Psychotherapie - Master klinische psychologie
- 2435 reads
Cognitieve gedragstherapie: Theorie en praktijk
Hoofdstuk 14
Het identificeren van kernovertuigingen
Kernovertuigingen zijn de meest centrale opvattingen over onszelf.
Er zijn drie categorieën kenovertuigingen: 1) hulpeloosheid 2) waardeloosheid 3) onbemindheid.
Mensen ontwikkelen kernovertuigingen op jonge leeftijd door een combinatie van aanleg en omgeving.
Een groot deel van hun leven houden de meeste mensen er relatief positieve en realistische kernovertuigingen op na. Negatieve kernovertuigingen kunnen in tijden van stress naar boven komen
Vaak zijn kernovertuigingen waarvan mensen ‘weten’ dat ze waar zijn niet volledig geëxplicieerd tot je de lagen afpelt en doorvraagt naar de betekenis van gedachten.
Cliënten hebben ook negatieve kernovertuigingen over andere mensen en hun leefwereld.
In therapie is het belangrijk om direct naar negatieve kernovertuigingen toe te werken en deze te veranderen. Zodra cliënten hun opvattingen veranderen, zijn ze minder geneigd om gegevens op een disfunctionele manier te verwerken. Ze hebben dan verschillende, meer functionele en realistische automatische gedachten en verbeterde reacties.
Vroege verandering van overtuigingen lukt niet als cliënten: 1) rigide kernovertuigingen hebben die overmatig gegeneraliseerd zijn 2) nog niet kunnen geloven dat cognities ideeën zijn en niet noodzakelijkerwijs waarheden 3) heel sterk emotioneel reageren als overtuigingen worden opgeroepen of aan de kaak worden gesteld 4) nog geen goede samenwerkingsrelatie hebben opgebouwd.
In zulke gevallen leer je eerst hoe cliënten automatische gedachten en tussenliggende overtuigingen moeten identificeren en evalueren, hoe ze er functioneel op kunnen reageren, voor ze dit inzetten bij kernovertuigingen.
Bij het identificeren en veranderen van kernovertuigingen ga je als volgt te werk: 1) je gaat na uit welke categorie van kernovertuigingen de automatische gedachten afkomstig lijken te zijn 2) specificeer de kernovertuiging (voor jezelf) aan de hand van dezelfde technieken die je gebruikt om tussenliggende overtuigingen te identificeren 3) vertel de cliënt over jouw hypothese over de kernovertuiging en vraag of hij deze aannemelijk vind. Verfijn de hypothese over de kernovertuiging op grond van nieuwe informatie over actuele situaties of situaties uit de kindertijd en de reacties van de cliënt 4) informeer cliënten over de aard van kernovertuigingen in het algemeen en hun eigen in het bijzonder. Begeleid cliënten bij het monitoren van de werking van de kernovertuiging in het heden 5) help cliënten met het specificeren en versterken van een nieuwe, functionelere kernovertuiging 6) begin samen met de cliënt met het evalueren en veranderen van de negatieve kernovertuiging. Ga na of de oorsprong ervan in de kindertijd ligt, hoe de overtuiging zich in de loop van de tijd heeft gedragen en wat deze bijdraagt aan de huidige problemen. Ga door met het monitoren van de activatie van de kernovertuiging: gebruik zowel ‘rationele’ als ‘emotionele’ of ervaringsgerichte methoden om de oude overtuiging af te zwakken en om de kracht van de nieuwe overtuiging te vergroten.
Kernovertuigingen zijn op te delen in: 1) hulpeloosheid, thema’s: afmaken van dingen, zelfbescherming, presteren 2) onbemindheid, thema’s: ongewenstheid, onaantrekkelijkheid, onvolwaardigheid 3) waardeloosheid, thema’s: slecht zijn, onwaardig of gevaarlijk voor anderen.
Luister naar welke categorie er geactiveerd lijkt te worden.
Voor het identificeren van kernovertuigingen gebruik je dezelfde technieken die je inzet bij tusenliggende overtuigingen: 1) neerwaartse pijltechniek 2) centrale thema’s in automatische gedachten 3) kernovertuigingen die tot uiting komen in automatische gedachten 4) direct oproepen.
In de beginfase identificeer je een kernovertuiging om cliënten en het behandelplan te kunnen conceptualiseren. Je verzameld informatie over de kernovertuigingen en probeert al vroeg in de behandeling cliënten te helpen om deze te evalueren.
