Over het onderdeel personenvennootschappen
Vraag 1
Welke stelling is onjuist?
- Wat de statuten zijn voor de NV/BV, is de vennootschapsovereenkomst voor de personenvennootschap.
- De vennootschapsovereenkomst van een stille vennootschap of een openbare vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid is vormvrij.
- Bij ontbinding en vereffening hebben de vennoten van een personenvennootschap, net als de aandeelhouders van een NV/BV, een achtergestelde positie.
- Anders dan bij aandeelhouders in een NV/BV kan een privéschuldeiser van een vennoot in een personenvennootschap zich ook verhalen op diens aandeel in het vennootschapsvermogen.
Vraag 2
Tot het eigen vermogen van een BV behoort respectievelijk behoren niet:
- Het geplaatste kapitaal.
- Agio.
- Statutaire reserves.
- Voorzieningen.
Vraag 3
Welke stelling is juist?
- Een NV/BV die alleen maar winst maakt heeft geen schulden.
- Het eigen vermogen is gelijk aan de nominale waarde van het geplaatste kapitaal.
- Zowel het bedrag van de schulden als van het aandelenkapitaal worden aan de passiefzijde van de balans opgevoerd.
- Agioreserve is een voorbeeld van een door de wet voorgeschreven, verplichte reserve.
Vraag 4
Voor welke van de hieronder genoemde alternatieven kent de wet een verzetsregeling voor crediteuren:
- Uitgifte van aandelen.
- Intrekking van aandelen.
- Inkoop van aandelen.
- Uitkering van dividend.
Vraag 5
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
- Zowel prioriteitsaandelen als preferente aandelen zijn aandelen waaraan bijzondere zeggenschaprechten zijn toegekend met betrekking tot de besluitvorming in de algemene vergadering van aandeelhouders.
- Prioriteitsaandelen zijn aandelen waaraan bijzondere zeggenschaprechten zijn toegekend met betrekking tot de besluitvorming in de algemene vergadering van aandeelhouders, preferente aandelen zijn aandelen waarop uit de in een bepaald boekjaar behaalde winst eerst dividend wordt uitgekeerd voordat daarna uit het restant van de winst dividend op de gewone aandelen wordt uitgekeerd.
- Prioriteitsaandelen zijn aandelen waarop uit de in een bepaald boekjaar behaalde winst eerst dividend wordt uitgekeerd voordat daarna uit het restant van de winst dividend op de gewone aandelen wordt uitgekeerd, preferente aandelen zijn aandelen waaraan bijzondere zeggenschaprechten zijn toegekend met betrekking tot de besluitvorming in de algemene vergadering van aandeelhouders.
- Zowel prioriteitsaandelen als preferente aandelen zijn aandelen waarop uit de in een bepaald boekjaar behaalde winst eerst dividend wordt uitgekeerd voordat daarna uit het restant van de winst dividend op de gewone aandelen wordt uitgekeerd.
Vraag 6
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
- Zowel de statuten van een NV als die van een BV moeten de overdraagbaarheid van aandelen beperken door middel van een blokkeringsregeling.
- De statuten van een NV moeten de overdraagbaarheid van aandelen aan toonder beperken door middel van een blokkeringsregeling, de statuten van een BV moeten de overdraagbaarheid van al haar aandelen beperken door middel van een blokkeringsregeling.
- De statuten van een NV mogen de overdraagbaarheid van aandelen op naam beperken door middel van een blokkeringsregeling, de statuten van een BV moeten de overdraagbaarheid van al haar aandelen beperken door middel van een blokkeringsregeling.
- Noch de statuten van een NV noch die van een BV mogen de overdraagbaarheid van aandelen beperken door middel van een blokkeringsregeling.
Vraag 7
De statuten van een naamloze vennootschap bevatten de volgende twee bepalingen die ook in het handelsregister zijn gepubliceerd:
(1) Bestuurder Y is niet vertegenwoordigingsbevoegd.
(2) Bestuurder X mag de vennootschap slechts met medewerking van een mede-bestuurder vertegenwoordigen.
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
- Zowel de bepaling onder (1) als de bepaling onder (2) heeft externe werking.
- De bepaling onder (1) heeft wel externe werking, de bepaling onder (2) heeft geen externe werking.
