Werkgroepaantekeningen internationaal recht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.

Week 1

Het internationaal (publiek-)recht kent bevoegdheden toe aan actoren, hetgeen niet per sé staten hoeven te zijn. Echter, het erkent niet alleen bevoegdheden, maar het kan tevens het handelen van internationale actoren beperken.

 

Internationaal publiekrecht

Alvorens er sprake kan zijn van internationaal recht dient er sprake te zijn van drie elementen:

  1. Internationaal;

  2. publiek;
    Aan dit element is voldaan als er sprake is van gezag dat tussen staten wordt uitgeoefend dan wel als het publieke belangen betreft.

  3. juridisch.
    Aan dit element is voldaan als de norm voortvloeit uit een internationale rechtsbron dan wel wanneer er sprake is van sanctionering als een norm wordt geschonden.

 

In de nationale rechtsordes, is er in tegenstelling tot de internationale rechtsordes, sprake van een verticale gezagsstructuur/verhouding; er is een centrale overheid. In het internationale recht is er sprake van een decentrale/horizontale gezagsstructuur/verhouding; er is geen centrale overheid. Staten dienen de internationale rechtsorde zoveel mogelijk zelf te handhaven, hetgeen kan geschieden via diplomatiek protest en sanctionering.

 

 

Rechtsbronnen

Artikel 38 IGH somt enkele bronnen op die als internationale rechtsbron worden aangemerkt:

  • verdragen;

  • gewoonterecht;

  • algemene beginselen;

  • subsidiair: gerechtelijke beslissingen en doctrine.

 

Dit artikel wordt als gezaghebbend aangemerkt, nu er geen ander artikel bestaat waarin de internationale rechtsbronnen worden aangegeven. Naast de in dit artikel opgesomde bronnen bestaan er nog overige bronnen, namelijk (bindende!) besluiten van internationale organisaties, eenzijdige handelingen en de redelijkheid en billijkheid. Een staat kan een eenzijdige handeling verrichten door, uit zichzelf, een verplichting op zich te nemen, ten opzichte van (alle) andere staten. Dit kan een recht dan wel een verplichting opleveren. Frankrijk heeft bijvoorbeeld door toezeggingen van de president de plicht op zich genomen om bepaalde kernproeven niet meer uit te voeren. Dit is een juridische belofte die een verplichting oplevert. Of redelijkheid en billijkheid als (internationale) rechtsbron kunnen worden aangemerkt, wordt door sommigen betwist. Het zijn algemene beginselen die een oplossing kunnen bieden in een conflict dan wel een aanwijzing kunnen geven over hoe het recht (zou) moet(en) zijn. Het is dan tot op zekere hoogte een rechtsbron, maar het is altijd een algemeen beginsel.

 

Een niet-bindend besluit van een internationale organisatie, bijvoorbeeld een resolutie, is op zichzelf geen internationale rechtsbron, maar kan wel een aanwijzing zijn voor het bestaan van gewoonterecht.

 

Soms geniet het vaststellen van een regel in een verdrag de voorkeur boven het ontstaan van een regel als gewoonterecht. Hiervoor zijn enkele redenen te bedenken. Ten eerste bevordert het de rechtszekerheid én duidelijkheid, immers er kan stellen tot de conclusie worden gekomen dat er sprake is van een verdrag dan van gewoonterecht. Ten tweede is een verdrag veel gedetailleerder dan gewoonterecht en kan het op schrift worden gesteld. Ten derde komen verdragen veel sneller tot stand dan gewoonterecht, nu verdragen zijn gebaseerd op wilsovereenstemming en gewoonterecht op de statenpraktijk en de opinio iuris. Deze zijn veel moeilijker vast te stellen.

 

Soft law

Soft law is niet ‘hard’, waarmee wordt bedoeld dat het niet afdwingbaar is. Het heeft een aantal belangrijke kenmerken. Ten eerste heeft het een overwegend politieke functie en wordt het vooral gebruikt voor de afstemming van beleid. Ten tweede is het niet-bindend nu het niet uit een internationale rechtsbron voortvloeit en ten derde heeft het, ondanks dat het niet kan worden afgedwongen, regulerende dan wel normerende effecten. Derhalve heeft het dan ook invloed op het handelen van staten.

 

Dwingend recht/ ius cogens

Artikel 53 WVV geeft een omschrijving van ius cogens. Dwingend recht is in feite niets anders dan gewoonterecht, doch is het ‘speciaal’ recht nu er niet van kan worden afgeweken. Het beschermt belangen waar men in de internationale gemeenschap veel waarde aan hecht, bijvoorbeeld het verbod op genocide. Op het moment dat een regel in strijd komt met ius cogens, is deze per definitie nietig.

 

 

North Sea Continental Shelf

Er moeten voldoende staten (het moet omvangrijk genoeg zijn) om van een statenpraktijk te kunnen spreken (‘extensive practices). Als een staat een specifiek belang hecht aan een regel dan wordt de statenpraktijk van dat desbetreffende lang in ogenschouw genomen bij de beoordeling van de statenpraktijk. Zie §73 en 74.

 

Nicaragua

De VS bemoeide zich met interne aangelegenheden van Nicaragua door steun te geven aan opstandelingen. Nicaragua stelde dit natuurlijk niet op prijs. Het Hof moest beoordelen of het verbod op interventie gewoonterechtelijke status had. Alvorens sprake kan zijn van gewoonterecht dient er sprake te zijn van statenpraktijk én opinio iurus (rechtsovertuiging). Om de opinio iuris te kunnen vaststellen heeft het Hof de resoluties van de Algemene Vergadering gebruikt om aan te tonen dat er sprake is gewoonterecht.

