Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015


Vragen

Casus

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

Op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 september 2011, nummer 23/002476-10, in de strafzaak tegen: Henk Jansma, geboren te Amstelveen op 5 maart 1987.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D.E. Wiersum, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2 Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring wat betreft het (voorwaardelijk) opzet ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat: "hij op 14 maart 2010 te Amsterdam aan Jelle Pieter Hoekstra opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond in het gezicht met blijvend litteken in het gezicht, heeft toegebracht door deze Jelle Pieter Hoekstra opzettelijk met een glas in het gezicht te slaan."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1302 201006 van 15 maart 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren Douwe Draaijer en Tineke van Hulten. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 maart 2010 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van Jelle Pieter Hoekstra: Ik wil aangifte doen van zware mishandeling. Op 14 maart 2010 bevond ik mij in Cooldown café te Amsterdam. Toen ik terugkwam van het toilet zei mijn vrouw tegen mij dat een jongen haar steeds knietjes gaf aan de zijkant van haar been. Ik ben toen naar de jongen toegelopen en zei tegen hem: "Hou even op met dat irritante gedoe en laat ons oudjes gewoon met rust". Ik hoorde dat hij zei: "Weet je wel wie ik ben". Ik zei toen tegen de jongen: "Dat boeit mij niet en nu even lekker opzouten". Toen ik dat zei heb ik de jongen met mijn vlakke hand boven op zijn borst weggeduwd. Ik zag dat de jongen op dat moment in zijn rechter hand een glas vasthield. Het volgende moment dat ik me kan herinneren is dat ik bij de bar stond. Ik voelde dat mijn linkerwang heel erg warm werd. Ik voelde toen aan mijn wang, zag dat mijn linker arm helemaal onder het bloed zat en besefte dat ik hevig bloedde. Ik ben vervolgens door de ambulance meegenomen naar het OLVG en daar is mijn wang gehecht met meer dan 46 hechtingen. De dokter heeft mij verteld dat de wond zeker zichtbaar
blijft. Ik ben getekend voor mijn leven.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 20100649 van 14 maart 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar Douwe Draaijer. Dit proces-
verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 maart 2010 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van Jantina van Vliet: Op zondag 14 maart 2010 bevond ik mij in de Cooldown café samen met onder meer Henk Jansma. Ik zag dat een man ruzie maakte met Henk. Ik zag dat de man die bij Henk stond Henk duwde. Ik zag dat Henk de man sloeg met een glas in zijn handen. Ik hoorde het glas stuk gaan op het hoofd van de man. Ik zag direct hierna veel bloed in het gezicht van de man.
3. Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring van de Spoedeisende Hulp van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) van 14 maart 2010. Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven: Plastische chirurgie
Behandelend arts assistent: Kadouch
Onderzoek: Forse snijwond van laterale zijde linker wenkbrauw tot aan linker mondhoek, +/- 15 cm. Optrekken van de neusvleugel is links niet mogelijk door de partiële facialis doorsnijding. Door de verwonding aan de craniale zijde van de linker wang is de zenuwgeleiding zo verstoord dat meneer aanraking aan de linker bovenwang voelt aan de linker onderwang. De linker kant van de wang bevat zoveel littekens dat de huid stug is geworden en als leer aanvoelt in vergelijking met de rechter wang. Beleid: geen mogelijkheden tot verbetering van het litteken.
2.2.3. De bestreden uitspraak houdt voorts het volgende in: "De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat niet kan worden bewezen dat bij de verdachte sprake was van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Ter onderbouwing van dit verweer heeft zij aangevoerd dat de verdachte in een split second heeft gehandeld en zich niet bewust was van het feit dat hij een glas in zijn hand had, waardoor het voor hem geenszins te voorzien was dat zijn gedraging zulke drastische gevolgen zou hebben. Hieruit volgt volgens de raadsvrouw dat de verdachte niet bewust het zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht en dat hij evenmin bewust de aanmerkelijke kans op het ontstaan van dat
letsel heeft aanvaard als gevolg van het slaan met zijn arm. Het hof volgt de raadsvrouw niet in dit betoog. Uit het feit dat de verdachte het slachtoffer in zijn gezicht heeft geslagen met een hand waarin hij een glas had, volgt naar het oordeel van het hof dat bij de verdachte wel degelijk sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dat de verdachte er mogelijk niet aan heeft gedacht dat hij een glas in zijn hand had toen hij het slachtoffer sloeg, komt voor zijn risico en staat aan het bewijs van voorwaardelijk opzet niet in de weg."

Vraag 1

Heeft het eerste middel (dat wil zeggen: dat het Hof de bewezenverklaring wat betreft het (voorwaardelijk) opzet ontoereikend heeft gemotiveerd) kans van slagen?

Stel: de raadsvrouw van Henk Jansma heeft ook het volgende aangevoerd: ‘Voor het geval U wel tot een bewezenverklaring komt, beroep ik mij op noodweerexces. Getuige Jantina van Vliet verklaart duidelijk dat het slachtoffer begon met ruzie maken. Mijn cliënt stond gewoon rustig te praten, met anderen. Het slachtoffer kwam naar hem toelopen, en gaf hem na een korte woordenwisseling een stevige duw tegen de borst. Mijn cliënt sloeg hem als reactie daarop vlak daarna met het glas.’

Vraag 2

Onderbouw of het beroep dat de raadsvrouw doet op noodweerexces, al dan niet succesvol kan zijn.

Vraag 3

Was het Hof verplicht om in het arrest gemotiveerd aan te geven waarom het de twee betogen van de raadsvrouw die bij vraag 1 en 2 aan de orde waren, niet volgde? Zo ja, op grond van welke wettelijke bepalingen?

Stel: Jelle Pieter Hoekstra heeft geruime tijd voor de zitting een brief naar de officier van justitie gestuurd. Daarin schreef hij het volgende: ‘Bij deze wend ik mij tot U in verband met de strafzaak tegen Henk Jansma, de man die mijn leven verwoest heeft. Ik had een gelukkig leven, ging twee tot drie keer per week met mijn vrouw uit. Nu ben ik een bange man geworden, die eigenlijk nooit meer de deur uit gaat, ook omdat ik merk hoe anderen op mijn gezicht reageren. Ik wil dat ter terechtzitting aan de verdachte duidelijk maken, en verzoek U daarom toe te staan dat ik ter terechtzitting van mijn spreekrecht gebruik maak. Daarbij wil ik ook aan de rechter vertellen welke straf in dit geval volgens mij past.’

Vraag 4

Kan Jelle Pieter ter terechtzitting van het spreekrecht gebruik maken en daarbij zeggen wat hij zich voorgenomen heeft?

Stel: Het Hof legde aan Henk Jansma een gevangenisstraf van twee jaar op waarvan een jaar voorwaardelijk. Daarbij worden, naast de algemene voorwaarden van art. 14c lid 1 Sr, twee bijzondere voorwaarden gesteld, met een proeftijd van 3 jaar. Henk wordt in de eerste plaats verplicht om zich gedurende de proeftijd van bezoeken aan Cooldown café te onthouden. Verder wordt aan hem een verbod opgelegd op het gebruik van verdovende middelen en alcohol en wordt hij verplicht om ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek. Daarnaast wordt aan Henk een taakstraf opgelegd van honderdzestig uren, met een vervangende hechtenis van zes weken.

Vraag 5

Op welk punt is de oplegging van deze straffen, en de combinatie daarvan, niet in overeenstemming met de wettelijke voorschriften?