- De bepaling onder (1) heeft geen externe werking, de bepaling onder (2) heeft wel externe werking.
- Noch de bepaling onder (1) noch de bepaling onder (2) heeft externe werking
Vraag 8
De statuten van X BV bepalen dat een bestuurder voor de verkoop van het bedrijfspand van de vennootschap de voorafgaande goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders nodig heeft. Ondanks deze statutaire bepaling verkoopt de zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegde bestuurder Y het bedrijfspand zonder die voorafgaande goedkeuring. Uit het arrest Bibolini (HR 17 december 1982, NJ 1983/480) volgt dat de vennootschap de genoemde statutaire bepaling:
- Niet kan tegenwerpen aan de koper.
- Kan tegenwerpen aan de koper, mits en zodra de koper de beperking kende of behoorde te kennen.
- Kan tegenwerpen aan de koper, mits de statutaire bepaling in het handelsregister is ingeschreven.
- Slechts onder omstandigheden kan tegenwerpen aan de koper.
Vraag 9
Het tweede lid van art. 2:107a BW strekt tot bescherming van:
- De aandeelhouders van de vennootschap.
- De vennootschap zelf.
- Crediteuren van de vennootschap in het algemeen.
- Wederpartijen bij rechtshandelingen als bedoeld in het eerste lid van art. 2:107a BW.
Vraag 10
De jaarrekening van X BV over boekjaar 2006 is niet bij het handelsregister gedeponeerd. X BV gaat op 1 november 2008 failliet en haar enig bestuurder Y wordt op grond van art. 2:248 BW door de curator aangesproken tot voldoening van het faillissementstekort. Y moet, ter weerlegging van het in het tweede lid van art. 2:248 BW neergelegde relevante bewijsvermoeden, aannemelijk maken dat:
- Hij zijn taak niet kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld.
- De vennootschap hem decharge heeft verleend voor het door hem gevoerde beleid.
- Ondanks het niet deponeren van de jaarrekening, de boekhouding van de vennootschap wél in orde is.
- Een of meer andere feiten of omstandigheden dan zijn onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest.
Vraag 11
Bij juridische splitsing:
- Is er hooguit één verkrijgende rechtspersoon.
- Zijn er minimaal twee verkrijgende rechtspersonen.
- Gaat steeds het gehele vermogen van de splitsende rechtspersoon over.
- Geen van de bovenstaande alternatieven is juist.
Vraag 12
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
- In een concern kan een naamloze vennootschap wel moedervennootschap maar geen dochtervennootschap zijn.
- In een concern kan een besloten vennootschap wel dochtervennootschap maar geen moedervennootschap zijn.
- In een concern kunnen NV’s en BV’s zowel moeder- als dochtervennootschap zijn.
- Een stichting kan van een concern geen deel uitmaken.
Vraag 13
Welke stelling is juist?
- Een stichting kan nooit verplicht zijn een ondernemingsraad in te stellen.
- Een stichting mag geen winst maken.
- Een vereniging heeft altijd rechtspersoonlijkheid.
- Een rechtspersoon kan lid zijn van een vereniging.
Vraag 14
X en Y hebben een overeenkomst van vennootschap gesloten waarbij zij een stille vennootschap zijn aangegaan. Wanneer één van de schuldeisers van de stille vennootschap geen betaling krijgt, spreekt deze schuldeiser zowel X als Y als de vennootschappelijke gemeenschap aan. De schuld bedraagt 10.000 euro. Voor welke bedrag kan de schuldeiser maximaal verhaal nemen op X, Y en de vennootschappelijke gemeenschap (uiteraard zonder een groter bedrag te kunnen ontvangen dan het totaal van zijn vordering)?
- Voor 5.000 euro op zowel X, Y als de vennootschappelijke gemeenschap.
- Voor 5.000 euro op zowel X als Y, en voor 10.000 euro op de vennootschappelijke gemeenschap.
- Voor 10.000 euro op zowel X als Y, en voor 5.000 euro op de vennootschappelijke gemeenschap.
- Voor 10.000 euro op zowel X, Y als de vennootschappelijke gemeenschap.