 

Fisheries

Ten aanzien van de persistent objector geldt dat de regel die wordt gevormd waartegen hij bezwaar aantekent niet aan hem kan worden tegengeworpen. Andere staten die niet als persistent objector handelen worden wel degelijk gebonden aan de desbetreffende regel.

 

Nuclear tests-zaak

Er is hier sprake van een eenzijdige handeling specifiek een eenzijdige toezegging. Er was hier sprake van een eenzijdige toezegging van de president. De president had de bedoeling/intentie om Frankrijk tot een dergelijk iets te verplichten én die toezegging is publiekelijk gedaan waardoor het bindend effect heeft. Zie §43 van het arrest.

 

Week 2

Verdrag

Een internationale overeenkomst is een geschrift tussen staten gesloten en beheerst door het volkenrecht, hetzij neergelegd in een enkele akte, hetzij in twee of meer samenhangende akten en ongeacht haar bijzondere benaming art. 2 sub a Verdragenverdrag. Deze definitie is specifiek toegespitst op verdragen die onder het Verdragenverdrag vallen.

 

De instemming van een Staat door een verdrag gebonden te worden, kan tot uitdrukking worden gebracht door ondertekening (geen binding, wel rechtsgevolg), door uitwisseling van akten die een verdrag vormen, door bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding of door ieder ander overeengekomen middel, zo volgt uit art. 11 Verdragenverdrag.

 

Aannemen ziet op het aannemen van de verdragstekst, hetgeen geschiedt door instemming van alle staten die betrokken zijn bij het opstellen art. 9 lid 1 Verdragenverdrag. Er is dus sprake van een collectieve handeling waarbij de tekst van het verdrag definitief wordt vastgesteld. In geval van bekrachtiging is er sprake van instemming van een staat om aan een verdrag te worden geboden art. 14 lid 1 Verdragenverdrag. Hier is dus sprake van een individuele rechtshandeling.

 

Soms kan het aannemen van een verdrag dan wel de totstandkoming van een verdrag in strijd zijn met de regels van nationaal recht van een der verdragspartijen. In een dergelijk geval wordt er gesproken van een naar nationaal recht onbevoegd gesloten verdrag. Op grond van art. 46 WVV kan een staat zich beroepen op onbevoegdheid tot sluiten van een verdrag, mits de strijdigheid onmiskenbaar is én de rechtsregel van fundamenteel belang is.

 

Aegean Sea Continental Shelf

Een ‘joint comminique’ kan als een verdrag worden aangemerkt (§96 blz. 380), waarbij waarde wordt gehecht aan de aard van de handeling: de transactie is van doorslaggevend belang, niet de vorm.

  • Aard van de overeenkomst

  • De tekst; én

  • de omstandigheden van het geval.

 

Qatar vs Bahrein

De toezeggingen van Bahrein dienen als een geobjectiveerde intentie te worden beschouwd: door de uitspraken mocht Qatar gerechtvaardigd vertrouwen dat Barhein had bedoeld een bindende overeenkomst tot stand te brengen. Het Hof vond het niet nodig om vast te stellen wat de ‘bedoeling’ van de betrokken ministers was geweest (§27). Daarbij staan er verplichtingen opgesomd in de notulen, die maken dat de notulen een internationaal verdrag zijn (§25 laatste zin) Daarbij is niet vereist dat deze bij de depositaris worden afgegeven (§29).

 

Interpretatiemethoden

Artikel 31 WVV somt enkele (primaire) interpretatiemethodes op:

  • grammaticale interpretatie;

  • contextuele interpretatie;

  • teleologische interpretatie;

Artikel 32 WVV geeft een aanvullende interpretatiemethode, namelijk de voorbereidende werkzaamheden en de omstandigheden waaronder het verdrag is gesloten.

 

Week 3

Rechtssubjectiviteit

Rechtssubjectiviteit is hetzelfde als rechtspersoonlijkheid. De vraag wie in de internationale rechtsorde rechtssubject zijn, wordt uitsluitend bepaald door de internationale rechtsorde zelf. Als vuistregel kan worden aangenomen dat er sprake is van rechtssubjectiviteit indien entiteiten rechten, plichten en bevoegdheden bezitten en die in geval van niet-naleving dan wel niet-nakoming in rechte kunnen worden aangesproken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen volledige en beperkte rechtssubjectiviteit. Alleen staten hebben volledige rechtssubjectiviteit; internationale organisaties e.d. hebben beperkte rechtssubjectiviteit.

 

Internationale organisaties

Internationale organisaties worden doorgaans bij verdrag opgericht. Het is echter niet vereist dat er een expliciete bepaling is die aan de desbetreffende organisatie rechtspersoonlijkheid toekent.

 

In de zaak IGH Reparation for Injuries heeft het Hof besloten dat een samenwerkingsverband tussen twee of meer staten als internationale organisatie wordt aangemerkt, indien er aan twee voorwaarden is voldaan:

  1. staten die een organisatie oprichten dienen de intentie te hebben een zelfstandig samenwerkingsverband te creëren; én

  2. de organisatie moet deze functies en rechten ook feitelijk uitoefenen.

Er is hier sprake van een cumulatieve opsomming.

 

Soevereiniteit

Soevereiniteit zijn door het internationaal recht erkende rechten, plichten en bevoegdheden van staten, voor zover die niet worden beperkt door andere, bijzondere, regels zoals verdragen.

