-geïnteresseerde voorkeur richting destructieve reacties. Zelf controle is dan belangrijk om voorbij te gaan aan je eerste impulsen in of meer pro-relationele reacties.

Significante associaties zijn ook gevonden tussen dispositionele zelfcontrole, totale accommodatie, exit, voice en neglect. Associatie met loyaliteit was minder consistent. Dit kan komen doordat de associatie tussen zelfcontrole en loyaliteit tendensen meer te maken hebben met de bijzonderheden van loyalty of met de wijze waarop loyalty gemeten werd. Ze concluderen dan ook dat de associatie tussen dispositionele zelfcontrole en accommodatie robuust is, en dat dus inconsistente resultaten die geobserveerd worden voor loyaliteit theoretisch niet echt betekenisvol zijn. Het is wel belangrijk te benadrukken dat de relatie tussen zelfcontrole en totale accommodatie in alle studies significant was.

Zelf-regulerende kracht depletie veroorzaakte verminderde accommoderende tendensen. Univariate-analyse toonde aan dat dit effect significant was voor constructieve voice en loyaliteit tendensen maar niet voor destructieve exit en neglect tendensen. Deze non-significante resultaten voor exit en neglect waren niet voorspeld.

De data zijn consistent met de mogelijkheid dat accommodatie een additieve twee-stadium proces is door welke individuen eerst destructieve impulsen inhiberen en vervolgens constructieve gedrag uitvoeren. Beide stadia vereisen onderscheiden uitvoering van zelfcontrole. Dit twee stadium verklaring, verklaart tevens de bevinding dat het ervaren van manipulatie depletie ervoor zorgt dat participanten minder constructief gedrag gaan vertonen maar niet meer anti-destructief gedrag. Hoewel ernstige depletie iemands’ vermogen verzwakt om te handelen naar beide stadia van accommodatie proces, milde depletie beïnvloedt mogelijk enkel het tweede stadium. Relatief aan een niet-depleted individu, bezit een mild-depleted individu genoeg zelf-regulerende resources om destructieve impulsen te inhiberen maar niet genoeg om constructief gedrag te vertonen. Een hoog depleted individu heeft al moeite met beide stadia van accommodatie proces. Voor een mild depleted individu draagt het inhiberen van exit en neglect tendensen wellicht bij aan bestaande depletie en vermindert de kans zo op voice en loyalty gedrag. Dit additieve twee stadium model van accommodatie verklaart misschien dus waarom milde depletie constructieve tendensen maar niet destructieve tendensen beïnvloedt. Je zou dus kunnen verwachten dat een sterke manipulatie van zelf regulerende kracht depletie, resulteert in een significant effect voor constructieve en destructieve accommodatie.

Wat zijn nou de implicaties?

Een mogelijke implicatie is dat reguleren van onze impulsen soms moeilijk kan zijn. Aan de ene kant stelt impuls regulatie je in staat beter en gezonder te functioneren in je relatie omdat je destructieve gedragingen kunt inhiberen. Aan de andere kant, kan het te veel reguleren van impulsen problemen veroorzaken omdat dergelijke regulatie je beperkte capaciteit tot zelfregulatie kan uitputten. Dus een poging om je perfect te gedragen constant, zal uiteindelijk tegen je werken en leiden tot een breakdown in je zelfcontrole.

Individuen zijn beter in staat tot accommoderen in hun relatie afhankelijk van de mate waarin ze adequate zelfcontrole bezitten om hun impulsen te inhiberen. Individuen hebben dus te maken met een moeilijk besluit: onder welke omstandigheden zouden ze hun beperkte zelfregulatie capaciteit gebruiken. Het is misschien het beste om jezelf te trainen in het herkennen van depletie. Als we effectief worden in het herkennen van deze cues, kunnen we effectieve zelfregulatie strategieën implementeren en zo direct kunnen beslissen hoe we willen reageren op onze impulsen. Zodra we ons bewust worden van onze impulsen, kunnen we beslissen onder welke omstandigheden we hen accepteren of overschrijden.

Een gerelateerde aanpak zou zijn om een overall effort te maken om ervaringen te ontwijken die ons uitputten. Een gerelateerde aanpak is om uitputting zoveel mogelijk te vermijden. En misschien verdwijnen sommige relaties wel omdat mensen dat willen en niet zozeer omdat omgevings- en situationele factoren buiten hun relatie uitputtend zijn.

Net als elke andere kracht, kan ook zelfregulerende kracht versterkt worden door training. Zelfregulatie uitvoeren kan op twee manieren: het kan een gewoonte worden en het uitoefen van zelfregulatie versterkt onze zelfregulerende spier. Hoe vaker je zelfregulatie uitvoert, des te sterker wordt je vermogen tot zelfregulatie in de toekomst. Dit suggereert een lange termijn consequentie voor het over gaan op zelfregulatie. Lange termijn voordeel moet echter samen worden genomen met korte termijn uitputting geassocieerd met zelfregulatie in bepaalde situaties.

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Conflict at work: Basic principles and applied issues van de Dreu - 2011

Artikelsamenvatting bij Conflict at work: Basic principles and applied issues van de Dreu - 2011

Inleiding

Conflicten, arbeid en organisaties zijn zo sterk met elkaar verbonden dat wetenschappers de conclusie hebben getrokken dat organisaties zonder conflicten niet bestaan. Van conflicten in de organisatie wordt vrijwel altijd gedacht dat deze negatieve gevolgen hebben. Het zou slecht zijn voor het individuele welzijn van de arbeiders en hun prestaties, teamwork in de weg staan en de gezondheid van de organisatie in gevaar brengen. Echter, er zijn mogelijk ook andere, positieve effecten die conflicten met zich mee kunnen brengen. Zo kan het stimulerend zijn voor veranderingen, opleidingen, creativiteit en innovatie.

Conflicten op de werkvloer

De term conflict kan op verschillende wijzen worden gedefinieerd. Hier ziet men een conflict als een botsing van principes en wensen: de perceptie dat een andere partij het behalen van de eigen doelen in de weg staat. Dit is gebaseerd op de assumptie dat sociale conflicten ontstaan wanneer individuen en groepen voor een gewenste uitkomst van elkaar afhankelijk zijn. Via hun onafhankelijke en gecoördineerde acties staan ze elkaar in de weg om die uitkomsten te bereiken.

Er bestaat een ietwat magere, traditionele indeling van conflicten. Deze maakt het volgende onderscheid:

  • Taakconflicten: echte (of verwachte) deprivatie van werkgerelateerde hulpbronnen. Denk aan budgetten en verantwoordelijkheden.

  • Relatieconflicten: echte (of verwachte) deprivatie van niet-werkgerelateerde hulpbronnen. Denk aan wie het leukste is op kantoor, wie is populair, overtuigingen en attituden.

  • Procesconflicten: betreft logistieke en delegatiezaken, zoals wie verantwoordelijk is voor wat en hoe taken moeten worden gedelegeerd.

Dit is echter een zeer magere indeling. Serieuze en gecompliceerde interventies kunnen niet alleen en volledig op deze indeling worden gebaseerd.

Wederzijdse afhankelijk als oorzaak van conflicten

Heel veel organisaties maken publieke goederen. Dit betekent dat de werknemers een bepaalde bijdrage moeten leveren om het te creëren, maar dat zodra het klaar is, iedereen er gebruik van kan maken. Werknemers hebben in zo’n situatie vaak gemengde gevoelens over de bijdrage die zij moeten leveren. Aan de ene kant willen ze wel dat het goed geproduceerd wordt, zodat ze er gebruik van kunnen maken. Aan de andere kant willen ze er het liefste zo min mogelijk voor doen. Op deze manier ontstaan gemakkelijk conflicten. Uit onderzoek is gebleken dat individuen meewerken aan coöperatieve uitwisseling wanneer ze coöperatieve doelen hebben in plaats van competitieve doelen, en zij er vertrouwen in hebben dat anderen ook mee zullen werken.

Schendingen van de gerechtigheid en eerlijkheid als oorzaak van conflicten

Gerechtigheid betreft niet alleen een eerlijke verdeling van hulpbronnen, maar ook de behoeftes van individuen (krijgen de mensen met de grootste behoeftes meer dan de mensen met minder grote behoeftes?). Daarnaast bestaat er nog zogenaamde procedurele gerechtigheid, wat gaat over de manier waarop werknemers worden behandeld (worden ze met respect behandeld, wordt er naar ze geluisterd). Als gerechtigheid wordt geschonden kan dat gemakkelijk tot conflicten leiden.

Diversiteit als oorzaak van conflicten

Diversiteit refereert naar de verschillen tussen individuen, op welk aspect dan ook, en waardoor individuen denken dat anderen verschillen van hem/haar zelf. Ook al kan dit over alle aspecten gaan, meestal wordt men geconfronteerd met diversiteit in geslacht, leeftijd, etniciteit, ambtsperiode en opleidingsniveau.