Als je denkt dat je voldoende informatie hebt verzameld om je hypothese over de kernovertuiging te onderbouwen, en als de denk dat de cliënt daar open voor staat, leg je hem de conceptualisatie voorzichtig voor.
Je kunt ook een aantal gerelateerde automatische gedachten doornemen die de cliënt in verschillende situaties had en hem vragen een conclusie te trekken over een onderliggend patroon.
Je kunt kijken of er iets in de kindertijd is gebeurd dan aanwijzing kon geven voor kernovertuigingen.
Het is belangrijk dat cliënten de volgende aspecten van een kernovertuiging begrijpen: 1) dat het om een idee gaat, dat niet noodzakelijkerwijs waar hoeft te zijn 2) dat ze er sterk in kunnen geloven, zelfs ‘voelen’, dat hij waar is, terwijl hij toch (gedeeltelijk) onwaar kan blijken te zijn 3) dat hij, als idee, aan een waarheidstoets onderworpen kan worden 4) dat hij in de kindertijd ontstaan kan zijn, en indertijd al dan niet waar kan zijn geweest 5) dat de overtuiging standhoudt dankzij de actieve schema’s van de cliënt, waardoor ze gemakkelijk informatie herkennen die de kernovertuiging ondersteunt en informatie verwerpen of negeren die het tegenspreekt 6) dat jullie kunnen samenwerken en verschillende strategieën kunnen gebruiken om dit idee te veranderen, zodat ze in een realistischer licht gaan zien.
Veel depressieve mensen hadden andere kernovertuigingen, positievere, realistischere en functionelere gedachten voordat ze hun stoornis kregen. Deze overtuigingen kunnen ze soms gemakkelijk aanwijzen.
Als cliënten een eerdere overtuiging niet kunnen achterhalen, kun je zelf een realistischere en functionelere overtuiging bedenken en deze aanbieden. Cliënten zullen een relatief positieve overtuiging in het algemeen sneller aannemen dan een extremer geformuleerde overtuiging.
Hierna kun je proberen de negatieve kernovertuiging te verzwakken en de nieuwe positieve te versterken.
Nieuwe kernovertuigingen versterk je op twee manieren: 1) je roept vanaf het begin van de behandeling bewust positieve informatie op bij cliënten, door vragen te stellen. Je wijst hen op positieve informatie (vooral als deze negatieve kernovertuigingen tegenspreekt en nieuwe versterkt). 2) Je vraagt cliënten om hun ervaringen op een nieuwe manier te evalueren, waardoor hun vermogen om positieve informatie te herkennen toeneemt. Vraag de cliënt wat ze doen of wat er gebeurt dat nieuwe kernovertuigingen kan ondersteunen.
De meeste cliënten hebben een visuele of hoorbare hint nodig om hen te herinneren om de hele dag naar positieve informatie te kijken. Moedig ze ook aan om de verkregen informatie vast te leggen.
Ga na verloop van tijd na hoeveel geloof de cliënt hecht aan hun nieuwe kernovertuigingen, zowel op rationeel als emotioneel niveau. Kom met voorbeelden waarin de mate van geloof hoger was en versterkt hun interpretatie. Help om de betekenis te veranderen van ervaringen als de mate van geloof minder hoog was.
Technieken voor het veranderen van kernovertuigingen zijn: 1) socratische methode 2) onderzoeken voor- en nadelen 3) rationeel-emotionele rollenspellen 4) doen alsof 5) gedragsexperimenten 6) cognitief continuüm 7) zelfonthulling 8) formulier kernovertuigingen 9) extreme tegenstellingen 10) verhalen en metaforen 11) historische toets 12) herstructurering van vroeger herinneringen 13) coping-kaarten.
Om kernovertuigingen op het emotionele niveau te veranderen hebben cliënten mogelijk technieken nodig die zich daarop richten.
Als je de oude kernovertuiging hebt geïdentificeerd en een nieuwe hebt geformuleerd, kun je het formulier kernovertuigingen introduceren, of een aangepast formulier samenstellen. Het formulier heeft een kolom met bewijzen die de nieuwe kernovertuiging ondersteunen, en een kolom met bewijzen die de oude kernovertuiging ondersteunen plus een herstructurering.
Cliënten vullen het formulier tijdens de sessie in en doen dat bij wijze van huiswerk als ze de werking van hun overtuigingen monitoren en bewijzen die de oudere overtuiging lijken te ondersteunen in een nieuw licht proberen te zien.
