
Jeugdigen en jongvolwassenen met LVB en criminaliteit - Moonen et al. - Universiteit Utrecht
Jeugdigen en jongvolwassenen met LVB en criminaliteit
Moonen en Kaal
LVB en criminaliteit
Eugenetica was de wetenschap die zich bezighield met onderzoek naar erfelijke kwaliteiten, met als oogmerk het menselijk ras te verbeteren. Aan het begin van de twintigste eeuw was het voor de eugenetische beweging een bewezen feit dat criminaliteit en verstandelijke beperkingen hand in hand gingen. Sterilisatie en ander eugenetisch ingrijpen werden mede op grond hiervan gelegitimeerd. Tegenwoordig: onderzoek laat zien dat lage intelligentie een voorspeller is voor antisociaal gedrag. Er is een significante negatieve associatie tussen intelligentie en crimineel gedrag. Daarnaast is er een curvilineaire lijn zichtbaar: mensen met een relatief lage LVB zijn mogelijk minder bij crimineel gedrag betrokken, bijvoorbeeld omdat ze meer toezicht hebben.
Verklaring samenhang IQ en crimineel gedrag: antisociaal gedrag in het verleden, een antisociaal persoonlijkheidspatroon, antisociale cognities, antisociale contacten, negatieve familieomstandigheden, problemen op school of op het werk, de wijze van besteding van de vrije tijd en middelenmisbruik.
Prevalentie LVB in de strafrechtketen
Worden mensen met LVB dan ook vaker in de strafrechtketen aangetroffen? > overzichtsstudies laten grote verschillen zien. Dit is te verklaren: er werden verschillende definities van LVB gehanteerd, evenals verschillende manieren om deze LVB vast te stellen. Bovendien werd in de studies gefocust op allerlei populaties op diverse plekken in de strafrechtketen en werd op meerdere manieren geselecteerd. In elke studie was er sprake van onvolledige data, door selecte en aselecte non-response of door onvolledige dossiervorming. Ten slotte was er in de studies in meer of mindere mate sprake van vertekening door bijvoorbeeld drank- en drugsgebruik.
LVB is meer dan intelligentie
In bijna al het onderzoek over de samenhang tussen LVB en criminaliteit worden de LVB’s vastgesteld met behulp van intelligentieonderzoek. Er zijn echter drie kenmerken (DSM-5): zichtbaar gedurende de ontwikkelingsperiode van het individu, tekorten in zowel verstandelijk als adaptief functioneren. Adaptieve vaardigheden betreffen conceptuele, sociale en praktische vaardigheden. De ernst van een LVB wordt niet vastgesteld op intelligentie, maar op de mate van het adaptief functioneren. Er zijn weinig goede instrumenten beschikbaar om adaptief functioneren te meten. Ook zijn niet alle intelligentietesten goed gevalideerd voor gebruik bij mensen met LVB. Zo zijn er grote individuele verschillen in IQ-score als dezelfde persoon met meerdere intelligentietesten onderzocht wordt.
De classificatie LVB
Drie elementen die samen de classificatie LVB legitimeren: beperking in intelligentie (IQ 50-85), beperking in adaptieve vaardigheden en de leeftijd waarbij de problemen in alle hevigheid zijn ontstaan. Daarbij kan ook nog eens de mate van behoefte aan ondersteuning sterk variëren. Moonen onderscheidt vijf oorzaken van LVB (mengvormen en overlappingen hiertussen zijn mogelijk):
Het aangeboren zijn van LVB
Mensen die op grond van een ziekte/ongeval zijn gaan behoren tot de groep mensen met LVB
Mensen die als kind in een achterstandspositie zijn opgegroeid. Goed onderwijs kan deze achterstand ongedaan maken, maar niet alle kinderen profiteren hier in gelijke mate van.
Mensen die in hun jeugd veel (drie of meer) zogenaamde Adverse Childhood Experiences (ACE) hebben meegemaakt (scheiding, mishandeling, partnergeweld etc.). ACE komen vaak in onderlinge combinatie voor en er is sprake van een dosis-responsrelatie, wat wil zeggen dat de negatieve langetermijneffecten toenemen bij de accumulatie van het aantal ACE. Substantiële negatieve effecten zijn er op het gebied van gezondheid, sociale en gedragsaspecten. ACE hebben ook invloed op werking en structuur van hersenen > cognitieve ontwikkeling en stresshuishouding.
Mensen die niet voldoen aan de DSM-5-kenmerken voor LVB, maar die, wanneer gekeken wordt naar hun intellectuele en adaptieve prestaties, op enig moment in hun leven voldoen aan de belangrijkste criteria voor LVB, namelijk verminderde cognitieve en adaptieve vaardigheden. Dit kan tijdelijk zijn, maar er kan ook sprake zijn van cognitieve achteruitgang.
Voor toekomstig onderzoek dat zich richt op LVB in relatie tot criminaliteit van jongeren en volwassenen in detentie betekent het denken in oorzaken van LVB dat er meer aandacht moet zijn voor het onderscheid tussen de mensen uit de verschillende groepen. Verder heeft dit denken mogelijk ook gevolgen voor het aanbod van justitiële interventies, waarbij zowel qua doelstelling als qua vormgeving meer rekening gehouden moet worden met de reden van de LVB bij een persoon in kwestie, en er qua uitvoering van de interventie rekening gehouden moet worden met de specifieke kenmerken van die persoon.
