Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Strafrecht 1 - RUG - Oefententamen 2017/2018

Vragen

Motiveer uw antwoorden, zo nodig onder verwijzing naar relevante bepalingen en rechtspraak

Lees onderstaand fragment van een arrest

"Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

(...)

3 Beoordeling van het tweede namens de verdachte voorgestelde middel

3.1.

Het middel komt op tegen het bewezenverklaarde opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. In de eerste plaats klaagt het middel dat het bewezenverklaarde opzet ontoereikend is gemotiveerd.

3.2.

Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat:

"hij op 23 oktober 2011 te Voorschoten opzettelijk een ontploffing te weeg heeft gebracht, doordacht hij:

  • een (metalen) pijp heeft dichtgelast en vervolgens
  • deze (metalen) pijp heeft gevuld met flitspoeder (op basis van kaliumperchloraat en aluminium) en vervolgens
  • aan deze (metalen) pijp een lont heeft bevestigd, en
  • aldus een zwaar explosief of zelfgemaakte bom heeft vervaardigd en vervolgens
  • dit/ deze explosief of zelfgemaakte bom aan een flitspaal gelegen op de openbare weg, te weten de Voorschoterweg, nabij de kruising met de Leidseweg, heeft bevestigd,
  • en dit/ deze explosief/ bom aldaar tot ontploffing heeft gebracht door het lont van het/ de explosief/ zelfgemaakte bom aan te steken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was,"

Voorgaande levert op het delict brandstichting als genoemd in artikel 157 aanhef sub 1 Sr...

(...)

3.3.

Het middel steunt in de eerste plaats op de opvatting dat het opzet van de verdachte niet alleen moet zijn gericht op het teweegbrengen van een ontploffing, maar tevens op het bewezenverklaarde te duchten gemeen gevaar voor goederen. (...)"

Vraag 1a

Is de opvatting waarop het middel steunt juist? Licht uw antwoord toe.

Vervolg

Het volgende gaat aan het arrest vooraf.

De verdachte in bovenstaand arrest is een 33-jarige man genaamd Mark Visser. Nadat de bom ontploft is, staat Mark te kijken naar de schade die hij heeft aangericht. Op dat moment stopt naast hem een auto, waar Chris uitstapt. Chris heeft het allemaal zien gebeuren en loopt op Mark af. Terwijl Chris met zijn rug naar de vangrail staat, zegt hij: 'Wat bezielt je wel niet om dit soort strapasten uit te halen?' Mark is hier niet van gediend en wil snel naar zijn auto lopen. Hij geeft Chris met de vlakke hand een harde klap in het gezicht, waardoor Chris zijn evenwicht verliest en over de vangrail valt. Hierbij komt Chris ongelukkig neer. Hij valt met zijn hoofd op een kei die verscholen in het gras ligt. Chris loopt hierbij zwaar lichamelijk letsel op.

Mark wordt naast het teweegbrengen van een ontploffing (art. 157 aanhef en sub 1 Sr) tevens vervolgd voor eenvoudige mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg (art. 300 lid 1 jo. lid 2 Sr). De tenlastelegging is op de juiste manier toegesneden op beide delicten.

Ter zitting verklaart Mark: "Het was helemaal niet mijn bedoeling om Chris zo zwaar toe te takelen. Ik wilde alleen maar zo snel mogelijk in mijn auto stappen om de plaats delict te verlaten."

Vraag 1b 

Kan het opzet ten aanzien van tweede ten laste gelegde delict bewezen worden? Motiveer uw antwoord en ga daarbij in op de verklaring van Mark.

Vraag 2a 

Kan, ten aanzien van de ten laste gelegde mishandeling, het vereiste causaal verband tussen de gedraging van Mark en het zwaar lichamelijk letsel van Chris worden aangenomen? Motiveer uw antwoord.

Vraag 2b 

Wat is in de causa proxima-leer het criterium voor het aannemen van causaal verband?