Wanneer er wordt gekeken naar diversiteit als oorzaak van conflicten kunnen er twee situaties worden onderscheiden. Er bestaat ofwel een situatie waarin alle individuen van elkaar verschillen. Of er is een zogenaamde faultline situatie, waarin een aantal mensen op een bepaald aspect hetzelfde zijn en verschillen van de rest. In deze situaties ontstaan er subgroepen op basis van of mensen dat aspect wel of niet hebben. Mensen hebben de neiging zich meer te identificeren met hun eigen groep. Zij hebben een voorkeur voor hun eigen groep en zien vaak meer nadelen in de andere groep. Dit leidt vaak tot conflicten.

Conflictmanagement

Er wordt nu nader gekeken naar de manier waarop mensen omgaan met conflicten, en waarom sommige mensen meer constructieve methoden van conflictmanagement gebruiken en andere minder constructieve methoden. Hier zijn een aantal theorieën over ontwikkeld.

Theory of cooperation and competition”

Strategische keuzes voor conflictmanagement zijn afhankelijk van goal interdependence: de mate waarin iemand denkt dat zijn/haar doelen positief zijn gecorreleerd aan de doelen van de ander. Als een individu denkt dat zijn doelen positief zijn gecorreleerd aan de doelen van de ander is hij meer geneigd tot samenwerken en het oplossen van het probleem (ik win – hij wint). Wanneer men echter denkt dat de doelen negatief zijn gecorreleerd, is men meer geneigd tot conflict en terugtrekking (als ik win, verliest hij/als hij wint, verlies ik). Hoe men denkt over de goal interdependence is afhankelijk van een aantal factoren:

  • Sociale waarden patroon. Mensen met een meer prosociaal waardenstelsel zoeken meer naar harmonie en eerlijkheid en hebben een voorkeur voor het collectief welzijn. Mensen met een meer pro-zelf waardenstelsel willen eerst een goede uitkomst voor zichzelf, en hebben minder aandacht voor de uitkomst van de anderen.

  • Vertrouwen. Vertrouwen kan worden gezien als de bereidheid om je eigen kwetsbaarheid te accepteren, of het gebrek aan angst te worden uitgebuit door de ander. Als mensen er op vertrouwen dat de ander ook het beste met hen voor heeft, zullen ze eerder samenwerken, meer moeite nemen om tot een oplossing te komen en meer daarin investeren.

  • Beloningsstructuur. Wanneer collectief gedrag meer aangemoedigd en beloond wordt, wordt wederzijdse afhankelijkheid eerder gezien als iets positiefs (dan wanneer individueel gedrag wordt benadrukt).

Dual concern theory”

Deze theorie kijkt naar conflictmanagement in termen van hoge en lage betrokkenheid bij jezelf en bij de ander. Voor deze indeling is veel wetenschappelijke bevestiging gevonden. De indeling ziet is als volgt (zie tabel in het artikel):

  • Bij lage betrokkenheid van zelf en lage betrokkenheid van ander: ontwijken (men probeert het probleem te ontkennen en te verdringen)

  • Bij hoge betrokkenheid van zelf en lage betrokkenheid van ander: gebruik van dwang (uit zich in bedreigingen, bluffen, positionele toezeggingen)

  • Bij lage betrokkenheid van zelf en hoge betrokkenheid van ander: toegeven (het accepteren en incorporeren van de wens van de ander; uit zich in eenzijdige toezeggingen, onconditionele beloftes, het aanbieden van hulp)

  • Bij hoge betrokkenheid van zelf en hoge betrokkenheid van ander: het probleem oplossen (neigen naar een oplossing die alle partijen tevreden stelt; uit zich in het uitwisselen van informatie over prioriteiten en voorkeuren, het maken van trade-offs)

Conflictmanagement toetsen

Nu wordt gekeken naar een aantal instrumenten die conflictmanagement strategieën onderzoeken. Een van de oudste is de Conflict Measurement Survey. Deze toets is inmiddels echter sterk bekritiseerd en vervangen door andere toetsen.

  • Rahim Organizational Conflict Inventory. Deze toets bestaat uit drie vraagformulieren. Een met vragen over conflicten met de leidinggevende, een met vragen over conflicten met andere werknemers, en een met vragen over conflicten met de werknemers (als leidinggevende zijnde). Ook al is deze toets statistisch en methodologisch correct, het uitvoeren ervan vergt veel tijd. Het is dus niet een heel geschikte toets als men snel een kleiner conflict wil oplossen.

  • Dutch Test for Conflict Handling. Deze toets heeft minder items en kan daardoor sneller worden uitgevoerd. Het is een flexibel en valide instrument. Een voorbeeld van een vraag is: “Wanneer ik een conflict heb op het werk doe ik het volgende: a) ik geef toe, b) ik probeer aan de wens van de ander te voldoen, c) ik duw mijn eigen punt er door, d) etc.”.

De beste strategie?

Sommigen mensen denken dat bepaalde strategieën beter zijn dan anderen. Hier moet men echter mee oppassen. Of een strategie effectief is, is afhankelijk van diverse factoren:

  • Strategieën waarin dwang wordt gebruikt, zijn onderverdeeld in twee subcategorieën: je kunt mensen dwingen op basis van rechten of met macht. Wanneer iemand dwingt aan de hand van rechten, probeert iemand het conflict op te lossen aan de hand van een standaard van rechtvaardigheid, contract of wet. Dit leidt vaak tot een oplossing waarin iedereen iets opgeeft om het doel te bereiken. Het is daarbij wel mogelijk dat een partij meer moet geven dat hij krijgt. Wanneer iemand dwang uitoefent met macht, wordt de oplossing besloten door degene met de meeste macht. Dit leidt vaak tot een oplossing die uiteindelijk kan escaleren, doordat de partij met het minste macht nog steeds boos is en wraak wil.

  • Sommige combinaties van strategieën werken beter dan andere combinaties. Zo kan probleem oplossen beter worden gecombineerd met dwangstrategieën dan met ontwijkende strategieën.

  • De effectiviteit van de strategie is ook afhankelijk van de aard van het conflict. Wanneer de partijen bijvoorbeeld een relatie hebben, blijkt probleem oplossen negatief gecorreleerd te zijn aan het uitdrukken van gevoelens, het toegeven aan de regels, de ander helpen en de algemene teamprestaties. Daarentegen blijkt ook dat ontwijken juist positief is gecorreleerd aan de teamprestaties. Men denkt dat dit zo is, doordat het oplossen van het probleem de aandacht wegneemt van de taak, terwijl wanneer het probleem wordt ontweken, kan men zich volledig richten op de teamprestaties.

Escalatie van conflicten en onderliggende psychologische processen

Escalatie kan worden gezien als de intensivering van het conflict over de tijd heen. Het vindt plaats wanneer een deelnemer voor het eerst een agressieve tactiek (of een sterkere tactiek dan eerst) gebruikt. Er is onderscheid gemaakt tussen vier typen gedragingen die kunnen worden gezien tijdens escalatie van een conflict:

 

Direct

Indirect

Actief

Uiten van boosheid, obscene gebaren maken, het uiten van bedreigingen, het maken van agressieve opmerkingen

Diefstal, sabotage

Passief

Stakingen, met opzet langzamer werken,silent treatment

Iemand niet waarschuwen voor toekomstige schade, iemand bewust niet beschermen

Bilaterale en unilaterale escalatie

Er kan tevens onderscheid worden gemaakt tussen bilaterale en unilaterale escalatie van conflicten. Tijdens bilaterale escalatie ziet men dat conflicten zich escaleren doordat men steeds wraak neemt op een voorgaande wraakactie van de andere partij. Tijdens unilaterale escalatie is er slechts één partij waardoor het conflict escaleert.

Hostile attribution error

Een belangrijke oorzaak van escalerende conflicten is de zogenaamde hostile attribution error. Deze vindt plaats wanneer met relatief kleine overtredingen waarneemt als iets veel groter dan het werkelijk is. Partijen zien elkaar soms als gevaarlijk en onredelijk. Dit verlaagt voor hen de drempel om wraak te nemen, en kan er voor zorgen dat een partij ‘te hard’ wraak terug neemt.

