
HC17: Patiënt met diarree
Algemene informatie
- Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?
- In dit college worden besproken wat diarree is, hoe het kan ontstaan en welke verschillende soorten er zijn
- Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?
- Alle onderwerpen in dit college worden ook behandeld in de literatuur
- Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?
- Er zijn geen recente ontwikkelingen besproken
- Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?
- Er zijn geen opmerkingen over het tentamen gemaakt
- Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?
- Er zijn geen mogelijke vragen behandeld
Wat is diarree?
Diarree betekent: "toegenomen waterigheid, volume en frequentie van de stoelgang. Dit gaat soms gepaard met ongewenste incontinentie".
Oorzaken:
Diarree kan twee oorzaken hebben:
- Dunne darm ziekte: er wordt meer water dan normaal aan het colon doorgegeven → colon kan niet alles resorberen
- Colon ziekte: verstoorde absorptiefunctie en/of toegenomen secretiefunctie van water
Fysiologie van waterabsorptie
In het maag-darmkanaal wordt per ongeveer 8,5 L verplaatst. De mond en de maag voegen vooral vocht toe, pas vanaf de darm wordt er echt geresorbeerd. Dit kan de darm door:
- Plooien: zowel in dunne darm als dikke darm
- Villi: alleen in de dunne darm
- Microvilli: zowel dunne als dikke darm
- Crypten: zowel dunne als dikke darm
- Opname van voedingsstoffen: vooral in de dunne darm, nauwelijks in de dikke darm
- Als iemand last heeft van diarree zonder dat er een probleem is met voedingsstoffen, wijst dit op een dikke darmziekte
- Elektrolieten-opname: zowel dunne als dikke darm
Verschillen tussen dunne en dikke darm:
- De dunne darm heeft villi (kerckringse plooien), de dikke dram heeft haustrae (knobbels)
- Doordat de dunne darm elke oppervlaktevergroting heeft, is de oppervlakte wel 200 m2 t.o.v. 25 m2 van het colon
- De maximale waterresorptie van de dunne darm is 15-20 L per dag, t.o.v. 4-5 L per dag van het colon
Fysiologie van natriumabsorptie
In de darmen wordt natrium op verschillende manieren geresorbeerd:
- Gekoppeld aan glucose en aminozuren
- In de villi dunne darm (vooral in het ileum)
- Elektrogeen transport
- Na/K ATPase pompt natrium aan de basolaterale uit de cel → er ontstaat een natriumtekort waardoor aan de apicale zijde natrium gekoppeld aan glucose de cel in wil gaan
- Dit systeem blijft continu doorgaan, zelfs als de reabsorptie verder niet goed gaat
- Elektroneutrale Na-H uitwisseling
- In het duodenum en jejunum
- Stimulatie door luminale alkaliniteit
- Pancreas- en galsappen worden toegevoegd
- De pH wordt hoog
- H+ wil ernaartoe
- H+ wordt met Na opgenomen
- Parallele Na-H en Cl-HCO3- uitwisseling
- In het ileum en proximale colon
- Elektroneutraal en pH-neutraal transport
- Negatief wordt tegen negatief en positief wordt tegen positief ingewisseld
- Tussen de maaltijden door
- Interdigestief
- Elektrogene Na-absorptie door epitheliale Na-kanalen
- In het distale colon
- Als natrium verplaatst, zal het water volgen
In de darmen wordt HCO3-gesecreerd.
Onderscheid in diarree
In diarree kan er op verschillende gebieden onderscheid gemaakt worden:
- Acuut vs. chronisch
- Acuut: korter dan 2-4 weken
- Meestal infectieus
- Bacterieel: salmonella, campylobacter, shigella, etc.