Stel, ongeacht uw antwoord op bovenstaande vragen: op de zitting voert de raadsvrouw van Mark aan dat haar cliënt ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten leed aan een ziekelijke stoornis. Mark zou een ongezonde obsessie hebben met het veroorzaken van explosies. Zij onderbouwt dit standpunt met rapportages van een psycholoog en een psychiater die Mark afzonderlijk van elkaar hebben onderzocht. Uit deze rapporten blijkt inderdaad dat Mark ten tijde van de ten laste gelegde feiten leed aan een dergelijke zware geestesstoornis. De rechter acht deze rapporten betrouwbaar.

Vraag 3 

Onder welke voorwaarden slaagt een beroep op ontoerekeningsvatbaarheid (artikel 39 Sr)? Geef voor beide ten laste gelegde feiten gemotiveerd aan of dit beroep kans van slagen heeft. Begin de bespreking van elk onderdeel op een nieuwe regel.

Stel, ongeacht uw antwoord op de voorgaande vragen, dat de rechter komt tot een veroordeling voor beide ten laste gelegde feiten. zij is voornemens om een al dan niet volledig voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete op te leggen. Zij twijfelt echter over de hoogte van deze straffen.

Vraag 4 

Zij vraagt u wat in dit geval de maximale duur van de onvoorwaardelijk gevangenisstraf en de maximale hoogte van de geldboete (in euro's) is en of het mogelijk is om beide straffen te combineren. Ook voor de geheel voorwaardelijke gevangenisstraf wil zij de maximale hoogte weten. Motiveer uw antwoord aan de hand van de bijbehorende wetsartikelen en begin de bespreking van elk onderdeel op een nieuwe regel.

Casus "Joyriding"

Maria is een 21-jarige student Geneeskunde. Op 1 juli 2017 is Maria samen met een vriendin, genaamd Sterre, in de tuin bij haar moeder, die afgelegen woont, aan het zonnen. Op een gegeven moment glijdt Sterre uit over een plasje zonnebrandolie. Zij valt met haar hoofd op een terrastegel. Sterre bloeft heving en is buiten kennis. Maria wil 112 bellen, maar zowel de batterij van haar telefoon als die van de telefoon van Sterre is volledig leeg door alle muziek die zij de hele ochtend hebben geluisterd. De moeder van Maria is niet thuis en heeft geen vaste telefoonlijn. Maria ziet dat de auto van haar moeders nieuwe vriend voor de deur staat en dat de sleutel op de eettafel ligt. Ze weet dat ze geen toestemming heeft de auto te gebruiken, maar zij ziet geen andere mogelijkheid om Sterre naar het ziekenhuis te brengen. Zij grist de autosleutel van de eettafel, legt Sterre in de auto en rijdt naar het dichtsbijzijnde hospitaal.

Maria wordt vervolgd voor joyriding (artikel 11 jo. artikel 176 lid 3 WVW 1994). Ter terechtzitting beroept zij zich op overmacht-noodtoestand. De rechtbank gaat mee in het verweer van Maria. Tijdens de beraadslaging debatteren de rechters over de vraag of zij het bestanddeel 'wederrechtelijk' ruim uit moeten leggen of de opvatting van Remmelink moeten volgen.

Vraag 5

Bespreek voor beide opvattingen tot welke einduitspraak de rechter zou moeten komen. Motiveer uw antwoord.

Stel, de rechtbank komt tot een veroordeling en interpreteert het bestanddeel wederrechtelijk daarbij als 'zonder toestemming'.

Ter terechtzitting voert de raadsman van Maria, zowel mondeling als schriftelijk, de volgende verweren. Ten eerste voert hij aan dat hij het onbegrijpelijk vindt dat Maria hier vandaag ten tonele moet verschijnen, aangezien zij voor dit feit al een strafbeschikking heeft voldaan. Daarnaast zet hij in een uitvoerig en doorwrocht betoog uiteen waarom hij meent dat Maria handelde uit overmacht-noodtoestand.

In antwoord hierop bepleit de officier uitgebreid dat van toestemming geen sprake was, en dat Maria dit ook wist en dus veroordeeld moet worden. Ten slotte vordert hij, met een uitvoerige toelichting en een verwijzing naar de relevante strafrichtlijnen van het OM, een geldboete van €800. Het gehele betoog overhandigt hij schriftelijk aan de griffier.

