Oefententamens Belastingrecht - UL
- 4037 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Adolin werkt voor de stichting De Kholins. Deze stichting stelt zich ten doel de Leidse Mede als cultuurgoed te beschermen en de kennis ervan te vergroten onder bezoekers van Leiden. Daartoe wordt echte Leidse Mede, volgens een middeleeuws recept, gestookt en verkocht aan toeristen voor €25 per liter. De feitelijke werkzaamheden rond het stoken, bottelen en verkopen van dit traditionele ambachtelijke product worden verricht door Adolin, onder dagelijkse instructie van de directeur van de stichting. Adolin krijgt geen geld voor zijn werkzaamheden (hoewel de stichting een flinke winst maakt op de jeneververkoop). Wel mag hij elke vrijdag tien liter Mede mee naar huis nemen die hij, samen met enkele andere liefhebbers, zelf opdrinkt. Wat zijn de fiscale gevolgen voor Adolin?
Hoe komt de betekenis van art. 94 Grondwet en van art. 104 Grondwet tot uiting in de verhouding tussen belastingwet en belastingverdrag?
Shallan maakt graag lange wandelingen in de natuur. Tijdens een mooievoorjaarswandeling vindt zij een koffer in het struikgewas. De koffer bevat contant geld. Shallan sjouwt de koffer mee naar huis en gaat tellen: precies €1.500.000. Zij besteedt al het geld nog datzelfde jaar aan een luxueuzezomervakantie in de duurste hotels wereldwijd. Wat zijn de fiscale gevolgen van een en ander?
Welke van de onderstaande beweringen is juist ten a anzien van derangorderegeling in de Wet inkomstenbelasting 2001?
Aart (28 jaar) en Bea (27 jaar) zijn ongehuwd en zijn samen ingeschreven op hetzelfde woonadres voor de gemeentelijke basisadministratie sinds 2015. Begin 2016 hebben zij samen een kind gekregen. Zijn Aart en Bea fiscale partners voor de Wet Inkomstenbelasting 2001?
Welke omstandigheid is niet relevant bij het vaststellen van de totaalwinst uit onderneming?
De fiscale winst kan worden bepaald op de volgende wijze:
Koos is een werkloze fiscalist. Om naast zijn uitkering wat bij te verdienen, is hij rijke kennissen behulpzaam bij het verplaatsen van hun vermogen naar Zwitserse spaarrekeningen. Hij adviseert hen over de fiscale aspecten, helpt bij het openen van bankrekeningen en rijdt ook met koffers contant geld naar Zwitserland. Voor deze werkzaamheden bedingt hij uiteraard beloningen, die hij contant ontvangt. Op die manier verdiende Koos in 2014 €5.672, in 2015 € 67.889, en in 2016 € 132.005. De zaken gaan dus steeds beter, en Koos maakt lange werkweken. Ook “kennissen van kennissen” weten Koos inmiddels te vinden en Koos heeft een snelle wagen aangeschaft speciaal voor wekelijkse ritjes naar Zwitserland. De inspecteur krijgt kennis van deze feiten. Kan Koos worden belast voor de inkomsten uit deze werkzaamheid?
Wat is de beste formulering van het legaliteitsbeginsel?
Sjoerd is in dienstbetrekking werkzaam bij de schoolvereniging “Ons Ambacht” als leraar bouwtechniek in het middelbaar onderwijs. Daarnaast werkt hij aan het grondig renoveren van een grachtenpandje dat hij heel voordelig heeft kunnen kopen omdat het in vervallen staat verkeerde. Hij past daar dezelfde kennis toe die hij ook als docent aan zijn leerlingen bijbrengt. Elke avond, elk weekend is hij daarmee bezig, tot het na twee jaar hard werken weer een prachtig monumentaal pand is geworden. Hij verkoopt het pand meteen en boekt een mooi resultaat: een half miljoen verdiend! Sjoerd rapporteert dit resultaat op zijn aangiftebiljet als “winst uit onderneming”. Waarom doet hij dat?
In hoeverre is box 2 te zien als een verlichting van de werking van hetklassieke stelsel?
Welke stelling is juist?
I. Wanneer een bedrag aan winst wordt uitgedeeld door een BV aan haar aanmerkelijkbelanghouders is dat bedrag twee maal belast: zowel bij de BV als bij de aanmerkelijkbelanghouders.
II.Wanneer de BV verkapt dividend uitdeelt, is dat voor de aanmerkelijkbelanghouder een vervreemdingsvoordeel.
Welke stelling is juist?