Stel: deze straf is opgelegd, het cassatieberoep wordt verworpen, en Henk zit de aan hem opgelegde gevangenisstraf uit. Als hij vrij is gekomen gaat hij dat vieren in een café in Naarden. Daarbij lapt hij de hem opgelegde verplichting om de drank te laten staan aan zijn laars. Als hij na een buitengewoon vrolijke middag naar zijn auto loopt, ziet hij in één van de auto’s waar hij langs loopt, een hond blaffen. Hans loopt om de auto heen en ziet dat er nergens een raam open staat. Hij is erg begaan met het lot van dieren (hij is ook lid van het Dierenbevrijdingsfront) en is bang dat deze hond als gevolg van de hitte die er in de auto heerst (het was een warme dag in juli), kan komen te overlijden. Daarom bedenkt hij zich niet en slaat met een stoeptegel het achterruit van de auto in. De eigenaar van de auto, die net aan komt lopen, ziet dit gebeuren en belt de politie. Eind van het liedje is dat aan Henk een nieuwe dagvaarding betekend wordt, waarin aan hem ten laste wordt gelegd dat:

‘hij op 12 juli 2013 te Naarden opzettelijk wederrechtelijk een achterruit van een Chevrolet Corsica, kentekennummer 97-JK-46, toebehorende aan Freek de Boer, althans aan een ander dan aan hem, verdachte, heeft vernield door er met een stoeptegel tegen aan te slaan (art. 350 Sr).’

De raadsman van Henk houdt ter terechtzitting een vlammend betoog: ‘Niet Henk zou vervolgd moeten worden, maar Freek. Een labrador met een dikke vacht bij 30 graden Celsius in de schaduw in een potdichte auto achterlaten: dat is je reinste dierenmishandeling. Henk wist niet dat de eigenaar al weer aan kwam lopen. Hij heeft, in de veronderstelling dat hij moest kiezen tussen het belang van de hond en de eigenaar van de achterruit, de juiste keuze gemaakt. Achteraf ziet hij ook wel in dat hij dwaalde.’

Maar de officier van justitie denkt daar anders over: ‘Als ik naar art. 350 Sr kijk, is enkel vereist dat Henk de ruit opzettelijk heeft vernield en dat hij daar geen toestemming toe had van de eigenaar. Ook als hij in de veronderstelling verkeerde dat hij moest kiezen tussen het belang van de hond en de eigenaar van de achterruit, kan dat niet tot strafuitsluiting leiden.’

De rechters zitten na afloop in raadkamer te dubben. Ze zijn er wel van overtuigd geraakt dat Henk in de veronderstelling verkeerde dat hij moest kiezen tussen het belang van de hond en de eigenaar van de achterruit. Maar ze weten niet of, en zo ja welke, consequenties zij daar aan moeten verbinden.

Vraag 6

Tot welke uitspraak zullen de rechters komen als zij het begrip wederrechtelijk net zo uitleggen als de Hoge Raad deed in het Dreigbriefarrest?

Stel: de rechters leggen het begrip wederrechtelijk net zo uit als de officier van justitie, en komen tot een bewezenverklaring. Stel voorts dat Henk de autoruit niet heeft ingeslagen in op eigen initiatief, maar op bevel van een politieambtenaar die toevallig in de buurt was. Henk doet een beroep op de rechtvaardigingsgrond ‘uitvoering ambtelijk bevel’ (art. 43, lid 1, Sr).

Vraag 7

Kan het bewezen verklaarde feit dan worden gekwalificeerd als strafbaar feit? En zo ja, is Henk dan ook strafbaar?

Stel: het inslaan van de achterruit van de auto heeft nog veel verder strekkende gevolgen. Freek, die zeer aan zijn oude Chevrolet Corsica gehecht is, wordt sterk geëmotioneerd en krijgt ter plekke een hartaanval. De ambulance, die snel ter plaatse had kunnen zijn, krijgt een lekke band voordat zij ter plaatse is. Dat leidt er uiteindelijk toe dat Freek komt te overlijden.

Vraag 8

Kan Henk onder deze omstandigheden met kans op succes vervolgd worden wegens dood door schuld (art. 307 Sr)?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Opzet veronderstelt (een bepaalde gradatie van) willen en weten. Dit ‘willen en weten’ moet worden bewezen, hetzij aan de hand van verklaringen van de verdachte (of getuigen), hetzij aan de hand van ervaringsregels (i.c.m. de aard van de gedraging en de omstandigheden van het geval). Als de verdachte zich er inderdaad niet bewust van was geweest dat hij een glas in zijn hand had en dus niet heeft kunnen voorzien dat zijn gedraging zulke drastische gevolgen zou hebben, ontbreekt het ‘weten’ en is er geen sprake van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechter mag daar niet zomaar aan voorbij gaan door deze voorwaarde (i.c. het ‘weten’) als een soort risico-aansprakelijkheid ‘toe te rekenen’ aan de verdachte – zoals het Hof hier lijkt te doen – zonder dat het (willen en) weten daadwerkelijk bewezen wordt verklaard.

Vraag 2

Beroep op noodweerexces is eventueel mogelijk o.g.v. het arrest Ruzie te Loon op Zand (eventueel in combinatie met de constatering dat de ‘verdediging’ hier ook disproportioneel was in de zin van ‘intensief noodweerexces’). Er zou hier dus sprake kunnen zijn van extensief exces in de tweede graad (beginnen met verdedigen als de aanranding al is gestopt). Er moet dan wel zijn voldaan aan de voorwaarde dat er direct voorafgaande aan de ‘verdediging’ sprake is geweest van een noodweersituatie:

  • Ogenblikkelijke aanranding? Ja (hem werd een stevige duw tegen zijn borst gegeven);

  • Van eigen/andermans lijf, eerbaarheid of goed? (Ja: zijn lijf);

  • Welke aanranding wederrechtelijk was, (ja: geen aanwijzingen voor het tegendeel);

  • Waarbij de verdediging noodzakelijk was (ja: dat bleek wel uit het feit dat hem een stevige duw tegen zijn borst werd gegeven en hij zich daaraan blijkbaar niet heeft kunnen onttrekken. Met andere woorden: hij ‘moest’ zich wel verdedigen; hij was er alleen te laat mee).

Voorts moet de overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging – hier: extensief exces in de tweede graad, eventueel in combinatie met ‘intensief exces’ (een veel te zwaar middel) – zijn veroorzaakt door een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door de aanranding. Dat lijkt hier het geval te zijn.

Enkele aandachtspunten:

  • Er is niet alleen sprake van extensief exces, maar ook van intensief exces

  • De overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging is van dien aard dat ook een beroep op noodweerexces weinig kans maakt (o.g.v. het prop./subs.vereiste, dan wel op grond van de gedachte dat deze overschrijding nooit kan zijn veroorzaakt door de aanranding en dat er nog iets anders (een eerder akkevietje o.i.d.) aan deze ‘forse’ overschrijding ten grondslag moet hebben gelegen)

Vraag 3

a.
De rechter hoeft op grond van art. 358 lid 3 Sv jo 359, lid2, eerste zin Sv niet in te gaan op het eerste verweer (het betreft een bewijsverweer. Dat is geen 358-3-verweer). De rechter moet er echter wel op in gaan op grond van art. 359 lid 2, tweede zin Sv, mits het verweer kan worden beschouwd als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt (helder standpunt, geschraagd door argumenten, en leidend tot een ondubbelzinnige conclusie). Daar lijkt hier sprake van te zijn. Het Hof heeft het verweer niet aanvaard, zodat ook in dat opzicht is voldaan aan de voorwaarden van 359 lid 2, tweede zin Sv.

b.
Het tweede verweer is wel een 358-3 verweer: valt onder de categorieën van art. 358 lid 3 Sv en voldoet ook aan de (overige) voorwaarden van 358 lid 3 Sv: door of namens de verdachte uitdrukkelijk voorgedragen op de zitting, terwijl de rechter (het Hof) het verweer heeft verworpen. De rechter moet er dus een expliciete beslissing aan wijden in het vonnis en deze beslissing ook motiveren o.g.v. 359 lid 2, eerste zin Sv.