De rechter komt tot een veroordeling, maar legt Maria ex artikel 9a Sr geen straf op.

Vraag 6 

Welke beslissingen en motiveringen moet het vonnis van de rechtbank bevatten? Geef bij elke beslissing en bij elke motivering aan op grond van welke artikel(en) en artikellid(-leden) het vonnis die beslissing en die motivering moet bevatten. Betrek in uw antwoord hetgeen door de officier van justitie en de raadsman is aangevoerd. Voorts dient u de bespreking van elk onderdeel op een nieuwe regel te beginnen.

Stel: Maria heeft Sterre afgeleverd bij het ziekenhuis. zodra Sterre in goede handen is, rijdt Maria terug naar huis. In het ziekenhuis heeft Maria haar telefoon opgeladen. Onderweg naar huis stuurt Maria, tijdens het rijden, haar moeder via haar telefoon een tekstbericht. Zij nadert een kruispunt waarbij van links een fietser aan komt rijden. Maria ziet, omdat zij op haar telefoon bezig is, de fietser niet tijdig en rijdt hem aan. De fietser houdt aan het voorval zwaar lichamelijk letsel over.

Maria wordt vervolgd voor artikel 6 WVW, het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel door schuld in het verkeer. Ter terechtzitting voert Maria het volgende aan: "Ik kwam van rechts en had voorrang. De fietser had mij sowieso voor moeten laten gaan. Het is dus eigenlijk zijn schuld." De rechter stelt vast dat Maria inderdaad voorrang had.

Vraag 7 

Tot welke einduitspraak zal de rechter komen? Motiveer uw antwoord en ga daarbij in op het verweer van Maria.

Casus 'Puberpooier'

Dennis is een jongen van achttien en bepaald geen lieverdje. Hij verdient zijn geld over de rug van naïve jonge meisjes die hij op slinkse wijze de prostitutie in lokt. Als zogeheten 'loverboy' - of in modernere termen: 'puberpooier' - maakt Dennis zich dus schuldig aan mensenhandel.

Zijn werkwijze is doortrapt. Potentiële slachtoffers observeert hij langdurig, totdat hij zich een beeld heeft kunnen vormen van hun kwetsbaarheid. Daarna maakt hij contact en zorgt hij ervoor dat het betreffende minderjarige meisje verliefd op hem wordt. Uiteindelijk krijgt hij haar zo ver dat zij zich afzondert van haar omgeving en zich prostitueert ten voordele van Dennis.

De wijkagent heeft Dennis op de korrel en overlegt van tijd tot tijd met de officier van justitie. De officier is evenwel terughoudend met het opstarten van een opsporingsonderzoek, omdat hij van mening is dat ze moeten wachten op een aangifte. Uiteindelijk wordt alleen aangifte gedaan door één van de meisjes die juist niet onder de indruk waren van Dennis. Het meisje - Sanne Bakker - merkte dat Dennis haar volgde en bespioneerde. Toen ze ook nog brieven van hem kreeg, is zij naar de politie gestapt. Haar aangifte is toegespitst op art. 285b Sr (belaging) en wordt ondersteund door een klacht ex art. 285b lid 2 Sr.

De officier besluit Sam te vervolgen. De tenlastelegging luidt dat Sam:

"in of omstreeks de periode van 5 maart 2017 tot en met 19 juli 2017 te Groningen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van Sanne Bakker, in elk geval van een ander, met het oogmerk die Sanne Bakker, in elk geval die ander, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/ of vrees aan te jagen, te weten die Sanne Bakker te bewegen een relatie met hem, verdachte, aan te gaan, in elk geval contact met hem, verdachte te hebben, immers heeft hij, verdachte, zich meermalen zonder toestemming in de nabijheid van de supermarkt waarin die Sanne Bakker zich bevond en/ of de woning van die Sanne Bakker en/ of de school van die Sanne Bakker, bevonden en/ of meermalen een brief aan die Sanne Bakker geschreven. (Art. 285b Sr.)"