I. Een doel van box 2 is om een specifieke categorie aandeelhouders (namelijk degenen met een aanmerkelijk belang) uit te zonderen van het gunstige regime van box 3.
II. Een doel van box 2 is om directeur-grootaandeelhouders te belasten over hun arbeidsinkomen.
Jan heeft gelezen dat het fiscaal aantrekkelijk is om aandelenbelangen in box 3 te laten vallen. Hij heeft daarom de belangen in zijn vennootschap X BV verdeeld in vijfentwintig delen van 4% elk. Deze heeft hij verdeeld onder:
Elk van hen houdt een belang van 4%; ook Jan zelf houdt een belang van 4% (zodat het totaal optelt tot 100%). Wie van hen heeft nu een aanmerkelijk belang in X BV?
Nadat Jan deze verdeling tot stand heeft gebracht, blijkt dat Pim gaat trouwen met Joke, de zuster van Truus. Verandert dit huwelijk het aantal personen dat een aanmerkelijk belang heeft in X BV?
Jan heeft ooit alle aandelen in X BV verworven voor een verkrijgingsprijs van € 100.000. Toen de zaken eenmaal goed bleken te lopen heeft X BV € 250.000 aan dividend aan Jan uitgedeeld. Nu verkoopt Jan alle aandelen voor € 400.000 aan een derde. Wat is zijn vervreemdingsvoordeel?
Karel heeft een aandelenbelang van 5% in LuBo BV; Arend heeft een aandelenbelang van 95% in LuBo BV. Deze vennootschap maakte in 2016 een winst van € 1.000. Deze winst wordt niet uitgedeeld. Welke uitspraak is juist?
Welke stelling is juist?
Roberto, een vermogende particulier met een omvangrijke beleggingsportefeuille, heeft een pand gekocht aan het Rapenburg. Hij verhuurt de kamers aan studenten. De jaarlijkse huurinkomsten bedragen € 70.000. Daartegenover staan (onderhouds)kosten van € 20.000. De waarde van het pand is vastgesteld op € 1 mln. Het pand valt voor Roberto in box 3.
I. Voor de belastingheffing in box 3 met betrekking tot dit pand is de werkelijke huuropbrengst niet van belang.
II.Gezien art. 5.3 lid 3 onderdeel f, zijn in box 3 onderhoudskosten slechts aftrekbaar voorzover zij meer bedragen dan € 3.000.
Jan wint een miljoen in de staatsloterij. Dat brengt zijn grootste wens binnen bereik: het opbouwen van een mooie verzameling experimentele moderne schilderkunst. Hij heeft een goed gevoel voor trends in de kunstmarkt, en zijn collectie begint dan ook meteen in waarde te stijgen. Het gaat Jan trouwens niet om die waardestijging. Alles hangt bij hem thuis aan de muur, omdat hij zelf erg van kunst houdt. Hij sluit ook een verzekering af voor de schilderijen. Die kost hem € 25.000. Hij vraagt zich af wat hij op zijn belastingaangifte moet melden. Een vriend wijst hem op art. 5.8 van de Wet IB 2001. Daarop vermeldt Jan zijn schilderijencollectie voor een waarde van € 1,3 miljoen op zijn aangifte 2016 en doet een beroep op de vrijstelling voor voorwerpen van kunst en wetenschap. Wat zal de inspecteur doen bij het vaststellen van Jan’s belastingaanslag?
Het Nederlandse stelsel van belastingheffing over winsten van vennootschappen wordt ook wel aangeduid als het klassieke stelsel. Dit klassieke stelsel wordt gekenmerkt door:
Wat is een doel van de vennootschapsbelasting?
Wie kan niet belastingplichtig zijn voor de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969?
Henk runt al jaren een beveiligingsbedrijf. Een deel van zijn klanten zit in de drugsbranche, zodat Henk zijn personeel goed bewapend op pad moet sturen. Zijn bewakers beschikken over automatische vuurwapens (met geluiddempers) en vechthonden. Fiscaal kan hij de kosten van de wapens en de honden niet in aftrek brengen. Hij heeft zich laten adviseren door een collega uit de bewakingsbranche: als hij zijn bedrijf in een door hem op te richten BV inbrengt, kan hij de kosten wél aftrekken. Hij is dan meteen directeur van een BV, en dat vindt Henk wel mooi klinken. Daar staat tegenover, zegt een andere collega, dat hij wel de MKB-winstvrijstelling kwijtraakt. Henk weet niet meer waar hij aan toe is. Wat kunt u hem adviseren?