Vroegtijdig signaleren en diagnosticeren
In de praktijk blijkt dat LVB vaak niet of laat herkend wordt. Niet-tijdige herkenning (in de strafrechtketen) kan leiden tot overvraging, een onjuiste duiding van het gedrag, gebrekkige waarheidsvinding, een niet-passende straf of interventie en tot tekortschietende nazorg. De kans op recidive wordt op deze wijze vergroot. Maar tijdige herkenning van LVB is ook van belang vanuit preventief oogpunt: gecombineerde aanpak op grond van vroeginterventie op systeemniveau kan helpen om kinderen die een verhoogd risico lopen op een criminele carrière tijdig te laten stoppen.
Door de introductie van de SCIL is het relatief eenvoudig geworden om ook binnen de strafrechtketen het vermoeden van het functioneren als iemand met LVB vast te stellen. Omdat intelligentieonderzoek vaak samenhangt met schoolprestaties en de adaptieve vaardigheden daarbij niet per se beperkt hoeven te zijn, kan er op grond van alleen intelligentieonderzoek ten onrechte te snel een kwalificatie LVB aan een persoon gegeven worden. Een dergelijke onjuiste beoordeling kan vervolgens tot onnodige stigmatisering en nadeel in een juridische en justitiële context leiden.
Passende interventies en bejegening
Het vermoeden van functioneren als een persoon met LVB moet aanleiding zijn om alert te zijn op gehanteerde taal in gesprekken etc. Op de persoon afgestemde communicatie is een essentiële voorwaarde voor effectieve behandeling. Mensen met LVB kennen vaak problemen op de volgende gebieden:
Informatieverwerking
Regulerende functies
Probleemoplossend vermogen
Gebruik van opgedane kennis in nieuwe of vreemde situaties
Er zijn aanwijzingen dat mensen met LVB al stress ervaren in situaties die anderen nog niet als stressvol interpreteren > kiezen voor gedragsalternatieven die niet passend zijn in de situatie > problemen.
Conclusie
Het is niet makkelijk om op grond van een eerste contact met iemand vast te stellen of er sprake is van een persoon met LVB. Screening met behulp van de SCIL kan dit vergemakkelijken. Daarnaast moeten er ook screenings- en diagnostische instrumenten beschikbaar komen om de kwaliteit van het adaptief gedrag in beeld te brengen, terwijl ook het onderzoek naar de sociaal-emotionele aspecten van een persoon daarbij interessante inzichten kan opleveren. Vervolgens moet er aandacht zijn voor de vraag waarom iemand LVB heeft of op dat niveau functioneert. Dit kan immers heel verschillende oorzaken hebben. Hoe de LVB zich manifesteert, verschilt ook van persoon tot persoon. Belangrijk is dat er betere handvatten voor preventie en behandeling komen voor mensen die nu alleen op grond van intelligentieonderzoek de kwalificatie LVB krijgen. Er is meer onderzoek nodig naar de verschillende oorzaken van LVB om de samenhang tussen LVB en criminaliteit beter te kunnen begrijpen, maar ook om de bejegening van en de communicatie met hen te verbeteren. Hierdoor kan de aanpak van criminaliteit effectiever worden, want ondanks de toegenomen kennis ontbreekt het nu vaak nog aan passende en effectieve hulp en behandeling, die daadwerkelijk leiden tot vermindering van recidive.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Justitiële Interventies - Artikelen - Universiteit Utrecht
- De behandeling van delinquente meisjes - Asscher et al. - Universiteit Utrecht
- Making ‘what works’ work - Goense et al. - Universiteit Utrecht
- Aftercare programs for reducing recidivism among juvenile and young adult offenders: A meta-analytic review - James et al. - Universiteit Utrecht
- Jeugdigen en jongvolwassenen met LVB en criminaliteit - Moonen et al. - Universiteit Utrecht
- The outcome of institutional youth care compared to non-institutional youth care for children of primary school age and early adolescence - Strijbosch - Universiteit Utrecht
- Repression in Residential Youth Care: A Scoping Review - Valk et al. - Universiteit Utrecht
- Wat werkt bij migrantenjeugd en hun ouders? - Van Rooijen - Universiteit Utrecht
- Identifying effective components of child maltreatment interventions: A meta-analysis - Van der Put et al. - Universiteit Utrecht
- Het voorspellen van problematische opgroei- of opvoedingssituaties - Van der Put et al. - Universiteit Utrecht
- Zijn jongeren in Jeugdzorgplus anders dan jongeren in de open residentiële jeugdzorg? - Vermaes et al. - Universiteit Utrecht
- Are mainstream programs for juvenile delinquency less effective with minority youth than with majority youth? - Wilson et al. - Universiteit Utrecht

Contributions: posts
Spotlight: topics
Justitiële Interventies - Artikelen - Universiteit Utrecht
Samenvattingen van de artikelen van het vak 'Justitiële Interventies' 2020-2021
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Add new contribution