Plaatsvervangende wraakacties en individu-groep discontinuïteit

Tijdens escalatie van conflicten worden er steeds meer mensen betrokken bij het conflict. Uiteindelijk ziet men soms dat mensen gaan wraak nemen op andere mensen, terwijl deze mensen helemaal niet bij het oorspronkelijke conflict betrokken waren. Er zijn twee condities geïdentificeerd die bijdragen aan dit fenomeen. Ten eerste een sterke ingroep identificatie. Mensen zijn erg betrokken bij hun eigen groep, ze zijn er trots op, ze leven mee met de andere leden en ze staan onder druk om de normen van de groep te beschermen en te promoten. Des te meer iemand zich identificeert met de groep, des te groter de kans op plaatsvervangende wraakacties. Ten tweede de mate waarin de outgroep wordt gezien als één identiteit. Mensen krijgen meer het idee dat alle leden van de outgroep hetzelfde zijn (op een negatieve manier). Wanneer men er meer van is overtuigd dat de outgroep uit dezelfde type personen bestaan, des te meer kans er is op plaatsvervangende wraakacties.

ODR: Organization Dispute Resolution

Conflicten binnen organisaties kunnen op verschillende manieren worden opgelost. Organisaties hebben verschillende manieren om hier mee om te gaan. In sommige organisaties worden de werknemers aangemoedigd om met elkaar te communiceren. Onderhandelingen worden dan gezien als de eerste stap om het probleem op te lossen. Andere organisaties gebruiken een ‘open deur beleid’, waarin de werknemers in principe bij elk management level kunnen aankloppen met hun problemen, en soms zelfs een mediator in de hand kunnen nemen.

Organisaties kunnen ook meer formele opties bieden, zoals het indienen van een klacht. Bij deze systemen is het belangrijk dat het systeem geloofwaardig is. Als de werknemers geloven dat de klacht serieus wordt genomen, zullen zij de oplossing ook makkelijker accepteren, ook al is deze oplossing niet wat zij graag zouden willen.

Wanneer managers of leidinggevenden worden betrokken bij het oplossen van het conflict, kunnen zij hier op diverse manieren mee omgaan: 1) ze kunnen niets doen en het probleem negeren, 2) ze kunnen advies geven of de mogelijkheid tot gesprekken creëren, 3) de manager kan het proces overlaten aan de werknemers, maar zelf beslissen over de uiteindelijke oplossing, 4) de leidinggevende kan de controle nemen over zowel het proces als de uitkomst, 5) managers of leidinggevenden kunnen beloningen of straffen uitdelen om zo de werknemers te dwingen tot een oplossing te komen.

Zijn conflicten goed of slecht?

Gezondheid en conflicten op de werkvloer

Een slecht welzijn wordt gekenmerkt door psychosomatische klachten en het gevoel hebben van een ‘burnout’. De relatie tussen conflicten op het werk en een slecht welzijn is echter niet eenduidig: slecht welzijn kan leiden tot conflicten op het werk, maar conflicten op het werk kunnen ook leiden tot een slecht welzijn. Er zijn tevens variabelen die deze relatie kunnen versterken of verzwakken, zoals hoe met de conflicten wordt omgegaan en allerlei individuele kenmerken.

Leren,creativiteit en conflicten op de werkvloer

Conflicten op het werk kunnen creativiteit en leren stimuleren, maar alleen wanneer men prosociaal gemotiveerd is. Er is gebleken dat wanneer mensen pro-zelf gemotiveerd en competitief zijn, de conflicten het leren ondermijnt (door verminderde cognitieve flexibiliteit en verminderde creativiteit).

Groepsbesluiten, teamprestaties en conflicten op de werkvloer

Het algemene idee is dat er een curvilineaire relatie bestaat tussen de intensiteit van het conflict en de individuele- en groepprestaties: een klein conflict is beter dan helemaal geen conflict, en een klein conflict is ook beter dan een zeer intens conflict.

Conclusie

Conflicten kunnen het leren, creativiteit, innovatie en groepsprestaties stimuleren. Maar alleen wanneer: a) het conflict is gericht op de taak en niet op de relatie, b) de taak niet te complex is, maar de individuen wel baat hebben bij de nieuwe inzichten en informatie van anderen, c) de deelnemers elkaar vertrouwen en gezamenlijke doelen hebben, d) de deelnemers een oplossing willen vinden voor hun conflict via constructieve onderhandeling en gezamenlijk probleem oplossen.

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Research on the nature and determinants of marital satisfaction: A decade in review van Bradbury e.a. - 2000

Artikelsamenvatting bij Research on the nature and determinants of marital satisfaction: A decade in review van Bradbury e.a. - 2000

Inleiding

Er worden twee thema’s besproken die worden gezien als representatief voor de variabiliteit in huwelijkstevredenheid. Deze zijn de interpersoonlijke processen die binnen huwelijken plaatsvinden en de socioculturele ecologieën en contexten waarin huwelijken zich bevinden. Tot slot zal nog worden gekeken naar de conceptualisering en metingen van huwelijkstevredenheid.

Wat weten we over de interpersoonlijke processen binnen huwelijken?

Er zijn verschillende patronen geïdentificeerd die onderscheid maken tussen gelukkige en ongelukkige huwelijken. Ongelukkige huwelijken worden gekenmerkt door een hogere mate van negatieve wederkerigheid en negatieve reactiviteit. Negatieve wederkerigheid verwijst naar het reageren op negatief gedrag van de partner met eigen negatief gedrag. Negatieve reactiviteit verwijst naar het onderdrukken van positief gedrag volgend op negatief gedrag van de partner. Nu volgt een korte samenvatting van de belangrijkste resultaten met betrekking tot een aantal minder observeerbare aspecten van huwelijkstevredenheid.

Cognitie

Er zijn associaties gevonden tussen maladaptieve verklaringen voor huwelijkse gebeurtenissen en huwelijkstevredenheid. Ook is gebleken dat maladaptieve attributies covariëren met een hogere mate van negatieve gedragingen tijdens discussies over het oplossen van de huwelijksproblemen.

Affect

Affect is een belangrijke dimensie in het verklaren van variaties in de huwelijkstevredenheid. De resultaten zijn echter onduidelijk, omdat sommige studies stellen dat negatief affect slecht is voor huwelijken en andere studies laten zien dat negatief affect de huwelijkskwaliteit verhoogt of er niet aan gerelateerd is. Er bestaat op dit wetenschappelijke gebied een gebrek aan herhaalbaarheid van de resultaten en er is verdere theoretische ontwikkeling nodig.

Fysiologie

Er is steeds meer interesse voor de fysiologische bijverschijnselen van huwelijkse interactie. Zo is er meer synchronie gevonden in de fysiologische systemen van gelukkige echtparen dan ongelukkige echtparen. Tevens is er een verhoging te zien van hypofyse- en bijnierhormonen als gevolg van een hogere mate van vijandigheid onder pasgetrouwden. Deze resultaten zijn zeer interessant en vernieuwend en leiden tot de introductie van een multisystemen perspectief op huwelijkstevredenheid. Aan de hand daarvan kan wellicht worden achterhaald via welke specifieke mechanismen fysiologische systemen het verband mediëren tussen echtelijk functioneren en fysieke gezondheid.  Helaas is het lastig om betrouwbare fysiologische data te verkrijgen tijdens spontane sociale interactie, mar toekomstig onderzoek zou zich daar op kunnen richten.

Patronen

Het demand/withdraw patroon wordt gekenmerkt door een echtgenoot die de andere echtgenoot bekritiseert en zeurt om verandering, terwijl deze andere echtgenoot de discussie vermijdt en zich los maakt van de confrontatie. Des te meer de eerste echtgenoot eist, des te meer afstand de tweede echtgenoot neemt, wat vervolgens weer leidt tot meer eisen van betrokkenheid. Het eindresultaat van dit patroon is een afname van huwelijkstevredenheid.

Sociale steun

Onderzoek naar interpersoonlijke processen binnen huwelijken zijn vaak gericht op conflicten en het oplossen van problemen. De data is echter ambigue. Zo wordt het verband tussen negatieve gedragingen en huwelijksuitkomsten gemodereerd door expressies van affectie, zijn er maar weinig werkelijk openlijke conflicten binnen huwelijken, en blijken huwelijken met twee werkende partners vaak heel goed te werken doordat de partners elkaar helpen met conflicten die buiten het huwelijk plaatsvinden. Interpersoonlijke processen binnen een huwelijk moeten dus worden bekeken in relatie tot de steun die de partners aan elkaar geven, ook buiten de huwelijksrelaties om.

Wat weten we over de socioculturele ecologieën en contexten waarin huwelijken zich bevinden?

De betekenis en implicaties van huwelijkstevredenheid kan niet volledig worden begrepen zonder daarbij rekening te houden met de context waarin het huwelijk zich bevind. Huwelijken bevinden zich in allerlei verschillende en complexe omgevingen. Er wordt hier gekeken naar microcontexten en macrocontexten.

Wat zijn microcontexten?

Microcontexten zijn de omstandigheden die belangrijk zijn voor echtparen en die vrijwel directe verbanden hebben met het interpersoonlijk functioneren van de echtgenoten.