Wat is de belangrijkste fiscale overweging die een ondernemer heeft in zijn keuze tussen eenmanszaak of BV-vorm?
Rens drijft een onderneming in parket- en laminaatvloeren. Hij wil zijn schoonmoeder voor haar verjaardag verrassen en biedt haar een mooi vloertje aan voor in haar hal, ter waarde van € 500. Fiscaal merkt hij deze € 500 aan als ondernemingskosten. De inspecteur stelt deze aftrekpost ter discussie. Hij voert twee punten aan. In de eerste plaats betwist hij dat het gaat om ondernemingskosten. Daarnaast vindt hij het bedrag overdreven; zelf geeft hij zijn schoonmoeder nooit een cadeau duurder dan € 20. Waar zit de inspecteur fout?
Wat is het doel van de deelnemingsvrijstelling?
Y BV heeft 5% van de aandelen in X Ltd, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. X Ltd deelt dividend uit aan Y BV. Welke stelling is juist ter zake van de winstuitdeling?
Welke van de onderstaande beweringen over informeel kapitaal is juist?
Y BV bezit alle aandelen in X BV. Y BV verstrekt een lening ter grootte van € 100.000 aan X BV met een looptijd van vijf jaar. X BV is daarover jaarlijks een zakelijke rente van 5% verschuldigd. Welke stelling is juist ten aanzien van de belastingheffing bij X BV?
BV M houdt 100% van de aandelen in BV D. Beide vennootschappen zijn gevestigd in Nederland. BV M en BV D zijn gevoegd in een fiscale eenheid. BV D keert een dividend uit aan BV M. Welke van de onderstaande beweringen over het dividend is juist?
Chantal exploiteert in Deventer haar eigen kapperszaak ‘Mooi rood is niet lelijk’ (eenmanszaak). De zaak is bekend om de rode haarverfbehandeling die Chantal haar klanten – naast het gewone kapperswerk – aanbiedt. Per jaar heeft zij € 100.000 aan inkomsten uit de haarverfbehandeling. Zij meent dat zij over deze inkomsten geen belasting behoeft te betalen. Zij drijft immers een kapperszaak, zodat naar haar mening alleen de opbrengsten daarvan, en niet de opbrengsten van het haarverven, behoren tot de voordelen uit haar onderneming in de zin van art. 3.8 Wet IB 2001. Zij geeft de inkomsten uit de haarverfbehandelingen dan ook niet op in haar aangifte inkomstenbelasting. Zij vermeldt enkel de inkomsten uit de reguliere kappersbehandelingen. De inspecteur volgt in eerste instantie haar aangifte. Vier jaar later realiseert hij zich dat Chantal wel erg weinig belasting heeft betaald. Hij heeft intussen vernomen dat Chantal bekend is om haar haarverfbehandelingen. Hij gaat op onderzoek uit en ontdekt dat Chantal de inkomsten uit de haarverfbehandeling niet heeft opgegeven. Wat kan de inspecteur doen?
Een belastingplichtige die zijn buitenlandse bankrekening niet heeft gemeld op zijn aangiftebiljet inkomstenbelasting kan een vergrijpboete nog voorkomen door tijdig gebruik te maken van de regeling tot vrijwillige verbetering (‘inkeerregeling’). Tot welk moment kan dit?
In het fiscale recht geldt het gesloten stelsel van rechtsbescherming. Dit stelsel houdt in dat:
Welke omstandigheid kan niet aan de orde zijn bij toepassing van het fraus legis leerstuk?
X BV, een in Nederland gevestigde vennootschap, heeft een aandelenbelang van 98% in Y Ltd, een in Ierland gevestigde vennootschap. X BV overweegt de activiteiten van haar Ierse dochtervennootschap Y Ltd uit te breiden, omdat Y Ltd goede mogelijkheden heeft voor winstgevende projecten in Ierland. X BV kan Y Ltd de noodzakelijke middelen verstrekken (1) in de vorm van een kapitaalstorting in Y Ltd of (2) in de vorm van een lening aan Y Ltd. Gegeven is dat Ierland een vennootschapsbelasting heeft identiek aan de Nederlandse, zij het dat het Ierse belastingtarief 10% bedraagt. Wat is fiscaal de aantrekkelijkste keuze?
Art. 15ad Wet Vpb 1969 beperkt de aftrekbaarheid van rente. Wat is het probleem dat deze regeling beoogt op te lossen?