Ter zitting betoogt Dennis' raadsman dat deze tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig is en aldus in strijd is met art. 261 Sv.

Vraag 8a 

De officier van justitie was terughoudend met het opstarten van het opsporingsonderzoek. Beoordeel deze terughoudendheid in het licht van de u bekende internationale verplichtingen.

Vraag 8b

Heeft de raadsman van Dennis in uw ogen gelijk?

Antwoordindicatie

Vraag 1a 

Nee, de opvatting waarop het middel steunt, is niet juist. Het opzet van verdachte hoeft slechts gericht te zijn op het teweegbrengen van een ontploffing. Het te duchten gemeen gevaar voor goederen is geobjectiveerd. Het middel heeft kans van slagen.

Vraag 1b

Mishandeling is het opzettelijk pijn of letsel toebrengen zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. (Chris heeft ook daadwerkelijk pijn en letsel.) Ook als het niet Mark zijn bedoeling was om Chris pijn te doen, zou hij nog steeds voorwaardelijk opzet op het toebrengen van die pijn of letsel aan Chris kunnen hebben. Voorwaardelijk opzet is het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg.

Aanmerkelijke kans: Chris staat met zijn rug naar de vangrail op het moment dat Mark hem een klap geeft. Er is (naar algemene ervaringsregelen) een aanmerkelijke kans dat Chris zich bezeert of letsel oploopt als Mark hem in die situatie op een dergelijke manier slaat.

Bewustzijn (weten): kan via het normaliteitssyllogisme. Ieder normaal mens weet dat deze kans aanwezig is. Mark is in deze context een normaal mens. Het kan dus niet anders dan dat Mark zich hier ook bewust van is geweest.

Aanvaarden (willen): Mark wilde zo snel mogelijk Chris aan de kant hebben om in zijn auto te kunnen stappen. Door Chris daartoe op deze manier te slaan terwijl chris met zijn rug naar de vangrail staat, aanvaardt Mark de aanmerkelijke kans dat Chris pijn of letsel zal oplopen. (Of een vergelijkbare omschrijving van de feitelijke omstandigheden om het aanvaarden te beredeneren.) Men kan daarbij ook gebruikmaken van de rechtsregel van de Hoge Raad uit het Slaan met Pistool/HIV arrest: ‘Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.” Studenten moeten in ieder geval meer zeggen dan: ‘hij wist het en deed het toch dus wilde hij het ook’.

Het voorwaardelijk opzet op het toebrengen van pijn en letsel aan Chris kan bewezen worden.

NB: het zware lichamelijke letsel is een geobjectiveerd bestanddeel. Hier hoeft het opzet niet op gericht te zijn.

Vraag 2a 

Centraal criterium bij het vaststellen van strafrechtelijk relevante causaliteitis de leer van de redelijke toerekening (Letale Longembolie arrest). Is het redelijk het gevolg toe te rekenen aan de gedraging van de verdachte?

  1. Eerste stap: is er sprake van een conditio sine qua non (ondergrens)? Ja, de klap van Mark is een niet weg te denken, onmisbare schakel uit de reeks gebeurtenissen die tot het gevolg, het zware lichamelijke letsel van Chris, hebben geleid. Zonder de klap was dit gevolg niet ingetreden.
  2. Tweede stap: differentiatie naar delict. Eenvoudige mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg is een doleus delict met een geobjectiveerd gevolg, een door het gevolg gekwalificeerd delict. Bij dergelijke delicten gaat het bij de vaststelling van het causaal verband tussen de gedraging en het geobjectiveerde gevolg om de (in de ogen van de wetgever) ‘bij het grondfeit behorende gevolgen’, gevolgen die zich daarbij normaliter laten denken, waarbij bepalend is dat de wijze van intreden van het gevolg typisch is voor het delict in kwestie. Chris loopt zwaar lichamelijk letsel op doordat hij met zijn hoofd op een kei valt, als gevolg van de klap van Mark. Een dergelijke manier van intreden van dit zware letsel is typisch voor het delict mishandeling. De mogelijkheid dat iemand ongelukkig valt en daarbij zwaarder letsel oploopt na te zijn geslagen is een manier van intreden van het gevolg die zich normaliter bij een mishandeling laat denken. (Evt. Pantoffel-eierschaalschedel- / Vrijheidsberoving op Curaçao arrest – niet verplicht).
  3. Derde stap: is er sprake van eventuele contra-indicaties die het in redelijkheid toerekenen van het zware lichamelijke letsel van Chris aan de klap van Mark in de weg zouden kunnen staan? Nee. Het feit dat de kei niet zichtbaar was op het moment van slaan, of het gegeven dat Chris ongelukkig terechtkomt is hierbij irrelevant. (Dit zijn aspecten die betrekking hebben op de voorzienbaarheid van het gevolg, en die spelen bij de vaststelling van causaal verband bij door het gevolg gekwalificeerde delicten geen rol.) (Evt. Pantoffel-eierschaalschedel arrest – niet verplicht).