  • Kinderen spelen een rol in een microcontext. Kinderen hebben het paradoxale effect de stabiliteit van een huwelijk te verhogen, maar de kwaliteit te verlagen. Er bestaat echter veel variëteit in hoe echtparen zich ontwikkelen na het hebben van kinderen. De specifieke kenmerken van het kind, de echtgenoten en het huwelijk beïnvloeden die transitie. Oncoöperatief oudergedrag voorspelt verslechterende huwelijkstevredenheid, net als depressie en of de zwangerschap gepland was of niet.
  • Er is steeds meer onderzoek naar intergenerationele transmissie effecten. Aspecten uit de ouderlijke familie hebben gevolgen voor hoe het kind om zal gaan met de eigen toekomstige familie. De manier waarop relaties vroeg in het leven worden gevormd, dient als model voor de toekomstige relaties en interpersoonlijk functioneren in de volwassenheid.
  • Er kunnen binnen een huwelijk veel traumatische gebeurtenissen plaatsvinden, van natuurrampen tot dodelijke ziekten. Echtparen reageren op zeer diverse wijzen op zulke gebeurtenissen en laten soms grote veerkracht zien. Deze veerkracht modereert de invloed die de omgeving heeft op de huwelijkstevredenheid.

Wat zijn macrocontexten?

Macrocontext verwijst naar de bredere sociale condities en instituties die minder direct belangrijk zijn voor de echtgenoten en subtielere gevolgen hebben. Het betreft relatief langzaam veranderende factoren die invloed kunnen hebben op hele cohorten echtparen.

  • Een grote socio-economische achterstand in de buurt is geassocieerd met kinderen krijgen voor het huwelijk en vroeger trouwen.
  • De kans op echtscheidingen is hoger in gebieden met een hoge geografische mobiliteit, veel ongetrouwde vrouwen op de arbeidsmarkt, en veel potentiële partners.
  • De manier waarop echtparen betrokken zijn bij religieuze instituties beïnvloedt de huwelijkstevredenheid. Een aantal aspecten van het functioneren van een huwelijk, zoals huwelijkstevredenheid, conflictfrequentie, en het gebruik van verbale agressie, kunnen worden voorspeld aan de hand van gezamenlijke religieuze activiteiten en de percepties van de echtgenoten over de heilige kenmerken van het huwelijk.

Hoe kan huwelijkstevredenheid worden geconceptualiseerd en gemeten?

Standaardmetingen van huwelijkstevredenheid bestaan uit een aantal typen items, zoals evaluatieve beoordelingen over huwelijkskwaliteit en rapportages over algemene en specifieke gedragingen. Het gebruik van deze standaardmetingen kan leiden tot meer gevonden associaties tussen huwelijkskwaliteit en zelfgerapporteerde data over interpersoonlijke processen in het huwelijk. Dit heeft twee ongewenste effecten. Ten eerste zijn onderzoekers meer geneigd om eigen metingen van huwelijkstevredenheid te ontwikkelen, wat er toe leidt dat de resultaten van dat onderzoek niet kunnen worden vergeleken met de resultaten van andere onderzoeken. Ten tweede geloven sommigen dat de standaardmetingen door de ongewenst hoge associaties helemaal niet meer nuttig zijn. Echter, in longitudinale studies waarbij gecontroleerd wordt voor vroege huwelijkstevredenheid komen de ongewenst hoge associaties niet meer voor.

Welke ontwikkelingen doen zich voor met betrekking tot de conceptualisering van huwelijkstevredenheid?

  • Er is steeds meer waardering voor de perceptie dat een gelukkig huwelijk meer is dan een relatie die wordt gekenmerkt door de afwezigheid van ontevredenheid. Factoren die leiden tot huwelijksontevredenheid zijn niet het tegenovergestelde van de factoren die leiden tot huwelijkstevredenheid. Er wordt steeds meer geaccepteerd dat er unieke dimensies bestaan voor ongelukkige en gelukkige huwelijken.
  • Conceptualiseringen van huwelijkstevredenheid beschouwden deze als een enkele dimensie. Huwelijksontevredenheid zou een reflectie zijn van een evaluatie van een huwelijk waarin negatieve kenmerken aanwezig zijn en positieve kenmerken afwezig. Huwelijkstevredenheid zou een huwelijk reflecteren waarin negatieve kenmerken afwezig zijn en positieve kenmerken aanwezig. Echter, positieve en negatieve evaluaties kunnen in afzonderlijke, maar onderling gerelateerde dimensies worden geconceptualiseerd. Hierdoor kunnen meer gedetailleerde omschrijvingen worden gegeven van huwelijkstevredenheid en de factoren die zorgen voor veranderingen in die tevredenheid.
  • Huwelijkstevredenheid wordt vaker geconceptualiseerd, niet als een enkele beoordeling op een bepaald moment, maar als een punt in een traject die fluctuaties binnen het huwelijk weerspiegelt. Een bepaalde tevredenheidscore op een bepaald moment kan alleen worden geïnterpreteerd wanneer gerefereerd wordt naar een eerdere of latere beoordeling.
  • Het sociaal-cognitieve perspectief wordt vaker toegepast op de conceptualisering van huwelijkstevredenheid. Dit heeft een aantal positieve gevolgen. Bijvoorbeeld dat huwelijkstevredenheid wordt geconceptualiseerd als zijnde een attitude met betrekking tot de partner of de relatie. Of het idee dat tevredenheid kan variëren niet alleen met betrekking in de mate, maar ook in de sterkte van de associatie tussen de  evaluatie en het object van de evaluatie. Deze attitudetoegankelijkheid kan leiden tot betere voorspellingen (omdat de correlatie van huwelijkstevredenheid en huwelijksgedrag verschilt tussen mensen met zeer toegankelijke attitudes en mensen met laag toegankelijke attitudes).

Waarom kan men op basis van dit overzicht zowel optimistisch als pessimistisch zijn over de toekomst van dit wetenschappelijke gebied?

Het optimisme volgt uit de vooruitgang die is gemaakt in het begrijpen van:

  • huwelijkse processen die covariëren met huwelijkstevredenheid en die veranderingen in huwelijkstevredenheid kunnen voorspellen.
  • de complexe omgeving waarin echtparen zich bevinden en de manier waarop zij zich daaraan aanpassen.
  • de optimalisering van de conceptualisering van huwelijkskwaliteit.

Het pessimisme volgt uit de perceptie dat de vooruitgang in dit wetenschappelijke veld vooral gekenmerkt wordt door het toevoegen van nieuwe ideeën, in plaats van het uitbreiden en verbeteren van bestaande theorieën. Dit kan de cumulatieve groei in de weg staan.

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Divorce mediation: Research and reflections van Emery e.a. - 2005

Artikelsamenvatting bij Divorce mediation: Research and reflections van Emery e.a. - 2005

Bemiddeling en andere vormen van geschillenresolutie zijn in de afgelopen decennia snel gegroeid. Dit was het resultaat van hoge scheidingspercentages, frequentie conflicten tussen ouders die uit elkaar gaan en de administratieve last voor rechtbanken die hiermee gepaard ging. Echter, voornamelijk werd er naar bemiddeling gekeken omdat uit onderzoek blijkt dat echtscheidingen schadelijke effecten op kinderen en familierelaties kunnen hebben.

De onderzoekers hebben één van de eerste bemiddelingsprogramma’s in de staat Virginia opgezet in de mid-80er jaren. Dit programma had twee hoofddoelen waarmee het een uniek programma werd: als eerste keek dit programma naar de effectiviteit van bemiddeling in vergelijking met een schikking in de rechtbank, ten tweede was het een kortdurend programma zodat het praktisch was voor rechtszaken. Echter, dit programma was tegelijkertijd ook gebaseerd op therapeutische overwegingen en psychologische conceptualisaties. Kortom: het programma bevatte zowel probleemoplossende als therapeutische elementen.

In het huidige artikel ligt de focus op de achterliggende beweegredenen, theorie en resultaten van het twaalfjarige longitudinale opvolgonderzoek van het eerste programma. De voordelen van bemiddeling worden belicht en ook wordt er gereflecteerd op wát nou echt werkte in dit programma. De focus van dit onderzoek ligt op hoe bemiddeling het welzijn van families kan verbeteren – niet op de mogelijke voordelen voor de rechtsbedeling.

Waarom zouden we bemiddeling toepassen bij echtscheidingen en voogdijgeschillen?

Wat is de invloed van het aantal echtscheidingen en echtscheidingsconflicten?

Een van de redenen waarom het aantal manieren van geschillenresolutie zo snel gegroeid is, is de toename in het aantal echtscheidingen. Niet alleen komen echtscheidingen vaak voor, ze gaan meestal gepaard met serieuze conflicten tussen de partijen. Door justitie worden vormen van geschillenresolutie vaak ingezet wegens tijds- en kostenoverwegingen. Een belangrijker punt is echter dat het ook een familie-vriendelijke interventie is, waarmee relaties tussen familieleden en de effecten op kinderen als minder negatief kunnen worden ervaren.