Nederland op derde plek in toplijst belastingparadijzen. Bron: Laurens Berentsen, Het Financieele Dagblad 11 december 2016
Nederland staat op een pijnlijke derde plaats in de top 15 van belastingparadijzen die vandaag door ontwikkelingsorganisatie Oxfam wordt gepubliceerd. De hoge score is vooral het gevolg van de omvang van de belastingontwijking door multinationals waarbij Nederland volgens de non-gouvernementele organisatie een rol speelt. Andere Europese landen op de lijst zijn Zwitserland (4), Ierland (6), Luxemburg (7) en Cyprus (10).
De hoge klassering is des te pijnlijker, omdat minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem dit voorjaar erkende dat Nederland in het verleden onderdeel is geweest van het probleem van belastingontwijking, maar voortaan onderdeel wilde zijn van de oplossing. Hoewel er kritiek is op de ranglijst van de belangenorganisatie, schaadt de derde plaats voor Nederland na de notoire belastingparadijzen Bermuda en de Kaaimaneilanden de Nederlandse fiscale reputatie in de publieke en politieke opinie, in binnen- én buitenland. Nederland mag volgens het kabinet geen belastingparadijs worden genoemd, omdat landen als Bermuda nauwelijks of geen winstbelasting heffen en mogelijkheden bieden om inkomsten te verdoezelen. Oxfam erkent dat dit niet voor Nederland geldt. Maar het kent wel omvangrijke geldstromen, die in verhouding tot de omvang van de economie en de aanwezige bedrijfsactiviteiten duiden op schuiven met winsten om belasting te ontlopen, aldus het rapport 'Tax Battles, The dangerous global race to the bottom on corporate tax'.
Dit “schuiven met winsten om belasting te ontlopen” verloopt via in Nederland gevestigde doorstroomvennootschappen (brievenbusmaatschappijen). Van welke kenmerken van het Nederlandse fiscale klimaat maken deze vennootschappen gebruik?
Wie is niet buitenlands belastingplichtig op grond van de Wet IB 2001?
Vladimir, een inwoner van Rusland, werkt in Amsterdam. Hij is in dienstbetrekking als directeur van een investeringsmaatschappij die het vermogen belegt van Vladimir’s vrienden in de Russische society. Geregeld moet hij daarvoor zakentripjes maken naar de Kaaimaneilanden en elke maand moet hij ook wel enkele dagen in Amsterdam zijn. Maar meestal runt hij de investeringsmaatschappij telefonisch en per mail vanuit Moskou. Wel heeft hij een etage gekocht aan de Amsterdamse Keizersgracht, zodat hij een onderkomen heeft wanneer hij in Nederland moet zijn. Hij heeft deze etage contant betaald. Op grond van welke bepalingen in de Wet IB 2001 wil Nederland belasting heffen over de Amsterdamse etage van Vladimir?
Welke stelling is juist over de bronnentheorie?
I. De bronnentheorie beoogt alleen de waardeontwikkeling van de bron in debelastingheffing te betrekken, niet de reguliere opbrengst van de bron.
II.Alleen een analytische inkomstenbelasting is in overeenstemming met debronnentheorie.
De heer Dalinar, inwoner van Nederland, heeft een belang van 100% in X GmbH, een in Duitsland gevestigde en naar Duits recht opgerichte vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal (vergelijkbaar met een Nederlandse BV). X GmbH houdt 96% van de aandelen in Y BV, een in Nederland gevestigde vennootschap. De overige 4% van de aandelen in Y BV zijn in handen van een derde (mevrouw A.). Y BV doet aan X GmbH een dividenduitdeling, die zij echter schuldig blijft. Over deze schuld gaat Y BV rente betalen aan X GmbH. De hoogte van de rente is 4%. Dat is een zakelijke rente. Ga er verder van uit dat het Duitse stelsel van vennootschapsbelasting identiek is aan het Nederlandse, met uitzondering van het tarief: het Duitse tarief bedraagt 35%.
Is, gezien art. 10a Wet Vpb 1969, deze rentebetaling voor Y BV aftrekbaarvan de winst? Vermeld de relevante wettelijke bepaling(en).
Intussen heeft de heer Dalinar kans gezien om de resterende 4% aandelen te kopen van mevrouw A. Maar vervolgens komt Y BV in moeilijkheden: zij maakt verlies. X GmbH maakt in datzelfde jaar wél winst.
Kunnen X GmbH en Y BV bereiken dat het verlies van Y BV wordt verrekend met de winst van X GmbH door een fiscale eenheid te vormen? Vermeld de relevante wettelijke bepaling(en).