 

Internationaal recht lijkt op gespannen voet te staan met soevereiniteit, immers het beperkt wat staten kunnen doen. Echter dit is niet het geval, nu het geeft invulling aan het begrip van soevereiniteit. Staten kunnen immers zelf bepalen of zij handelingen zelf verrichten dan wel handelingen overlaten aan internationale organisaties. Ze zijn juridisch onafhankelijk en kunnen zelf vorm geven aan hun gezagsstructuur. Een ander element is dat het onlosmakelijk is verbonden met het beginsel van formele gelijkheid; omdat staten onafhankelijk naast elkaar bestaan, gaat daaraan vooraf dat zij allemaal aan elkaar gelijk zijn. Formeel is er dus géén hiërarchie (doch, er is wel politieke ongelijkheid).

 

Elementen van soevereiniteit zijn aldus, (1) staten zijn juridisch onafhankelijk, (2) soevereiniteit is nauw verbonden met het beginsel van formele gelijkheid; (3) soevereiniteit is een voorwaarde om als staat te kunnen worden aangemerkt.

 

Staten

De vier belangrijkste kenmerken van een staat zijn:

  1. soevereiniteit;

  2. regering (gezagsstructuur);

  3. (afgebakend) grondgebied;

  4. bevolking.

 

Erkenning is geen constitutief vereiste, maar kan wel juridisch relevante consequenties hebben. Ten eerste levert het bewijskracht op ten aanzien van legaliteit en effectiviteit. Ten tweede wordt er betekenis gegeven aan het begrip ‘staat’ zijn. Als men niet erkent, kan men die staat bijvoorbeeld niet vervolgens aansprakelijk stellen nu men alleen iemand aansprakelijk kan stellen indien die entiteit rechtspersoonlijkheid heeft. Dit is ook de reden waarom de facto-regimes enige mate van rechtssubjectiviteit hebben, dan kunnen zij op enige wijze aansprakelijk kunnen worden gesteld. Ten derde heeft het een correctief effect.

 

Zelfbeschikking

Het recht op zelfbeschikking (self-determination) bestaat in twee specifieke gevallen, namelijk in geval van kolonisatie dan wel in geval van bezetting. Er wordt betoogd dat frustratie van het recht op interne zelfbeschikking, kan leiden tot het recht op externe zelfbeschikking (blz. 818 Secession of Quebec). Let wel, dit is géén geldend recht (!!).

 

Burkina Faso vs Mali

Het IGH moest de vraag beantwoorden of de loop van de grenzen gehandhaafd kon blijven door uti possidetis. Het IGH oordeelde dat deze grenzen gehandhaafd dienen te blijven. Het wijzigen o.i.d. zou de stabiliteit aantasten. Men zou kunnen stellen dat dit strijdig is met het recht op zelfbeschikking. Het IGH stelde daarentegen dat wanneer de grenzen zouden veranderen, daardoor meer conflicten zouden kunnen ontstaan.

 

Week 4

 

Rechtsmacht

Rechtsmacht is de wet kunnen stellen en handhaven. In het internationaal recht zijn er drie verschillende vormen rechtsmacht, te weten de (1) rechtsprekende, (2) handhavende, en (3) wetgevende rechtsmacht. Het objectief territorialiteitsbeginsel houdt in dat een staat rechtsmacht toekomt ten aanzien van een delict waarbij de oorzaak is gelegen buiten het territoir van een lidstaat, maar het gevolg dan wel het effect sorteert in het grondgebied van de desbetreffende lidstaat. Het subjectief territorialiteitsbeginsel is van toepassing wanneer een delict wordt begaan/begint op het territoir van de lidstaat.

 

In tegenstelling tot extraterritoriale wetgevende rechtsmacht is extraterritoriale handhaving onder algemeen internationaal recht zonder meer onrechtmatig, zie de Lotus-zaak. Immers, in een dergelijk geval wordt er inbreuk gemaakt op de soevereiniteit van de desbetreffende staat.

 

Zee

Geen staat mag een rechtsmacht-claim opleggen ten aanzien van de volle zee, zo volgt uit art 89 Zeerecht-verdrag. De vrijheden die gelden ten aanzien van de volle zee staan opgesomd in art. 87 lid 1. Hieronder vallen onder andere vissen, wetenschappelijk onderzoek e.d. In beginsel gelden er vrijheden op de volle zee, die slechts mogen worden ingeperkt als een regel van internationaal recht dat toestaat. Deze inperking geldt o.a. ten aanzien van piraterij, slavenhandel of schepen die varen zonder vlag.

 

Staatsimmuniteit

Staten genieten immuniteit ten aanzien van publiekrechtelijke handelingen. Voor privaatrechtelijke handelingen geldt dat staten geen immuniteit genieten. Of een handeling als publiekrechtelijk wordt aangemerkt, dient te worden beoordeeld aan de hand van de aard en het doel van de handeling (dient het een publiek doel?), waarbij er doorslaggevende betekenis toekomt aan de aard van de handeling. Er hoeft geen acht te worden geslagen op deze twee kenmerken in geval van een arbeidscontract, waarvoor het arrest Koninkrijk Marokko vs. X kenmerkend is, transacties ten aanzien van onroerende zaken en in geval van schade.