Wat is precies het effect van scheiding en ruzie tussen ouders op de kinderen?

Uit onderzoek blijkt dat de meeste kinderen van gescheiden gezinnen erg veerkrachtig zijn, ondanks dat echtscheidingen gepaard gaan met een verhoogd risico van emotionele en gedragsmatige problemen. Maar toch blijkt uit onderzoek dat zelfs deze veerkrachtige kinderen vaak een substantiële en continue “pijn” ervaren door de scheiding van hun ouders.

Bepaalde karakteristieken in families voorspellen emotionele problemen bij kinderen uit gescheiden gezinnen. In totaal zijn er vier potentieel beïnvloedbare aspecten van familierelaties die het belangrijkst zijn voor de gezondheid van de kinderen bij een echtscheiding: 1) een gezag relatie met ten minste één ouder, 2) geen extreme ruzies tussen ouders, of ruzies waar de kinderen niet bij betrokken worden, 3) economische stabiliteit, en 4) een goede relatie met de andere ouder.

Wat zijn de effecten van schikkingen in de rechtbank op kinderen en familierelaties?

Een van de redenen waarom geschillenresolutietechnieken worden ingezet, is omdat men gelooft dat conflicten tussen de ouders in rechtszaken niet worden opgelost: ze blijven bestaan of verergeren zelfs. Schikkingen in de rechtbank zijn gericht op competitie tussen de ouders, terwijl bemiddeling een samenwerking voorstelt om de problemen op te lossen. Er is echter weinig empirisch onderzoek gedaan naar de effecten van schikkingen in de rechtbank.

Wat is dan de conclusie, wanneer we bemiddeling en schikkingen in de rechtbank empirisch met elkaar vergelijken?

Willekeurige toewijzing is vaak essentieel in wetenschappelijke onderzoeken. In dit onderzoek naar de vergelijking tussen twee groepen is dan ook gebruik gemaakt van willekeurige toewijzing aan ofwel bemiddeling ofwel verder gaan met schikkingen in de rechtbank (de gezinnen in het onderzoek waren hier al mee bezig toen ze benaderd werden). Deze 71 participerende families (35 bemiddeling, 36 rechtbank) werden vervolgens twaalf jaar gevolgd. Dit is gelijk de eerste limitatie van het onderzoek: het is een vrij kleine steekproef die genomen is uit één rechtbank, in één staat, waarbij alleen gekeken is naar het effect van bemiddeling op geschillen waar kinderen bij betrokken waren. Dit onderzoek laat dus zien wat voor resultaten bemiddeling kán bewerkstelligen, niet dat dit ook in iedere mogelijke situatie zál gebeuren.

Helpt bemiddeling ook echt in het bereiken van overeenkomsten tussen twee partijen, en is dit meer dan in de rechtbank?

Sceptici geven aan dat bemiddeling dan weliswaar kan helpen om tot een overeenkomst te komen, maar benadrukken dat advocaten dat ook doen. Dit klopt ook: meer dan een kwart van de gezinnen die in de rechtbank-groep zaten hadden een overeenkomst gevonden voordat de hoorzitting plaatsvond. Echter, in 72% van deze groep verscheen de zaak toch voor de rechter. In vergelijking: slechts 11% van de gevallen in de bemiddeling-groep kwamen uiteindelijk bij de rechter terecht.

In vergelijking met andere programma’s bleek het aantal overeenkomsten in het huidige bemiddeling-programma aan de hoge kant te zitten – meestal zitten de overeenkomsten tijdens bemiddeling tussen de 50-80%. Ook blijkt uit eerdere studies dat hoe eerder in het proces families aan bemiddeling beginnen, hoe beter de uitkomst. Dit sluit aan bij de gedachte dat het lastiger is om samen te werken wanneer de spanningen tussen de partijen te hoog opgelopen zijn.

Wat belangrijk is om bij stil te staan is dat het percentage overeenkomsten niet de enige of de belangrijkste uitkomstmaat is van het succes van bemiddeling. Hoewel hogere overeenkomsten er inderdaad voor zorgen dat minder echtscheidingen in de rechtbank eindigen, kan teveel druk op het bereiken van een overeenkomst ervoor zorgen dat bemiddeling een vijandiger imago krijgt. Dit is natuurlijk niet de bedoeling.

Zitten er verschillen tussen de hoeveelheid tijd, kosten en naleving van de afspraken tussen de twee groepen?

In de meditatie-groep kwamen de ouders ongeveer twee keer zo snel tot een overeenkomst dan de rechtbank-groep. Dit scheelt natuurlijk in zowel tijd als kosten van het proces.

Natuurlijk hopen voorstanders van bemiddeling ook dat deze groep de gemaakte afspraken beter naleeft, omdat het proces meer een samenwerking is en de uitkomst door beide partijen is geaccepteerd. In de resultaten van de huidige studie is er wel een trend gevonden voor betere naleving door de bemiddeling-groep, maar het niet naleven van de gemaakte afspraken was vrij groot in beide groepen. Hier dient uitgebreider onderzoek naar te worden gedaan.

Tevens moet benadrukt worden dat het als een succes (en niet als falen) kan worden gezien als ouders in een later stadium terugkeren naar bemiddeling: de situatie kan veranderen na een scheiding, en de gemaakte afspraken kunnen daarmee ook aan een upgrade toe zijn.

Zijn beide partijen tevreden na bemiddeling of schikking in een rechtbank?

Over het algemeen gaven ouders aan meer tevreden te zijn met het proces van bemiddeling dan met de uitkomsten van schikkingen in een rechtbank. Dit gold zowel voor items die de sterke kanten van bemiddeling benadrukten (bijvoorbeeld: Je gevoelens werden begrepen) als voor items die de sterke kanten van schikkingen in een rechtbank benadrukken (bijvoorbeeld: Je rechten werden beschermd). Ook blijkt uit de resultaten dat de ouders meer tevreden zijn met bemiddeling zes weken, anderhalf jaar en twaalf jaar nadat het geschil werd opgelost.

In het onderzoek werden vaak grotere verschillen in tevredenheid tussen de twee groepen gevonden voor vaders dan voor moeders. Dit kan verklaard worden doordat vrouwen meer het gevoel hebben dat ze “winnen” bij schikkingen in de rechtbank dan mannen. In de bemiddeling-groep hebben beide partijen meer het gevoel dat ze winnen.

Wat is het verschil tussen bemiddeling of schikkingen in de rechtbank op de familierelatie en het psychologische aanpassingsvermogen van de betrokkenen?

De onderzoekers hoopten het meest dat een meer coöperatieve oplossing een positiever (of minder negatief) effect zou hebben op de familierelatie na de scheiding en het psychologisch welzijn van de ouders en kinderen. Dit effect werd echter niet direct gevonden. Wel werd gevonden dan minder conflict tussen de ouders (in zowel de bemiddeling- als de rechtbank-groep) leidde tot beter psychologisch aanpassingsvermogen van de kinderen.

Deze resultaten veranderen echter wanneer gekeken wordt naar de langetermijneffecten van bemiddeling: vooral de relatie tussen de kinderen en de ouder waar ze niet wonen, en de relatie tussen beide ouders blijkt op de lange termijn te verbeteren wanneer de ouders in de bemiddeling-groep zaten. Vooral het contact tussen de kinderen en de ouder waar ze niet wonen (meestal de vader) blijkt veel beter te zijn bij deze groep. Qua psychische gezondheid van de ouders of kinderen zijn ook op lange termijn geen verschillen gevonden. Dat de effecten op lange termijn wel gevonden worden kan verklaard worden doordat de voordelen van bemiddeling zich pas uiten nadat de crisis-fase van de echtscheiding voorbij is.

Wat was nou de sleutel tot succes?

bemiddeling heeft aangetoond verschillende positieve effecten te hebben ten opzichte van schikkingen in de rechtbank, gezien van het perspectief van de efficiëntie van het proces (minder tijd en kosten) alsmede van het perspectief van familierelaties na de echtscheiding. Dit onderzoek laat echter niet precies zien welke elementen hierin nou werkzaam waren en welke elementen de belangrijkste factoren waren. Echter, er zijn wel wat vermoedens die besproken worden, maar die nog empirisch getest dienen te worden.

Het langetermijnperspectief aannemen

Door veel voorstanders wordt samenwerking als het belangrijkste ingrediënt voor het succes van geschillenresolutie gezien. Door bemiddeling wordt het ouders meer duidelijk dat samenwerking op de lange termijn beter is voor de kinderen en familierelatie, zelfs wanneer het op het moment van de echtscheiding onmogelijk leek.