Vraag 4

Er is voldaan aan het vereiste van art. 51e lid 1 Sv (een misdrijf dat wordt bedreigd met max. 8 jaar gevangenisstraf). Hij kan dus gebruik maken van het spreekrecht voor slachtoffers als hij kan worden beschouwd als slachtoffer in de zin van Titel IIIa (eerste afdeling) en meer bijzonder in de zin van art. 51e lid 2 Sv. Dat Jelle Pieter kan worden beschouwd als slachtoffer in de zin van Titel IIIa (eerste afdeling) blijkt uit art. 51a Sv (het nadeel dat hij heeft ondervonden, is het rechtstreeks gevolg van het strafbare feit). Dat gold ook voor het vereiste dat het slachtoffer de OvJ voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting schriftelijk op de hoogte dient te stellen van zijn voornemen om van het spreekrecht gebruik te maken, opdat de OvJ het slachtoffer tijdig kan oproepen (art. 51 e lid 2 Sv).

Waar men (naast het vereiste dat het moet gaan om een misdrijf dat wordt bedreigd met een gevangenisstraf van 8 jaar of meer) wel expliciet aandacht aan moest besteden, was het gegeven dat het slachtoffer zich niet mag uitlaten over de straf. Het slachtoffer mag zich alleen uitlaten over de gevolgen die het strafbare feit bij hem hebben teweeggebracht (art. 51e, lid 2, Sv).

N.B.: Het kan zijn dat men het in vraag 1 ten laste gelegde feit niet heeft opgevat als zware mishandeling i.d.z.v. art. 302 Sr (maar bijv. als mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg). Dat heeft geen gevolgen voor de vraag of het slachtoffer gebruik kan maken van zijn spreekrecht (mishandeling i.d.z.v. art. 300 lid 2 en 3 Sr behoren ook tot delicten in verband waarmee het slachtoffer gebruik kan maken van het spreekrecht). Dat. alles is alleen anders als men het ten laste gelegde (geheel ten onrechte) aanmerkt als eenvoudige mishandeling (art. 300 lid 1 Sr) of als men bijv. tot de conclusie komt dat er in het geheel geen sprake is van een strafbaar feit.

Vraag 5

In dit geval is geen taakstraf mogelijk op grond van art. 9 lid 4 Sr (onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan 6 maanden).

Vraag 6

Gegeven is dat het begrip wederrechtelijk hier moet worden uitgelegd als in het Dreigbriefarrest (dat wil zeggen: in strijd met het geschreven en ongeschreven recht in de meest ruime betekenis van het woord, vergelijkbaar met wederrechtelijk als element, d.w.z. ‘inclusief het ontbreken van een rechtvaardigingsgrond’)

Kort gezegd komt het er op neer dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij rechtmatig handelde en dat hij dus geen opzet had op de wederrechtelijkheid (zie tenlastelegging). Een wat andere (meer uitgewerkte) benadering: er is hier sprake van dwaling ten aanzien van dewederrechtelijkheid in ruime zin. Hij dacht dat hij een beroep kon doen op overmacht-noodtoestand – waardoor de wederrechtelijkheid in ruime zin zou ‘wegvallen’ – maar achteraf blijkt dat hij de ruit van de auto helemaal niet had hoeven inslaan, want de eigenaar van de hond en de auto kwam al aanlopen.

Hier is ‘opzettelijk wederrechtelijk (opgevat in ‘ruime’ zin) vernielen van de autoruit’ ten laste gelegd. Aangezien er sprake was van ‘putatieve’ overmacht-noodtoestand (hij verkeerde in de
veronderstelling dat hij een juiste afweging had gemaakt en juist had gehandeld door de ruit in te slaan) en hij dus ‘dwaalde’ t.a.v. rechtvaardigingsgrond en dus ook t.a.v. de wederrechtelijkheid, kan opzet (= willens en wetens) op deze wederrechtelijkheid niet worden bewezen. Dus: vrijspraak.

Vraag 7

Hier heeft ‘wederrechtelijk’ een beperkte betekenis (d.w.z. ‘zonder toestemming’. Een rechtvaardigingsgrond tast het ‘ontbreken van de toestemming’ niet aan). Het bewezenverklaarde kan gewoon worden gekwalificeerd als strafbaar feit. Het meerdere houdt het mindere in: dat het OM (onnodig) ‘opzettelijk wederrechtelijk vernielen’ ten laste heeft gelegd, en dat dit ook bewezen kan worden verklaard, neemt niet weg dat daarmee tevens is voldaan aan het vereiste van de delictsomschrijving: ‘opzettelijk en wederrechtelijk vernielen’. Immers: ‘wederrechtelijk’ omvat ook ‘opzettelijk wederrechtelijk’.

Doordat wordt uitgegaan van een beperkte uitleg van ‘wederrechtelijk’ als bestanddeel, komt de rechtvaardigingsgrond (d.w.z.: uitvoering ambtelijk bevel) ‘gewoon’ aan de orde bij de derde materiële vraag. Want daar wordt in dit geval ‘wederrechtelijk’ in de meest ruime zin behandeld, d.w.z. in de betekenis van wederrechtelijk als element. Een succesvol beroep op een rechtvaardigingsgrond neemt de wederrechtelijkheid in die ruime zin weg. Dus OVAR wegens niet strafbaarheid van de dader als de rechter het beroep op de ‘uitvoering van een bevoegd gegeven ambtelijk bevel’ honoreert.

Vraag 8

Nee. In geval van een culpoos gevolgsdelict is (voor culpa) ‘voorzienbaarheid’ van het eventuele gevolg nodig.Een normaal mens kan niet, c.q. hoeft niet te voorzien dat het inslaan van een autoruit dermate ernstige gevolgen kan hebben. Daarmee strandt de vraag naar culpa al meteen bij de eerste vraag van het culpaschema. Geen aandacht meer besteden aan de andere vereisten!

N.B.: aangezien is meegedeeld dat niet naar de causaliteit hoeft te worden gekeken als daar niet expliciet of impliciet naar wordt gevraagd, mag/hoeft men hier de vraag niet (te)
beantwoorden via de causaliteit. Toch zijn er punten voor toegekend als men daar toch voor kiest, mits men het ‘causaliteitsschema’ op de juiste wijze toepast en tot de juiste conclusie komt. In dit geval zou men ook uit moeten komen bij de ‘ voorzienbaarheid’ (bij een culpoos gevolgsdelict is het doorslaggevende criterium de voorzienbaarheid). Ook in dat geval zal men tot de conclusie moeten komen dat niet voorzienbaar was (in de meer ‘gegeneraliseerde’ zin) dat het inslaan van de ruit tot een hartaanval kon leiden. Er mag in die benadering in ieder geval geen aandacht worden besteed aan de lekke band van de ambulance of aan evt. (andere) contra-indicaties die in de weg zouden staan aan de toerekening naar redelijkheid. Immers, er zijn (vanwege het ontbreken van de voorzienbaarheid) niet eens indicaties dat de dood van het slachtoffer redelijkerwijs zou kunnen worden toegerekend aan de verdachte, dus aan de contra-indicaties komen we niet eens toe.