Het vereiste causaal verband tussen de klap van Mark en het zwaar lichamelijk letsel van Chris kan worden bewezen.

Vraag 2b 

Bij de causa proxima gedachte moet er voor het aannemen van causaal verband sprake zijn van een onmiddellijk en rechtstreeks gevolg. (Evt. Slagkwikpijpjesarrest – niet verplicht)

Vraag 3 

Er wordt een beroep gedaan op de schulduitsluitingsgrond ontoerekeningsvatbaarheid (art. 39 Sr).

Daarbij zijn drie vragen relevant:

  1. Was er (ten tijde van het plegen van het delict) sprake van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens?
  2. Zo ja, bestaat er causaal verband tussen deze stoornis en het delict?
  3. Zo ja, is dat een reden om de dader het gepleegde feit niet toe te rekenen? (Wat kan mensen die zo gestoord zijn als de verdachte nog worden verweten?)

M.b.t. het teweegbrengen van een ontploffing (art. 157 aanhef en sub 1 Sr):

  1. Ja, er is een stoornis vastgesteld bij Mark.
  2. Ja, er is een causaal verband tussen de stoornis en het gepleegde delict.
  3. Dit zou een reden kunnen zijn om het feit niet toe te rekenen aan Mark. Zo lang het antwoord juist beargumenteerd is (i.e. de vraag tussen haakjes is gesteld), kan men beide kanten op.

M.b.t. de eenvoudige mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg (art. 300 lid 1 jo. lid 2 Sr):

  1. Ja, er is een stoornis vastgesteld bij Mark.
  2. Nee, er is geen causaal verband tussen de stoornis en het gepleegde delict.

Het verweer slaagt dus evt. uitsluitend ten aanzien van art. 157 Sr. Sws niet ten aanzien van art. 300 Sr.

Vraag 4

Voor het teweegbrengen van een ontploffing terwijl daarvan gemeen gevaar te duchten is (art. 157 aanhef en sub 1 Sr) kan de rechter maximaal 12 jaar opleggen. Voor eenvoudige mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg (art. 300 lid 1 jo. lid 2 Sr) kan de rechter maximaal 4 jaar opleggen. Opgeteld is dat 16 jaar. Dit is op grond van art. 57 lid 1 jo. lid 2 Sr de maximale gevangenisstraf. Dit valt precies binnen de regeling van beperkte cumulatie voor vrijheidsstraffen van art. 57 lid 2 Sr.

De maximale geldboete is hier de vijfde categorie (art. 157 sub 1 Sr) plus de vierde categorie (art. 300 lid 1 jo lid 2 Sr). Op grond van art. 23 Sr is dit een totaal van €102.500. De regeling van beperkte cumulatie van art. 57 lid 2 Sr geldt niet voor geldboetes.

De maximale hoogte van de geheel voorwaardelijke gevangenisstraf is twee jaren (art. 14a lid 1 en lid 2 Sr). De onvoorwaardelijke gevangenisstraf is te combineren met de geldboete op basis van art. 9 lid 3 Sr.

