Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2009/2010


Vragen

Casus I

Judith is uitbater van het bruine café ‘De Fles’ aan het Zuiderdiep 12 te Den Haag. Op vrijdag 7 oktober 2009 krijgt zij onverwachts bezoek van Carl en Wouter, beiden buitengewoon opsporingsambtenaar van de Voedsel en Waren Autoriteit Regio Noord. Ze komen controleren of Judith aan de verplichting voldoet om in haar café maatregelen te treffen als bedoeld in artikel 10 lid 1 van de Tabakswet, te weten: in de voor het publiek toegankelijke delen van het café een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven. Dit blijkt niet het geval te zijn. Enkele stamgasten lurken gretig aan hun sigaar. Bovendien staat verspreid over de kroeg een aantal met peuken gevulde asbakken. Overtreding van art. 10 Tabakswet levert een economisch delict op dat (indien niet wordt gekozen voor een bestuurlijke afdoening) wordt bedreigd met maximaal een half jaar hechtenis en maximaal 18.500 Euro boete. Daarnaast kan een bijkomende straf worden opgelegd, te weten: stillegging van de onderneming voor ten hoogste een jaar. Buitengewoon opsporingsambtenaar Wouter neemt het woord en spreekt Judith vermanend toe. Hij tracht zijn betoog kracht bij te zetten met enkele ferme handgebaren. Op dat moment gaat de telefoon. Als Judith zich omdraait om de telefoon op te nemen, raakt Wouter hem met zijn hand vol in het gezicht, waarbij hij de bril van Judith kapot slaat. Judith, hevig geschrokken door het feit dat Wouter haar dure design-bril van haar neus heeft geslagen, grijpt Wouter direct, als in een reflex, bij zijn armen en geeft hem een zodanig ferme duw dat Wouter een gekneusde schouder en enkele fikse blauwe plekken oploopt en daardoor hevige pijn ondervindt.

Wouter meent dat de overtreding van de tabakswet niet mag worden afgedaan met een bestuurlijke boete, maar strafrechtelijk dient te worden aangepakt, omdat Judith al diverse keren is gewaarschuwd. Hij legt de zaak dan ook voor aan de Officier van Justitie. Tevens doet hij aangifte van mishandeling. De Officier van Justitie besluit Judith te vervolgen wegens mishandeling en overtreding van de Tabakswet. U kunt ervan uitgaan dat beide zaken door de gewone – niet-economische – strafrechter worden berecht.

In de cumulatieve tenlastelegging wordt Judith het volgende ten laste gelegd:

Feit 1

Dat zij op of omstreeks 7 oktober 2009 aan het Zuiderdiep, in de gemeente Den Haag, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten Wouter, zijnde een buitengewoon
opsporingsambtenaar van de Voedsel en Waren Autoriteit, Regio Noord, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, pijn en/of letsel heeft toegebracht, te weten een gekneusde schouder en enkele blauwe plekken waardoor deze Wouter hevige pijn ondervond, doordat zij deze Wouter bij de (boven)armen heeft beetgepakt en/of hem (daarbij) achterover heeft geduwd (art. 300 lid 1 jo art. 304 lid 2 Sr);

Feit 2

Dat zij op of omstreeks 7 oktober 2009, in de gemeente Den Haag, als degene die - anders dan in een hoedanigheid als bedoeld in artikel 10 of 11 van de Tabakswet - het beheer had over een voor het publiek toegankelijk gebouw, te weten een horeca-inrichting, geëxploiteerd door een ondernemer zonder personeel, te weten Café ‘De Fles’, gevestigd aan het Zuiderdiep 12 te Den Haag, niet aan haar verplichting heeft voldaan tot het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 10 lid 1 van de Tabakswet, te weten in de voor het publiek toegankelijke delen daarvan een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven. (artikel 10 lid 1 van de Tabakswet). Op de zitting doet de raadsman van Judith ter zake van de ten laste gelegde mishandeling
een beroep op noodweerexces.

Vraag 1

Heeft het verweer van de raadsman volgens u kans van slagen? Betrek in uw antwoord alle voorwaarden die in het kader van een beroep op noodweerexces een rol spelen.

Vervolg casus

Ten aanzien van het tweede feit voert de raadsman aan dat het rookverbod in strijd is met het door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden beschermde eigendomsrecht. Immers, zijn cliënt wordt door het rookverbod beknot in de vrijheid om zelf te roken in haar café en om het roken in haar café door anderen toe te staan, en daarmee ook in de mate waarin zij haar café vrijelijk kan exploiteren. Ga er (ongeacht uw antwoord op vraag 1 !) van uit dat de rechter tot een veroordeling komt voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.

In afwijking van het uitdrukkelijk onderbouwd standpunt van de Officier van Justitie aangaande de strafmaat voor de beide ten laste gelegde feiten, legt de rechter de volgende sancties op: Voor de ten laste gelegde mishandeling: een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Als bijzondere voorwaarde stelt de rechter dat Judith zich gedurende de proeftijd één keer per maand zal moeten melden bij pastoor Richard voor een goed gesprek over ‘christelijke normen en waarden’. De rechter is ervan overtuigd dat Judith door deze gesprekken op het rechte pad zal blijven. Daarnaast legt de rechter een taakstraf op, te weten een werkstraf, voor de duur van 280 uren met een vervangende hechtenis van 150 dagen. Voor het overtreden van art. 10 lid 1 Tabakswet legt de rechter € 500.- boete op.

Vraag 2

Welke beslissingen en motiveringen dient de rechter in het vonnis op te nemen met betrekking tot beide ten laste gelegde feiten? Verwijs naar de van toepassing zijnde (leden van) wetsartikelen.

Vraag 3

Voldoet het opgelegde sanctiepakket aan de wettelijke eisen? Betrek in uw antwoord alle onderdelen van de opgelegde sancties en de combinatie van die sancties.

Casus II

Sander heeft een langslepend conflict met zijn ex-vriendin Hailtje. Sander heeft tijdens zijn relatie met Hailtje haar rijopleiding bekostigd onder de voorwaarde dat zij, wanneer haar financiële situatie wat rooskleuriger zou zijn, het gehele bedrag terug zou betalen. Enkele weken nadat Hailtje haar praktijkexamen met goed gevolg heeft afgelegd, beëindigt zij haar affectieve relatie met Sander. Daarbij deelt zij Sander in niet mis te verstane bewoordingen mee dat hij kan fluiten naar zijn centen. Sander weet echter de totale som geld van Hailtje terug te krijgen door haar een rekening te sturen onder een valse naam. Als Hailtje er achter komt welk kunstje Sander haar heeft geflikt, doet zij aangifte. De Officier van Justitie besluit Sander te vervolgen wegens oplichting. De tenlastelegging wordt op correcte wijze toegesneden op art. 326 Sr. De onervaren advocaat van Sander weet niet goed op welke wijze hij de verdediging zal moeten voeren en belt ten einde raad met zijn ervaren vriendin Evelien. Evelien geeft hem het volgende advies: “Confrère, het is duidelijk dat de rechter Sander zal dienen te ontslaan van alle rechtsvervolging wegens niet strafbaarheid van het feit. Sander heeft immers niet wederrechtelijk gehandeld gelet op het feit dat hij, gezien de gemaakte afspraak, recht had op het geld. Ik stel voor dat u het woord neemt en dit alles in een preliminair verweer te berde brengt.”

Vraag 4

Beoordeel alle aspecten van het door Evelien gegeven advies.

Casus III

Fleur, studente rechten aan de Rijksuniversiteit Groningen, wordt ten laste gelegd ‘dat zij op 15 maart 2007, ’s middags rond half twee, een soepkom in de richting van haar vriend Paul heeft gegooid, waardoor deze Paul een aan haar schuld te wijten ernstige lichamelijke verwonding heeft opgelopen (art. 308 Sr)’. Tijdens de zitting voert ze het volgende verweer: “Er was helemaal geen sprake van schuld, want ik gooide de soepkom met opzet. En opzet en schuld sluiten elkaar uit, dus ik moet worden vrijgesproken van schuld aan het lichamelijke letsel dat ik mijn vriend heb toegebracht.”