Het effect van de echtscheiding op emoties begrijpen

In dit bemiddelingsprogramma werd er nadruk gelegd op het begrijpen van emoties – emoties van zowel de partners als de emoties van hun kinderen. De emotionele ervaring die hoort bij een echtscheiding werd door de mediatoren benadrukt, door bijvoorbeeld hun eigen emotionele reacties te gebruiken en de ouders te laten inzien dat de kinderen deze emoties waarschijnlijk ook ervaren wanneer ze zich in een gespannen situatie bevinden. Ook werd er gereflecteerd op de gevoelens van de ouders. Vaak kwam hieruit dat boosheid naar de andere partij een gevolg was van verdriet om de situatie.

Een zakelijke positie aannemen

De meeste echtscheidingen kwamen doordat één van de partijen de ander wilde verlaten. De “verlaters” wilden graag vrienden blijven terwijl dit voor de “verlaten” partij ondenkbaar was. Door een relatie te beginnen die geen van beiden wilden – een met een zakelijke instelling – konden de langetermijnbelangen centraal blijven staan.

Wat is de toekomst van (onderzoek naar) bemiddeling?

Bemiddeling voorspelt veel goeds, ook voor andere manieren van geschillenresolutie. Dit onderzoek dient echter niet als conclusie te worden aangenomen, maar als inleiding voor vervolgonderzoek in dit domein.

Zo dient er meer onderzoek te worden gedaan naar andere programma’s, in andere settings en met andere praktijken. Er is meer onderzoek nodig naar de verschillende aspecten van bemiddeling tijdens een echtscheiding, aangezien de focus hier echt alleen op kinderen en familierelaties lag.

Ook dient er meer onderzoek te worden gedaan naar welke aspecten de succesfactoren zijn in bemiddeling – en welke niet. Hierbij moeten de bemiddeling sessies (mediatoren, interactie van de partijen) en alternatieven voor bemiddeling ook worden bekeken.

Ten slotte is het belangrijk dat het enthousiasme, geloof en toewijding van de mediatoren behouden blijft. Bemiddeling is hard werken, en veel van de beloningen zijn intrinsiek. Veel voordelen die voor bemiddeling worden gevonden zijn waarschijnlijk afhankelijk van de inzet van de mediatoren en dit dient gewaarborgd te blijven.

BulletPoints

  • Bemiddeling en andere vormen van geschillenresolutie zijn in de afgelopen decennia snel gegroeid als resultaat van hoge scheidingspercentages, frequentie conflicten tussen ouders die uit elkaar gaan, administratieve last voor rechtbanken en de schadelijke effecten van echtscheidingen op kinderen en familierelaties.
  • Uit onderzoek blijkt dat de meeste kinderen van gescheiden gezinnen erg veerkrachtig zijn, maar ondanks dat rapporteren ze wel substantiële en continue “pijn” door de scheiding van hun ouders.
  • Schikkingen in de rechtbank zijn gericht op competitie tussen de ouders, terwijl bemiddeling een samenwerking voorstelt om de problemen op te lossen.
  • Bemiddeling zorgt ervoor dat minder families voor de rechter verschijnen – in de bemiddeling-groep was dit slechts 11% terwijl in de rechtbank-groep 72% bij de rechter kwam.
  • In de meditatie-groep kwamen de ouders ongeveer twee keer zo snel tot een overeenkomst dan de rechtbank-groep.
  • Ook is er een trend gevonden dat de bemiddeling-groep de gemaakte afspraken beter naleeft.
  • Over het algemeen gaven ouders aan meer tevreden te zijn met het proces van bemiddeling dan met de uitkomsten van schikkingen in een rechtbank.
  • De onderzoekers hoopten dat mediatie een positiever effect zou hebben op de familierelatie na de scheiding en het psychologisch welzijn van de ouders en kinderen. Dit effect werd echter niet direct gevonden.
  • Dit effect werd op lange termijn wel gevonden: vooral de relatie tussen de kinderen en de ouder waar ze niet wonen, en de relatie tussen beide ouders blijkt op de lange termijn te verbeteren wanneer de ouders in de bemiddeling-groep zaten.
  • Wat precies de werkzame ingrediënten waren voor het succes van bemiddeling is niet direct aangetoond. Wel zijn er vermoedens: 1) het langetermijnperspectief aannemen, 2) het effect van echtscheiding op emoties begrijpen, en 3) een zakelijke positie aannemen.
  • Vervolgonderzoek dient te worden gedaan naar andere programma’s in andere settings en de werkzame aspecten van bemiddeling.
Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Research on divorce: Continuing trends and new developments van Amato - 2010

Artikelsamenvatting bij Research on divorce: Continuing trends and new developments van Amato - 2010

Inleiding

Dit artikel is gebaseerd op data uit de Verenigde Staten en de demografische gegevens en conclusies die hier worden getrokken kunnen niet zomaar worden gegeneraliseerd naar andere landen. Omdat de data niet in alle Staten op eenzelfde manier en continue wordt verzameld, is het lastig om vast te stellen hoeveel echtscheidingen er plaatsvinden. De algemene overtuiging op basis van de beschikbare data is dat ongeveer de helft van alle huwelijken eindigen in een echtscheiding.

Wat zijn de risicofactoren die echtscheidingen voorspellen?

De volgende variabelen zijn geïdentificeerd als voorspellers van echtscheidingen. Dat betekent echter niet dat zij echtscheidingen veroorzaken. De variabelen zijn als volgt: trouwen in de tienerjaren, armoede, werkloosheid, laag opgeleid, samenwonen met de toekomstige partner voor het huwelijk, kinderen krijgen voor het huwelijk, kinderen van een vorig huwelijk meenemen naar het nieuwe huwelijk, trouwen met iemand van een andere etniciteit, en opgroeien in een huishouden zonder twee continue getrouwde ouders.

Is het werk en inkomen van de vrouw een risicofactor?

Recentelijk wetenschappelijk bewijs laat gemengde resultaten zien met betrekking tot deze vraag. Wanneer de vrouw werkt zijn er zowel negatieve als positieve gevolgen die elkaar beïnvloeden, waardoor er uiteindelijk geen invloed lijkt te zijn op de hoeveelheid echtscheidingen. Er kan echter wel gezegd worden dat, ook al heeft het werk en het inkomen geen invloed op de hoeveelheid echtscheidingen, het maakt het wel makkelijker voor zowel de vrouw als de man om een ongelukkig huwelijk te verlaten.

Welke relatiekenmerken zijn risicofactoren voor echtscheidingen?

Relatiekenmerken die op basis van onderzoek kunnen worden beschouwd als risicofactoren voor echtscheidingen zijn relaties met huiselijk geweld, frequente conflicten, ontrouw, waargenomen relatieproblemen, lage huwelijksbetrokkenheid en weinig liefde en vertrouwen. Niet alle echtscheidingen worden echter voorafgegaan door zulke dysfunctie. Er blijkt ook een grote groep te zijn die voor de echtscheiding niet te maken had met ruzie en huwelijkse ontevredenheid. Deze groep bleek echter wel andere kenmerken te vertonen die kunnen worden beschouwd als risicofactoren, zoals het opgroeien in een gescheiden familie en non-religiositeit. De echtscheidingen zouden het gevolg zijn van een accumulatie van risicofactoren via twee mogelijkheden, te weten via een hoge mate van conflict en ontevredenheid of een lage mate van betrokkenheid.

Hoe passen kinderen zich aan aan echtscheidingen?

Onderzoek toont aan dat kinderen van gescheiden ouders vergeleken met kinderen van niet-gescheiden ouders gemiddeld lager scoren op diverse emotionele, gedraggerelateerde, sociale, gezondheidgerelateerde en academische uitkomsten. Deze effecten lijken te volharden in de volwassenheid. Het is mogelijk dat de associaties tussen echtscheidingen en de problemen die de kinderen ervaren worden veroorzaakt door selectiefactoren, dat wil zeggen variabelen die beide problemen veroorzaken. Er is daarom meer onderzoek gedaan naar deze selectiefactoren. Deze methoden worden nu besproken.

Kunnen de correlaties tussen ouderlijke echtscheidingen en problematische uitkomsten van de kinderen worden verklaard door een passief genetisch model?

In een passief genetisch model wordt veronderstelt dat ouders genetische predisposities hebben voor bepaalde kenmerken, zoals agressiviteit en antisociaal gedrag. Deze kenmerken verhogen de kans op echtscheidingen. En de door de kinderen genetisch geërfde kenmerken leiden bij hen tot een hogere kans op gedragsproblemen, slechte relaties met klasgenoten, etc.. Hierdoor ontstaat de spurieuze correlatie tussen ouderlijke echtscheidingen en de problemen van hun kinderen. Wetenschappelijke onderzoeken hebben echter niet kunnen bevestigen dat de associaties tussen ouderlijke echtscheidingen en de problemen van hun kinderen worden veroorzaakt door passieve genetische overdracht.