Vraag 5

In casu leidt het onderzoek bedoeld in art. 348 Sv niet tot toepassing van art. 349 Sv.

1e materiële vraag: voor het bewijs van joyriding (art. 11 WVW) is nodig opzettelijk wederrechtelijk een aan een ander toebehorend motorrijtuig op de weg te gebruiken.
De auto behoort toe aan de vriend van de moeder van Maria, en Maria heeft dit motorvoertuig op de weg gebruikt. Of Maria dit ook wederrechtelijk heeft gedaan, hangt af van de interpretatie van dit bestanddeel die door de rechtbank gekozen wordt:
Bij de enge interpretatie van Remmelink wordt het bestanddeel wederrechtelijk ingekleed als een handeling van de verdachte ‘zonder eigen recht, zonder publiekrechtelijke of privaatrechtelijke bevoegdheid, zonder toestemming’. Maria had inderdaad geen toestemming van de vriend van haar moeder om de auto te gebruiken. Het bestanddeel wederrechtelijk zal bij een dergelijke nauwe interpretatie bewezen kunnen worden.
Maria heeft opzet als bedoeling op het gebruik van de auto, en ook op de wederrechtelijkheid daarvan (boos opzet). Dit blijkt duidelijk uit de casus.

2e materiële vraag: dat het bewezenverklaarde gekwalificeerd zal kunnen worden als joyriding ex art. 11 WVW mag verondersteld worden.

3e materiële vraag: Maria doet een geslaagd beroep op de rechtvaardigingsgrond overmacht-noodtoestand. Bij een enge interpretatie van het bestanddeel wederrechtelijk komt dit succesvolle beroep op een rechtvaardigingsgrond bij de derde materiële vraag aan de orde, en neemt dit hier de wederrechtelijkheid als element weg.

Einduitspraak: ovar wegens niet strafbaarheid van de dader.

Of:

Bij de ruime interpretatie van het bestanddeel wederrechtelijk als ‘in strijd met het (geschreven en ongeschreven) recht’, zal dit bestanddeel ook dat deel van de wederrechtelijkheid omvatten waar de rechtvaardigingsgronden betrekking op hebben. Maria’s succesvolle beroep op overmacht-noodtoestand zal in dat geval het bewijs van het bestanddeel wederrechtelijk in de weg staan. De tenlastelegging zal dan niet bewezen kunnen worden.

Einduitspraak: vrijspraak.

Vraag 6

De rechter dient de tenlastelegging en de vordering van de officier van justitie in het vonnis op te nemen (bouwstenen vonnis – art. 359 lid 1 Sv). Gegeven is dat de rechter komt tot een veroordeling zonder strafoplegging ex art 9a Sr. Die beslissing is een materiële einduitspraak.

Ambtshalve beslissingen en motiveringen:

Uit art. 358 lid 1 Sv is af te leiden dat het vonnis alleen een beslissing op een formele vraag hoeft te bevatten indien die beslissing een (formele) einduitspraak is. Dat is hier niet het geval. Ten aanzien van de formele vragen hoeft de rechter derhalve geen beslissingen in het vonnis op te nemen. (Studenten hoeven hier niets over te zeggen.)

Ten aanzien van de materiële vragen komen de volgende beslissingen en motiveringen op straffe van nietigheid in het vonnis:

Beslissingin vonnis o.g.vmotiveren o.g.v.
Bewezenverklaring   art. 358 lid 2 Sv       art. 359 lid 2 eerste zin en lid 3 Sv          
Kwalificatieart. 358 lid 2 Svart. 359 lid 2 eerste zin Sv
Dader is strafbaarart. 358 lid 2 Svart. 359 lid 2 eerste zin Sv
Strafopleggingart. 358 lid 2 Svart. 359 lid 2 eerste zin en lid 4 en lid 5 Sv

Beslissingen op 358 lid 3 verweren (UVV):

De raadsman van Maria voert ter zitting aan dat Maria al een strafbeschikking heeft voldaan. Dit is een verweer dat strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het OM. Dit heeft dus betrekking op een formele vraag, het wordt ter zitting door de raadsman naar voren gebracht en is door de rechter verworpen. Daarmee is dit te kwalificeren als een 358 lid 3 verweer.