Vraag 5

Zal Fleur na de einduitspraak die de rechter in dit geval zal (moeten) doen, opnieuw voor hetzelfde feit kunnen worden vervolgd?

Casus IV

Mevrouw A.M.H.A. van S., lid van de Bijlmer schietvereniging, laat thuis, tijdens een verjaardagsfeestje, haar meegesmokkelde wapen zien waarmee ze wekelijks oefent en waarmee ze naar eigen zeggen al menig tasjesrover van zich heeft weten af te houden. Ze demonstreert op verzoek hoe je zo’n wapen doorlaadt, maar laat daarna in haar verstrooidheid het doorgeladen wapen op tafel liggen. Haar zoontje van acht, dat weet dat zijn moeder de veiligheidsvoorschriften van de schietvereniging uit haar hoofd heeft geleerd en dat ze er van doordrongen is dat ze nooit een doorgeladen wapen mag laten slingeren, haalt voor de grap de trekker over. Tot ieders verbijstering gaat het pistool af en wordt één van de gasten getroffen. Gevolg: een ernstige, maar niet levensgevaarlijke schotwond. Voor alle zekerheid wordt er een ambulance gebeld.

Op weg naar het ziekenhuis springt er een damhert voor de ambulance, waardoor de bestuurder hevig schrikt en tegen een boom aanrijdt. Het door de kogel getroffen slachtoffer wordt daarbij uit de ambulance geslingerd en overleeft het ongeval niet. De andere inzittenden van de ambulance raken slechts licht gewond.

Mevrouw Van S. wordt vervolgd voor ‘aan haar schuld te wijten zwaar lichamelijk letsel, zijnde een ernstige schotwond’. De tenlastelegging is op de juiste wijze toegesneden op art. 308 lid 1 Sr.

Vraag 6

Kan worden bewezen dat mevrouw Van S. schuld had aan dat ten laste gelegde zware lichamelijke letsel?

Vraag 7

Stel dat de Officier van Justitie mevrouw Van S. had vervolgd ter zake van dood door schuld. Zou de rechtbank dan hebben aangenomen dat er een strafrechtelijk relevant causaal verband
was tussen het gedrag van mevrouw Van S. en de dood van het slachtoffer?

Vervolg casus

Stel (ongeacht de antwoorden op de vorige vragen) dat de officier mevrouw Van S. geen ‘aan haar schuld te wijten zwaar lichamelijk letsel’ ten laste legt, maar mishandeling, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend (art. 300 lid 1 jo 300 lid 2 Sr). U mag ervan uitgaan dat het delict van art. 300 Sr ook kan worden begaan door passief te blijven waar handelen geboden is.

Vraag 8a

Tijdens de zitting verklaart mevrouw Van S.: “Ik heb niet beseft dat mijn nalatigheid pijn en/of letsel bij een ander zou hebben kunnen veroorzaken, laat staan zwaar lichamelijk letsel.”

Stel de rechter gelooft haar. Betekent dit dat de rechter mevrouw van S. dus niet kan veroordelen ter zake van mishandeling, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend?

Vraag 8b

Stel de rechter gelooft haar niet. Betekent dit dat de rechter mevrouw van S. dan wel kan veroordelen ter zake van mishandeling, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend?

Casus V

Paul de Gooier wordt vervolgd, primair voor zware mishandeling (art. 302 lid 1 Sr), subsidiair voor het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel door roekeloosheid (art. 308 lid 2 Sr). Op grond van een psychiatrisch onderzoek blijkt dat Paul ten tijde van het delict zodanig in de war was dat hij op dat moment ontoerekeningsvatbaar was. De raadsman van Paul stelt hem gerust: “U hoeft zich in het geheel geen zorgen te maken. U kunt gewoon bekennen dat u opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijke letstel in die zin, dat u welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat u een ander zwaar lichamelijk zou toebrengen. Omdat de ontoerekeningsvatbaarheid per definitie het opzet aantast en het primair ten laste gelegde feit dus niet kan worden bewezen, zal de rechter zich vervolgens moeten buigen over het subsidiair ten laste gelegde feit. Echter, omdat u al heeft bekend opzet te hebben gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, kan ook het subsidiair ten laste gelegde feit niet worden bewezen. Immers, opzet en culpa sluiten elkaar uit.

Vraag 9

Bespreek de argumentatie van de raadsman en geef aan in hoeverre de raadsman (on)gelijk heeft.

Vraag 10

Welk oordeel heeft de Hoge Raad in zijn arrest van HR 30 juni 2009, LJN BH3079 gegeven over de vraag welke aanspraak op rechtsbijstand aan art. 6 EVRM kan worden ontleend? Maak in uw antwoord onderscheid tussen (twee) verschillende categorieën verdachten en verschillende momenten waarop de rechtsbijstand moet worden gerealiseerd.

Antwoordindicatie

Vraag 1

Gegeven is dat de raadsman een beroep doet op noodweerexces. De aanranding is in de casus reeds geëindigd op het moment dat de verdediging is ingezet. Toch is in dat geval een geslaagd beroep op noodweerexces niet uitgesloten (zie arrest Ruzie te Loon op Zand).

Ter beoordeling van het beroep op noodweerexces dient allereerst te worden vastgesteld of er kort voor de ‘verdediging’ sprake is geweest van een noodweersituatie aan de hand van de volgende vier vereisten:

  1. Er moet sprake zijn van een ogenblikkelijke aanranding;

  2. Van lijf, eerbaarheid of goed;

  3. De aanranding moet wederrechteljik zijn;

  4. De verdediging moet noodzakelijk zijn.

Aan deze vier voorwaarden wordt in casu voldaan. Er is weliswaar geen sprake van een ogenblikkelijke aanranding op het moment dat de verdediging werd ingezet, maar een dergelijke aanranding heeft zich wel kort daarvoor voltrokken. Er is sprake van een aanranding van een goed (de bril). De aanranding is wederrechtelijk en de verdediging was noodzakelijk (uit de tik in het gezicht en het vernielen van de bril blijkt wel dat de bril niet op eenvoudige wijze aan de aanranding kon worden onttrokken).

Nu is vastgesteld dat er sprake is geweest van een noodweersituatie, moet gekeken worden naar de overige vereisten die specifiek bij een beroep op noodweerexces van belang zijn.

  1. Er is sprake van extensief exces in de tweede graad;

  2. Er wordt voldaan aan het vereiste van dubbele causaliteit. De overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging is geschied onder invloed van een hevige gemoedsbeweging (Judith is, zo blijkt uit de casus, hevig geschrokken) en bovendien is deze hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de aanranding (Judith is hevig geschrokken door het feit dat Wouter haar dure designbril van haar neus heeft geslagen).

Conclusie:het beroep van de raadsman heeft gelet op het voorgaande kans van slagen.

Vraag 2

Schema beslissen en motiveren:

  • A. algemeen

Art. 359 lid 1 Sv: in het vonnis moet een tenlastelegging en een vordering van de OvJ zijn opgenomen. In het vonnis hoeven geen formele beslissingen te worden opgenomen. Dit is alleen verplicht indien de rechter tot een formele einduitspraak komt, zie art. 358 lid 1 Sv. Daar is in dit geval geen sprake van. De beslissingen aangaande de formele vragen hoeven dus niet in het vonnis te worden opgenomen (358 lid 1 Sv).