 

Een staat kan niet failliet worden verklaard, nu dat een ontoelaatbare inbreuk op de soevereiniteit van een staat zou opleveren zo volgt uit het arrest Oltmans vs Republiek Suriname r.o. 3.2. Daarbij zou er geen beslag kunnen worden gelegd op de goederen van een staat, nu een staat immuniteit van executie geniet.

 

Immuniteit van individuele gezagsdragers

Of individuele gezagsdragers immuniteit genieten ten aanzien van delicten tegen de mensheid is nog niet duidelijk; Het recht hieromtrent is nog in ontwikkeling. Er kan enerzijds worden gesteld dat delicten tegen de mensheid alleen kunnen worden gepleegd met behulp van staten e.d. en dat gezagsdragers derhalve functionele immuniteit genieten. Echter, er kan ook worden betoogd dat het gaat om zulke grove schendingen van internationaal recht, dat er een uitzondering kan worden gemaakt op de functionele immuniteit. De (vooralsnog) enige uitzondering op de regel is dat ambtsdragers als zij nog in functie zijn voor het ICC kunnen worden gedaagd. Dit kan echter alleen als de desbetreffende lidstaten partij zijn bij het Statuut van het Internationaal Strafhof dan wel dit Statuut erkennen.

 

Persoonlijke immuniteit komt alleen toe aan staatshoofden, regeringsleiders en ministers van Buitenlandse Zaken. Er zijn echter twee uitzonderingen; sommige diplomaten genieten volledige immuniteit én volledige immuniteit komt ook toe aan vertegenwoordigers van staten die een officieel bezoek brengen aan een andere staat (officiële missies).

 

Week 5

 

SGP-zaak

De wijze van kandidaatstelling van de SGP kan niet worden aanvaard. Doch, hiermee is niet gezegd dat de rechter bevoegd is of in staat zou zijn om de Staat te bevelen specifieke maatregelen te treffen om een einde te maken aan de discriminatie van de SGP ten aanzien van het passief kiesrecht van haar vrouwelijke leden, nu de rechter de bevoegdheid mist om de staat te bevelen wetgeving in formele zin tot stand te brengen. Daarbij zouden andere specifieke maatregelen teveel van politieke aard zijn. Derhalve dienen de beroepen te worden verworpen, zie blz. 880 en 881.

 

In casu komen twee grondrechten met elkaar in botsing, namelijk de grondrechten gelijke behandeling van vrouwen en vrijheid van godsdienst en vereniging. Het grondrecht op gelijke behandeling van vrouwen, houdt in dat ook vrouwen het passieve kiesrecht toekomt. Echter, dit kom in botsing met het recht op vrijheid van godsdienst en vereniging nu het een politieke partij betreft wier streven is gegrondvest op haar godsdienstige overtuiging die vrouwen niet toelaat tot de kandidaatstelling voor verkiezingen voor openbaar gekozen lichamen zie r.o. 4.5.5.

 

Resultaatsverplichting/inspanningsverplichting

De bepalingen van het BUPO kunnen rechtstreeks worden toegepast en leveren een afdwingbaar recht op; het betreft een resultaatsverplichting. Staten dienen een bepaald resultaat te garanderen. De bepalingen van het ECOSOC zijn inspanningsverplichtingen, hetgeen inhoudt dat staten dienen te streven naar bescherming van bepaalde rechten in plaats van deze bescherming te garanderen. Of een individu wel een daadwerkelijk en afdwingbaar recht heeft dat door de staat moet worden beschermd dient door de staat te worden beoordeeld: de beoordelingsruimte is geïncorporeerd in het recht.

 

Mag een grondrecht worden ingeperkt?

  1. Is het artikel van toepassing?
  2. Is er sprake van inmenging?
  3. Is de inmenging gerechtvaardigd geoorloofd?
  • Voorzien bij wet? Het betreft hier een ‘prevention of disorder or crime’
  • Is het noodzakelijk in de samenleving?
    proportioneel, subsidiair, en een pressing social need?

 

Als een inmenging bijdraagt aan het maatschappelijk debat, wordt een dergelijk inmenging sneller geoorloofd. Bij een boek is inmenging minder snel geoorloofd, omdat dat minder mensen bereikt; films bereiken echter meerdere mensen en is inmenging sneller geoorloofd.
 

Absolute vs. relatieve rechten
Mensenrechten kunnen worden onderscheiden tussen absolute en relatieve rechten. Absolute rechten kunnen onder geen enkele omstandigheid rechtmatig worden beperkt. Elke beperking dan wel inbreuk van een absoluut recht is automatisch ook een schending van dat recht.

Relatieve rechten kunnen wel worden ingeperkt, bijvoorbeeld het recht om vrije meningsuiting. Bij de relatieve rechten is er derhalve niet meteen een schending, er kan dus sprake zijn van een rechtmatige inbreuk. Of een inbreuk rechtmatig is dient te worden getoetst aan drie criteria (zie boven).

Vluchtelingen
Het verschil tussen vluchtelingen en vreemdelingen, is dat vluchtelingen vervolgd worden in de staat waar zij verbleven. Alvorens iemand als vluchteling kan worden aangemerkt, dient hij aan drie criteria te voldoen:

  1. Gegronde vrees; dit dient objectief te worden bezien;
  2. vervolging;
  3. toepasselijkheid van vervolgingsgronden, die o.a. bestaan uit nationaliteit, godsdienst, politieke overtuiging e.d.

De beoordeling of iemand kan worden aangemerkt als vluchteling, dient per individu te geschieden.