Manieren om cliënten hun positieve gegevens te laten herkennen zijn: 1) gebruik maken van tegenstellingen, als je dat gedrag niet had gedaan, waar had je het dan neer gezet? 2) positieve aanwijzing bedenken als het om iemand anders zou gaan 3) bedenken wie zou kunnen bevestigen dat de gegevens iets positiefs over de cliënt zeggen 4) bedenken of specifieke positieve aanwijzingen verworpen moeten worden als ze zichzelf met een hypothetisch negatief voorbeeld zouden vergelijken 5) aan het begin van de sessie aangeven hoe sterk ze op rationeel en emotioneel niveau in hun overtuiging geloven, nog voordat de agenda wordt vastgesteld. Vervolgens kun je vragen: als je het minste geloof zou hechten aan de negatieve gedachte/sterk in de positieve gedachte gelooft, wat gebeurt er dan? Moeten we dit op de agenda zetten? Als je positievere situaties bespreekt, maak je het mogelijk om bewijzen voor de positieve gedachte te verzamelen.
Gebruik van extreme tegenstellingen om kernovertuigingen te veranderen
Soms helpt het als cliënten zichzelf met iemand anders vergelijken, of deze ander bestaat of niet. Degene met wie vergeleken wordt, is iemand die een extreme variant is van de eigenschap die met de kernovertuiging samenhangt. Suggereer dat cliënten zich iemand voorstellen die past binnen hun referentiekader. Laat dan vergelijken.
Het gebruik van verhalen, films, metaforen
Als cliënten geconfronteerd worden met levendige voorbeelden van de onjuistheden van door anderen sterk aangehangen kernovertuigingen, zullen ze inzien hoe zij ook kernovertuigingen kunnen hebben waaraan ze veel geloof hechten, maar die onjuist zijn.
Historische toets van de kernovertuiging
Als de kernovertuigingen van cliënten voortkomen uit eerdere ervaringen is het vaak zinvol om hen te laten onderzoeken hoe hun overtuiging is ontstaan en gedurende jaren in stand werd gehouden.
Je helpt cliënten met het oproepen en herstructureren van het bewijs dat de kernovertuiging al van jongs af aan lijkt te ondersteunen en zoekt samen naar bewijs dat het tegenspreekt.
Meestal begin je hiermee als cliënten de werking van hun kernovertuiging in het heden hebben onderzocht en zijn begonnen met het veranderingsproces.
Je begint met uitleg.
Zoek ook naar historische bewijzen die de nieuwe kernovertuiging ondersteunen.
De derde stap is herstructurering van elk negatief bewijs.
Vat daarna elke periode samen.
Het herstructureren van vroege herinneringen
Veel cliënten hebben voldoende aan rationele technieken kom een kernovertuiging te veranderen, zolang ze worden toegepast als ze geëmotioneerd zijn.
Soms zijn ‘emotionele’ technieken, waarbij emoties worden geactiveerd meer geschik 1) rollenspelen, naspelen van een gebeurtenis om cliënten te helpen traumatische ervaringen te herinterpreteren. Eerst op rationeel niveau, daarna de weg vrij voor ervaringsleren 2) mentale voorstellingen.
Bij mentale voorstellingen doe je het volgende 1) identificeer een specifieke situatie die de cliënt op dit moment erg van streek maakt en die verband lijkt te houden met een belangrijke kernovertuiging 2) versterk het affect van de cliënt door de aandacht te richten op automatische gedachten, emoties en lichamelijke sensaties die met deze situatie verband houden 3) help de cliënt om de relevante vroege ervaring te identificeren en te herbeleven 4) praat met het ‘jongere’ deel van de cliënt om automatische gedachten, emoties, en overtuigingen te identificeren 5) help de cliënt met het ontwikkelen van een ander standpunt ten opzichte van de ervaring, door middel van geleiden mentale voorstellingen, socratische vragen/dialoog en/of rollenspel.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
In deze bundel staat alle literatuur die nodig is voor het vak Psychodiagnostiek, in de klinische psychologiemaster van de UvA. Hier wordt ingegaan op cognitieve gedragstherapie. Als een bonus staat er ook literatuur voor relatietherapie.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
4240 | 1 | 1 | 1 |
Wat leuk om te lezen zeg! Daan Blitz contributed on 16-11-2020 13:31
Wat leuk om te lezen zeg!
Add new contribution