A. Ambtshalve beslissingen en motiveringen op grond van de formele en materiële vragen.

Materiële beslissingen:

Feit 1:

  • 1e materiële vraag: t.l.l. bewezen; beslissing art. 358 lid 2 Sv; motivering art. 359 lid 2 Sv en art. 3 Sv.
  • 2e materiële vraag: feit strafbaar; beslissing art. 358 lid 2 Sv; motivering art. 359 lid 2 Sv.
  • 3e materiële vraag: dader strafbaar; beslissing art. 358 lid 2 Sv; motivering art. 359 lid 2 Sv.
  • 4e materiële vraag: veroordeling; beslissing art. 358 lid 2 Sv; motivering art. 359 lid 2, lid 5 en lid 6 Sv en art. 358 lid 4 Sv.

Feit 2: de overtreding v.d. Tabakswet: idem, met uitzondering van de motiveringsplicht o.g.v. 359 lid 6 (vrijheidsstraf).

B. art. 358 lid 3 Sv verweren?

Beslissingen op 358, lid 3 Sv verweren (in strijd met een door of namens verdachte ter zitting uitdrukkelijk voorgedragen verweer). Aangaande feit 1 (gekwalificeerde mishandeling) heeft de raadsman een beroep gedaan op noodweerexces (in casu 3e materiële vraag) welk beroep de rechter kennelijk heeft afgewezen.

C. Extra motiveringsplicht ex art. 359 lid 2, tweede zin?

Beslissing: art. 358 lid 4 Sv; Motivering: art. 359 lid 2 Sv.

Aangaande feit 2 (overtreding Tabakswet) is van belang dat de raadsman heeft aangevoerd dat het rookverbod in strijd is met het door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden beschermde eigendomsrecht. Het betreft dus een kwalificatieverweer, aangezien het verweer beoogt te bereiken dat de rechter het rookverbod onverbindend verklaart, zodat het bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert (2e materiële vraag).

Uitdrukkelijk onderbouwde standpunten?

Duidelijk standpunt door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie. In casu is gegeven dat de OvJ een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ten aanzien van de strafmaat heeft gevoerd. De rechter wijkt hiervan af. Derhalve geldt ten aanzien van de 4e materiële vraag een extra motiveringsverplichting op grond van 359 lid 2 2e volzin.

Vraag 3

Beoordeling sanctiepakket:

  • Gevangenisstraf
    • Als strafmaximum voor feit één geldt een gevangenisstraf van 4 jaar (3 jaar op grond van art. 300. lid 1 Sr + verhoging met één derde op grond van art. 304, lid 2 Sr). De opgelegde gevangenisstraf van 3 maanden is in orde.
    • Op grond van artikel 14a, eerste lid Sr, is het mogelijk om 2 van de drie maanden voorwaardelijk op te leggen.
    • Op grond van artikel 14b, lid 2 Sr kan een proeftijd van maximaal 2 jaar worden vastgesteld. De proeftijd van 1 jaar is dus mogelijk.
    • Toepassing van art. 14a Sr geschiedt onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit (art. 14c eerste lid Sr). De rechter is vergeten deze algemene voorwaarde in zijn vonnis op te nemen.
    • De meldingsverplichting bij pastoor Richard kan als bijzondere voorwaarde worden geschaard onder artikel 14c lid 2 onder 5 Sr, maar is in strijd met artikel 14c lid 3 Sr.
  • Taakstraf
    • Het vonnis vermeldt dat de opgelegde taakstraf bestaat uit een werkstraf (art. 22c lid 1 Sr).
    • De maximum op te leggen werkstraf bedraagt 240 uur (art. 22c lid 2 Sr). De opgelegde werkstraf van 280 uur is dus niet mogelijk.
    • De rechter heeft terecht een vervangende hechtenis vastgesteld (art. 22d lid 1 Sr). Het maximum aantal dagen vervangende hechtenis bedraagt, ex artikel 22d lid 1 Sr, echter één dag per 2 uur (in casu 140 dagen). De opgelegde vervangende hechtenis van 150 dagen is derhalve niet mogelijk.
    • De combinatie van de opgelegde gevangenisstraf en de taakstraf is mogelijk op grond van artikel 9 lid 4 Sr.
  • Geldboete
    • Gegeven is dat overtreding van art. 10 Tabakswet een economisch delict oplevert dat (indien niet wordt gekozen voor een bestuurlijke afdoening) wordt bedreigd met maximaal een half jaar hechtenis en maximaal 18.500 Euro boete. De boete van 500 euro blijft ruim onder dit maximum.
    • Op basis van artikel 9 lid 3 Sr kan een geldboete in combinatie met een gevangenisstraf worden opgelegd, maar dat is hier niet relevant omdat het een sanctie betreft voor een ander feit dan waarvoor de gevangenisstraf is opgelegd.

Vraag 4

Het bestanddeel wederrechtelijk dient in de context van artikel 326 Sr ‘ruim’ te worden uitgelegd. Ruim wil zeggen: in strijd met geschreven en ongeschreven recht, ‘maatschappelijk (zéér) onbetamelijk’. Dat Sander een ‘eigen recht’ op het geld heeft, sluit derhalve zeker niet uit dat hij wederrechtelijke bevoordeling beoogde. Het feit dat hij zich bediende van een valse hoedanigheid zal in het algemeen als maatschappelijk onbehoorlijk kunnen worden aangemerkt. Bewezen zal kunnen worden dat Sander wederrechtelijk heeft gehandeld. Met een bewezenverklaring van het bestanddeel wederrechtelijk in ruime zin is – voor zover ook de andere bestanddelen zijn vervuld – ook het element wederrechtelijkheid gegeven.

Conclusie:dat in deze zaak de materiële einduitspraak OVAR zal volgen (in beide varianten) is al met al onjuist.

Preliminaire verweren zien, zo blijkt uit artikel 283 eerste lid Sv, op de formele vragen. Het verweer zoals door Evelien uiteengezet ziet op de 1e materiële vraag (volgens Evelien zelf op de 2e materiële vraag) en kan daarom niet als preliminair verweer worden gevoerd.

Vraag 5

Ja. Nietigheid dagvaarding wegens ontbreken plaatsaanduiding (art. 261 Sv). Aangezien de rechter in dat geval nog niet ‘ten gronde’ over de zaak heeft geoordeeld zal Fleur opnieuw voor hetzelfde feit mogen worden vervolgd.

Vraag 6

Culpaschema:

  • Voorzienbaarheid: hier kan worden volstaan met de objectieve voorzienbaarheid (gegeven is: de veiligheidsvoorschriften die ze uit haar hoofd heeft geleerd). Indien wordt gekozen voor de subjectieve voorzienbaarheid: aandacht besteden aan de Garantenstellung.
  • Moet de gedraging (de onoplettendheid) achterwege worden gelaten? Ja: geen geoorloofd risico en geen rechtvaardigingsgrond. Er is dus sprake van onvoorzichtigheid.
  • Verwijtbaar? Ja. Van haar kon worden gevergd anders te handelen en er was geen schulduitsluitingsgrond.
  • Aanmerkelijke onvoorzichtigheid? Ja, gelet op de ernst en de aard van de gezamenlijke gedragingen en omstandigheden van het geval (arrest Winssen).
  • Causaal verband: hoeft geen aandacht aan te worden besteed.

Vraag 7

Toerekening naar redelijkheid (arrest Letale Longembolie). Dit non-criterium moet worden ingevuld aan de hand van het behandelde schema. Schema invullen (conditio sine qua non- vereiste en relevante veroorzakende factor: hoeft geen aandacht aan te worden besteed).

  • Indicaties: differentiatie naar delict. In casu culpoos gevolgsdelict. Criterium: voorzienbaarheid (kan ook geobjectiveerd, maar dan gecorrigeerd met contra-indicaties; bij subjectieve voorzienbaarheid kan in casu ook worden gecorrigeerd met contra-indicaties).
  • Contra-indicaties: in ieder geval aandacht besteden aan de contra-indicaties. Uitgangspunt dat het ene strafrechtelijk relevante causale verband niet in de weg staat aan het andere strafrechtelijk relevante causale verband. Echter, in casu geen ‘normale’ complicatie o.i.d.