General Comment
Een General Comment is niet bindend en zou als rechtsbron kunnen worden geschaard onder soft law: het geeft een interpretatie van het recht, maar het is niet-bindend. In casu waren ze boos, omdat de veronderstelling bestaat dat de economische en sociale rechten ‘tandenloos’ zijn. De General Comment heeft twee belangrijke punten

  1. §10: elk sociaal economisch recht heeft een kern dan wel een minimum-grens, hetgeen het minste is wat staten dienen te garanderen. Elke staat heeft dan ook de verplichting om in ieder geval dat minimum na te komen.
  2. Resultaatsverplichtingen zijn veelal rechtens afdwingbaar, dit in tegenstelling tot inspanningsverplichtingen.

 

Osman
Een leraar was een tikkeltje doorgeslagen en heeft de vader van een van zijn leerlingen vermoord. Bij die moord is de leerling ook gewond geraakt. Het EHRM moest de vraag beantwoorden of het Verenigd Koninkrijk de verplichting had om preventieve maatregelen te nemen. Het VK had dit niet gedaan en de vraag was dan ook of er sprake was van een inbreuk op dan wel schending van art. 2 EVRM.

 

In casu is er geen sprake van een schending, maar het VK had wel preventieve maatregelen moeten nemen, hetgeen een positieve verplichting is.

 

Week 6

 

Verbod op gebruik van geweld

Het verbod op gebruik van geweld maakt deel uit van het gewoonterecht art. 4 lid 3 VN-Handvest en dient in samenhang met art. 2 lid 3 VN-Handvest te worden gelezen, hetgeen bepaalt dat lidstaten in geval van een geschil op een vreedzame manier tot een oplossing dienen te komen, teneinde de vrede, gerechtigheid en veiligheid veilig te stellen. Het verbod op geweld ziet op geweld tegen eigendommen, organen en het grondgebied van een andere staat.

 

Het verbod op gebruik van geweld geldt voornamelijk voor staten, maar is tevens van toepassing op internationale organisaties.

 

Het is staten aldus verboden om geweld te gebruiken art. 2 lid 4 VN-Handvest (prohibiton of the use of force). Doch, hierop zijn twee uitzonderingen: ten eerste kan de Veiligheidsraadtoestemming geven om geweld te gebruiken (collective security) art. 24 VN-Handvest. Een tweede uitzondering is het recht op zelfverdediging art. 51 VN-Handvest.

 

Hoofdstuk 6 van het VN-Handvest betreft maatregelen zonder toepassing van geweld. Als deze maatregelen geen effect sorteren, kan er gebruik worden gemaakt van de bevoegdheden dan wel maatregelen genoemd in hoofdstuk 7 van het VN-Handvest, hetgeen maatregelen met geweld betreffen. Hierbij dient wel te worden opgemerkt, dat wanneer de bevoegdheden dan wel maatregelen van hoofdstuk 6 worden toegepast, daarbij toestemming nodig is van de betrokken staten. In geval van toepassing van bevoegdheden dan wel maatregelen van hoofdstuk 7, is geen toestemming van staten nodig, maar kan de Veiligheidsraad ambtshalve handelen.

 

Vredesbewaring

Vredesmachten hebben vijf kenmerken:

  1. Vredesbewaring vindt plaats met toestemming van de staat waar vredesbewaring geschiedt;

  2. vredestroepen worden door de VN ter beschikking gesteld. Dit geschiedt vrijwillig.

  3. vredesmachten zijn neutraal;

  4. vredesmachten staan onder commando en gezag van de Veiligheidsraad;

  5. vredesmachten gebruiken alleen geweld wanneer dat nodig is in geval van zelfverdediging.

 

Er zijn twee vormen van vredesbewaring. Ten eerste robust peacekeeping, hetgeen inhoudt dat vredestroepen zwaarder worden bewapend dan klassieke vredesmachten om een afschrikkende werking te bewerkstelligen. Een tweede vorm is peacebuilding hetgeen is gericht op vredesopbouw. Hierbij worden vredesmachten betrokken bij bijvoorbeeld training van de politie, civiele taken, wederopbouw van overheidsgezag etc.

 

Eenzijdig gebruik van geweld

Eenzijdig gebruik van geweld is alleen toegestaan in geval van zelfverdediging. Het recht op zelfverdediging behoort tot het gewoonterecht en ontstaat wanneer er sprake is van een gewapende aanval tegen de staat. De gewapende aanval kan zijn gericht op het grondgebied, een overheidsinstelling maar ook tegen personen al dan niet buiten het grondgebied van een staat.

 

De gewapende aanval is opgenomen in art. 51 VN-Handvest en is slechts van toepassing in geval van ‘the most grave forms of the use of force’. Daarbij dient de zelfverdediging subsidiair en proportioneel te zijn. Subsidiariteit houdt in dat er geen ander middel meer mogelijk was; proportionaliteit houdt in dat het middel evenredig dient te zijn aan de schendingen die worden veroorzaakt voor de gewapende aanval.

 

In geval van een dreigende aanval heeft een staat het recht om anticiperende zelfverdediging uit te oefenen. Echter, alvorens dit kan worden uitgeoefend dient er te worden voldaan aan het ‘Caroline-criterium’: necessity of self-defence, instant, overwhelming, leaving no choice of means and no moment of deliberation’.

 

Week 7

 

Financieel recht

Het doel van het financieel recht is het verzekeren van financiële en economische stabiliteit om het verkeer van goederen, diensten en kapitaal tussen landen te vergemakkelijken en om de economische groei te ondersteunen. Uitgangspunt hierbij zijn de beginselen van financiële soevereiniteit en monetaire soevereiniteit.