Verweer m.b.t strafbeschikking/niet ontvankelijkheid OM: beslissing in vonnis o.g.v. art. 358 lid 3 Sv, gemotiveerd o.g.v. art. 359 lid 2 eerste zin Sv.

Daarnaast doet de raadsman ter zitting namens Maria een beroep op de rechtvaardigingsgrond overmacht-noodtoestand. Gezien het feit dat de rechtbank het bestanddeel wederrechtelijk eng interpreteert als ‘zonder toestemming’, komt dit beroep op een strafuitsluitingsgrond bij de derde materiële vraag aan de orde. Het verweer heeft dus betrekking op de derde materiële vraag, het wordt ter zitting door de raadsman naar voren gebracht en is door de rechter verworpen. Daarmee is dit te kwalificeren als een 358 lid 3 verweer.

Verweer m.b.t. overmacht-noodtoestand: beslissing in vonnis o.g.v. art. 358 lid 3 Sv, gemotiveerd o.g.v. art. 359 lid 2 eerste zin Sv.

Beslissingen op uitdrukkelijk onderbouwde standpunten (UOS):

De officier van justitie vordert ter zitting met een uitvoerige toelichting en een verwijzing naar de relevante strafrichtlijnen van het OM een geldboete van €800. Verdedigd kan worden dat dit standpunt ‘duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ‘ten overstaan van de feitenrechter naar voren is gebracht (Onderbouwd Standpunt en Responsieplicht arrest). De rechter wijkt in zijn vonnis van dit standpunt af (door een andere, i.e. geen, straf op te leggen). Deze afwijking van de strafeis van de officier moet in het vonnis gemotiveerd worden op grond van art. 359 lid 2 tweede zin Sv.

Betoog O.v.J. t.a.v. strafeis: gemotiveerd in vonnis o.g.v. art. 359 lid 2 tweede zin Sv.

(NB: het betoog van de officier van justitie ten aanzien van het bewijs van het boze opzet van Maria hoeft niet te worden behandeld als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van art. 359 lid 2 tweede zin Sv, omdat de rechter hier niet van afwijkt. Zij komt immers tot een veroordeling.)

Vraag 7 

Maria wordt vervolgd voor art. 6 WVW, het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel door schuld in het verkeer.

In casu leidt het onderzoek bedoeld in art. 348 Sv niet tot toepassing van art. 349 Sv.

1e materiële vraag: het gaat er in casu om of culpaten aanzien van het zware lichamelijke letsel van de fietser kan worden bewezen.

Culpa is verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid.

Onvoorzichtigheid: dit kan via de weg van de objectieve voorzienbaarheid worden beredeneerd. Door append achter het stuur te zitten heeft Maria een concreet gedragsvoorschrift overtreden dat er juist toe strekt om dit soort ongelukken en gevolgen te voorkomen. Daarmee staat de voorzienbaarheid van het mogelijk intreden van deze gevolgen, en daarmee ook de onvoorzichtigheid van de gedraging van Maria, vast. Een redenering via de weg van de subjectieve voorzienbaarheid is ook mogelijk: Maria kon en behoorde te voorzien dat dergelijk gedrag, het besturen van een auto ter hoogte van een kruispunt, terwijl je niet op de weg kijkt, maar je ogen en je aandacht op je telefoonscherm gericht hebt etc.., kon leiden tot aanrijdingen met letsel tot gevolg.

Maria heeft geen geoorloofd risico genomen en kan zich niet met succes beroepen op een rechtvaardigingsgrond. Er is dus geen sprake van een uitzondering op de plicht om dit gedrag achterwege te laten (wederrechtelijkheid). (NB: het feit dat Maria misschien van de fietser had mogen verwachten dat deze haar voorrang zou verlenen omdat zij van rechts en hij van links kwam, zorgt er misschien dat zij een geoorloofd risico ten aanzien van het oversteken van de kruising had genomen indien ze, goed uitkijkend en de fietser daarbij opmerkend, door was gereden. Dit betekent echter niet dat zij een geoorloofd risico heeft genomen wat betreft de gedraging waar het hier om gaat: het append rijden.)