Blijven de correlaties tussen ouderlijke echtscheidingen en problematische uitkomsten van de kinderen bestaan wanneer fixed-effect modellen worden gebruikt?

Een van de redenen waarom er geen conclusies kunnen worden getrokken over causaliteit is dat het onmogelijk is om statistisch voor alle relevante variabelen te controleren. Fixed-effect modellen kunnen dan goed gebruikt worden. Deze modellen elimineren ongeobserveerde bronnen van heterogeniteit die tijdsinvariant zijn, zoals sekse, etniciteit, persoonlijkheid van de ouders, en bepaalde genetische effecten.  De modellen controleren niet voor tijdsvariërende factoren. Echter, ook aan de hand van de resultaten van deze onderzoeken is het lastig om tot een goede conclusie te komen, omdat er maar weinig van zulke studies zijn gedaan en de resultaten elkaar tegenspreken.

Wat kunnen we leren van longitudinale studies die kijken naar de associaties tussen ouderlijke echtscheidingen en problematische uitkomsten van de kinderen?

Het grote probleem dat zich voordoet met betrekking tot dit onderwerp is dat echtscheidingen niet zomaar kunnen worden geïnterpreteerd als een discrete gebeurtenis die op één dag op een bepaald tijdstip plaatsvindt. Echtscheidingen zijn onderdeel van een proces dat zich gradueel ontwikkeld. De problematische familierelaties die voorafgaan aan de echtscheiding zijn onderdeel van het echtscheidingsproces. De vraag welke effecten dus kunnen worden toegeschreven aan de echtscheiding is daardoor meer theoretisch dan empirisch. Longitudinaal onderzoek zou daarop kunnen inspelen door onderscheid te maken tussen ouders die weinig conflict ondervonden en ouders die veel conflict ondervonden.

Wat is het divorce-stress-adjustment perspectief?

Het divorce-stress-adjustment perspectief beschouwt echtelijke ontbinding als een proces dat begint wanneer de koppels nog bij elkaar zijn en jaren na de wettelijke echtscheiding eindigt. De wettelijke echtscheiding heeft weinig directe effecten op de kinderen. Het is de stress die voorafgaat aan de huwelijkse problemen die de kans vergroot op verschillende problemen op de gebieden van gedrag, emoties, academische prestaties en interpersoonlijke relaties. Doordat er verschillende factoren zijn die de reactie van de kinderen op de echtscheiding modereren, kan de aanpassing snel zijn en zonder lange termijn problemen, of langzaam zijn met negatieve gevolgen die volharden in de volwassenheid.

Welke factoren zijn geïdentificeerd die het welzijn van de kinderen ofwel verminderen of modereren?

Factoren die het welzijn van de kinderen na echtscheidingen lijken te verminderen zijn een vermindering van het huishoudinkomen, slecht psychologisch functioneren en ineffectief ouderschap van de inwonende ouder, verlies van contact met de uitwonende ouder, en continue conflict tussen de ouders en een gebrek aan coöperatief ouderschap. Een interessante moderator is de kwaliteit van de familierelaties voorafgaand aan de echtscheiding. Kinderen lijken minder problemen te ervaren als het huwelijk veel conflicten kende, terwijl het welzijn van kinderen na een echtscheiding van een huwelijk met weinig conflicten lijkt te verslechteren. De gevolgen van een echtscheiding zijn dus afhankelijk van of kinderen worden weggehaald uit een aversieve of steunende familieomgeving.

Wat is het multiple transition perspectief?

Dit perspectief beschouwt echtscheidingen als een transitie uit een serie van transities die kinderen meemaken voordat zij volwassen zijn. Het perspectief beschouwt de hoeveelheid transities, en niet alleen de echtscheiding zelf, als een centrale variabele die het welzijn van de kinderen beïnvloedt. Echtscheidingen creëren immers mogelijkheden voor toekomstige ouderlijke samenwoonsituaties, nieuwe huwelijken en nieuwe echtscheidingen.

Wat kan er gezegd worden over de causaliteit met betrekking tot echtscheidingen?

In plaats van te vragen of echtscheiding invloed hebben op kinderen kan beter worden gevraagd hoe en onder welke omstandigheden echtscheidingen positieve of negatieve invloeden hebben op kinderen. Een echtscheiding kan verschillende gevolgen hebben waarbij het welzijn van de kinderen kan verbeteren, niet verandert, of verslechtert. Er zou minder gekeken moeten worden naar de gemiddelde verschillen tussen kinderen met en zonder gescheiden ouders en meer naar de factoren die zorgen voor variabiliteit in de aanpassing van kinderen.   

Wat zijn de gevolgen van echtscheidingen voor mannen en vrouwen?

Gescheiden mannen en vrouwen scoren gemiddeld lager op fysieke en mentale gezondheid dan niet-gescheiden mannen en vrouwen. Ook vertonen zij meer symptomen van depressie en angst, meer gezondheidsproblemen, meer middelengebruik en hebben zij een groter risico op mortaliteit.

Hebben echtscheidingen een causaal effect op het welzijn van de voormalige echtgenoten?

Volgens de stress theorie heeft een groot aantal veranderingen in een korte periode negatieve effecten op het mentale en fysieke welzijn. Echtscheidingen gaan gepaard met veel veranderingen, zoals gevoelens van boosheid en verdriet, verhuizingen, en een vermindering van de levensstandaard. Het sociale steun perspectief stelt dat huwelijken vele voordelen met zich meebrengen, zoals gezelschap en emotionele steun. Ook moedigen partners elkaar vaak aan om gezond te leven, minder te roken en regelmatig medisch onderzocht te worden. Deze theorieën volgend zouden echtscheidingen negatieve gevolgen hebben voor het welzijn van de voormalige echtgenoten.

Is de associatie tussen echtscheidingen en negatieve gevolgen voor het welzijn spurieus?

Bepaald onderzoek heeft gevonden dat individuen al een lager mentaal welzijn hadden voordat zij gescheiden waren. Echter, na de echtscheiding verlaagde het mentale welzijn nog meer. Dit wijst op het bestaan van zowel selectie effecten als causaliteit. Kijkend naar de beschikbare resultaten kan worden geconcludeerd dat, ondanks dat er sprake is van het bestaan van selectiefactoren, echtscheidingen negatieve gevolgen hebben voor het mentale en fysieke welzijn van volwassenen.

Is een echtscheiding een crisis of een chronische belasting?

De vraag bestaat of echtscheidingen moeten worden beschouwd als een type crisis of als vorm van chronische belasting. Het crisis model beschouwt een echtscheiding als een tijdelijk fenomeen waaraan de meeste mensen zich aanpassen. Het chronische belasting model beschouwt een echtscheiding als een fenomeen dat vrijwel niet eindigt, omdat het spanningen veroorzaakt die op de lange termijn blijven bestaan (zoals solo ouderschap voor moeders of het proberen te behouden van een positieve relatie met de kinderen voor uitwonende vaders). Onderzoek toont aan dat beide modellen een kern van waarheid bevatten. Echtscheidingen kunnen zowel gevolgen hebben voor de korte en de lange termijn, afhankelijk van verschillende factoren. Echtscheidingen worden meestal eerst gevolgd door afnames in psychologisch, sociaal en fysiek welzijn. Maar na een aantal jaar past de meerderheid zich daaraan aan en slechts een minderheid houdt er grote problemen aan over.

Welke factoren beïnvloeden de sterkte van de effecten van echtscheidingen?

Een interessant resultaat is dat mannen en vrouwen uit stressvolle huwelijken verbeteringen vertonen na de echtscheiding. Mannen en vrouwen uit niet-stressvolle huwelijken vertonen verminderingen in het welzijn. Wellicht waren de individuen uit het stressvolle huwelijk opgelucht van het huwelijk af te zijn, terwijl de individuen uit het niet-stressvolle huwelijk zich niet bewust waren van de stress die een echtscheiding met zich meebrengt en hoe het leven er zonder de echtgenoot uit zou zien. Een ander resultaat toont aan dat de echtgenoot die de echtscheiding aanvraagt minder problemen heeft met de aanpassingen na de echtscheiding.

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij A brief intervention to promote conflict reappraisal preserves marital quality over time van Finkel e.a. - 2013

Artikelsamenvatting bij A brief intervention to promote conflict reappraisal preserves marital quality over time van Finkel e.a. - 2013

Huwelijkskwaliteit lijkt een van de belangrijkste factoren in geestelijke en lichamelijke gezondheid. Meer dan de helft van de mensen die erg gelukkig zijn in hun huwelijk, zijn ook gelukkig over het algemeen. Daarom is het verontrustend dat de huwelijkskwaliteit normatief achteruit gaat. Onderzoek wijst uit dat deze daling in geen enkel stadium van het huwelijk omkeert naar een stijging.