 

Internationaal Monetair Fonds

Het bestuur wordt gevoerd door de Executive Board, bestaande uit 24 leden. Het doel bestaat uit drie aspecten:

  1. Convertibiliteit;
    Wordt ook wel inwisselbaarheid genoemd en is belangrijk voor het handelsverkeer. Immers, grensoverschrijdende transacties zijn mogelijk doordat geld kan worden ingewisseld. Staten dienen er aldus voor te zorgen dat vreemde valuta kunnen worden ingewisseld.

  2. steun bij betalingsbalanstekorten;
    Een betalingsbalanstekort ontstaat doordat er meer wordt geïmporteerd dan geëxporteerd. Een dergelijk tekort kan worden weggewerkt middels bijvoorbeeld een hervormingsprogramma.

  3. wisselskoersbeleid.
    Stabiele wisselkoersen stimuleren de internationale handel. Lidstaten dienen hierbij te streven naar een stelsel waarin zich geen ‘erratische storingen’ voordoen.

 

Handelsrecht

Het handelsrecht bepaalt voornamelijk de bevoegdheden, rechten en plichten van staten en internationale organisaties op het gebied van internationale handel.

 

De vijf belangrijkste beginselen van GATT zijn:

  1. Meestbegunstigingsbeginsel;
    Producten uit alle lidstaten dienen gelijk te worden behandeld.

  2. beginsel van nationale behandeling;
    Soortgelijke producten dienen in een soortgelijke concurrentieverhouding te staan; er mag geen sprake zijn van een voorkeursbehandeling.

  3. verbod op kwantitatieve beperkingen;

  4. afbouw van tarieven;

  5. verbod op concurrentieverstorende praktijken.

 

Investeringsrecht

Regelt de voorwaarden voor investeringen door (onderdanen van) een staat in een andere staat. Het toepasselijke recht bestaat voornamelijk uit gewoonterecht, regionale verdragen en bilaterale verdragen.

 

Investerende staten waren van mening dat schadevergoeding aan drie vereisten moest voldoen:

  1. Prompt;
    onmiddellijke uitkering

  2. adequate;
    volledige waarde van de investering

  3. effective.
    benadeelde partij heeft daadwerkelijk toegang tot de fondsen.

Dit wordt ook wel de Hull-formule genoemd.

 

 

Werkcollege 9

Staatsaansprakelijkheid

Uit art. 1 ARSIWA volgt dat iedere schending van een verplichting (handelen of nalaten) leidt tot internationale aansprakelijkheid. Het bestaan van aansprakelijkheid is onafhankelijk van de vraag naar de feitelijke schade en van de feitelijke claim; deze vragen zijn van belang voor de effectuering van het verhaal.

 

Iedere onrechtmatige daad leidt tot aansprakelijkheid van die staat art. 1 ARSIWA.

Er is sprake van een onrechtmatige daad wanneer een staat handelt of nalaat in strijdt met internationaal recht, waarbij er aan twee cumulatieve voorwaarden dient te zijn voldaan:

1.      Toerekenbaarheid (attributable)

·         Art. 4  ARSIWA: handelingen van alle staatsorganen worden toegerekend aan de staat, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende staatsorganen en hun positie.

·         Art. 7 ARSIWA: ultra-virus handelingen

·         Art 5  ARSIWA: handelingen van een private entiteit waaraan bij wet de bevoegdheid is gegeven overheidstaken uit te voeren. Art. 8 ARSIWA: handelingen van een private entiteit die onder directie, controle of instructie van de staat handelt. Op grond van de Genocide-zaak/Nicaragua dient er sprake te zijn van effectieve controle: financiering, training en levering van wapens waren onvoldoende voor effectieve controle.

·         Art. 11 ARSIWA: handelingen van een entiteit die achteraf door de staat worden goedgekeurd en als eigen worden aangenomen.

·         Overig: Art. 6 ARSIWA

Art. 9 ARSIWA

Art. 10 ARSIWA

 

2.      Schending van een internationale rechtsplicht (constitutes a breach)
Schending is het niet nakomen van een verplichting. Dit is een objectieve vaststelling, de bedoeling/intentie van de staat is derhalve niet ven belang (maar zie art. 39). Waar de verplichting uit voortvloeit is niet relevant; een regel die soft law is levert geen schending op. Maar het maakt niet uit of het voortkomt uit gewoonterecht, verdrag etc.
Er zijn twee basisregels:

1.      Een staat is altijd aansprakelijk voor handelingen van staatsorganen

2.      Een staat is in beginsel niet aansprakelijk voor handelingen van individuen. Doch staten hebben wel de due diligence-verplichting (Corfu Channel-zaak).

Naast een ‘gewone’ schending, kan er ook sprake zijn van een:

·         art. 14       continuerende schending;
Een voorbeeld is het geval in Latijns-Amerika waar mensen veel uit vliegtuigen werden gegooid; er was geen sprake van kidnapping omdat de familie altijd in onzekerheid is gebleven.

·         art. 15       samengestelde schending.
De individuele regels zijn geen schending, maar de combinatie van regels vormt een onrechtmatig regime.

 

Week 9

 

Rechtsherstel

Uit de aansprakelijkheid van staten vloeien twee rechtsgevolgen voort:

1.      Beëindiging van de onrechtmatige daad;
art. 30 ARSIWA

1.      Beëindiging van de onrechtmatige daad als het voortduurt;

2.      Verplichting om waarborgen te geven dat de schending niet zal worden herhaald, als de omstandigheden daarom vragen.
 