Vraag 15
De Wet op de ondernemingsraden verplicht een ondernemer in art. 25 om voorgenomen besluiten voor advies aan de ondernemingsraad voor te leggen en in art. 27 om voorgenomen besluiten ter instemming aan de ondernemingsraad voor te leggen. Wanneer kan de ondernemingsraad beroep instellen bij de Ondernemingskamer als het besluit van de ondernemer afwijkt van de opvatting van de ondernemingsraad?
- Zowel bij besluiten als bedoeld in art. 25 als bij besluiten als bedoeld in art. 27.
- Wel bij besluiten als bedoeld in art. 25, maar niet bij besluiten als bedoeld in art. 27.
- Niet bij besluiten als bedoeld in art. 25, maar wel bij besluiten als bedoeld in art. 27.
- Noch bij besluiten als bedoeld in art. 25 noch bij besluiten als bedoeld in art. 27.
Over het onderdeel ‘intellectueel eigendomsrecht’
Vraag 16
Welk alternatief is juist?
- Het volledig afbreken van een gebouw is in de regel niet aan te merken als een ongeoorloofde aantasting van het persoonlijkheidsrecht van de architect.
- Er bestaat geen recht op naamsvermelding voor de auteur.
- Van het recht zich te verzetten tegen verminking van een werk kan alleen schriftelijk afstand worden gedaan.
- Het droit à la paternité omvat het recht om binnen bepaalde grenzen wijzigingen in het werk aan te brengen.
Vraag 17
In zijn rechtspraak over de verhouding tussen nationale octrooirechten en het gemeenschapsrecht heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie beslist dat nationale octrooirechten slechts gerechtvaardigd afbreuk kunnen doen aan het vrije verkeer van goederen tussen de Lid-Staten van de Europese Unie voor zover het gaat om de bescherming van het specifieke voorwerp van het octrooirecht. Het voorgaande brengt mee dat een octrooihouder in een Lid-Staat:
- Zich kan verzetten tegen import van het product door een derde vanuit een andere Lid-Staat waar het product door de octrooihouder zelf of met diens toestemming rechtmatig op de markt is gebracht.
- Zich kan verzetten tegen import van het product door een derde vanuit een buiten de Europese Unie gelegen land waar het product door de octrooihouder zelf of met diens toestemming rechtmatig op de markt is gebracht.
- Zich kan verzetten tegen import van het product door een derde vanuit een andere Lid-Staat waar het product door de octrooihouder zelf of met diens toestemming rechtmatig op de markt is gebracht, maar waar hij voor dat product geen octrooi had kunnen verkrijgen.
- Zich niet kan verzetten tegen import van het product door een derde vanuit een andere Lid-Staat waar het product op basis van een dwanglicentie op de markt is gebracht.
Vraag 18
Hepkema is houder van een Nederlands werkwijze-octrooi tot vervaardiging van het nieuwe voortbrengsel X. Op zekere dag bemerkt hij tot zijn woede dat een zekere Klapstok hier te lande het voortbrengsel X in het verkeer brengt. Kan Hepkema hiertegen met succes optreden?
- Nee, een werkwijze-octrooi beschermt niet het voortbrengsel.
- Nee, indien Klapstok bewijst dat zijn X volgens een andere dan de geoctrooieerde werkwijze is vervaardigd.
- Ja, doch Hepkema moet volgens de Rijksoctrooiwet 1995 aannemelijk maken dat de betrokken X volgens de geoctrooieerde werkwijze is vervaardigd.
- Ja, ook al zou Klapstok kunnen bewijzen dat zijn X volgens een andere dan de geoctrooieerde werkwijze is vervaardigd.
Vraag 19
Een fabrikant heeft een nieuw soort wasknijper tot ontwikkeling gebracht, die louter door toedoen van de uiterlijke vormgeving verrassende technische eigenschappen blijkt te hebben. Op grond van welke wettelijke regeling(en) op het gebied van de intellectuele eigendom is deze wasknijper te beschermen?
- Op grond van de Rijksoctrooiwet 1995 (ROW) en titel III van het Beneluxverdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE) (namelijk als model).
- Op grond van de ROW en titel II van het BVIE (namelijk als vormmerk).
- Uitsluitend op grond van het BVIE.
- Uitsluitend op grond van de ROW.