Vraag 8a

Haar verklaring heeft niet alleen betrekking op het geobjectiveerde bestanddeel ‘zwaar lichamelijk letsel’ (waarvoor haar verklaring irrelevant is, want geobjectiveerd), maar ook op de mishandeling zelf. Het vereiste opzet moet worden ingelezen in het bestanddeel ‘mishandeling’. Als ze dus niet heeft beseft dat ze met haar nalatigheid een ander pijn en/of letsel zou kunnen toebrengen (hetgeen wordt vereist om van mishandeling te kunnen spreken) en de rechter gelooft dat, dan kan er geen sprake zijn van mishandeling (zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend). Ze had het weliswaar moeten beseffen, maar ze heeft het niet beseft, dus geen opzet en zelfs geen bewuste schuld, maar onbewuste schuld.

Vraag 8b

Als de rechter haar niet gelooft, wil dat zeggen dat hij ervan uitgaat dat ze heeft beseft dat haar nalatigheid bij een ander pijn en/of letsel teweeg zou kunnen brengen. Echter, het besef van dat risico levert nog niet automatisch opzet op. Er moet ook nog sprake zijn van een vorm van willen. En het is maar helemaal de vraag of ze de kans dat het risico zich zou verwezenlijken ook welbewust heeft aanvaard. Zo niet (en daar lijkt het in casu natuurlijk zeer op), dan is er hooguit sprake van bewuste schuld, maar in ieder geval geen (voorwaardelijk) opzet.

Vraag 9

Ontoerekeningsvatbaarheid hoeft het opzet in het geheel niet aan te tasten, althans niet ‘per definitie’ (slechts in hoogst uitzonderlijke gevallen). Dat opzet en schuld elkaar uitsluiten, is wel waar. Als de einduitspraak in dit geval OVAR wegens niet strafbaarheid van de dader zou zijn (en daar lijkt het hier op), dan kan de rechter vervolgens de subsidiair ten laste gelegde schuld niet bewijzen en zal vrijspraakmoeten volgen wat betreft de ten laste gelegde culpa.

Vraag 10

  • De aangehouden verdachte moet de gelegenheid worden geboden om voorafgaand aan het verhoor door de politie een advocaat te raadplegen.
  • De aangehouden jeugdige verdachte heeft tevens recht op bijstand door een raadsman of vertrouwenspersoon tijdens het politieverhoor.
Check page access:
Public
Check more or recent content:

Oefententamens Strafrecht 1 - RUG

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2017/2018

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2017/2018


Vragen

Motiveer uw antwoorden, zo nodig onder verwijzing naar relevante bepalingen en rechtspraak

Lees onderstaand fragment van een arrest

"Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

(...)

3 Beoordeling van het tweede namens de verdachte voorgestelde middel

3.1.

Het middel komt op tegen het bewezenverklaarde opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. In de eerste plaats klaagt het middel dat het bewezenverklaarde opzet ontoereikend is gemotiveerd.

3.2.

Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat:

"hij op 23 oktober 2011 te Voorschoten opzettelijk een ontploffing te weeg heeft gebracht, doordacht hij:

  • een (metalen) pijp heeft dichtgelast en vervolgens
  • deze (metalen) pijp heeft gevuld met flitspoeder (op basis van kaliumperchloraat en aluminium) en vervolgens
  • aan deze (metalen) pijp een lont heeft bevestigd, en
  • aldus een zwaar explosief of zelfgemaakte bom heeft vervaardigd en vervolgens
  • dit/ deze explosief of zelfgemaakte bom aan een flitspaal gelegen op de openbare weg, te weten de Voorschoterweg, nabij de kruising met de Leidseweg, heeft bevestigd,
  • en dit/ deze explosief/ bom aldaar tot ontploffing heeft gebracht door het lont van het/ de explosief/ zelfgemaakte bom aan te steken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was,"

Voorgaande levert op het delict brandstichting als genoemd in artikel 157 aanhef sub 1 Sr...

(...)

3.3.

Het middel steunt in de eerste plaats op de opvatting dat het opzet van de verdachte niet alleen moet zijn gericht op het teweegbrengen van een ontploffing, maar tevens op het bewezenverklaarde te duchten gemeen gevaar voor goederen. (...)"

Vraag 1a

Is de opvatting waarop het middel steunt juist? Licht uw antwoord toe.

Vervolg

Het volgende gaat aan het arrest vooraf.

De verdachte in bovenstaand arrest is een 33-jarige man genaamd Mark Visser. Nadat de bom ontploft is, staat Mark te kijken naar de schade die hij heeft aangericht. Op dat moment stopt naast hem een auto, waar Chris uitstapt. Chris heeft het allemaal zien gebeuren en loopt op Mark af. Terwijl Chris met zijn rug naar de vangrail staat, zegt hij: 'Wat bezielt je wel niet om dit soort strapasten uit te halen?' Mark is hier niet van gediend en wil snel naar zijn auto lopen. Hij geeft Chris met de vlakke hand een harde klap in het gezicht, waardoor Chris zijn evenwicht verliest en over de vangrail valt. Hierbij komt Chris ongelukkig neer. Hij valt met zijn hoofd op een kei die verscholen in het gras ligt. Chris loopt hierbij zwaar lichamelijk letsel op.

Mark wordt naast het teweegbrengen van een ontploffing (art. 157 aanhef en sub 1 Sr) tevens vervolgd voor eenvoudige mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg (art. 300 lid 1 jo. lid 2 Sr). De tenlastelegging is op de juiste manier toegesneden op beide delicten.

Ter zitting verklaart Mark: "Het was

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2016/2017

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2016/2017


Vragen

Casus 1

Sebastiaan Beer verkoopt samen met zijn broer Joost tweedehands LP-spelers via internet. Deze LP-spelers worden opgeslagen in het schuurtje bij het huis van Joost. De zaken lopen niet heel goed. Althans niet volgens Sebastiaan. Want Joost lijkt goed van de ‘LP-spelersbusiness’ te kunnen leven. Hij heeft onlangs een nieuwe auto gekocht en is met deze auto op vakantie naar Frankrijk gegaan.

Sebastiaan vermoedt dat Joost de inkomsten van de LP-spelersverkoop niet eerlijk deelt en geld achterhoudt. Hij vindt dit zo achterbaks dat hij in een vlaag van woede naar het huis van Joost rijdt. Hij heeft de sleutels gekregen om tijdens de afwezigheid van Joost toch bij het schuurtje te kunnen. In het schuurtje giet hij een jerrycan benzine uit en steekt die in de brand. Omdat de buurman van Joost goed oplet, is de brandweer snel ter plaatse. Sebastiaan, die nog bij het vuur staat, wordt opgepakt.

Sebastiaan Beer wordt gedagvaard om terecht te staan voor de rechtbank Groningen. Hem wordt ten laste gelegd dat:

‘Hij in de gemeente Groningen opzettelijk brand heeft gesticht in het perceel Klaproosstraat 26 aldaar, door toen en daar opzettelijk een hoeveelheid benzine over de vloer uit te gieten en vervolgens vuur in aanraking te brengen met die benzine, waardoor die vloer en/of dat perceel in brand is geraakt, van welke opzettelijke brandstichting gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die vloer en/of dat perceel, te duchten is geweest’ (art. 157 sub 1 Sr)

Ter terechtzitting betoogt zijn raadsman dat Sebastiaan ten tijde van de brandstichting leed aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, waarvoor hij inmiddels ook behandeld wordt. Zijn cliënt kan daarom het feit niet worden toegerekend.

Vraag 1a

Geef uw oordeel over de volgende stelling: “Art. 39 Sr ziet op de ontoerekeningsvatbaarheid van de dader.”