2.      Verplichting tot rechtsherstel Chorzów Factory-zaak.
Drie vormen art. 34 ARSIWA:

1.      Restitutie art. 35 ARSIWA
Herstel van de situatie zoals deze bestond vóór het moment dat de onrechtmatige daad werd begaan.

  • Juridische restitutie (intrekken van wetgeving)
  •  Materiele restitutie (retourneren van gestolen goederen)

Tenzij:

  •  Restitutie materieel onmogelijk is;
  •  Restitutie disproportioneel is in verhouding tot compensatie

 

2.      Compensatie        art. 36 ARSIWA

     a) Kan betrekking hebben op alle op geld waardeerbare schade:

  • Door de staat zelf geleden;
  • Schade die is veroorzaakt aan onderdanen ten behoeve van wie de staat diplomatieke bescherming uitoefent.

     - Materiele schade (verlies van inkomsten, medische kosten)

     - Niet-materiele schade (vernederende behandeling, verlies van leven van partners)

          b) causaal verband tussen de onrechtmatige daad en de schade

 

3.      Genoegdoening    art. 37 ARSIWA

1.      erkenning van een schending;

2.      spijtbetuiging;

3.      verontschuldiging;

4.      verklaring voor recht door een internationaal tribunaal.

Het mag niet:

  • disproportioneel zijn; en
  • vernederend zijn voor de staat die de handeling heeft verricht.

 

Week 10

 

Eenzijdige maatregelen

Er zijn twee typen eenzijdige maatregelen:

  1. Retorsies
    Maatregelen die in beginsel niet door internationaal recht zijn verboden, bijvoorbeeld het verbreken van diplomatieke betrekkingen en het verminderen ontwikkelingshulp;
  2. Represailles (countermeasures)
    Maatregelen die an sich door internationaal recht verboden zijn, maar waarvan de onrechtmatigheid wordt weggenomen indien ze worden genomen jegens een staat die een onrechtmatige daad begaat.
  1. Alleen gelaedeerde staten mogen tegenmaatregelen nemen
    Art. 42 ARSIWA
    Een staat wordt als gelaedeerde staat aangemerkt indien de schending van de verplichting:
  1. Jegens die specifieke staat was (bijvoorbeeld een bilateraal verdrag)
  2. Jegens een groep staten of de gehele internationale gemeenschap was en de schending van die verplichting:
  1. Een specifieke staat in het bijzonder in zijn belang treft; of
  2. een integrale verplichting betreft: in een dergelijk geval raakt de schending van een rechtsplicht daadwerkelijk de belangen van alle partijen (een voorbeeld is schending van de verplichting om geen kernwapens te maken dan wel te verspreiden).
  1. art. 51 lid 1 sub a ARSIWA: er dient een beroep te worden gedaan op de aansprakelijke staat om de schending te beëindigen én rechtsherstel te bieden
  2. art. 52 lid 1 sub b jo lid 2  ARSIWA: de staat die tegenmaatregelen wil nemen dient de onderhandelen met de in gebreke blijvende staat. Ondanks dat er moet worden onderhandeld, hebben staten ook het recht om dringende tegenmaatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om zijn rechten te beschermen.
  3. Tegenmaatregelen mogen niet worden genomen wanneer art. 52 lid 3 ARSIWA:
  • De onrechtmatige daad is beëindigd;
  • Het geschil is voorgelegd aan een internationaal tribunaal

Tenzij art. 52 lid 4 ARSIWA:

  • De staat geen uitvoering te goeder trouw geeft aan de procedures inzake geschillenbeslechting
  1. Proportionaliteit art. 50 ARSIWA:

 

Volgens art. 50 ARSIWA zijn tegenmaatregelen per definitie onrechtmatig als zij strijdig zijn met:

  1. Regels betreffende gebruik van geweld zoals neergelegd in het VN-Handvest;
  2. schending van de rechten van de mens;
  3. verplichtingen/regels die represailles verbieden;
  4. dwingend recht/ius cogens.

 

 

Interhandel (Switzerland vs. United States), Judgement – Preliminary Objections

Casus

De VS heeft het preliminaire verweer gevoerd dat er geen sprake is van rechtsmacht door het Internationaal Gerechtshof. In casu is er sprake van een facultatieve verklaring in de zin van art. 36 lid 2, doch er is een temporeel voorbehoud gemaakt door de VS. Zwitserland heeft geen temporeel voorbehoud gemaakt en heeft het voorbehoud dat de VS heeft gemaakt aanvaard. Het preliminaire verweer van de VS ging niet op, op grond van het beginsel van wederkerigheid.

 

 

 

 

Rechtsoverwegingen blz. 333 eerste volzin

Indien een staat een voorbehoud heeft gemaakt, kan op grond van het in artikel 36 lid 2 Statuut besloten beginsel van wederkerigheid ook de andere partij bij een geschil zich op dat voorbehoud beroepen.