- Viraal: bijv. norovirus
- Evt. parasitair
- Meestal infectieus
- Chronisch: langer dan 2-4 weken
- Bijna nooit infectieus (m.u.v. parasitair)
- Acuut: korter dan 2-4 weken
- Dunne darm vs. dikke darm
- Dunne darm
- Volumineus → veel ontlasting
- Dunne, brijige ontlasting
- Lage frequentie (er is niet per se vaak ontlasting)
- Vaak malabsorptie
- Dikke darm
- Kleine hoeveelheden (met bloed en slijm)
- Hoge frequentie
- Geen malabsorptie
- Dunne darm
- Functioneel vs. organisch
- Functioneel: het lichaam heeft een reden voor het snel kwijt willen van de ontlasting (bijv. ontsteking)
- Langer dan 6 maanden
- Intermitterend (soms hevig, soms mild)
- Nooit 's nachts last
- Na ontlasting wordt de pijn minder
- Vaak met slijm, nooit met bloed
- Organisch
- Weken tot jaren
- Constant
- Gehele dag en nacht last
- Geen relatie tussen ontlasting en pijn (de pijn is constant)
- Soms met bloed
- Functioneel: het lichaam heeft een reden voor het snel kwijt willen van de ontlasting (bijv. ontsteking)
- Osmotisch vs. secretoir
- Osmotisch: voornamelijk brijig
- Darmmucosa is een semi-permeabel membraan → er is waterverplaatsing naar het darmlumen bij aanwezigheid van niet-absorbeerbare hypertone stoffen in het lumen → hoge concentratie in het lumen → meer water naar het darmlumen → diarree
- Stopt bij vasten
- Ontlasting heeft een hoge osmolaliteit en is niet volumineus
- O.a. vetdiarree
- Secretoir: echt vloeibaar
- Actieve intestinale vochtsecretie
- Veroorzaakt door secretogene stoffen (verhogen de secretie)
- Verminderde vochtabsorptie
- Stopt niet bij vasten
- Ontlasting heeft een normale osmolaliteit, is zeer waterig en volumineus
- Osmol gap: normaal ligt de osmolariteit van de ontlasting rond de 290 mOsm/kg (2 x ([Na] + [K]) → een hoge osmol gap wijst naar osmotische diarree, een lage osmol gap naar secretoire diarree
- Bij secretoire diarree is de osmolaliteit hetzelfde
- Bij osmotische diarree is er sorbitol in de ontlasting aanwezig → de ontlastingsosmolariteit zal verhoogd zijn, maar de berekende osmolariteit zal lager zijn omdat er alleen wordt gekeken naar natrium en kalium → er ontstaat een grote osmol gap: er zijn veel osmotisch actieve stoffen die niet gemeten worden
- Osmotisch: voornamelijk brijig
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Hoorcolleges, patiëntdemonstraties en (proef)tentamens bij Sturing en Stofwisseling 2019/2020
- Sturing en Stofwisseling HC1: Inleiding
- Sturing en Stofwisseling HC2: Regeling van de voortplanting
- Sturing en Stofwisseling HC3: Microscopie van de gonaden
- Sturing en Stofwisseling HC4: Sturing en temperatuur
- Sturing en Stofwisseling HC5: Mechanisme van het baringsproces
- Sturing en Stofwisseling HC6: Sturing en seksualiteit
- Sturing en Stofwisseling HC7: Feedbacksystemen en modellen
- Sturing en Stofwisseling HC8: Inleiding maag-darmkanaal
- Sturing en Stofwisseling HC9: Macroscopie van de buik
- Sturing en Stofwisseling HC10: Microscopie van de buik
- Sturing en Stofwisseling HC11: Ontwikkeling maag, darm en lever
- Sturing en Stofwisseling HC12: Ontwikkeling en groei
- Sturing en Stofwisseling HC13: Transport van de voedselbrij door het maag-darmkanaal
- Sturing en Stofwisseling HC14: Lever (galtransport)
- Sturing en Stofwisseling HC15: Farmacologie
- Sturing en Stofwisseling HC16: Secretie, digestie en absorptie
- Sturing en Stofwisseling HC17: Patiënt met diarree
- Sturing en Stofwisseling HC18: Sturing van de maagprocessen
- Sturing en Stofwisseling HC19: Stofwisseling van de cel
- Sturing en Stofwisseling HC20: Cholesterol, the good and the bad
- Sturing en Stofwisseling HC21: Regulatie van de energiehuishouding
- Sturing en Stofwisseling HC22: Metabool syndroom
- Sturing en Stofwisseling HC23: Psychologie van eetstoornissen
- Sturing en Stofwisseling HC24: Type I + II diabetes
- Sturing en Stofwisseling HC25: Complicaties van diabetes mellitus
- Sturing en Stofwisseling HC26: Schildklierhormoon-ontregeling
- Sturing en Stofwisseling HC27: Cortisol regelkring, hyper- en hypocortisolisme
- Sturing en Stofwisseling HC28: Microscopie schildklier, bijnier, hypofyse
- Sturing en Stofwisseling Proeftentamen 1
- Sturing en Stofwisseling Proeftentamen 2

Contributions: posts
Spotlight: topics
Hoorcolleges, patiëntdemonstraties en (proef)tentamens bij Sturing en Stofwisseling 2019/2020
Deze bundel bevat alle hoorcolleges, patiëntdemonstraties en (proef)tentamens van het blok Sturing en Stofwisseling van de opleiding Geneeskunde aan de Universiteit Leiden.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Add new contribution