Vraag 20
Of een model "nieuw" is, dient hier te lande te worden beoordeeld door dit model te vergelijken met hetgeen op de datum van het depot van dat model reeds ter kennis kon zijn gekomen van bepaalde ingewijden. In deze vergelijking:
- Moet men alles betrekken, wat wereldwijd ter kennis kon zijn gekomen van deze ingewijden.
- Moet men alles betrekken, wat in de EU/EER ter kennis kon zijn gekomen van deze ingewijden.
- Behoeft men slechts datgene te betrekken, wat in de Benelux ter kennis kon zijn gekomen van deze ingewijden.
- Behoeft men slechts datgene te betrekken, wat in Nederland ter kennis kon zijn gekomen van deze ingewijden.
Vraag 21
Mercurius B.V. heeft op 1 maart 2009 een Nederlands octrooi verworven voor een bijzonder soort verrekijker. Zij verleent Astro B.V. een licentie met betrekking tot dit octrooi. In de licentie-overeenkomst zijn met betrekking tot de bevoegdheid van Astro B.V. om in rechte tegen derden op te treden geen bijzondere afspraken gemaakt. Op een kwade dag bemerkt Astro B.V. dat Van der Zon de geoctrooieerde verrekijkers met ingang van 1 maart 2010 in zijn fabriek te Wassenaar is gaan vervaardigen en thans ook verhandelt. Welk alternatief is juist?
- Astro B.V. kan tegen Van der Zon een verbodsactie instellen, doch alleen wat de vervaardiging betreft.
- Astro B.V. kan tegen Van der Zon een verbodsactie instellen, zowel wat de vervaardiging als wat de verhandeling betreft.
- Astro B.V. kan tegen Van der Zon geen verbodsactie instellen, maar zij kan wel een redelijke vergoeding vorderen.
- Astro B.V. kan tegen Van der Zon geen verbodsactie instellen en evenmin een redelijke vergoeding vorderen.
Vraag 22
Jansen is sinds 2005 in de Benelux houder van het merk Drionine. Hij vervaardigt en verhandelt onder dit merk een aantal farmaceutische producten. Pietersen richt in 2010 Drionine B.V. op, en gaat zich in de door deze vennootschap gedreven onderneming eveneens bezighouden met de vervaardiging en verhandeling van farmaceutische producten. Kan Jansen hiertegen op grond van de bepalingen van de Handelsnaamwet met succes optreden?
- Nee, deze wet kent geen voorziening voor dit geval.
- Ja, mits Jansen bewijst dat bij het publiek verwarring tussen de ondernemingen te duchten is.
- Ja, mits Jansen bewijst dat bij het publiek verwarring omtrent de herkomst van de waren te duchten is.
- Nee, want Pietersen kan gegeven de omstandigheden van dit geval bewijzen dat hij voor het gebruik van de naam "Drionine B.V." een geldige reden heeft.
Vraag 23
Reeds jaren drijft de bekende voetballer Kago Kwark rechtmatig zijn eenmanszaak onder de handelsnaam "Kago Kwark Sport". Op zekere dag wordt deze onderneming verkocht en overgedragen aan Piet Bukkel die de handelsnaam "Kago Kwark Sport" blijft voeren. Is dit geoorloofd?
- Nee, dit is in strijd met art. 5b Handelsnaamwet.
- Nee, dit is slechts geoorloofd indien de overgenomen onderneming een vennootschap onder firma (volgens het voorstel van wet voor Titel 7.13 BW: een openbare vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid) was.
- Nee, het is verboden een handelsnaam te voeren die een verkeerde indruk geeft van de eigendom van de onderneming.
- Ja, dit is, ondanks de verkeerde indruk die het publiek kan krijgen, toch geoorloofd.
Vraag 24
Het doen van mededelingen over het product van een met name genoemde concurrent, waardoor de afnemers afkerig worden van het doen van zaken met deze concurrent
- Is zonder meer onrechtmatig.
- Is slechts onrechtmatig indien de mededelingen onwaar zijn.
- Kan, als de mededelingen waar zijn, afhankelijk van de verdere omstandigheden van het geval onrechtmatig zijn.
- Is, gezien de hier te lande heersende vrijheid van meningsuiting, volgens de Hoge Raad zonder meer geoorloofd.
Vraag 25
Welk alternatief is auteursrechtelijk juist?