Vraag 1b

Welke vragen moet de rechter beantwoorden bij een beoordeling van het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid?

Vraag 2

Tot welke einduitspraak zal de rechter komen?

Als Joost terug komt uit Frankrijk, wordt hij geconfronteerd met een ravage bij zijn huis. Hij wil dat de schade die hij heeft geleden door de brand en de bluswerkzaamheden van de brandweer wordt vergoed door Sebastiaan. Bovendien wil hij graag aan de rechter vertellen wat de hele affaire met hem persoonlijk heeft gedaan.

Vraag 3a

Welke mogelijkheden zijn er voor Joost om er in het kader van het strafproces, ter zitting, te zorgen dat hij zijn schade vergoed krijgt?

Vraag 3b

Heeft Joost het recht om de rechter te vertellen over de gevolgen van de brandstichting?

Casus 2

In Amsterdam is het advocatenkantoor Slagers & Herders gevestigd. Dewi werkt daar als secretaresse van Daan Slagers, een van de advocaten. Dewi is alleenstaande moeder van vier kinderen. Het afgelopen jaar is zij ernstig depressief geworden. Zij kan de eindjes met moeite

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2015/2016

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2015/2016


Vragen

Casus 1

Fitz en Mollie hebben al jaren een relatie. Het stel woont samen in een appartement nabij het centrum van Holt. Op 3 januari 2016 zet Mollie echter een punt achter de relatie. Mollie vindt het hoog tijd om eens van het vrijgezelle leven te genieten. Dat Mollie de relatie beëindigt, komt voor Fitz als een donderslag bij heldere hemel. Hij was dolgelukkig met Mollie. Uiteindelijk verhuist Fitz naar een studentenkamer ergens in Holt. Fitz wil graag contact houden met zijn ex-vriendin, maar dat wil zij liever niet. Met veel moeite lukt het Fitz de eerste twee weken geen contact op te nemen met Mollie. Maar hij kan aan niets anders meer denken en wil Mollie voor zich terugwinnen. Creatief als Fitz is, verzamelt hij de mooiste foto's die hij van zichzelf en Mollie kan vinden en maakt daarvan een boek. "Ik kan niet zonder je! Ik wil je terug!" schrijft hij op de laatste pagina. Fitz pakt het fotoboek met zorg in en doet het op de post. Vol verwachting kijkt hij uit naar de reactie van Mollie, maar die blijft uit. Ook op zijn talloze WhatsApp-berichten en e-mails, waarin Fitz op indringende toon schrijft de relatie te willen herstellen, reageert Mollie niet. De zevende keer dat Fitz voor Mollies deur van haar appartement staat, doet ze eindelijk open. "Ik wil je niet terug. Scheer je weg!" schreeuwt Mollie en gooit de deur met een harde klap dicht. Fitz blijft wachten en intussen belt Mollie de politie. Even later arriveren twee politieagenten die Fitz sommeren naar huis te gaan, wat hij ook doet. Fitz neemt daarna geen contact meer op met Mollie.

Mollie dient een klacht in ter zake van belaging (art. 285b lid 1 jo. lid 2 Sr). Twee maanden later ontvangt Fitz een dagvaarding en daaruit blijkt dat hij wordt vervolgd voor belaging van zijn ex-vriendin (art. 285b lid 1 Sr). Fitz zal op 9 mei 2016 moeten verschijnen voor de rechtbank Noord, locatie Holt.

Aan hem is tenlastegelegd dat:

Hij in of omstreeks de periode van 17 januari tot en met 14 februari 2015 te Holt, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van Mollie met het oogmerk die Molie, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door het verzenden van een groot aantal (indringende) e-mail- en/of WhatsApp-berichten en een fotoboek aan die Mollie en/of zich meermalen ophouden nabij de woning van die Mollie (art. 285b lid 1 van het Wetboek van Strafrecht).

Als bijna afgestudeerd jurist voert Fitz zijn eigen verdediging. Tijdens de terechtzitting voert hij het volgende aan:

I. "De dagvaarding is dan wel op juiste wijze betekend, maar de dagvaarding vermeldt een verkeerde tijdsperiode waarbinnen de strafbare gedragingen zouden hebben plaatsgevonden. Een en

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015


Vragen

Casus

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

Op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 september 2011, nummer 23/002476-10, in de strafzaak tegen: Henk Jansma, geboren te Amstelveen op 5 maart 1987.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D.E. Wiersum, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2 Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring wat betreft het (voorwaardelijk) opzet ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat: "hij op 14 maart 2010 te Amsterdam aan Jelle Pieter Hoekstra opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond in het gezicht met blijvend litteken in het gezicht, heeft toegebracht door deze Jelle Pieter Hoekstra opzettelijk met een glas in het gezicht te slaan."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL 1302 201006 van 15 maart 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren Douwe Draaijer en Tineke van Hulten. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 maart 2010 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van Jelle Pieter Hoekstra: Ik wil aangifte doen van zware mishandeling. Op 14 maart 2010 bevond ik mij in Cooldown café te Amsterdam. Toen ik terugkwam van het toilet zei mijn vrouw tegen mij dat een jongen haar steeds knietjes gaf aan de zijkant van haar been. Ik ben toen naar de jongen toegelopen en zei tegen hem: "Hou even op met dat irritante gedoe en laat ons oudjes gewoon met rust". Ik hoorde dat hij zei: "Weet je wel wie ik ben". Ik zei toen tegen de jongen: "Dat boeit mij niet en nu even lekker opzouten". Toen ik dat zei heb ik de jongen met mijn vlakke hand boven op zijn borst weggeduwd. Ik zag dat de jongen op dat moment in zijn rechter hand een glas vasthield. Het volgende moment dat ik me kan herinneren is dat ik bij de bar stond. Ik voelde dat mijn linkerwang heel erg warm werd. Ik voelde toen aan mijn wang, zag dat mijn linker arm helemaal onder het bloed zat en besefte dat ik hevig bloedde. Ik ben vervolgens door de ambulance meegenomen naar het OLVG en daar is mijn wang gehecht met meer dan 46 hechtingen. De dokter heeft mij verteld dat de wond zeker zichtbaar
blijft. Ik ben getekend voor mijn leven.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 20100649 van 14 maart 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar Douwe Draaijer.

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (2)

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (2)


Vragen

Vraag 1

Marleen Deftig irriteert zich in de cabriolet tijdens een autotocht naar het prachtige dorpje Staphorst ernstig aan het gedrag van een viertal jongeren van het platteland. De jongeren gooien met stenen naar medereizigers. Marleen vind dit belachelijk en spreekt de jongeren op hun gedrag aan. Eén van de jongens antwoord in het plat Gronings: 'wacht moar, we pakk’n je wel’. Hierna wordt Marleen nog een aantal keren bedreigd door de jongeren. Eén van de jongens komt wel erg dicht in de buurt van Marleen tijdens een bedreiging, waarna Marleen met haar vuist op het oog van de jongen slaat. Marleen wordt veroordeeld voor mishandeling, terwijl zij meent dat er sprake is geweest van noodweer. Zij krijgt twee weken gevangenisstraf opgelegd.

Motiveer in uw antwoord of hier sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijk handeling van Marleen?

Vraag 2

Na bijgekomen te zijn van de kwajongens wil Marleen weer richting huis rijden. Tot haar grote verbazing verneemt zij dat één van haar banden leeg begint te lopen. Marleen haar huis is nog een paar enkele meters verderop en het lijkt haar het beste om rechtstreeks door te rijden, omdat zij dan niet langs de weg staat en dan thuis de ANWB wel belt. Echter met haar hoofd er niet helemaal bij, nadert Marleen een druk kruispunt, het stoplicht staat op rood en een aantal voetgangers steken over. Marleen besluit om door te rijden, waarna een vrouw die redelijk op leeftijd is, mevrouw Zwientjes, onder de wielen van de cabriolet terecht komt. Zij is op slag dood. Marleen wordt veroordeeld wegens dood door schuld conform artikel 307 Sr. Marleen voert ter zitting het volgende aan: ‘Het is verschrikkelijk dat dit dodelijke ongeluk heeft plaatsgevonden, echter leek mij het verstandigst om zo snel mogelijk naar huis te rijden."