Het jaar daarop realiseert Y BV gelukkig weer een mooie winst. Ook met X GmbH gaat het goed. Zowel Y BV als X GmbH geven de heer Dalinar een mooie auto (een Ferrari 812 Superfast resp. een Maserati GranCabrio). De heer Dalinar gaat beide auto’s trots ophalen in Nederland resp. Duitsland. Daarnaast keert Y BV een bedrag van € 100.000 aan dividend uit op alle aandelen. Daardoor ontvangt de heer Dalinar € 4.000 en X GmbH € 96.000 aan dividend.
Schets de fiscale gevolgen van deze gebeurtenissen voor de heer Dalinar. Vermeld de relevante wettelijke bepaling(en).
Ga ervan uit dat de auto’s voor de heer Dalinar belastbaar inkomen vormen. Neem aan dat de auto’s in het jaar 2010 door Y BV en X GmbH aan de heer Dalinar zijn geschonken, en dat hij daarvan in zijn aangifte inkomstenbelasting 2010 bewust geen melding heeft gemaakt. Pas in 2017 komt de inspecteur er toevallig achter dat de heer Dalinar in 2010 de auto’s heeft gekregen. Daardoor heeft de inspecteur, zo ziet hij nu, destijds de aanslag tot een veel te laag bedrag vastgesteld.
Wat kan de inspecteur in 2017 nog doen om er voor te zorgen dat de heer Dalinar alsnog het juiste bedrag aan belasting betaalt over 2010?
Omdat de heer Dalinar wil gaan genieten van een onbezorgde oude dag, wil hij zijn aandelenbelangen in X GmbH en in Y BV verkopen. Hij vindt een in Polen woonachtige koper die een goede prijs wil betalen voor de aandelen. Met de Poolse koper komt Dalinar per 1 juli 2016 tot overeenstemming, waarna de levering van de aandelen in datzelfde jaar volgt. Gevolg is dat de heer Dalinar op de verkoop van zijn aandelenpakket in X GmbH een winst van € 5 miljoen maakt; op de verkoop van zijn aandelen in Y BV verdient hij nog eens € 1 miljoen. De heer Dalinar is van mening dat beide bedragen onder de deelnemingsvrijstelling vallen.
Leg uit:
1. B | 11. B | 21. D | 31. B |
2. B | 12. A | 22. C | 32. C |
3. B | 13. A | 23. B | 33. D |
4. B | 14. B | 24. D | 34. B |
5. B | 15. B | 25. B | 35. A |
6. C | 16. A | 26. B | 36. C |
7. C | 17. C | 27. A | 37. C |
8. A | 18. A | 28. B | 38. A |
9. A | 19. D | 29. C | 39. D |
10. C | 20. A | 30. B | 40. D |
Art 10a Wet Vpb 1969: de beschreven situatie valt onder onderdeel a (dus geen renteaftrek) maar gezien de tegenbewijsregeling van lid 3 is de rente toch aftrekbaar. Het Duitse belastingtarief is immers hoger dan het Nederlandse.
Nee, X GmbH is niet in NL gevestigd. Daarom is niet voldaan aan art. 15 lid 4 onderdeel c.
De auto’s: verkapt dividend. De heer Dalinar heeft ogv art 4.6 Wet IB 2001 een a.b. in X GmbH. De waarde economisch verkeer van de auto wordt dus als regulier voordeel (4.12 onderdeel a) belast in box II.
Op grond van art. 4.6 Wet IB 2001 heeft Dalinar (direct én indirect) ook een aanmerkelijk belang in Y BV, en wel van 100%. De waarde economisch verkeer van de auto wordt dus als regulier voordeel (4.12 onderdeel a) belast in box II. Het dividend dat Dalinar ontvangt (€ 4.000) van Y BV is eveneens een regulier voordeel als bedoeld in art. 4.12 onderdeel a en derhalve belast tegen het tarief van box II. N.B. de dividenduitdeling aan X GmbH is voor Dalinar geen voordeel in de zin van art. 4.12.
Het gaat hier om de inkomstenbelasting: een aanslagbelasting (art 9.1 Wet IB 2001). De mogelijkheid tot navorderen, art. 16 AWR, staat in beginsel open. De inspecteur beschikt immers over een nieuw feit (lid 1), al kan hij ook kwade trouw stellen. De navorderingstermijn voor de van Y BV verkregen auto is echter verlopen (vijf jaar, lid 3). Die voor de van X GmbH verkregen auto nog niet (twaalf jaar, lid 4) zodat over dat bedrag nog navordering mogelijk is.
Deze bundel bevat oefententamens te gebruiken bij het vak Belastingrecht aan de Universiteit Leiden.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2946 | 1 | 1 |
Add new contribution