 

Arbitrage

De oorsprong is geleden in een verdrag tussen de VS en de UK. Er bestaat geen permanent forum, doch er is wel een Permanent Hof van Arbitrage, gezeteld te Den Haag. Dit hof biedt administratieve ondersteuning. Er worden op twee manieren bevoegdheid verleend:

  1. compromis
  2. compromissoire clausule

 

Bevoegdheid Internationaal Gerechtshof

  1. compromis art. 36 lid 1 IGH
  2. compromissoire clausule
  3. facultatieve verklaringen art. 36 lid 2
    Staten erkennen de bevoegdheid van het IGH onder de voorwaarde dat de andere staat dezelfde verplichting aanvaard. Dit kan ten aanzien van geschillen met betrekking tot:
  • uitlegging van een verdrag;
  • ieder punt van internationaal recht;
  • bestaan van de schending van een internationale verplichting;
  • aard van omvang van de schadeloosstelling van een internationale verplichting.
  1. forum prorogatum

 

Week 11

 

Internationaal en nationaal en nationaal recht

Art. 26 VCLT: Door te stellen dat internationaal recht bindend is, is er nog niet gezegd hoe het precies dient te worden nageleefd. Het beginsel van pacta sunt servanda laat ruimte over voor lidstaten om een regel te implementeren in het rechtssysteem, doch binnen het kader van de internationale regel.

 

Eenheid van de staat

Internationaal recht ziet de staat als eenheid; het maakt niet zoveel uit wie precies bezig is met de implementatie of wie de handeling verricht om de internationaalrechtelijke regel te reguleren in de nationale rechtsorde.

 

Monisme houdt in dat internationaal recht en nationaal recht onderdeel zijn van één rechtsorde, waar zij ook beide deel van uitmaken. Het internationaal recht heeft het primaat boven nationaal recht. Dit betekent dat op het moment dat een verdrag in Nederland is geratificeerd, dat verdrag in Nederland geldt.

 

Het dualisme ziet op de verhouding tussen internationaal recht en nationaal recht als twee gescheiden rechtsordes, waarbij internationaal recht de ene orde vormt en nationaal recht de andere orde. Dit betekent echter niet dat er per definitie een primaat is voor internationaal recht. Het nationaal recht schrijft dit niet voor. Ten tweede is internationaal recht pas geldig in de nationale rechtsorde, wanneer het is omgezet in nationale wetgeving. Het voordeel van dit systeem is dat er nog iemand naar de regels kijkt.

 

Toepassing

  • Wetgever

De wetgever is verantwoordelijk voor het maken van wetten en dat die in overeenstemming zijn met nationaal recht.

  • Uitvoerende macht
    De overheid dient internationaal recht te respecteren. Vooral waar het gaat om beperkingen van de rechten van individuen is dit van belang. De overheid speelt hier een grote rol, bijvoorbeeld bij het toekennen of afwijzen van vergunningen, het vervolgen van misdadigers etc.
  • Rechter
    Alleen de rechter kan oordelen over welke regel al dan niet voorrang heeft boven een andere regel. De rechter is alleen bezig met de toepassing van het recht en alleen het internationaal geldend recht. De Nederlandse rechter heeft een brede bevoegdheid, doch natuurlijk geen onbeperkte bevoegdheid.

 

Toepassing: rechtstreekse werking

Art. 93 Grondwet: Bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisatie, die naar hun aard en inhoud een ieder kunnen verbinden, hebben bindende kracht nadat zij zijn bekendgemaakt.

  1. Wat is de intentie van partijen?
    Wat is de bedoeling van verdragspartijen? Het vaststellen van bedoelingen van staten is ontzettend lastig, maar soms kan het wel. Het kan bijvoorbeeld blijken uit de voorbereidende werken van een conferentie, het verdrag als geheel, de terminologie van het verdrag etc.
  2. Wat is de inhoud van de bepaling?
    Het moet een bepaling zijn die voldoende duidelijk is om als objectief recht zonder nadere uitwerking in de nationale rechtsorde te functioneren. De bepaling dient dus geen nadere regelgeving danwel beleid op nationaal niveau te vereisen.
  • Nee(is er geen nadere regelgeving )? Dan dient de wetgever de bepaling nader uit te werken
  • Ja? Dan mag de rechter de bepaling toepassen.

Een addertje onder het gras is dat er ook regels zijn inzake de macht van de rechter. Als de internationale bepaling de rechter grotere macht toekent dan hem op grond van Nederlands recht is toegekend, dan is die bepaling niet rechtstreeks werkend. Indien dit niet het geval is, kan de rechter bevoegdheden naar zich toe trekken die hem niet zijn verleend.

 

HR Spoorwegstaking

De intentie is niet van belang nu noch uit de tekst, noch uit de totstandkoming van het verdrag valt af te leiden dat zij zijn overeengekomen dat aan art. 6 lid 4 die werking niet mag worden toegekend. Enkel de inhoud van de bepaling zelf is beslissend. Nu niet uit de inhoud kan worden afgeleid dat de rechtstreekse werking niet kan worden toegekend, kan de conclusie worden getrokken dat er sprake is van rechtstreekse werking.

 

Toepassing: inroepbaarheid

Internationaal recht wordt gesloten tussen staten; daarvan afgeleid kan men betogen dat het alleen bindend is voor staten. Deze gedachtegang is echter onjuist.  Wanneer mag een particulier zich beroepen op een regel van nationaal recht? Er moet sprake zijn van een één ieder verbindende verdragsbepaling:

  1. Intentie verdragspartijen?
    Hadden partijen de intentie een inroepbare bepaling op te stellen?
  2. Inhoud van het verdrag?
    Beoogt de regel naar aard en inhoud de belangen van particulieren te beschermen?

 

Indirecte toepassing

Wordt ook wel verdragsconforme interpretatie genoemd; de rechter past de nationaalrechtelijke regel toe op een zodanige manier dat het in overeenstemming is met internationaal recht.

 

 

 

 

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
5796