Geef gemotiveerd aan tot welke uitspraak de rechter zal komen.

Culpa moet worden bewezen bij het beantwoorden van deze vraag. Het bewijs van culpa komt aan de orde bij de eerste vraag van artikel 350 Sv, namelijk de aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid. Alle voorwaarden moeten worden besproken.

Vraag 3

Cornelis en Niels, allebei tweeëntwintig jaar, hebben nog een eitje te pellen met Piet. Cornelis en Niels besluiten Piet maar eens bij zijn huis op te zoeken. Als Piet vervolgens opendoet, bedenkt Niels zich geen moment en slaat hij Piet met een harde knal op zijn gezicht tegen de muur. Daarna schopt Niels hem overal, tegen zijn hoofd, buik en benen. Zodra Niels is uitgeraasd ligt Piet bewusteloos op de grond. Vervolgens voelt Cornelis of Piet nog leeft en roept Cornelis: ‘Gek, je hebt hem doodgeschopt!’.

Na het incident wordt Niels wegens doodslag vervolgd. Het volgende wordt door Niels verklaard ter zitting: ‘Eigenlijk kan ik niet zoveel vertellen over wat er gebeurd is, aangezien ik mij het

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (3)

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2014/2015 (3)


Vragen

Casus I

Lees onderstaand fragment van een vonnis.

Uitspraak
Rechtbank Utrecht
Vonnis van de meevoudige kamer

In de zaak van
De officier van justitie bij het arrondissementsparket Midden-Nederland
tegen
[verdachte] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats]
raadsman: E. van Soest, advocaat te Utrecht

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 februari 2015.

1. De inhoud van de tenlastelegging

Aan de verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlasteleggen, tenlastegelegd dat:

Primair
hij op of omstreeks 10 maart 2014 te Utrecht, gemeente Utrecht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Mini Cooper), zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend vanaf de door hem, verdachte bereden rijstrook van die weg naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 een doorgetrokken streep, die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevond, heeft overschreven waardoor of waarbij de bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaam [slachtoffer]) werd gedood (art. 6 WVW);

Althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld:

Op 10 maart 2014 reed verdachte als bestuurder van een personenauto, een Mini Cooper, op de Maliebaan te Utrecht, komende uit de richting van de A27. Verdachte reed in de richting van de Nachtegaalstraat. Vanaf de richting van de Nachtegaalstraat reed de bestuurder een blauwe Volvo op de Maliebaan te Utrecht. Achter de blauwe Volvo reed een motor, deze motor werd bestuurd door [slachtoffer]. Verdachte reed op de linkerrijstrook van de Maliebaan (zijnde de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeerd) en kwam daarbij in botsing met de hem tegemoetkomende Volvo. Na deze botsing reed verdachte naar links, richting de vangrail. Daarbij kwam de verdachte in botsing met de motorrijder en gleed de motor onderuit. De bestuurder van de motor is dusdanig ernstig gewond geraakt door deze aanrijding, dat hij aan de gevolgen hiervan is overleden.

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het primair ten laste gelegde. Er is sprake van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid, nu verdachte op de verkeerde weghelft terecht is gekomen en daarmee al niet voldaan heeft aan zijn zorgplicht

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2013/2014

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2013/2014


Vragen

Casus 1

Woningcooroporatie C beheert een aantal appartementsgebouwen in Den Haag, waaronder het appartementsgebouw aan de Poelenstraat 1 t/m 79. In een brief van 25 augustus 2014 laat de woningcoorporatie Simon weten dat hem voor de periode van een jaar, te weten van 26 augustus 2014 tot 27 augustus 2015, de toegang tot het appartementsgebouw Poelenstraat 1 t/m 79 wordt ontzegd (appartementsverbod). Simon is sinds de ontvangst van deze brief op de hoogte van het verbod. Naar aanleiding van Simons aanwezigheid in het appartementencomplex op 1 september 2014, wordt hij vervolgd ter zake van lokaalvredebreuk (art. 138 Sr). Uit de dagvaarding blijkt dat hij op 24 november 2014 voor de kantonrechter van de rechtbank Den Haag moet verschijnen. De tenlastelegging luidt:

‘dat hij op of omstreeks 1 september 2014 in de Poelenstraat te Den Haag is binnengedrongen in het appartementencomplex Poelenstraat 81 t/m 159 dat in gebruik is bij woningcoorporatie C althans bij een ander of anderen dan bij verdachte (art. 138 Sr).’

Vraag 1

Tot welke einduitspraak zal de de rechter komen? Motiveer hierbij uw antwoord.

Vervolg casus 1

Op 4 april 2015 loopt Simon langs het appartementencomplex de Poelenstraat 1 t/m 79. Op de open galerij van de derde verdieping ziet hij een oude man uitglijden en op de grond vallen. Na de val blijft de man bewegingloos liggen. Simon bedenkt zich geen moment en vliegt het appartementencomplex in. Bij de man aangekomen, blijkt dat de man moeite heeft met ademen. Simon legt de meneer in een stabiele zijligging. Met deze handeling redt Simon zijn leven. Door de val was de man in shock geraakt en dreigde hij te stikken in zijn tong. Met de reddingsactie overtrad Simon echter ook weer het appartementsverbod. Een ijverige Haagse officier van justitie besluit Simon daarvoor te vervolgen. De tenlastelegging is op de juiste wijze toegesneden op art. 138 Sr.

Voor het versturen van de dagvaarding ontdekt de officier van justitie dat er nog meer dossiers in de kast liggen over Simon. Uit die dossiers blijkt dat Simon ervan verdacht wordt ook op 15 oktober 2014, 24 december 2014, 3 januari 2015 en 15 februari 2015 aanwezig te zijn geweest in het appartementencomplex de Poelenstraat 1 t/m 79 te Den Haag. Hij besluit deze feiten ad informandum toe te voegen. Bij het uitbrengen van de dagvaarding wordt op de dagvaarding vermeld dat deze feiten ter terechtzitting ter sprake zullen worden gebracht.

Tijdens de terechtzitting stelt de officier van justitie dat wat hem betreft de ad informandum gevoegde feiten na afloop van deze zaak niet meer afzonderlijk vervolgd zullen worden.

Simon verklaart op de zitting dat hij op 4 april 2015 niet zonder reden in het flatgebouw was. ‘Ik was op 4 april in de buurt van het appartementencomplex. Toen ik omhoog keek, zag ik

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2013/2014 (2)

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2013/2014 (2)


Vragen

Casus I

Beeldt u zich in dat u een in Amsterdam woonachtige technicus bent, een goedwillende hacker om precies te zijn. Op 7 april 2015 heeft u uit betrouwbare bron vernomen dat een groep kwaadwillende hackers op het punt staat een grote DDOS-aanval uit te voeren op het beveiligde computernetwerk van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (bij een DDOS-aanval worden in korte tijd zodanig veel gegevens verstuurd aan een computer of een netwerk dat het betreffende systeem wordt platgelegd). U weet dat de hackers onderling communiceren met behulp van een zelfgemaakt e-mailprogramma en dat de aanval zal beginnen zodra de hackers een e-mail met het startsein ontvangen van hun leider John de Bever.