- Een fotograaf is nooit alleen rechthebbende op een foto.
- Een stylist kan nooit mede rechthebbende zijn op een foto.
- Een werkgever kan nooit rechthebbende zijn op een foto.
- Een werknemer kan rechthebbende zijn op een foto.
Over het gedeelte personenvennootschap
Open vraag 1
De heer Jansen is enig bestuurder van Dufare B.V. Hij bezit 60% van de aandelen in het kapitaal van deze vennootschap. De overige aandelen worden gehouden door Pietersen. Op zeker moment verneemt Pietersen van één van de klanten van de vennootschap dat Jansen regelmatig met klanten afspreekt dat zij hun betalingen niet op de bankrekening van de vennootschap, maar op de privérekening van Jansen moeten voldoen.
Deelvraag 1.1
Pietersen wenst Jansen op zo kort mogelijke termijn als bestuurder van de vennootschap te (laten) ontslaan. Welk rechtsmiddel van Boek 2 BW kan hij daartoe aanwenden?
Deelvraag 1.2
Pietersen constateert dat zijn aandelen als gevolg van het handelen van Jansen minder waard zijn geworden. Kan Pietersen deze waardeverminderingsschade rechtstreeks op Jansen verhalen?
Open vraag 2
A BV wil B BV en/of de aan B BV verbonden onderneming overnemen. Het bestuur van A BV overweegt hiertoe twee mogelijke scenario’s: (1) een zogenoemde bedrijfsfusie waarbij A BV de vermogensbestandelen koopt die tezamen de onderneming van B BV vormen, en (2) een zogenoemde aandelenfusie waarbij A BV de aandeelhouders van B BV aanbiedt om hun aandelen in B BV te kopen.
Deelvraag 2.1
Tegen een bedrijfsfusie wordt wel een praktisch goederenrechtelijk bezwaar aangevoerd. Welk bezwaar is dat?
Deelvraag 2.2
Een aandelenfusie kan als resultaat hebben dat een groot deel van de aandeelhouders (bijvoorbeeld 97 tot 98 procent) op het aanbod ingaat, waarna er nog een kleine groep minderheidsaandeelhouders overblijft. Welk wettelijk middel heeft A BV in dat geval om de resterende minderheidsaandeelhouders te dwingen afstand te doen van hun aandelen?
Deelvraag 2.3
Is Titel 7 van Boek 2 BW (die onder meer over ‘Fusie’ gaat) op de genoemde fusievormen van toepassing
Over het onderdeel ‘intellectueel eigendomsrecht’
Open vraag 3
Deelvraag 3.1
Wat betekent in het auteursrecht de eis, dat een voortbrengsel, om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen, een eigen, oorspronkelijk karakter moet bezitten?
Deelvraag 3.2
Wat betekent in het auteursrecht de eis, dat een voortbrengsel, om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen, het persoonlijk stempel van de maken moet dragen?
Meerkeuzevragen
D
D
C
B
B
D
A
D
D
D
D
C
D
B
B
A
B
B
D
B
D
C
D
C
B
Open vragen
Vraag 1
Deelvraag 1
Onmiddellijke voorziening: art. 2:349a(2) BW
Deelvraag 2
Nee, het is afgeleide schade, vennootschap moet zelf de schade verhalen,
Vraag 2
Deelvraag 1
De vermogensbestanddelen moet individueel worden geleverd volgens het toepasselijke goederenrecht
- registergoederen: inschrijving in register (vgl. art. 3:89 BW)
- overeenkomsten:
art. 3:94 BW: levering van vorderingen die NV B op derden heeft: akte van cessie met (lid 1) - of zonder (lid 3) - mededeling aan de schuldenaar
art. 6:155 BW: levering van schulden die NV B aan derden heeft: schuldoverneming + toestemming van de schuldeiser
Deelvraag 2
Uitkoopregeling van art. 2:201a BW
Deelvraag 3
Op geen van beide
Vraag 3
Deelvraag 1
Endstra-arrest: dat de vorm niet ontleend mag zijn aan die van een ander werk.
Deelvraag 2
Endstra-arrest: dat sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, en die aldus voortbrengsel is van de menselijke geest. Daarbuiten valt in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt te aan te wijzen.`
Add new contribution