Aanmerkelijke mate: dit mag verondersteld worden.

Verwijtbaar? De gedraging van Maria is verwijtbaar want vermijdbaar. Van Maria kon worden gevergd dat zij anders handelde. Van een mogelijk succesvol beroep op een schulduitsluitingsgrond is geen sprake.

Het feit dat de fietser van links kwam en Maria eventueel voor had moeten laten gaan, en daarmee dus ook een zekere mate van eigen schuld aan het ongeval heeft, neemt niet per definitie de verwijtbaarheid van het gedrag van Maria weg. Het is volgens de Hoge Raad in het Verpleegster-arrest niet zo dat de ‘verwijtbare gedraging of het verwijtbare verzuim van den dader de enige gedraging of het enige verzuim zou moeten zijn, waaraan het door de wet gewraakte gevolg is te wijten.’ Enige eigen schuld van derden / het slachtoffer staat het bewijs van culpa van de verdachte hier dan ook niet in de weg.

De 2e en 3e materiële vraag leveren geen problemen op (blijkt uit de casus).

4e materiële vraag: de rechter zal tot een veroordeling komen.

Vraag 8a 

Artikel 1 van de EU-Richtlijn mensenhandel (2011/36/EU, art 9) luidt als volgt: ‘1. De lidstaten zorgen ervoor dat het onderzoek naar of de vervolging van in de artikelen 2 en 3 bedoelde strafbare feiten niet afhankelijk is van de door een slachtoffer gedane aangifte of ingediende klacht, en dat de strafprocedure kan worden voortgezet zelfs indien het slachtoffer zijn verklaring intrekt.’ Dit is in lijn met de door het EHRM in 1998 in het Osman t. het Verenigd Koninkrijk geformuleerde positieve verplichting ‘that the State’s obligation (...) extends beyond its primary duty to secure the right to life by putting in place effective criminal-law provisions to deter the commission of offences against the person backed up by law-enforcement machinery for the prevention, suppression and sanctioning of breaches of such provisions.’

In casu is de officier van justitie terughoudend met het opstarten van een opsporingsonderzoek, omdat hij van mening is dat ze moeten wachten op een aangifte. In het licht van het bovenstaande is deze terughoudendheid niet nodig. De officier van justitie heeft ongelijk met zijn stelling dat er gewacht moet worden op een aangifte of klacht. Op grond van de bovenstaande bepaling is dit juist geen vereiste (meer) voor het starten van een opsporingsonderzoek of het vervolgen van de verdachte als het om dit soort delicten gaat.

Vraag 8b 

De raadsman betoogt dat de tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig is en aldus in strijd is met art. 261 Sv. Van innerlijke tegenstrijdigheid kan sprake zijn indien in de tenlastelegging gedragingen zijn omschreven die naar hun aard nooit het delict kunnen opleveren waarop de tenlastelegging volgens de opgenomen wetstermen is toegespitst.

In casu is daarvan echter geen sprake. De omschrijving dat de verdachte zich in een in een dergelijk geval betrekkelijk korte periode van iets meer dan vier maanden ‘meermalen zonder toestemming in de nabijheid van de supermarkt waarin die Sanne Bakker zich bevond en/of de woning van die Sanne Bakker en/of de school van die Sanne Bakker, [heeft] bevonden en/of meermalen een brief aan die Sanne Bakker [heeft] geschreven’, laat immers, door meermalen het woord ‘meermalen’ en de formulering ‘en/of’ te gebruiken, de mogelijkheid open dat deze gedragingen veel vaker zijn verricht dan een slechts paar keer. En zogezien kunnen deze omstandigheden wel degelijk het ‘wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op eens anders persoonlijke levenssfeer’, en daarmee het delict belaging ex art. 285b Sr, opleveren.

De raadsman van Dennis heeft dus ongelijk.

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Statistics
3455