N.B.: Voor sommige studenten was niet geheel duidelijk of vraag 8 voortbouwt op vraag 6 of op vraag 7. Dat maakt echter niet uit (overigens ligt voorbouwen op vraag 7 voor de hand). Bij elk van beide varianten moet worden vastgesteld dat het voor een normaal mens niet voorzienbaar was dat het inslaan van de autoruit dergelijke fatale gevolgen kon hebben (eerste aandachtspunt culpa- schema; alle andere aandachtspunten van het culpaschema hoeven/mogen niet worden besproken. Dat geldt ook voor de evt. benadering via de causaliteit).

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Oefententamens Strafrecht 1 - RUG

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2017/2018

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2017/2018


Vragen

Motiveer uw antwoorden, zo nodig onder verwijzing naar relevante bepalingen en rechtspraak

Lees onderstaand fragment van een arrest

"Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

(...)

3 Beoordeling van het tweede namens de verdachte voorgestelde middel

3.1.

Het middel komt op tegen het bewezenverklaarde opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. In de eerste plaats klaagt het middel dat het bewezenverklaarde opzet ontoereikend is gemotiveerd.

3.2.

Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat:

"hij op 23 oktober 2011 te Voorschoten opzettelijk een ontploffing te weeg heeft gebracht, doordacht hij:

  • een (metalen) pijp heeft dichtgelast en vervolgens
  • deze (metalen) pijp heeft gevuld met flitspoeder (op basis van kaliumperchloraat en aluminium) en vervolgens
  • aan deze (metalen) pijp een lont heeft bevestigd, en
  • aldus een zwaar explosief of zelfgemaakte bom heeft vervaardigd en vervolgens
  • dit/ deze explosief of zelfgemaakte bom aan een flitspaal gelegen op de openbare weg, te weten de Voorschoterweg, nabij de kruising met de Leidseweg, heeft bevestigd,
  • en dit/ deze explosief/ bom aldaar tot ontploffing heeft gebracht door het lont van het/ de explosief/ zelfgemaakte bom aan te steken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was,"

Voorgaande levert op het delict brandstichting als genoemd in artikel 157 aanhef sub 1 Sr...

(...)

3.3.

Het middel steunt in de eerste plaats op de opvatting dat het opzet van de verdachte niet alleen moet zijn gericht op het teweegbrengen van een ontploffing, maar tevens op het bewezenverklaarde te duchten gemeen gevaar voor goederen. (...)"

Vraag 1a

Is de opvatting waarop het middel steunt juist? Licht uw antwoord toe.

Vervolg

Het volgende gaat aan het arrest vooraf.

De verdachte in bovenstaand arrest is een 33-jarige man genaamd Mark Visser. Nadat de bom ontploft is, staat Mark te kijken naar de schade die hij heeft aangericht. Op dat moment stopt naast hem een auto, waar Chris uitstapt. Chris heeft het allemaal zien gebeuren en loopt op Mark af. Terwijl Chris met zijn rug naar de vangrail staat, zegt hij: 'Wat bezielt je wel niet om dit soort strapasten uit te halen?' Mark is hier niet van gediend en wil snel naar zijn auto lopen. Hij geeft Chris met de vlakke hand een harde klap in het gezicht, waardoor Chris zijn evenwicht verliest en over de vangrail valt. Hierbij komt Chris ongelukkig neer. Hij valt met zijn hoofd op een kei die verscholen in het gras ligt. Chris loopt hierbij zwaar lichamelijk letsel op.

Mark wordt naast het teweegbrengen van een ontploffing (art. 157 aanhef en sub 1 Sr) tevens vervolgd voor eenvoudige mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg (art. 300 lid 1 jo. lid 2 Sr). De tenlastelegging is op de juiste manier toegesneden op beide delicten.

Ter zitting verklaart Mark: "Het was

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2016/2017

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2016/2017


Vragen

Casus 1

Sebastiaan Beer verkoopt samen met zijn broer Joost tweedehands LP-spelers via internet. Deze LP-spelers worden opgeslagen in het schuurtje bij het huis van Joost. De zaken lopen niet heel goed. Althans niet volgens Sebastiaan. Want Joost lijkt goed van de ‘LP-spelersbusiness’ te kunnen leven. Hij heeft onlangs een nieuwe auto gekocht en is met deze auto op vakantie naar Frankrijk gegaan.

Sebastiaan vermoedt dat Joost de inkomsten van de LP-spelersverkoop niet eerlijk deelt en geld achterhoudt. Hij vindt dit zo achterbaks dat hij in een vlaag van woede naar het huis van Joost rijdt. Hij heeft de sleutels gekregen om tijdens de afwezigheid van Joost toch bij het schuurtje te kunnen. In het schuurtje giet hij een jerrycan benzine uit en steekt die in de brand. Omdat de buurman van Joost goed oplet, is de brandweer snel ter plaatse. Sebastiaan, die nog bij het vuur staat, wordt opgepakt.

Sebastiaan Beer wordt gedagvaard om terecht te staan voor de rechtbank Groningen. Hem wordt ten laste gelegd dat:

‘Hij in de gemeente Groningen opzettelijk brand heeft gesticht in het perceel Klaproosstraat 26 aldaar, door toen en daar opzettelijk een hoeveelheid benzine over de vloer uit te gieten en vervolgens vuur in aanraking te brengen met die benzine, waardoor die vloer en/of dat perceel in brand is geraakt, van welke opzettelijke brandstichting gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die vloer en/of dat perceel, te duchten is geweest’ (art. 157 sub 1 Sr)

Ter terechtzitting betoogt zijn raadsman dat Sebastiaan ten tijde van de brandstichting leed aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, waarvoor hij inmiddels ook behandeld wordt. Zijn cliënt kan daarom het feit niet worden toegerekend.

Vraag 1a

Geef uw oordeel over de volgende stelling: “Art. 39 Sr ziet op de ontoerekeningsvatbaarheid van de dader.”

Vraag 1b

Welke vragen moet de rechter beantwoorden bij een beoordeling van het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid?

Vraag 2

Tot welke einduitspraak zal de rechter komen?

Als Joost terug komt uit Frankrijk, wordt hij geconfronteerd met een ravage bij zijn huis. Hij wil dat de schade die hij heeft geleden door de brand en de bluswerkzaamheden van de brandweer wordt vergoed door Sebastiaan. Bovendien wil hij graag aan de rechter vertellen wat de hele affaire met hem persoonlijk heeft gedaan.

Vraag 3a

Welke mogelijkheden zijn er voor Joost om er in het kader van het strafproces, ter zitting, te zorgen dat hij zijn schade vergoed krijgt?

Vraag 3b

Heeft Joost het recht om de rechter te vertellen over de gevolgen van de brandstichting?

Casus 2

In Amsterdam is het advocatenkantoor Slagers & Herders gevestigd. Dewi werkt daar als secretaresse van Daan Slagers, een van de advocaten. Dewi is alleenstaande moeder van vier kinderen. Het afgelopen jaar is zij ernstig depressief geworden. Zij kan de eindjes met moeite

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2015/2016

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2015/2016


Vragen

Casus 1

Fitz en Mollie hebben al jaren een relatie. Het stel woont samen in een appartement nabij het centrum van Holt. Op 3 januari 2016 zet Mollie echter een punt achter de relatie. Mollie vindt het hoog tijd om eens van het vrijgezelle leven te genieten. Dat Mollie de relatie beëindigt, komt voor Fitz als een donderslag bij heldere hemel. Hij was dolgelukkig met Mollie. Uiteindelijk verhuist Fitz naar een studentenkamer ergens in Holt. Fitz wil graag contact houden met zijn ex-vriendin, maar dat wil zij liever niet. Met veel moeite lukt het Fitz de eerste twee weken geen contact op te nemen met Mollie. Maar hij kan aan niets anders meer denken en wil Mollie voor zich terugwinnen. Creatief als Fitz is, verzamelt hij de mooiste foto's die hij van zichzelf en Mollie kan vinden en maakt daarvan een boek. "Ik kan niet zonder je! Ik wil je terug!" schrijft hij op de laatste pagina. Fitz pakt het fotoboek met zorg in en doet het op de post. Vol verwachting kijkt hij uit naar de reactie van Mollie, maar die blijft uit. Ook op zijn talloze WhatsApp-berichten en e-mails, waarin Fitz op indringende toon schrijft de relatie te willen herstellen, reageert Mollie niet. De zevende keer dat Fitz voor Mollies deur van haar appartement staat, doet ze eindelijk open. "Ik wil je niet terug. Scheer je weg!" schreeuwt Mollie en gooit de deur met een harde klap dicht. Fitz blijft wachten en intussen belt Mollie de politie. Even later arriveren twee politieagenten die Fitz sommeren naar huis te gaan, wat hij ook doet. Fitz neemt daarna geen contact meer op met Mollie.

Mollie dient een klacht in ter zake van belaging (art. 285b lid 1 jo. lid 2 Sr). Twee maanden later ontvangt Fitz een dagvaarding en daaruit blijkt dat hij wordt vervolgd voor belaging van zijn ex-vriendin (art. 285b lid 1 Sr). Fitz zal op 9 mei 2016 moeten verschijnen voor de rechtbank Noord, locatie Holt.

Aan hem is tenlastegelegd dat:

Hij in of omstreeks de periode van 17 januari tot en met 14 februari 2015 te Holt, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van Mollie met het oogmerk die Molie, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door het verzenden van een groot aantal (indringende) e-mail- en/of WhatsApp-berichten en een fotoboek aan die Mollie en/of zich meermalen ophouden nabij de woning van die Mollie (art. 285b lid 1 van het Wetboek van Strafrecht).

Als bijna afgestudeerd jurist voert Fitz zijn eigen verdediging. Tijdens de terechtzitting voert hij het volgende aan:

I. "De dagvaarding is dan wel op juiste wijze betekend, maar de dagvaarding vermeldt een verkeerde tijdsperiode waarbinnen de strafbare gedragingen zouden hebben plaatsgevonden. Een en

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015


Vragen

Casus

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

Op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 september 2011, nummer 23/002476-10, in de strafzaak tegen: Henk Jansma, geboren te Amstelveen op 5 maart 1987.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D.E. Wiersum, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2 Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring wat betreft het (voorwaardelijk) opzet ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat: "hij op 14 maart 2010 te Amsterdam aan Jelle Pieter Hoekstra opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond in het gezicht met blijvend litteken in het gezicht, heeft toegebracht door deze Jelle Pieter Hoekstra opzettelijk met een glas in het gezicht te slaan."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1302 201006 van 15 maart 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren Douwe Draaijer en Tineke van Hulten. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 maart 2010 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van Jelle Pieter Hoekstra: Ik wil aangifte doen van zware mishandeling. Op 14 maart 2010 bevond ik mij in Cooldown café te Amsterdam. Toen ik terugkwam van het toilet zei mijn vrouw tegen mij dat een jongen haar steeds knietjes gaf aan de zijkant van haar been. Ik ben toen naar de jongen toegelopen en zei tegen hem: "Hou even op met dat irritante gedoe en laat ons oudjes gewoon met rust". Ik hoorde dat hij zei: "Weet je wel wie ik ben". Ik zei toen tegen de jongen: "Dat boeit mij niet en nu even lekker opzouten". Toen ik dat zei heb ik de jongen met mijn vlakke hand boven op zijn borst weggeduwd. Ik zag dat de jongen op dat moment in zijn rechter hand een glas vasthield. Het volgende moment dat ik me kan herinneren is dat ik bij de bar stond. Ik voelde dat mijn linkerwang heel erg warm werd. Ik voelde toen aan mijn wang, zag dat mijn linker arm helemaal onder het bloed zat en besefte dat ik hevig bloedde. Ik ben vervolgens door de ambulance meegenomen naar het OLVG en daar is mijn wang gehecht met meer dan 46 hechtingen. De dokter heeft mij verteld dat de wond zeker zichtbaar
blijft. Ik ben getekend voor mijn leven.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 20100649 van 14 maart 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar Douwe Draaijer.

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (2)

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (2)


Vragen

Vraag 1

Marleen Deftig irriteert zich in de cabriolet tijdens een autotocht naar het prachtige dorpje Staphorst ernstig aan het gedrag van een viertal jongeren van het platteland. De jongeren gooien met stenen naar medereizigers. Marleen vind dit belachelijk en spreekt de jongeren op hun gedrag aan. Eén van de jongens antwoord in het plat Gronings: 'wacht moar, we pakk’n je wel’. Hierna wordt Marleen nog een aantal keren bedreigd door de jongeren. Eén van de jongens komt wel erg dicht in de buurt van Marleen tijdens een bedreiging, waarna Marleen met haar vuist op het oog van de jongen slaat. Marleen wordt veroordeeld voor mishandeling, terwijl zij meent dat er sprake is geweest van noodweer. Zij krijgt twee weken gevangenisstraf opgelegd.

Motiveer in uw antwoord of hier sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijk handeling van Marleen?

Vraag 2

Na bijgekomen te zijn van de kwajongens wil Marleen weer richting huis rijden. Tot haar grote verbazing verneemt zij dat één van haar banden leeg begint te lopen. Marleen haar huis is nog een paar enkele meters verderop en het lijkt haar het beste om rechtstreeks door te rijden, omdat zij dan niet langs de weg staat en dan thuis de ANWB wel belt. Echter met haar hoofd er niet helemaal bij, nadert Marleen een druk kruispunt, het stoplicht staat op rood en een aantal voetgangers steken over. Marleen besluit om door te rijden, waarna een vrouw die redelijk op leeftijd is, mevrouw Zwientjes, onder de wielen van de cabriolet terecht komt. Zij is op slag dood. Marleen wordt veroordeeld wegens dood door schuld conform artikel 307 Sr. Marleen voert ter zitting het volgende aan: ‘Het is verschrikkelijk dat dit dodelijke ongeluk heeft plaatsgevonden, echter leek mij het verstandigst om zo snel mogelijk naar huis te rijden."

Geef gemotiveerd aan tot welke uitspraak de rechter zal komen.

Culpa moet worden bewezen bij het beantwoorden van deze vraag. Het bewijs van culpa komt aan de orde bij de eerste vraag van artikel 350 Sv, namelijk de aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid. Alle voorwaarden moeten worden besproken.

Vraag 3

Cornelis en Niels, allebei tweeëntwintig jaar, hebben nog een eitje te pellen met Piet. Cornelis en Niels besluiten Piet maar eens bij zijn huis op te zoeken. Als Piet vervolgens opendoet, bedenkt Niels zich geen moment en slaat hij Piet met een harde knal op zijn gezicht tegen de muur. Daarna schopt Niels hem overal, tegen zijn hoofd, buik en benen. Zodra Niels is uitgeraasd ligt Piet bewusteloos op de grond. Vervolgens voelt Cornelis of Piet nog leeft en roept Cornelis: ‘Gek, je hebt hem doodgeschopt!’.

Na het incident wordt Niels wegens doodslag vervolgd. Het volgende wordt door Niels verklaard ter zitting: ‘Eigenlijk kan ik niet zoveel vertellen over wat er gebeurd is, aangezien ik mij het

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (3)

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (3)


Vragen

Casus I

Lees onderstaand fragment van een vonnis.

Uitspraak
Rechtbank Utrecht
Vonnis van de meevoudige kamer

In de zaak van
De officier van justitie bij het arrondissementsparket Midden-Nederland
tegen
[verdachte] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats]
raadsman: E. van Soest, advocaat te Utrecht

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 februari 2015.

1. De inhoud van de tenlastelegging

Aan de verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlasteleggen, tenlastegelegd dat:

Primair
hij op of omstreeks 10 maart 2014 te Utrecht, gemeente Utrecht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Mini Cooper), zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 een doorgetrokken streep, die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevond, heeft overschreven waardoor of waarbij de bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaam [slachtoffer]) werd gedood (art. 6 WVW);

Althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld:

Op 10 maart 2014 reed verdachte als bestuurder van een personenauto, een Mini Cooper, op de Maliebaan te Utrecht, komende uit de richting van de A27. Verdachte reed in de richting van de Nachtegaalstraat. Vanaf de richting van de Nachtegaalstraat reed de bestuurder een blauwe Volvo op de Maliebaan te Utrecht. Achter de blauwe Volvo reed een motor, deze motor werd bestuurd door [slachtoffer]. Verdachte reed op de linkerrijstrook van de Maliebaan (zijnde de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeerd) en kwam daarbij in botsing met de hem tegemoetkomende Volvo. Na deze botsing reed verdachte naar links, richting de vangrail. Daarbij kwam de verdachte in botsing met de motorrijder en gleed de motor onderuit. De bestuurder van de motor is dusdanig ernstig gewond geraakt door deze aanrijding, dat hij aan de gevolgen hiervan is overleden.

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het primair ten laste gelegde. Er is sprake van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid, nu verdachte op de verkeerde weghelft terecht is gekomen en daarmee al niet voldaan heeft aan zijn zorgplicht

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2013/2014

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2013/2014


Vragen

Casus 1

Woningcooroporatie C beheert een aantal appartementsgebouwen in Den Haag, waaronder het appartementsgebouw aan de Poelenstraat 1 t/m 79. In een brief van 25 augustus 2014 laat de woningcoorporatie Simon weten dat hem voor de periode van een jaar, te weten van 26 augustus 2014 tot 27 augustus 2015, de toegang tot het appartementsgebouw Poelenstraat 1 t/m 79 wordt ontzegd (appartementsverbod). Simon is sinds de ontvangst van deze brief op de hoogte van het verbod. Naar aanleiding van Simons aanwezigheid in het appartementencomplex op 1 september 2014, wordt hij vervolgd ter zake van lokaalvredebreuk (art. 138 Sr). Uit de dagvaarding blijkt dat hij op 24 november 2014 voor de kantonrechter van de rechtbank Den Haag moet verschijnen. De tenlastelegging luidt:

‘dat hij op of omstreeks 1 september 2014 in de Poelenstraat te Den Haag is binnengedrongen in het appartementencomplex Poelenstraat 81 t/m 159 dat in gebruik is bij woningcoorporatie C althans bij een ander of anderen dan bij verdachte (art. 138 Sr).’

Vraag 1

Tot welke einduitspraak zal de de rechter komen? Motiveer hierbij uw antwoord.

Vervolg casus 1

Op 4 april 2015 loopt Simon langs het appartementencomplex de Poelenstraat 1 t/m 79. Op de open galerij van de derde verdieping ziet hij een oude man uitglijden en op de grond vallen. Na de val blijft de man bewegingloos liggen. Simon bedenkt zich geen moment en vliegt het appartementencomplex in. Bij de man aangekomen, blijkt dat de man moeite heeft met ademen. Simon legt de meneer in een stabiele zijligging. Met deze handeling redt Simon zijn leven. Door de val was de man in shock geraakt en dreigde hij te stikken in zijn tong. Met de reddingsactie overtrad Simon echter ook weer het appartementsverbod. Een ijverige Haagse officier van justitie besluit Simon daarvoor te vervolgen. De tenlastelegging is op de juiste wijze toegesneden op art. 138 Sr.

Voor het versturen van de dagvaarding ontdekt de officier van justitie dat er nog meer dossiers in de kast liggen over Simon. Uit die dossiers blijkt dat Simon ervan verdacht wordt ook op 15 oktober 2014, 24 december 2014, 3 januari 2015 en 15 februari 2015 aanwezig te zijn geweest in het appartementencomplex de Poelenstraat 1 t/m 79 te Den Haag. Hij besluit deze feiten ad informandum toe te voegen. Bij het uitbrengen van de dagvaarding wordt op de dagvaarding vermeld dat deze feiten ter terechtzitting ter sprake zullen worden gebracht.

Tijdens de terechtzitting stelt de officier van justitie dat wat hem betreft de ad informandum gevoegde feiten na afloop van deze zaak niet meer afzonderlijk vervolgd zullen worden.

Simon verklaart op de zitting dat hij op 4 april 2015 niet zonder reden in het flatgebouw was. ‘Ik was op 4 april in de buurt van het appartementencomplex. Toen ik omhoog keek, zag ik

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2013/2014 (2)

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2013/2014 (2)


Vragen

Casus I

Beeldt u zich in dat u een in Amsterdam woonachtige technicus bent, een goedwillende hacker om precies te zijn. Op 7 april 2015 heeft u uit betrouwbare bron vernomen dat een groep kwaadwillende hackers op het punt staat een grote DDOS-aanval uit te voeren op het beveiligde computernetwerk van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (bij een DDOS-aanval worden in korte tijd zodanig veel gegevens verstuurd aan een computer of een netwerk dat het betreffende systeem wordt platgelegd). U weet dat de hackers onderling communiceren met behulp van een zelfgemaakt e-mailprogramma en dat de aanval zal beginnen zodra de hackers een e-mail met het startsein ontvangen van hun leider John de Bever.

Omdat uw bron meldt dat het startsein elk moment kan worden gegeven, besluit u snel een tegenaanval in te zetten. U maakt gebruik van een door u opgezet computernetwerk om een zogenoemde e-mailbom te versturen aan John de Bever. Een e-mailbom zorgt voor zo veel opstopping in het e-mailprogramma van de ontvanger, dat het programma tijdelijk onbruikbaar wordt. Voor de zekerheid voegt u een virus toe aan de e-mailbom, waardoor het gehele besturingssysteem van Johns computer tijdelijk onbruikbaar zal worden. Even later hoort u van uw bron dat uw actie succes heeft gehad. Zoals u al verwachtte, is door de met virus geladen e-mailbom het complete besturingssysteem van John de Bever besmet geraakt en gecrasht. John heeft de aanval noodgedwongen moeten uitstellen.

Tot uw verbazing ontvangt u enkele weken later een dagvaarding. Het blijkt dat John de Bever het Openbaar Ministerie heeft voorzien van bewijs dat u hem de schadelijke e-mailbom heeft gestuurd en dat hij aansluitend aangifte heeft gedaan. Omdat u het Openbaar Ministerie niet kunt overtuigen van het eerzame motief voor uw daad, komt het tot een strafzaak voor de (bevoegde) politierechter. U wordt verweten dat u:

‘op of omstreeks 7 april 2015, te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk het gebruik van een geautomatiseerd werk, te weten de computer van John de Bever, heeft belemmerd door daaraan gegevens, bestaande uit een (virus bevattende) e-mailbom, toe te zenden (art. 138b Sr).’

Ter zitting vertelt u aan de politierechter dat u inderdaad de e-mailbom heeft gestuurd. U geeft aan dat u wist dat de e-mailbom onder de gegeven omstandigheden vernietigend zou zijn voor de werking van het ontvangende computersysteem en dat u de e-mailbom juist daarom verstuurde. U wilde op deze manier zelf de aanval op het Ministerie van Veiligheid en Justitie voorkomen, omdat er geen tijd meer was om de politie in te schakelen. Ten slotte benadrukt u dat de aanval, die ieder moment kon plaatsvinden en tot grote materiële schade aan talloze computers zou hebben geleid, ook daadwerkelijk door de e-mailbom is voorkomen.

Uw raadsman voert daarna de volgende verweren:

  1. ‘Onder
.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2010/2011

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2010/2011


Vragen

Casus 1

Mollie krijgt tot haar grote verbazing een dagvaarding uitgereikt om te verschijnen op de zitting van de politierechter in Utrecht op 3 januari 2011. Ten laste is gelegd dat
zij: ‘Op of omstreeks 14 april 2010 op de Grote Markt te Utrecht, heeft mishandeld een persoon, te weten Reyn, door hem met een glas in het gezicht te slaan, waardoor voornoemd slachtoffer letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden (art. 300 lid 1 Sr).’

Ter zitting wordt duidelijk wat er zich die avond allemaal heeft afgespeeld. Op 14 april 2009 was Mollie met haar twee vriendinnen aan het stappen in de binnenstad van Utrecht. Het was erg druk in het café waar ze met enkele andere vriendinnen hadden afgesproken, want het was donderdagavond, studentenavond. Tegen een uur of één komt er een jongen, Reyn, naar haar toe. Hij vraagt haar of ze iets wil drinken. Mollie bedankt beleefd, maar hij laat zich niet afschepen. Hoewel ze hem meerdere keren duidelijk te kennen geeft dat ze niet van zijn opdringerigheid is gediend, houdt hij vol. Hij geeft het pas op als ze zich hoogst geïrriteerd tot de barkeeper wendt met het verzoek Reyn uit de zaak te laten zetten. Reyn kiest weliswaar eieren voor zijn geld, maar reageert nog snel even zijn frustraties af op een meisje dat het tafereel geamuseerd heeft gadegeslagen, en hem met een nauwelijks verholen grijns uitlacht. Hij geeft het meisje een flinke duw, zodat ze van haar kruk valt, en gaat er vervolgens als een haas vandoor. Maar Mollie, die nog steeds behoorlijk geïrriteerd is over zijn toenaderingspogingen, bedenkt zich geen moment en slaat Reyn in het voorbijgaan met het glas dat ze in haar handen heeft, in zijn gezicht.

Mollie stelt op de zitting het volgende: ‘Het is toch ondenkbaar dat ik veroordeeld zou worden wordt voor mishandeling? Ik verdedigde immers dat andere meisje, want hij had haar geslagen. Ik beroep mij op noodweer. En mocht dat verweer niet slagen, dan doe ik een beroep op noodweerexces.’

Vraag 1

Heeft het beroep op noodweer dan wel noodweerexces kans van slagen? Bespreek alle voorwaarden voor een geslaagd beroep op noodweer(exces).

Casus 2

Selden is lid van de actiegroep ‘Boogschutters Hoodie 2001’. Deze actiegroep stelt zich ten doel het geld van de allerrijksten op een onorthodoxe wijze ‘in te zamelen’ en te verdelen onder de armen. Op een zaterdagochtend rijdt Selden door Utrecht op weg naar een groot landhuis dat hij al enige tijd op het oog heeft. Hij weet dat de eigenaren al aardig op leeftijd zijn en zo te zien zijn ze ook behoorlijk rijk. Selden heeft van te voren al een plan gemaakt om hen een aanzienlijke som geld afhandig te maken. Selden belt aan en een oude mevrouw doet open. Hij stelt

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2009/2010

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2009/2010


Vragen

Casus I

Judith is uitbater van het bruine café ‘De Fles’ aan het Zuiderdiep 12 te Den Haag. Op vrijdag 7 oktober 2009 krijgt zij onverwachts bezoek van Carl en Wouter, beiden buitengewoon opsporingsambtenaar van de Voedsel en Waren Autoriteit Regio Noord. Ze komen controleren of Judith aan de verplichting voldoet om in haar café maatregelen te treffen als bedoeld in artikel 10 lid 1 van de Tabakswet, te weten: in de voor het publiek toegankelijke delen van het café een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven. Dit blijkt niet het geval te zijn. Enkele stamgasten lurken gretig aan hun sigaar. Bovendien staat verspreid over de kroeg een aantal met peuken gevulde asbakken. Overtreding van art. 10 Tabakswet levert een economisch delict op dat (indien niet wordt gekozen voor een bestuurlijke afdoening) wordt bedreigd met maximaal een half jaar hechtenis en maximaal 18.500 Euro boete. Daarnaast kan een bijkomende straf worden opgelegd, te weten: stillegging van de onderneming voor ten hoogste een jaar. Buitengewoon opsporingsambtenaar Wouter neemt het woord en spreekt Judith vermanend toe. Hij tracht zijn betoog kracht bij te zetten met enkele ferme handgebaren. Op dat moment gaat de telefoon. Als Judith zich omdraait om de telefoon op te nemen, raakt Wouter hem met zijn hand vol in het gezicht, waarbij hij de bril van Judith kapot slaat. Judith, hevig geschrokken door het feit dat Wouter haar dure design-bril van haar neus heeft geslagen, grijpt Wouter direct, als in een reflex, bij zijn armen en geeft hem een zodanig ferme duw dat Wouter een gekneusde schouder en enkele fikse blauwe plekken oploopt en daardoor hevige pijn ondervindt.

Wouter meent dat de overtreding van de tabakswet niet mag worden afgedaan met een bestuurlijke boete, maar strafrechtelijk dient te worden aangepakt, omdat Judith al diverse keren is gewaarschuwd. Hij legt de zaak dan ook voor aan de Officier van Justitie. Tevens doet hij aangifte van mishandeling. De Officier van Justitie besluit Judith te vervolgen wegens mishandeling en overtreding van de Tabakswet. U kunt ervan uitgaan dat beide zaken door de gewone – niet-economische – strafrechter worden berecht.

In de cumulatieve tenlastelegging wordt Judith het volgende ten laste gelegd:

Feit 1

Dat zij op of omstreeks 7 oktober 2009 aan het Zuiderdiep, in de gemeente Den Haag, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten Wouter, zijnde een buitengewoon
opsporingsambtenaar van de Voedsel en Waren Autoriteit, Regio Noord, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, pijn en/of letsel heeft toegebracht, te weten een gekneusde schouder en enkele blauwe plekken waardoor deze Wouter hevige pijn ondervond, doordat zij deze Wouter bij de (boven)armen heeft beetgepakt en/of hem (daarbij) achterover heeft geduwd (art. 300 lid 1 jo art. 304 lid 2 Sr);

Feit 2

Dat zij op of

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Extra oefententamen

Strafrecht 1 - RUG - Extra oefententamen


Vragen

Vraag 1

Giesbert A. wordt vervolgd voor mishandeling art. 300 lid 1 Sr. De rechter acht Giesbert A. niet toerekeningsvatbaar. De rechter heeft een aantal beslissingsmogelijkheden, welke zijn dit?

Vraag 2

Stel dat de rechter uit vraag 1 besluit om tot ontslag van alle rechtsvervolging over te gaan en hij daarnaast een extra maatregel wil opleggen, is dit volgens de wet toegestaan?

Vraag 3

Aan verdachte Jan K. wordt tenlastegelegd dat hij in de nacht van 1 januari 2015 in de Schilderwijk aan een passant, Simon T., een aantal klappen heeft uitgedeeld, als gevolg waarvan Simon T. met zwaar lichamelijk letsel naar het ziekenhuis werd afgevoerd. Primair legt de Officier van Justitie aan Jan K. art. 300 lid 2 Sr ten laste en subsidiair art. 300 lid 1 Sr. De advocaat van Jan K. verweert zich door tijdens de zitting te zeggen dat er geen sprake kan zijn van het primaire tenlastegelegde feit, aangezien Jan K. geen opzet op het zwaar lichamelijke letsel van Simon T. had. De rechter vraagt zich af of de advocaat van Jan A. gelijk heeft, wat denkt u?

Vraag 4

Yourie C. is met wat vrienden op stap in de binnenstad van Groningen. De drank wordt er goed ingegoten en al snel is Yourie C. zo dronken dat hij geen idee heeft van wat er om hem heen gebeurd. Nietsvermoedend wil Bernard S. Yourie C. passeren in een drukke kroeg en tikt hem op zijn heup met zijn hand om zo achter hem langs te wippen, waarbij Bernard S. hem zachtjes naar voren duwt. Door de duw verliest Yourie C. zijn evenwicht en komt ten val. Vol woede staat Yourie C. op en kijkt met kwade ogen in de richting van Bernard S. en geeft hem vervolgens een enorme knal tegen zijn hoofd. Door deze mep verliest Bernard S. zijn bewustzijn en wordt met zwaar lichamelijk letsel per ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis. De volgende ochtend, zodra Yourie C. nuchter wordt, en hoort wat er is gebeurd, toont hij berouw in is hij erg teleurgesteld in zichzelf. Nochtans besluit de Officier van Justitie om over te gaan tot een vervolging en legt Yourie C. mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten laste. Yourie C. overlegt samen met zijn raadsman dat een beroep zal worden gedaan op ontoerekeningsvatbaarheid, art. 39 Sr. Yourie C. zal volgens zijn raadsman dan ontslagen worden van alle rechtsvervolging, omdat ten tijde van de mishandeling sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens die hem niet kan worden toegerekend.

Zal het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid conform art. 39 Sr kans van slagen hebben?

Vraag 5

Al een geruime tijd zit Maaike in financiële problemen en zij besluit daar radicaal verandering in te brengen. Haar huis is voor een veel hogere waarde dan de werkelijke waarde

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Extra oefenvragen

Strafrecht 1 - RUG - Extra oefenvragen


Vragen

Vraag 1

Wat wordt bedoeld met het zogenaamde vervolgingsmonopolie van het Openbaar Ministerie?

Vraag 2

Geef een definitie van het opportuniteitsbeginsel van het Openbaar Ministerie.

Vraag 3

Welk onderscheid in sepots kan gemaakt worden? En wat houden deze sepots in?

Vraag 4

Wanneer vangt het rechtsgeding officieel aan?

Vraag 5

Wanneer eindigt het rechtsding normaal gesproken?

Vraag 6

Welke materiële einduitspraken kan een rechter doen?

Vraag 7

Noem de functies van de tenlastelegging.

Vraag 8

Het vonnis van de rechter heeft ook een tweetal functies. Welke?

Vraag 9

Wanneer is er sprake van een art. 358 lid 3 Sv verweer?

Vraag 10

In welke gevallen kan niet volstaan worden met een standaard motivering en is extra strafmotivering vereist?

Vraag 11

Er wordt onderscheid gemaakt tussen krenkingsdelicten en gevaarzettingsdelicten. In deze laatste delicten kan ook weer onderscheid gemaakt worden tussen abstracte en concrete delicten. Wat wordt met deze termen bedoeld?

Vraag 12

Verwoord de functionele/relatieve theorie.

Vraag 13

Wat was Rossi’s visie op de functie van straffen?

Vraag 14

Wat was de opvatting van de Nieuwe Richting over het doel van strafrecht?

Vraag 15

Geef een definitie van het nulla poena-beginsel.

Vraag 16

Welke vier normen liggen besloten in het nulla poena-beginsel?

Vraag 17

Wat wordt bedoeld met het lex certa-beginsel/Bestimmtheitsgebot?

Vraag 18

Van welke interpretatiemethoden kan de rechter gebruik maken en wat houden de verschillende methoden in?

Vraag 19

Waar in het Europees recht is het rechtszekerheidsbeginsel vastgelegd?

Vraag 20

Noem de functies van de dagvaarding.

Vraag 21

Wat moet in ieder geval genoemd worden in de dagvaarding?

Vraag 22

Wat dient de rechter te beslissen als de dagvaarding niet voldoet aan de hiervoor genoemde eisen?

Vraag 23

Wat zijn bestanddelen en elementen?

Vraag 24

Wat is de betekenis van wederrechtelijkheid als bestanddeel?

Vraag 25

Welke drie strafrechttheorieën kunnen worden onderscheiden?

Vraag 26

Welke rechtvaardigingsgronden kent ons systeem? En wat neemt een rechtvaardigingsgrond weg?

Vraag 27

Welke schulduitsluitingsgronden kent ons systeem? En wat neemt een schulduitsluitingsgrond weg?

Vraag 28

Bij welke materiële vraag komen de strafuitsluitingsgronden aan de orde?

Vraag 29

Wanneer is sprake van putatieve overmacht?

Vraag 30

Wat wordt bedoeld met de dubbele causaliteit ingeval van noodweer-exces?

Vraag 31

Leg uit wat wordt bedoeld met extensief noodweer-exces.

Vraag 32

Leg uit wat wordt bedoeld met intensief noodweer-exces.

Vraag 33

Welke vormen van opzet zijn te onderscheiden?

Vraag 34

Wat houdt bewuste schuld in?

Vraag 35

Wat houdt onbewuste schuld in?

Vraag 36

De Hoge Raad hanteert in gevallen van een ontkennende verklaring van de verdachte wel eens de Ronde Klip-formule. Wat houdt deze formule in?

Vraag 37

Kunnen bestanddelen als ‘oogmerk’ en ‘wetende dat’ via de voorwaardelijke opzet-constructie bewezen worden?

Vraag 38

Wat is de rechtsregel uit het Vrees-arrest?

Vraag 39

Wat houdt het grondslagbeginsel in?

Vraag 40

Waartoe leidt

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Strafrecht 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Strafrecht 1 voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare artikel- en arrestsamenvattingen maak je gebruik van de zoekfunctie
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2293