Omdat uw bron meldt dat het startsein elk moment kan worden gegeven, besluit u snel een tegenaanval in te zetten. U maakt gebruik van een door u opgezet computernetwerk om een zogenoemde e-mailbom te versturen aan John de Bever. Een e-mailbom zorgt voor zo veel opstopping in het e-mailprogramma van de ontvanger, dat het programma tijdelijk onbruikbaar wordt. Voor de zekerheid voegt u een virus toe aan de e-mailbom, waardoor het gehele besturingssysteem van Johns computer tijdelijk onbruikbaar zal worden. Even later hoort u van uw bron dat uw actie succes heeft gehad. Zoals u al verwachtte, is door de met virus geladen e-mailbom het complete besturingssysteem van John de Bever besmet geraakt en gecrasht. John heeft de aanval noodgedwongen moeten uitstellen.

Tot uw verbazing ontvangt u enkele weken later een dagvaarding. Het blijkt dat John de Bever het Openbaar Ministerie heeft voorzien van bewijs dat u hem de schadelijke e-mailbom heeft gestuurd en dat hij aansluitend aangifte heeft gedaan. Omdat u het Openbaar Ministerie niet kunt overtuigen van het eerzame motief voor uw daad, komt het tot een strafzaak voor de (bevoegde) politierechter. U wordt verweten dat u:

‘op of omstreeks 7 april 2015, te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk het gebruik van een geautomatiseerd werk, te weten de computer van John de Bever, heeft belemmerd door daaraan gegevens, bestaande uit een (virus bevattende) e-mailbom, toe te zenden (art. 138b Sr).’

Ter zitting vertelt u aan de politierechter dat u inderdaad de e-mailbom heeft gestuurd. U geeft aan dat u wist dat de e-mailbom onder de gegeven omstandigheden vernietigend zou zijn voor de werking van het ontvangende computersysteem en dat u de e-mailbom juist daarom verstuurde. U wilde op deze manier zelf de aanval op het Ministerie van Veiligheid en Justitie voorkomen, omdat er geen tijd meer was om de politie in te schakelen. Ten slotte benadrukt u dat de aanval, die ieder moment kon plaatsvinden en tot grote materiële schade aan talloze computers zou hebben geleid, ook daadwerkelijk door de e-mailbom is voorkomen.

Uw raadsman voert daarna de volgende verweren:

  1. ‘Onder
.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2010/2011

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2010/2011


Vragen

Casus 1

Mollie krijgt tot haar grote verbazing een dagvaarding uitgereikt om te verschijnen op de zitting van de politierechter in Utrecht op 3 januari 2011. Ten laste is gelegd dat
zij: ‘Op of omstreeks 14 april 2010 op de Grote Markt te Utrecht, heeft mishandeld een persoon, te weten Reyn, door hem met een glas in het gezicht te slaan, waardoor voornoemd slachtoffer letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden (art. 300 lid 1 Sr).’

Ter zitting wordt duidelijk wat er zich die avond allemaal heeft afgespeeld. Op 14 april 2009 was Mollie met haar twee vriendinnen aan het stappen in de binnenstad van Utrecht. Het was erg druk in het café waar ze met enkele andere vriendinnen hadden afgesproken, want het was donderdagavond, studentenavond. Tegen een uur of één komt er een jongen, Reyn, naar haar toe. Hij vraagt haar of ze iets wil drinken. Mollie bedankt beleefd, maar hij laat zich niet afschepen. Hoewel ze hem meerdere keren duidelijk te kennen geeft dat ze niet van zijn opdringerigheid is gediend, houdt hij vol. Hij geeft het pas op als ze zich hoogst geïrriteerd tot de barkeeper wendt met het verzoek Reyn uit de zaak te laten zetten. Reyn kiest weliswaar eieren voor zijn geld, maar reageert nog snel even zijn frustraties af op een meisje dat het tafereel geamuseerd heeft gadegeslagen, en hem met een nauwelijks verholen grijns uitlacht. Hij geeft het meisje een flinke duw, zodat ze van haar kruk valt, en gaat er vervolgens als een haas vandoor. Maar Mollie, die nog steeds behoorlijk geïrriteerd is over zijn toenaderingspogingen, bedenkt zich geen moment en slaat Reyn in het voorbijgaan met het glas dat ze in haar handen heeft, in zijn gezicht.

Mollie stelt op de zitting het volgende: ‘Het is toch ondenkbaar dat ik veroordeeld zou worden wordt voor mishandeling? Ik verdedigde immers dat andere meisje, want hij had haar geslagen. Ik beroep mij op noodweer. En mocht dat verweer niet slagen, dan doe ik een beroep op noodweerexces.’

Vraag 1

Heeft het beroep op noodweer dan wel noodweerexces kans van slagen? Bespreek alle voorwaarden voor een geslaagd beroep op noodweer(exces).

Casus 2

Selden is lid van de actiegroep ‘Boogschutters Hoodie 2001’. Deze actiegroep stelt zich ten doel het geld van de allerrijksten op een onorthodoxe wijze ‘in te zamelen’ en te verdelen onder de armen. Op een zaterdagochtend rijdt Selden door Utrecht op weg naar een groot landhuis dat hij al enige tijd op het oog heeft. Hij weet dat de eigenaren al aardig op leeftijd zijn en zo te zien zijn ze ook behoorlijk rijk. Selden heeft van te voren al een plan gemaakt om hen een aanzienlijke som geld afhandig te maken. Selden belt aan en een oude mevrouw doet open. Hij stelt

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2009/2010

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2009/2010


Vragen

Casus I

Judith is uitbater van het bruine café ‘De Fles’ aan het Zuiderdiep 12 te Den Haag. Op vrijdag 7 oktober 2009 krijgt zij onverwachts bezoek van Carl en Wouter, beiden buitengewoon opsporingsambtenaar van de Voedsel en Waren Autoriteit Regio Noord. Ze komen controleren of Judith aan de verplichting voldoet om in haar café maatregelen te treffen als bedoeld in artikel 10 lid 1 van de Tabakswet, te weten: in de voor het publiek toegankelijke delen van het café een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven. Dit blijkt niet het geval te zijn. Enkele stamgasten lurken gretig aan hun sigaar. Bovendien staat verspreid over de kroeg een aantal met peuken gevulde asbakken. Overtreding van art. 10 Tabakswet levert een economisch delict op dat (indien niet wordt gekozen voor een bestuurlijke afdoening) wordt bedreigd met maximaal een half jaar hechtenis en maximaal 18.500 Euro boete. Daarnaast kan een bijkomende straf worden opgelegd, te weten: stillegging van de onderneming voor ten hoogste een jaar. Buitengewoon opsporingsambtenaar Wouter neemt het woord en spreekt Judith vermanend toe. Hij tracht zijn betoog kracht bij te zetten met enkele ferme handgebaren. Op dat moment gaat de telefoon. Als Judith zich omdraait om de telefoon op te nemen, raakt Wouter hem met zijn hand vol in het gezicht, waarbij hij de bril van Judith kapot slaat. Judith, hevig geschrokken door het feit dat Wouter haar dure design-bril van haar neus heeft geslagen, grijpt Wouter direct, als in een reflex, bij zijn armen en geeft hem een zodanig ferme duw dat Wouter een gekneusde schouder en enkele fikse blauwe plekken oploopt en daardoor hevige pijn ondervindt.

Wouter meent dat de overtreding van de tabakswet niet mag worden afgedaan met een bestuurlijke boete, maar strafrechtelijk dient te worden aangepakt, omdat Judith al diverse keren is gewaarschuwd. Hij legt de zaak dan ook voor aan de Officier van Justitie. Tevens doet hij aangifte van mishandeling. De Officier van Justitie besluit Judith te vervolgen wegens mishandeling en overtreding van de Tabakswet. U kunt ervan uitgaan dat beide zaken door de gewone – niet-economische – strafrechter worden berecht.