Een risicofactor die een slechte huwelijkskwaliteit kan voorspellen is volgens onderzoeken `negatieve-affect wederkerigheid’. Dit is een keten van vergeldingsnegativiteit tijdens conflicten in een huwelijk. Bijvoorbeeld wanneer een man kritiek op de opvoedstijl van zijn vrouw en zij reageert met een ontkenning. Er zijn interventies ontwikkelt om deze ketens te doorbreken. Zulke interventies kunnen koppels helpen om zich op een constructieve manier te beheersen. Echter, de interventies zijn een investering van tijd en geld. Daarbij is het lastig om te achterhalen, doordat de keten multicomponentieel is, welke componenten de relatiekwaliteit zouden verbeteren.

De huidige studie ontwikkelde een interventie om te testen of conflictherstel de kwaliteit van een huwelijk voor een langere periode kan behouden. Er werd gebruik gemaakt van de kracht van ‘emotionele herwaardering’. Dit is een herinterpretatie van de betekenis van emotionele situaties. Het doel hiervan was om mensen te helpen om op een constructieve manier met negatieve emoties om te gaan. Omdat men meestal de neiging heeft om een conflict vanuit een first-person perspectief te bekijken, verdwijnt de woede sneller bij mensen die getraind zijn om het perspectief van een derde aan te nemen.

Er werden drie hypotheses getest: de huwelijkskwaliteit neemt naar verloop van tijd af; deze trend zal worden verminderd bij deelnemers die de herwaarderingsinterventie hebben meegemaakt; en de vermindering van de daling in huwelijkskwaliteit zal gemedieerd worden door verminderde conflict stress.

Er werden 120 echtgenoten geworven via Craigslist.org. Iedere vier maanden gedurende twee jaar moesten zij hun relatie waarderen op tevredenheid, liefde, intimiteit, vertrouwen, passie en toewijding. Tijdens de eerste meting vulden zij een vragenlijst in die hun huwelijkskwaliteit beoordeelde. Tijdens de andere metingen moesten de deelnemers beschrijven wat de belangrijkste meningsverschillen waren van de afgelopen vier maanden. De helft van de deelnemers werd willekeurig toegewezen in de herbeoordelingscategorie. Zij moesten tijdens de herbeoordelingstaak reageren op drie prompts verschillende ‘prompts’ die ze aanmoedigden om het meningsverschil te her evalueren en het perspectief aan te nemen van een derde partij.

Dit toonde uiteindelijk aan dat een schrijfinterventie van 21 minuten waarbij men een conflict opnieuw moest beoordelen een beschermende werking had op de achteruitgang van de huwelijkskwaliteit. Dit werd veroorzaakt door een vermindering van conflict gerelateerde nood in de loop van de tijd bij deelnemers in de interventie conditie. De huidige  studie heeft dus iets belangrijks aan het licht gebracht. Er werd geen moderatie effect gevonden voor huwelijksduur en dit zegt dat een korte interventie net zo effectief is in mensen die al heel lang getrouwd zijn als bij pas getrouwde stellen.

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Marriage in the new millennium: A decade in review van Fincham & Beach - 2010

Artikelsamenvatting bij Marriage in the new millennium: A decade in review van Fincham & Beach - 2010

Inleiding

In dit artikel is gekeken naar continuerende en nieuwe thema’s met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek naar huwelijken. Het laatste decennium is er binnen dit wetenschappelijke gebied veel groei en ontwikkeling te zien.

Waarom is de context van huwelijken zo belangrijk?

Onderzoekers zijn zich steeds meer gaan richten op de invloed die een positieve context heeft op de huwelijksuitkomsten. Een positief affectief klimaat, stress, steun binnen en buiten het huwelijk, en de geschiedenis van conflict uit de eigen familie en eerdere huwelijken horen bij een goede conceptualisering van huwelijkse conflicten. Zo is bijvoorbeeld vijandigheid in de kindertijd gerelateerd aan vijandigheid in het huwelijk, en is de accumulatie van risicofactoren een betere voorspeller van huwelijkstevredenheid dan individuele risicofactoren. Een ander voorbeeld is dat acute stress buiten het huwelijk om geassocieerd is met huiselijk geweld. De context van het huwelijk kan dus niet langer, en wordt ook niet langer, genegeerd.

Wat voor invloed hebben huwelijken op de gezondheid?

Onderzoek toont aan dat huwelijkstevredenheid een goede voorspeller is van levenstevredenheid en welzijn. Conflicten in het huwelijk zijn causaal gerelateerd aan depressieve symptomen, functionele beperkingen, en een hoger risico op drugs- en alcoholmisbruik. Ook de fysieke gezondheid wordt beïnvloed door huwelijken. Als koppels beter in staat zijn samen met gezondheidsproblemen te copen, verloopt de herstelperiode beter. De huwelijkstevredenheid heeft ook invloed op de aanmaak van stresshormonen. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van het belang van de context, niet alleen voor de psychische maar ook voor de fysieke gezondheid.

Wat is het Healthy Marriage Initiative?

Het Healthy Marriage Initiative is een publiek beleid van de Verenigde Staten. Het beleid richt zich op het onderwijzen van echtgenoten, het promoten van gezonde huwelijken en goed vaderschap. Interessant is dat de titel al aangeeft dat een goed huwelijk niet alleen wordt gekenmerkt door de afwezigheid van negatieve aspecten, maar tevens door de aanwezigheid van ‘gezonde’ aspecten.

Wat voor invloed heeft de toegenomen huwelijksdiversiteit op het wetenschappelijke veld?

Huwelijksdiversiteit is in het laatste decennia flink toegenomen. De wetenschap had echter maar weinig te vertellen over diversiteit binnen huwelijken, bijvoorbeeld door de manier waarop zij samples verzamelden. Daarbij bestonden vereisten als het spreken van Engels als de moedertaal, of het niet hebben van kinderen buiten het eerste huwelijk. Daardoor werden bepaalde groepen buitengesloten en dat beperkte de generaliseerbaarheid van de resultaten. Dit gebrek aan etnische diversiteit binnen wetenschappelijk onderzoek naar huwelijken is in het laatste decennia vermindert. Er is met name meer aandacht gegeven aan huwelijken met lage inkomens, Afro-Amerikaanse huwelijken en huwelijken in het leger. De groeiende aandacht voor huwelijksdiversiteit heeft ook gezorgd voor een toegenomen interesse op het gebied van ontrouw. Doordat het meeste onderzoek cross-sectioneel is, is het lastig vast te stellen of de frequentie van ontrouw is toegenomen. Wel blijkt dat ontrouw vaak leidt tot echtscheiding en geassocieerd is aan depressie en posttraumatische stressstoornis. Ook is er groeiende aandacht voor “online ontrouw”, maar dit wetenschappelijke gebied staat nog voor grote uitdagingen.

Welke mechanismen verbinden religiositeit en spiritualiteit aan huwelijkskwaliteit?

De huwelijkskwaliteit kan worden versterkt door verschillende mechanismen die geassocieerd zijn met gezinsbevorderende normen, steunende sociale netwerken en verhoogd subjectief welzijn. Religieuze participatie kan relaties beïnvloeden doordat het positieve gedragingen aanmoedigt en negatieve gedragingen ontmoedigt. Religieuze en spirituele betrokkenheid kan ook fungeren als een barrière voor activiteiten die negatieve gevolgen zouden kunnen hebben voor het huwelijk, zoals ontrouw, drugsgebruik en criminele activiteiten. Een laatste mechanisme stelt dat religieuze betrokkenheid geassocieerd zou kunnen zijn met ‘heiligmaking’ van het huwelijk, waardoor toegevoegde betekenis en structuur wordt gegeven aan het huwelijk die de huwelijksrelaties steunen.

Welke ontwikkelingen hebben plaatsgevonden in de onderzoeksmethoden naar huwelijken?

Er hebben een aantal ontwikkelingen plaatsgevonden die er toe hebben geleid dat het construct huwelijkstevredenheid beter kan worden gemeten. Deze zijn onder andere de introductie van de twee-dimensionele structuur van Huston en Melz, de toepassing van IRT die er toe heeft geleid dat het gebruik van niet-standaard meetinstrumenten niet meer nodig is (door de introductie van onderzoeksinstrumenten die kort genoeg zijn om te gebruiken bij grote surveys), en het gebruiken van categorische definities van het huwelijk.

Access: 
Public
Access: 
Public

Image

This content refers to .....
Psychology and behavorial sciences - Theme

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activities abroad, study fields and working areas:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Psychology Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1138