In de cumulatieve tenlastelegging wordt Judith het volgende ten laste gelegd:

Feit 1

Dat zij op of omstreeks 7 oktober 2009 aan het Zuiderdiep, in de gemeente Den Haag, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten Wouter, zijnde een buitengewoon
opsporingsambtenaar van de Voedsel en Waren Autoriteit, Regio Noord, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, pijn en/of letsel heeft toegebracht, te weten een gekneusde schouder en enkele blauwe plekken waardoor deze Wouter hevige pijn ondervond, doordat zij deze Wouter bij de (boven)armen heeft beetgepakt en/of hem (daarbij) achterover heeft geduwd (art. 300 lid 1 jo art. 304 lid 2 Sr);

Feit 2

Dat zij op of

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Extra oefententamen

Strafrecht 1 - RUG - Extra oefententamen


Vragen

Vraag 1

Giesbert A. wordt vervolgd voor mishandeling art. 300 lid 1 Sr. De rechter acht Giesbert A. niet toerekeningsvatbaar. De rechter heeft een aantal beslissingsmogelijkheden, welke zijn dit?

Vraag 2

Stel dat de rechter uit vraag 1 besluit om tot ontslag van alle rechtsvervolging over te gaan en hij daarnaast een extra maatregel wil opleggen, is dit volgens de wet toegestaan?

Vraag 3

Aan verdachte Jan K. wordt tenlastegelegd dat hij in de nacht van 1 januari 2015 in de Schilderwijk aan een passant, Simon T., een aantal klappen heeft uitgedeeld, als gevolg waarvan Simon T. met zwaar lichamelijk letsel naar het ziekenhuis werd afgevoerd. Primair legt de Officier van Justitie aan Jan K. art. 300 lid 2 Sr ten laste en subsidiair art. 300 lid 1 Sr. De advocaat van Jan K. verweert zich door tijdens de zitting te zeggen dat er geen sprake kan zijn van het primaire tenlastegelegde feit, aangezien Jan K. geen opzet op het zwaar lichamelijke letsel van Simon T. had. De rechter vraagt zich af of de advocaat van Jan A. gelijk heeft, wat denkt u?

Vraag 4

Yourie C. is met wat vrienden op stap in de binnenstad van Groningen. De drank wordt er goed ingegoten en al snel is Yourie C. zo dronken dat hij geen idee heeft van wat er om hem heen gebeurd. Nietsvermoedend wil Bernard S. Yourie C. passeren in een drukke kroeg en tikt hem op zijn heup met zijn hand om zo achter hem langs te wippen, waarbij Bernard S. hem zachtjes naar voren duwt. Door de duw verliest Yourie C. zijn evenwicht en komt ten val. Vol woede staat Yourie C. op en kijkt met kwade ogen in de richting van Bernard S. en geeft hem vervolgens een enorme knal tegen zijn hoofd. Door deze mep verliest Bernard S. zijn bewustzijn en wordt met zwaar lichamelijk letsel per ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis. De volgende ochtend, zodra Yourie C. nuchter wordt, en hoort wat er is gebeurd, toont hij berouw in is hij erg teleurgesteld in zichzelf. Nochtans besluit de Officier van Justitie om over te gaan tot een vervolging en legt Yourie C. mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten laste. Yourie C. overlegt samen met zijn raadsman dat een beroep zal worden gedaan op ontoerekeningsvatbaarheid, art. 39 Sr. Yourie C. zal volgens zijn raadsman dan ontslagen worden van alle rechtsvervolging, omdat ten tijde van de mishandeling sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens die hem niet kan worden toegerekend.

Zal het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid conform art. 39 Sr kans van slagen hebben?

Vraag 5

Al een geruime tijd zit Maaike in financiële problemen en zij besluit daar radicaal verandering in te brengen. Haar huis is voor een veel hogere waarde dan de werkelijke waarde

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1 - RUG - Extra oefenvragen

Strafrecht 1 - RUG - Extra oefenvragen


Vragen

Vraag 1

Wat wordt bedoeld met het zogenaamde vervolgingsmonopolie van het Openbaar Ministerie?

Vraag 2

Geef een definitie van het opportuniteitsbeginsel van het Openbaar Ministerie.

Vraag 3

Welk onderscheid in sepots kan gemaakt worden? En wat houden deze sepots in?

Vraag 4

Wanneer vangt het rechtsgeding officieel aan?

Vraag 5

Wanneer eindigt het rechtsding normaal gesproken?

Vraag 6

Welke materiële einduitspraken kan een rechter doen?

Vraag 7

Noem de functies van de tenlastelegging.

Vraag 8

Het vonnis van de rechter heeft ook een tweetal functies. Welke?

Vraag 9

Wanneer is er sprake van een art. 358 lid 3 Sv verweer?

Vraag 10

In welke gevallen kan niet volstaan worden met een standaard motivering en is extra strafmotivering vereist?

Vraag 11

Er wordt onderscheid gemaakt tussen krenkingsdelicten en gevaarzettingsdelicten. In deze laatste delicten kan ook weer onderscheid gemaakt worden tussen abstracte en concrete delicten. Wat wordt met deze termen bedoeld?

Vraag 12

Verwoord de functionele/relatieve theorie.

Vraag 13

Wat was Rossi’s visie op de functie van straffen?

Vraag 14

Wat was de opvatting van de Nieuwe Richting over het doel van strafrecht?

Vraag 15

Geef een definitie van het nulla poena-beginsel.

Vraag 16

Welke vier normen liggen besloten in het nulla poena-beginsel?

Vraag 17

Wat wordt bedoeld met het lex certa-beginsel/Bestimmtheitsgebot?

Vraag 18

Van welke interpretatiemethoden kan de rechter gebruik maken en wat houden de verschillende methoden in?

Vraag 19

Waar in het Europees recht is het rechtszekerheidsbeginsel vastgelegd?

Vraag 20

Noem de functies van de dagvaarding.

Vraag 21

Wat moet in ieder geval genoemd worden in de dagvaarding?

Vraag 22

Wat dient de rechter te beslissen als de dagvaarding niet voldoet aan de hiervoor genoemde eisen?

Vraag 23

Wat zijn bestanddelen en elementen?

Vraag 24

Wat is de betekenis van wederrechtelijkheid als bestanddeel?

Vraag 25

Welke drie strafrechttheorieën kunnen worden onderscheiden?

Vraag 26

Welke rechtvaardigingsgronden kent ons systeem? En wat neemt een rechtvaardigingsgrond weg?

Vraag 27

Welke schulduitsluitingsgronden kent ons systeem? En wat neemt een schulduitsluitingsgrond weg?

Vraag 28

Bij welke materiële vraag komen de strafuitsluitingsgronden aan de orde?

Vraag 29

Wanneer is sprake van putatieve overmacht?

Vraag 30

Wat wordt bedoeld met de dubbele causaliteit ingeval van noodweer-exces?

Vraag 31

Leg uit wat wordt bedoeld met extensief noodweer-exces.

Vraag 32

Leg uit wat wordt bedoeld met intensief noodweer-exces.

Vraag 33

Welke vormen van opzet zijn te onderscheiden?

Vraag 34

Wat houdt bewuste schuld in?

Vraag 35

Wat houdt onbewuste schuld in?

Vraag 36

De Hoge Raad hanteert in gevallen van een ontkennende verklaring van de verdachte wel eens de Ronde Klip-formule. Wat houdt deze formule in?

Vraag 37

Kunnen bestanddelen als ‘oogmerk’ en ‘wetende dat’ via de voorwaardelijke opzet-constructie bewezen worden?

Vraag 38

Wat is de rechtsregel uit het Vrees-arrest?

Vraag 39

Wat houdt het grondslagbeginsel in?

Vraag 40

Waartoe leidt

.....read more
Access: 
Public
Strafrecht 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Strafrecht 1: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Strafrecht 1 voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare artikel- en arrestsamenvattingen maak je gebruik van de zoekfunctie
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1829
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering