Week 1
Hoorcollege 1
Voorbeelden internationaal publiekrecht
Het hoorcollege begint met een aantal recente voorbeelden waardoor duidelijk wordt wat internationaal publiekrecht in de praktijk precies betekent:
- Het incident van september 2013 waar een boot van Greenpeace onder Nederlandse vlag zich aan het Russische boorplatform had vastgeketend. Volgens Nederland had Rusland alleen met Nederlandse toestemming de boot mogen betreden;
- Het Srebrenica-arrest waar het de vraag is of de Nederlandse staat of de Verenigde Naties aansprakelijk zijn voor Dutchbat die daar onschuldige burgers om het leven hebben gebracht. De conclusie was dat Nederland verantwoordelijk is;
- MH17 wordt ook kort genoemd, waar verschillende staten en hun rechten samenkomen.
Definitie
Internationaal publiekrecht reguleert primair de betrekkingen tussen soevereine staten. Dat is anders dan internationaal privaatrecht, dat op personen uit verschillende staten betrekking heeft.
Ontwikkeling
Internationaal publiekrecht is in de late Middeleeuwen ontstaan door de vorming van statelijke eenheden en de toenemende globalisering.
Hugo de Groot (1583-1645) – bekend onder zijn Latijnse naam Grotius – wordt gezien als de vader van dit recht. Hij heeft onder andere boeken geschreven over het recht in oorlog en vrede en het zeerecht.
De Vrede van Westfalen (1648) bestaat uit de Vrede van Münster en de Vrede van Osnabrück. Dit heeft gezorgd voor de soevereiniteit van staten en zo dus bijgedragen aan het volkenrecht, ook wel internationaal publiekrecht genoemd.
De term soevereiniteit (afkomstig uit het Latijnse suprema potestas dat hoogste macht betekent) is een begrip bedacht door de Franse Jean Bodin. Bodin vond dat de soeverein vorst boven de adel en steden stond. Hiermee wilde hij de hiërarchie onderstrepen. Dit wordt ook wel de interne werking van de soevereiniteit genoemd.
We kennen ook een externe werking: die van de juridische onafhankelijkheid van de koning ten opzichte van de keizer van de katholieke kerk.
Het gevolg van deze soevereiniteit is dat alle staten gelijkwaardig aan elkaar zijn en dat ieder een exclusieve rechtsmacht in zijn eigen staat heeft – andere staten mogen zich daar dus niet mee bemoeien.
Met rechten zijn ook verantwoordelijkheden gemoeid. Het onderling afspraken maken is de hoofdzakelijke verantwoordelijkheid van het Internationale Publiekrecht.
Bij co-existentie worden de onderlinge verhoudingen van staten geregeld. Zoals het zeerecht en het diplomatieke recht: dit is al heel oud recht, maar geldt nog steeds. Als voorbeeld wordt genoemd dat diplomaten in landen waar ze verblijven niet vervolgd mogen worden, ook niet als ze hun kinderen mishandelen of verkeersboetes niet betalen (recentelijk voorgekomen in Nederland).
In de 20e eeuw is dat veranderd in co-operatie, waarbij gemeenschappelijke doelstellingen verwezenlijkt worden en samen problemen opgelost kunnen worden (denk aan milieu).
Hierdoor is het internationaal publiekrecht ontstaan dat bestaat uit bilaterale (tussen twee landen) en multilaterale (tussen meerdere landen) verdragen. Deze verdragen zijn horizontaal gestructureerd. Hierbij moet goed onthouden worden dat dit recht significant anders is dan het nationale recht. Het internationale recht kent namelijk geen centraal gezag (in de vorm van een internationale wetgever, controlerende macht of rechter), de staten handhaven het recht zelf.
Bronnen
Waar een maatschappij is, is recht. Gevolg daarvan is dat bij een toename van het aantal internationale betrekkingen het internationaal recht ontstond. De bron van dit internationale recht waren in de 16e en 17e eeuw voornamelijk het natuurrecht. Nu kennen we echter het positieve recht (ius positivum) dat door staten wordt gemaakt.
SS Lotus
In het voorgeschreven Lotus-arrest wordt kort de zaak besproken rondom een aanvaring tussen een Turks en een Frans schip. Hierbij zonk het Turkse schip en kwam bemanning om het leven. Bij aankomst van het Franse schip in Istanbul werd de kapitein gearresteerd. De Fransen verzetten zich hiertegen omdat de daad op open zee gebeurde. De Turken wierpen tegen dat zij in principe doen wat ze willen, zolang er geen verdrag is dat anders bepaalt. Hieruit komt de kwestie van bewijslast naar voren. De conclusie van de Hoge Raad was dat de bewijslast bij de eiser hoort te liggen.
De bronnen van het internationaal publiekrecht staan beschreven in artikel 38 van het International Court of Justice (p 414). Deze zijn niet-limitatief, oftewel er zijn ook andere bronnen buiten onderstaand genoemde in het artikel. Er zijn primaire bronnen bestaande uit verdragen, de gewoonte en rechtsbeginselen. Tussen deze drie bestaat geen hiërarchie. De subsidiaire bronnen zijn de doctrine en de nationale en internationale jurisprudentie.
Naast deze bronnen worden ook soft law (niet bindende documenten) en besluiten van internationale organisaties als bronnen erkend.
Het gewoonterecht wordt in artikel 38 omschreven als een ‘general practice accepted as law’. De latijnse term hiervoor is usus, opinio iusis: de algemene praktijk (objectieve benadering) die met rechtsovertuiging wordt aanvaard (subjectieve benadering). Het is moeilijk te bepalen wanneer iets geldt als gewoonterecht, meestal wordt dit door middel van een geschil bepaald.
Als voorbeeld wordt het ontstaan van een voetpad doordat er zoveel voetgangers gebruik van maken genoemd (metafoor). Een concreet voorbeeld is het olie uit de zee halen uit het continentale plat dat bij het land hoort. VS begon hiermee en andere landen volgden. Er is dus een overtuiging dat gebruik van dat pad/het doen van boringen in het continentale plat toegestaan is. Dat is de rechtsovertuiging. Wanneer die ontstaat, is moeilijk te zeggen.
Het gewoonterecht is bindend voor de gehele statengemeenschap (alle landen).
Het gewoonterecht kan middels codificatie worden omgezet in een verdrag. Hoewel verdragen en gewoonterecht op gelijke voet staan – zoals opgenomen in het Weense Verdragenverdrag – wordt er veel meer gebruik gemaakt van verdragen dan gewoonterecht. Het vastleggen op papier vinden veel staten een fijnere manier.
Verdragen hebben verschillende reikwijdtes:
- Formele reikwijdte: verdragen hebben echter alleen binding als staten ermee hebben ingestemd.
- Temporele reikwijdte: daarnaast moeten ze eerst in werking zijn getreden (datum is bepaald in het verdrag) voordat staten eraan gebonden zijn.
- Materiele reikwijdte: en alleen dat wat in het verdrag wordt bepaald, is bindend. ‘Niets meer en niets minder’.
Een verdragsregel kan echter ook een gewoonterecht worden omdat het zo vaak wordt gebruikt. Dan is het als gewoonterecht dus geldig voor alle staten, ook als ze niet bij het verdrag betrokken waren.
Belangrijk is dat verdragen niet in strijd mogen zijn met het dwingend recht, het ius cogens. Voorbeelden van het ius cogens zijn het verbod op genocide en de apartheid.
Werkcollege 1
Het doel van Inleiding Internationaal Publiekrecht is het internationale recht te leren begrijpen. Voornamelijk het karakter, de aard en de vormgeving zijn hierbij aandachtspunten.
Hugo de Groot schreef het Mare Liberum, waarin vastgesteld werd dat de zee vrij was van begrenzing die men op het land kende. Hierop beriep Nederland zich tegenover de Spanjaarden en de Portugezen om de vaart van de VOC op Indië te legitimeren.
Art. 38 Statute of the International Court of Justice is geen limitatieve opsomming. Rechtsbronnen die niet in art. 38 sub b van het Statute of the International Court of Justice staan, staan op gelijke voet met de rechtsbronnen die wel genoemd worden.
Het verschil tussen internationaal gewoonterecht en verdragenrecht is dat internationaal gewoonterecht iedereen bindt en verdragenrecht alleen verdragspartijen, oftewel alleen hen die daarvoor kiezen.
In de Geneva Continental Shelf Case is er geen sprake van gewoonterecht, want het gedrag wat Nederland en Denemarken vertonen is uitgelokt door een verdrag. Zij vertonen geen gewoonterechtelijk verdrag, dus beroepen op internationaal gewoonterecht heeft geen zin.
Vanwege de doorwerking en voorrang van verdragen in Nederland is het van belang om duidelijk vast te stellen of een verdrag voor eenieder verbindende bepalingen heeft. Die vraag is onder andere duidelijk naar voren gekomen in het spoorwegstakingsarrest, waarin werd bepaald dat dat wel zo was en dus dat een stakingsverbod niet kon worden ingesteld. Want met eenieder verbindende bepalingen heeft een verdrag directe werking en voorrang op de Nederlandse wetgeving. Zonder deze bepalingen is dit niet het geval.
Om de rechtsovertuiging te kunnen bewijzen moet er sprake zijn van een uniforme statenpraktijk onder de staten die bij deze regel een bijzonder belang hebben, een algemene erkenning van de rechtsregel, er moet een bepaalde tijd verstreken zijn (dit is niet altijd vereist). Zonder deze aspecten geen rechtsovertuiging.
Casus
Poetin komt op staatsbezoek. Het Wit-Russische staatshoofd ontvangt hem niet persoonlijk, de Russische vlag is niet gehesen en het Wit-Russische volkslied wordt gespeeld in plaats van het Russische volkslied. Poetin is diep beledigd en daagt Wit-Rusland voor de rechter vanwege het schenden van ongeschreven recht. Zal dit slagen?
Nee, want uit de North Sea Continental Shelf Case blijkt dat ceremoniële gebruiken niet onder gewoonterecht vallen. Er is namelijk een usus, maar geen opinio iuris, want nergens blijkt de rechtsovertuiging aanwezig te zijn dat de genoemde bezwaren verplichte onderdelen zijn van een staatsbezoek.
Week 2
Hoorcollege 2
Actualiteit
Na de ramp van MH17 had de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties alle staten en ‘andere actoren’ opgeroepen om mee te werken aan het onderzoek betreffende het ongeluk. De Onderzoeksraad die vervolgens was ingesteld naar deze ramp heeft afspraken gemaakt op de plek te mogen zoeken. Het is echter onduidelijk met wie. Misschien wel met de rebellen. De vraag die hierbij belangrijk is: wanneer zijn actoren rechthebbenden?
Rechtssubjectiviteit
Rechtssubjectiviteit houdt in welke actoren rechten en plichten binnen een rechtsorde hebben en of ze bekwaamheid hebben om die te handhaven.
Nederland erkent natuurlijke personen en rechtspersonen als rechtssubject. Rechtspersonen zijn fictief en gecreëerd door natuurlijke personen om als eenheid deel te nemen in de samenleving. Die zijn weer te onderscheiden in publiek- en privaatrechtelijke rechtspersonen. Deze zijn limitatief opgesomd in artikel 2:1 en 2:3 BW.
In de internationale rechtsorde is er sprake van verticale proliferatie. Er worden namelijk nieuwe subjecten gecreëerd en aan bestaande organen wordt subjectiviteit toegekend.
Staat
Een staat is de meest oorspronkelijke rechtssubject met volledige bekwaamheid die is ontstaan bij de Vrede van Westfalen. In artikel 1 van het Verdrag van Montevideo worden de 4 criteria voor een staat opgesomd. Dit zijn:
- Permanente bevolking, Antarctica kan dus niet als staat worden erkend;
- Afgebakend territorium, de grenzen hoeven niet per se vast te liggen, er was recentelijk nog een conflict tussen Nederland en Duitsland over de grenzen in het Eems-Dollard gebied.
- Er moet een overheid zijn met effectief gezag;
- Bevoegdheid om betrekkingen met andere staten aan te gaan, zo kunnen deelstaten niet als staat worden erkend.
Erkenning
Vroeger, in de 19e eeuw, was erkenning vereist, toen was het een constitutief vereiste. In 1814 begon het Congres van Wenen wat de eerste, internationale conventie was waar staten werden gecreëerd en gewist. Hiermee werd de internationale rechtsorde geschapen.
Erkenning heeft hedendaags een declaratoir effect, het is dus niet meer een vereiste, maar het bevestigt wel het bestaan van een staat.
Erkenning van staten moet onderscheiden worden van erkenning van regeringen. Dit laatste houdt in dat er politieke steun wordt gegeven aan regeringen die claimen het legitieme gezag als enige te vertegenwoordigen. Nederland doet dit in principe nooit. Het erkennen van regeringen is relevant bij burgeroorlogen. (In Syrië bijvoorbeeld: mag de Veiligheidsraad daar ingrijpen na toestemming van de oppositie of van Assad. De internationale rechtsorde had de rebellen namelijk al heel vroeg erkend. Dit vroegtijdig erkennen kan tot praktische en juridische problemen leiden, want het kan als internationaal onrechtmatige daad worden gezien.)
Lidmaatschap van de Verenigde Naties wordt gezien als de ultieme bevestiging van staat.
Ontstaan staat
Er zijn vier manieren waarop een staat kan ontstaan:
- Afscheiding: een deel scheidt zich af van de moederstaat, waarbij de moederstaat blijft bestaan. (Zuid-Soedan)
- Splitsing: één staat houdt op te bestaan en valt uiteen in twee staten. (Tsjecho-Slowakije)
- Absorptie: onafhankelijke staat sluit aan bij andere staat waarbij de aansluitende staat ophoudt te bestaan. (Oost-Duitsland)
- Fusie: twee onafhankelijke staten besluiten samen door te gaan als één staat. (Vietnam)
Afscheiding is de meest gebruikelijke methode voor ontstaan aan een staat, denk aan Schotland, Catalonië, Venetië, de Krim, IS & Noord-Mali.
Het zelfbeschikkingsrecht (art 1 lid 2 Handvest VN) kan een grond zijn voor afscheiding. ‘All peoples have the right of self-determination.’ Dit recht is echter oorspronkelijk bedoeld voor koloniale volken en volken die onder vreemde overheersing stonden. Als een volk kan bestaan binnen het staatsbestel, dan is er geen recht van afscheiding zonder toestemming van de moederstaat.
Het Allard-Pierson museum heeft kunst geleend van musea uit de Krim voor de crisis en moet deze, nu de tentoonstelling is afgelopen, weer teruggeven. Maar aan Kiev, de Krim of misschien zelfs Rusland, waar de Krim nu bij hoort?
Internationale organisaties
De Rijnvaartcommissie in 1915 is de oudste internationale organisatie, die de scheepvaart op de Rijn reguleert. Door samenwerking kan een specifiek doel worden verwezenlijkt zoals de post, luchtvaart of de NAVO. De Europese Unie is een supranationale organisatie en staat boven de lidstaten. Internationale organisaties hebben een rechtspersoonlijkheid, ze kunnen als eenheid deelnemen aan het internationale economische, juridische verkeer. De rechtspersoonlijkheid kan expliciet in een verdrag worden vastgelegd of impliciet worden afgeleid uit de bepalingen in het verdrag. Dit laatste komt voort uit een advies van het Internationaal Gerechtshof dat de VN als een internationale rechtspersoon kan worden gezien.
Rechtspersoonlijkheid
De gevolgen van rechtspersoonlijkheid zijn dat er rechten en plichten (in verdragen) aan kunnen worden gegaan, aan algemene regels van het gewoonterecht wordt gebonden, ze aansprakelijk kunnen worden gesteld wegens schendingen, maar ook andere aansprakelijk kunnen stellen.
De bevoegdheden die hierbij horen zijn expliciet geattribueerd in het verdrag, zo wordt voorkomen dat de organisatie zijn eigen leven gaat leiden. Ook zijn er impliciete bevoegdheden die noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van de toegekende taken en functies.
Voor de besluitvorming worden organen gecreëerd die bij unanimiteit beslissen, dat is in ieder geval het uitgangspunt. Dit is echter moeilijk en dus werken vele ook met een gekwalificeerde meerderheid (2/3 nodig) of gewone meerderheid (de helft +1).
Ook bestaat er het besluit bij consensus waarbij er niet wordt gestemd, maar de voorzitter vraagt welke staat er bezwaar heeft. Bij geen bezwaar, wordt het besluit genomen.
Verenigde Naties
De VN kent 193 leden en zij wordt gezien als de moeder van alle organisaties. De doelstellingen zijn bepaald in de preambule en artikelen 1 en 2 van het Handvest: oorlogen voorkomen en mensenrechten verdedigen. De VN bestaat uit 6 organen en vele andere gespecialiseerde organisaties die zelfstandig zijn en door verdrag gelinkt zijn aan de VN. Een belangrijk doel is het waarborgen van de Vrede en Veiligheid door middel van een verbod op geweld, gehandhaafd door de Veiligheidsraad. Deze mag aanbevelingen doen en besluiten nemen die geweldloos of gewelddadig zijn.
Werkcollege 2
Een rechtssubject is een drager van rechten en plichten en bevoegdheden onder het nationale recht. Een rechtssubject kan dus verder een persoon zijn, een groep personen (zelfs alle personen), bedrijven of staten. Dat is vastgelegd in een verdrag, maar dit verdrag is uitgegroeid tot internationaal gewoonterecht en bindt nu dus ook landen die dit verdrag (Montevideo Convention, 1933) niet hebben ondertekend.
Een staat kan ontstaan door absorptie, splitsing, fusie en afscheiding. Als een staat ontstaat, is het voor erkenning van belang dat deze voldoet aan art. 1 van de Montevideo-Conventie, waarin staat waaraan een staat moet voldoen om als staat aangemerkt te worden. Een staat die al bestaat en erkend wordt, maar dit vervolgens niet volbrengt, wordt aangemerkt als een falende of fragiele staat.
Dit speelt ook in de situatie van Donetsk. Deze staat heeft een permanente bevolking en een duidelijk gedefinieerd territorium. Maar een gezaghebbende overheid staat ter discussie en ze zijn niet bekwaam tot het aangaan van internationale betrekkingen. Donetsk is dus geen staat volgens the Montevideo Convention.
Ook in de jurisprudentie van de zaak van Fretilin tegen de Staat der Nederlanden werd bepaald dat een staat zonder een gezag uitoefenende overheid geen staat kan zijn. Dus Fretilin was dus in deze zaak geen staat, net als Donetsk. De erkenning van de staat, die dus niet geschied is, heeft hier niet zozeer grote invloed, omdat er in beide casussen alleen maar bevestigd wordt wat iedereen al dacht.
De moderne variant op internationale erkenning is een lidmaatschap van de VN. Zo is Palestina ook meer en meer erkend geworden over de tijd, maar op het puur politieke niveau erkent Nederland Palestina bijvoorbeeld nog steeds niet. Palestina is overigens nog steeds geen VN-lid, maar Palestina heeft een non-member observer status. Dat houdt in dat Palestijnse diplomaten bij alle besluiten van de VN aanwezig mogen zijn, maar ze hebben geen stemrecht.
Week 3
Hoorcollege 3
Actualiteit
Dit weekend vond een bijeenkomst van de G20 top in Australië plaats. De G20 is de groep van de 20 grootste wereldeconomieën. Deze groep economieën is enorm belangrijk, maar heeft geen rechtspersoonlijkheid want er bestaat geen verdrag waarin dat bepaald is en ze kennen ook geen eigen organen.
Er is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar de ramp MH17 onder leiding van Nederland in samenwerking met andere staten. Waarom heeft Nederland deze bevoegdheid heeft, wordt in het college uitgelegd.
Jurisdictie
Jurisdictie en rechtsmacht betekenen precies hetzelfde en is afgeleid van de Latijnse term ius dicere. Het betekent “de uitoefening van het staatsgezag”, waar alle regels en activiteiten van de overheid uit voortkomen.
Er zijn drie verschillende manifestaties in de rechtsmacht. Namelijk wetgeving, handhaving en de rechtspraak, die later uitgebreid besproken zullen worden.
Elke staat is onafhankelijk en dus soeverein en uit die soevereiniteit vloeit jurisdictie voort. Dat heeft het Internationaal Gerechtshof (IGH) bepaald in de jurisdictional case (2012).
In beginsel is de rechtsmacht territoriaal beperkt, dus door landsgrenzen, maar soms werkt de rechtsmacht door buiten het territorium. De regels van het internationale publiekrecht bepalen in hoeverre een staat rechtsmacht buiten het territorium mag uitoefenen. Daarbij is het van belang de verschillende manifestaties uit elkaar te houden, want daarin zit een groot verschil.
Reikwijdte
Handhaving
In beginsel is handhaving extraterritoriaal verboden, dus de uitvoerende macht heeft geen macht buiten het nationale territorium. In het Lotus-arrest is dit bevestigd. Alleen indien internationale rechtsregels de handhaving extraterritoriaal toestaan, of wanneer de andere staat toestemming geeft, is het toegestaan. Zo mag de politie dus geen servers hacken die zich in het buitenland bevinden als ze bijvoorbeeld op zoek zijn naar kinderporno. Ook mocht de politie in Panama alleen maar helpen bij opsporing van Kris en Lisanne, na toestemming van de Panamese overheid.
Wetgeving
Er bestaat een grote bevoegdheid om wetgeving ten aanzien van personen in het buitenland toe te passen. Maar deze bevoegdheid is niet onbeperkt, er moeten wel aanknopingspunten bestaan. Deze zijn ondergebracht in beginselen:
- Subjectief territorialiteitsbeginsel: land waar het misdrijf is gepleegd, mag wetgeving van toepassing verklaren.
- Objectief territorialiteitsbeginsel: in het land waar de gevolgen van het misdrijf worden gevoeld, mag wetgeving van toepassing verklaard worden. Wordt ook wel het effectenbeginsel genoemd.
Denk bij het territorialiteitsbeginsel aan de afvuren van pistool in ene land waarbij slachtoffer in het andere land valt. - Actief nationaliteitsbeginsel: wetgeving is van toepassing op de eigen onderdanen die zich in het buitenland bevinden.
- Passief nationaliteitsbeginsel: eigen wetgeving is van toepassing op misdrijven die in het buitenland gepleegd zijn tegen eigen onderdanen
- Beschermingsbeginsel: wetgeving is van toepassing op personen ongeacht nationaliteit of plaats die vitale belangen van de rechtsorde raken. Denk aan valsmunterij.
- Universaliteitsbeginsel: eigen wetgeving van toepassing bij bijzondere misdrijven waarbij een universeel belang wordt geschaad (piraterij) of die zo ernstig zijn dat ze de gehele staatsgemeenschap raken (genocide). De Wet Internationale Misdrijven (WIM) is op deze laatste groep bijzondere misdrijven van toepassing.
Het moge duidelijk zijn dat deze beginselen tot conflicten tussen staten kunnen leiden, want verschillende staten kunnen door deze beginselen bevoegd zijn hun wetgeving toe te passen. Er bestaat echter geen hiërarchie tussen de beginselen en het wordt vaak door gemaakte afspraken opgelost.
Recht van de zee
In de 17e eeuw begon Hugo de Groot met het vaststellen van het recht van de zee in zijn boek Mare Liberum. Van Banckers bedacht de kanonschotregel die tot en met de 20e eeuw van toepassing was. Deze regel hield in dat een kuststaat zeggenschap over dat deel van de zee had tot waar een kanonschot rijkte vanaf de kust.
Nu bepaalt het VN-zeerechtverdrag echter de verschillende zones:
- Territoriale zone: een staat heeft volledige rechtsmacht tot maximaal 12 zeemijl vanaf de laagwaterlijn. Echter geldt wel het recht van onschuldige doorvaart voor alle schepen.
- Aansluitende zone: een staat heeft beperkte bevoegdheden tot maximaal 24 zeemijl vanaf de laagwaterlijn, namelijk die van belasting, immigratie, douane en gezondheidszorg.
- Exclusieve Economische Zone (EEZ): maximaal 200 zeemijl vanaf de laagwaterlijn, daar mag een staat hulpbronnen exploiteren, vissen en wetenschappelijk onderzoek doen.
- Continentaal plat: minimaal 200 en maximaal 350 zeemijl van de laagwaterlijn, daar mag een staat niet-levende hulpbronnen (olie) exploiteren uit de landmassa.
De EEZ en aansluitende zone moeten geclaimd worden door de staat, de andere zones zijn er van rechtswege. Buiten de zones geldt het recht van de volle zee en heeft geen enkele staat soevereine rechten. De opbrengsten van de hulpbronnen op de volle zee komen toe aan de gehele mensheid. Verder geldt de wetgeving van het land onder welke vlag het schip vaart op het schip. Steeds vaker is er sprake van varen onder goedkope vlag, waarbij schepen bijvoorbeeld onder Panamese vlag varen, omdat dit land weinig regels kent waaraan een schip zich dan hoeft te houden.
Arctic Sunrise – schip van Greenpeace
De Arctic Sunrise bevond zich in de Russische Exclusieve Economische Zone toen de Russen het schip enterden. Rusland had daar dus het recht om een olieplatform te bouwen en had daarbij ook recht op een veiligheidszone om dat platform heen. De Arctic Sunrise bevond zich echter buiten de veiligheidszone. Alleen wanneer de Arctic Sunrise illegale visserij had gepleegd, hadden de Russen hun rechtsmacht mogen uitoefenen. Het schip was dus onderworpen aan exclusieve Nederlandse rechtsmacht. Overigens mogen bij hele bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld als het schip strafbare feiten begaat), andere staten wel aan boord gaan.
Reikwijdte
Rechtspraak
Het uitgangspunt is dat de rechtspraak beperkte bevoegdheid heeft extraterritoriaal op te treden. Staten, diplomaten en internationale organisaties hebben namelijk immuniteit, wat inhoudt dat zij niet voor een buitenlandse rechter veroordeeld mogen worden.
De soevereiniteit zou beperkt worden als de ene staat de andere zou kunnen veroordelen. De immuniteit was altijd gewoonterecht en is in 2004 in een VN-verdrag gecodificeerd.
Staten genieten wel immuniteit wanneer zij handelingen verrichten als publieke bevoegdheid (Latijn: acta jure imperii). Wanneer zij echter privaatrechtelijke handelingen verrichten, genieten zij geen immuniteit (Latijn: acta jure gestiones). Denk bij privaatrechtelijke handelingen aan het kopen van bureaustoelen voor een ministerie. Ook bij het aangaan van arbeidscontracten geniet een staat geen immuniteit.
Staatsvertegenwoordigers genieten ook immuniteit. Er wordt onderscheid gemaakt tussen functionele immuniteit voor bijvoorbeeld politie, ambtenaren of politici waarbij de in officiële hoedanigheid verrichte handelingen immuun zijn. Voor het staatshoofd, de regeringsleider en de minister van buitenlandse zaken geldt persoonlijke immuniteit. Alles wat zij doen geniet immuniteit ook wat zij voor hun ambtstermijn gedaan hebben. Dit is bevestigd in de Warrant case.
Werkcollege 3
Lijstje belangrijke beginselen internationale jurisprudentie
- Actief nationaliteitsbeginsel: Nederlandse dader die misdrijf in het buitenland pleegt mag vervolgd worden door de Nederlandse rechter op grond van dit beginsel.
- Passief nationaliteitsbeginsel: iedereen, ongeacht nationaliteit, die een Nederlander tot slachtoffer maakt van zijn misdrijf, kan vervolgd worden door de Nederlandse rechter op grond van dit beginsel.
- Objectief territorialiteitsbeginsel: Als de gevolgen van het gepleegde misdrijf merkbaar zijn in Nederland, mag de dader vervolgd worden in door de Nederlandse rechter op grond van dit beginsel. Omdat het gaat om de effecten van een misdrijf, wordt dit beginsel ook wel het ‘effectenbeginsel’ genoemd.
- Subjectief territorialiteitsbeginsel: Als het misdrijf in een bepaald land begint, dan mag de rechter van dat land de dader vervolgen op grond van dit beginsel.
- Beschermingsbeginsel: iemand die een misdrijf pleegt wat de vitale delen van de staat raakt (bijvoorbeeld de koning), die kan op grond van dit beginsel door de Nederlandse rechter worden veroordeeld, ongeacht de nationaliteit van de dader.
- Universaliteitsbeginsel: als het gaat om misdrijven die de gehele statengemeenschap aangaat, dan mag (ook) onze rechter deze daders, ongeacht de nationaliteit, veroordelen.
Belangrijk: op tentamens gaan ze je verwarren met termen als het actieve territorialiteitsbeginsel of het subjectief nationaliteitsbeginsel. Deze begrippen bestaan niet. Blijf daar zeer alert op.
Vier stroken van de zee waar je recht op hebt
De territoriale kuststrook is niet meer dan 12 zeemijl. De kuststaat heeft hier volledige soevereiniteit op. Alleen onschuldige doorvaart mag hier nog wel plaatsvinden.
De aansluitende zone, als die geclaimd wordt, is ook niet meer dan 12 zeemijl. Deze sluit direct aan op de territoriale kuststrook. De kuststaat kan wetten met betrekking op emigratie, hygiëne en dergelijke geldig maken.
De exclusieve economische zone is maximaal 200 zeemijl. Alleen de kuststaat die de EEZ in beheer heeft, mag de natuurlijke bronnen hier soeverein gebruiken. Deze hoeft niet geclaimd te worden.
Het continentale plat wordt van rechtswege verkregen, maar dan moet er wel sprake zijn van een continentaal plat voor de kust. De jurisdictie over het continentale plat is over een gebied van minimaal 200 zeemijl en maximaal 350 zeemijl groot. De kuststaat heeft ook hier exclusieve rechten op.
Belangrijk: de afstanden worden gemeten vanaf de laagwaterlijn, oftewel de grens tussen land en zee bij eb.
Immuniteit
Immuniteit houdt in dat je niet aansprakelijk gesteld kan worden voor wat je hebt gedaan. Normaal gesproken is iedereen die ergens verantwoordelijk voor is daar ook aansprakelijk voor. De uitzondering op die aansprakelijkheid is de immuniteit. Deze komt in twee varianten.
Functionele immuniteit: immuniteit die toekomt aan degene die een bepaalde taak doet. Dit is niet voor privéhandelingen.
Absolute (persoonlijke) immuniteit: immuniteit die niet alleen voor arbeidshandelingen, maar ook voor privéhandelingen geldt. Deze wordt bij hoge uitzondering verleend, zoals aan het staatshoofd en aan de minister van Buitenlandse Zaken.
Week 4
Hoorcollege 4
Inleiding
In het nationale recht is het verbintenissenrecht regelend recht tussen mensen die voortvloeien uit overeenkomsten en onrechtmatige daad. In het internationale publiekrecht is dit in het verdragenrecht geregeld. Ook de gevolgen van de aansprakelijkheid, wanneer de nakoming niet wordt nagekomen, wordt besproken.
Hedwigepolder – Scheldeverdrag
Naar aanleiding van het Scheldeverdrag tussen Nederland en het Vlaamse gewest moet de Hedwigepolder ontpolderd worden. Dit vloeit voort uit de Europese verplichtingen voor natuurbehoud. Maar Nederland schortte de verplichting om te ontpolderen op en België vond dat niet zo leuk. Naar aanleiding van wat in het college wordt besproken, blijkt dat Nederland de verplichting wel moet nakomen en hebben dat uiteindelijk ook gedaan.
Verdragenrecht
Het verdragenrecht is grotendeels internationaal gewoonterecht dat in 1969 gecodificeerd is in het Weens verdragenverdrag (WVV). Het regelt de regels omtrent het sluiten van verdragen.
De formele reikwijdte van dit verdrag kun je vaststellen door naar de ‘Final provisions’ te kijken aan het einde van het verdrag. Daarin staat welke staten partij zijn bij dit verdrag en dus welke staten zich aan het verdrag moeten houden.
De temporele reikwijdte staat in art. 4 WVV en bepaalt dat er geen terugwerkende kracht geldt. Het Weens verdragenverdrag geldt dus alleen voor verdragen die na dit verdrag zijn gesloten.
De materiële reikwijdte houdt in dat het alleen betrekking heeft tussen staten die verdragen hebben gesloten (en dus niet voor internationale organisaties, die hebben weer een apart Verdragenverdrag.
Dat het Scheldeverdrag met het Vlaamse gewest is gesloten (wat geen staat is), maakt in dit geval niet uit want het heeft toestemming om dat te doen van het Koninkrijk België. Het Weens verdragenverdrag bestaat uit regelend recht en is alleen van toepassing als staten in hun onderlinge verdrag niets geregeld hebben.
Verdrag
Een verdrag geldt pas als er een geldige rechtshandeling is, dat wordt in art. 2 WVV van het verdrag een ‘consent to be bound’ genoemd – hoe ze dat weer kunnen doen staat in art. 11 WVV, namelijk door handtekening te zetten en door het verdrag te ratificeren/bekrachtigen. Een verdrag komt tot stand door een gevolmachtigde, dat is een natuurlijke persoon die de staat vertegenwoordigt. Zij moeten die volmacht ‘full powers’ op een schriftelijk geschrift hebben. Staatshoofden, regeringsleiders en ministers van buitenlandse zaken hebben geen expliciete volmacht nodig. Zonder geldige volmacht komt er geen geldig verdrag tot stand.
De gebruikelijke procedure is dat de vertegenwoordigers onderhandelen over het vaststellen van de tekst, daarna wordt het door de minister ondertekend. Die ondertekening bewijst dat staten voornemend zijn zich te binden aan het verdrag. Als laatste vraagt de regering toestemming aan het parlement waarna de minister het verdrag ratificeert. In een democratische rechtsstaat is het namelijk van belang dat het parlement instemt. Toch is de ondertekening wel van belang want na de ondertekening mag een staat niet meer in strijd met het doel/ de strekking van het verdrag handelen. Het doel van een verdrag blijkt vaak uit de preambule. Enige tijd na de ratificatie treedt het verdrag in werking.
Rechtsgevolgen
Als het verdrag in werking is getreden, moeten de staten hun verplichtingen nakomen (Latijn: pacta sunt servanda). De territoriale reikwijdte bepaalt dat in het hele gebied de verplichting moet worden nagekomen, tenzij er is bepaald dat het tot een kleiner gebied is beperkt. Er bestaat volledige contractsvrijheid, maar er mag niet in strijd met het dwingend recht worden gehandeld. Er bestaat enige onduidelijkheid over wat dwingend recht precies is, maar in ieder geval het verbod op genocide, rassendiscriminatie, slavernij, apartheid en foltering. Dit is ook door het Internationaal Gerechtshof bevestigd.
Staten kunnen ook een voorbehoud maken ten aanzien van een aantal verdragsbepalingen waar ze bezwaar op hebben. Een staat wordt dan wel partij bij het verdrag, maar niet alle bepalingen zijn dan bindend.
Wilsgebrek
Wilsgebrek kan leiden tot nietigheid (van rechtswege) of vernietigbaarheid van een verdrag. Het verdrag wordt dan geacht nooit tot stand te zijn gekomen. Door bedreiging (met geweld) tegen de tussenpersoon of in strijd met de normen van dwingend recht kan een verdrag nietig worden verklaard (artt 51 – 53 WVV). Door onbevoegdheid van de gevolmachtigde, dwaling, fraude en corruptie is een verdrag vernietigbaar (artt 46, 48-50 WVV).
Beëindiging
Verdragen kunnen door een staat alleen beëindigd worden na instemming van de andere staat of door bepalingen in het verdrag. Er zijn ook uitzonderlijke omstandigheden. Als de tegenpartij het verdrag schendt, door overmacht (de staat kán niet meer nakomen) of onvoorzienbare omstandigheden, kan een verdrag worden beëindigd. Deze gronden worden zelden aangenomen. Beëindigding heeft geen terugwerkende kracht en werkt vanaf het moment van de beëindiging.
Aansprakelijkheidsrecht
In het internationaal publiekrecht wordt geen onderscheid gemaakt tussen wanprestatie of onrechtmatige daad en ook niet tussen civiel recht en strafrecht. Veel bepalingen van het aansprakelijkheidsrecht zijn regels van gewoonterecht. Maar deze zijn gecodificeerd in Drafts Articles on the Responsibility of States (DARS) door de International Law Commission (ILC). ILC is door de VN opgericht met als doel om het gewoonterecht te codificeren en nieuwe regels op te stellen om het recht te ontwikkelen.
Een staat is aansprakelijk als het een onrechtmatige daad heeft gepleegd die toerekenbaar is en die een schending van een rechtsplicht inhoudt. De bron van deze rechtsplicht is hierbij niet bepalend, schendingen van alle rechtsbronnen leiden tot een onrechtmatige daad.
De Drafts Articles on the Responsibilithy of International Organisations (DARIO) regelen de aansprakelijkheid van internationale organisaties.
Werkcollege 4
Weens Verdragenverdrag
Het Weens Verdragenverdrag bevat internationaal gewoontelijkrechtelijke rechtsregels die voor alle staten gelden. De regels die hier niet onder vallen, zijn alleen geldig onder de verdragspartijen. Het Weens Verdragenverdrag bepaalt de eisen waaraan een geldig verdrag moet voldoen om juridisch bindende kracht te hebben, hoe de ondertekening verloopt, hoe de beëindiging van een verdrag in zijn werk treedt et cetera. Het WVV is opgesteld door het ILC.
International Law Committee
Het ILC bestaat uit rechtsgeleerden uit elk rechtssysteem. Zij komen tot codificatie van gewoonterecht door middel van nadenken en overleggen. Ook stellen zij andere regels op die niet van gewoonterechtelijke aard zijn. Vervolgens overweegt de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties of zij deze regelgeving ter kennisgeving aannemen. Als zij dit doen, dan wordt dit een verdrag opgesteld, waar vervolgens staten partij bij kunnen worden.
DARS & DARIO
De DARS en de DARIO zijn voorbeelden van een verdrag van de ILC. Het zijn gewoonterechtelijke artikelen die beschrijven hoe de verhoudingen tussen staten liggen (DARS) en hoe de verhoudingen tussen staten en internationale organisaties.
De DARS regelt staatsaansprakelijkheid bij een internationale onrechtmatige daad, internationale verantwoordelijkheid en implementatie van deze verantwoordelijkheid. Alleen staten zijn rechtssubjecten bij dit verdrag.
De DARIO regelt aansprakelijkheid van internationale organisaties bij een onrechtmatige daad, een internationale organisatie die niet waarmaakt waar die voor opgericht is, verantwoordelijkheid van een internationale organisatie in samenhang met een gedraging van een staat, inhoud van aansprakelijkheid van internationale organisaties en de implementatie van deze verantwoordelijkheid.
Oftewel, de verdragen zijn voor een heel groot deel overlappend.
Het doel van de DARS en de DARIO is het doorbreken van de immuniteit van staten en internationale organisaties op aanspraakbaarheid als dit nodig is (omdat de staat en / of de internationale organisatie een onrechtmatige daad begaat).
Week 5
Hoorcollege 5
Handhaving en geschillenbeslechting
Bijna alle staten houden zich aan bijna alle regels van het internationale recht. Dit is de grote meerderheid die goed gaat, dus dit is minder interessant voor de jurist. Hier komen namelijk niet de interessante kwesties vandaan. Juristen bestuderen de uitzonderingen, namelijk de schendingen. Schendingen zijn overigens vrijwel nooit opzettelijk. Vaak is er sprake van onmacht.
Vooral bij multilaterale verdragen zit er soms speciale verdragsorganisatie in die nakoming vordert. Soms zijn dit vertegenwoordigers, soms zijn dit experts (als het een verdrag op functioneel gebied betreft). Ook kunnen staten ervoor kiezen een internationale organisatie in het leven te roepen met vergaande bevoegdheden en rechtspersoonlijkheid. Voorbeelden zijn IAEA (internationaal atoomagentschap) en CPCW (ziet toe op naleving verbod chemische wapens).
Bij absentie van een dergelijke organisatie moeten staten zelf handhaven. Bijzondere typen sancties zijn de tegenmaatregel, art. 22 DARS, waarin een tegenmaatregelen als reactie op een onrechtmatige daad (binnen bepaalde kaders) goedgekeurd wordt.
Omdat staten soeverein zijn, moeten zij voor elke veroordeling die de rechter doet, toestemming geven. Zonder toestemming geen bindende arbitrage.
Rechtspraak is in het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Deze volgt altijd hun eigen (formele) procedure. De rechtbank heeft rechtspersoonlijkheid en bindende uitspraken.
Arbitrage doet in eerste instantie niets, bestaat alleen op papier of zelfs helemaal niet, totdat er een geschil opdoet. Procederen is informeler van aard. Vorm wordt door de partijen bepaald. Dan wordt het arbitragetribunaal samengesteld, wat ook bindende uitspraken doet. Nadat het geschil is opgelost, wordt de arbitragerechtbank opgeheven.
Omgang met geschillen kan op drie manieren. Je schrijft ofwel een clausule voor als een bepaald geschil zich opdoet, je spreekt af wat je doet in het geval er een geschil voordoet (belofte om naar de rechtbank te gaan of een arbitragetribunaal te stichten) of je wacht tot een geschil zich voordoet en overlegt dan met elkaar.
Prorogaat invoeren: expliciete ondubbelzinnige instemming met de rechtsmacht door middel van gedrag.
Rechtbank
De rechters bij het Internationaal Gerechtshof (International Court of Justice, ICJ) worden gekozen voor een termijn van negen jaar. Daarna kunnen zij herkozen worden. Als een staat medewerking weigert te vertonen, dan moet er op grond van art. 2 handvest van de VN gekozen worden voor een vreedzame aanpak. Welke dat is buitenom de rechter, mag de staat zelf bepalen.
Geschillen tussen Bedrijven en Staten
De VS en de EU zijn overeengekomen om de onderlinge handel te bevorderen. Hierdoor kunnen er geschillen ontstaan tussen Europese bedrijven en de Amerikaanse overheid en andersom. Het Interstate State Dispute Settlement (ISDS) staat bloot aan veel kritiek. Ook hier gelden de normale regels omtrent staatsinstemming en bindendheid van de uitspraken.
In Bilateral Investment Treaties zijn twee staten onderling de verbintenis aangegaan om investeringen in elkaars landen van elkaars burgers toe te zullen staan. Nederland is ongeveer 200 van deze type verdragen aangegaan. Bij een geschil kan er een beroep gedaan worden op de instemming met arbitrage.
Individu tegen staat
Ook de burger is volgens de VN rechtssubject. In het UVRM staat uitgeschreven wat de individuen tegen hun staat mogen uitrichten. Het UVRM is soft law, dus daar kan geen beroep op worden gedaan, met uitzondering van de artikelen die gewoonterecht codificeren. Die zijn voor de hele statengemeenschap namelijk bindend. UVRM is een van de grote drie als het gaat om mensenrechtencodificaties. De andere twee zijn het IVBRP en het IVESCR.
Individu heeft in het internationale publiekrecht ook plichten. Deze zijn voornamelijk het naleven van de wetten en met name geen activiteiten ondernemen die veroordeeld kunnen worden onder het universaliteitsbeginsel.
Werkcollege 5
Internationale rechtsorde
Rechtsorde op internationaal niveau is horizontaal op grond van het soevereiniteitsbeginsel. Alle staten zijn gelijk en hebben dus geen gezag over elkaar. Vandaar de afwezigheid van een internationale wetgever, internationaal bestuur of een internationale rechter. Naleving van regels gebeurt vaak vanzelf, omdat de staat hier belang bij heeft en dit dus wil.
Arbitrage en rechtspraak
Geen internationale rechtbank, maar toch rechtspraak? Dit zit hem in de wil van staten om internationale regels na te leven. Op internationaal gebied is er namelijk alleen rechtspraak als de staat instemt met het accepteren van het gezag van de rechtbank.
Rechtspraak is de rechtspraak door de International Court of Justice in Den Haag, die hun eigen manier van procederen volgt. Deze rechtbank bestaat permanent en staat open voor elke zaak.
Arbitrage is iets aparts. Het is een rechtbank samengesteld door de partijen, voor de geschilbeslechting en als dat gedaan is, houdt het arbitragetribunaal op te bestaan. Arbitrage is niet gebonden aan locaties, vormvereisten en procedures. Deze stellen de partijen zelf samen.
Totstandkoming arbitrage en rechtspraak
Een compromissoire clausule is als de partijen afspreken wat ze gaan doen als een geschil zich voordoet. Deze clausule wordt bij het verdrag gevoegd en gelijktijdig met het verdrag ondertekend.
Hierop lijkt de compromis, waarin partijen ook afspreken wat ze doen met een clausule. Alleen bij een compromis wordt dit afgesproken nadat het geschil ontstaat. Dus in tijd: geschil doet zich voor → compromis tussen de partijen bij dit geschil.
De facultatieve clausule doelt op specifieke geschillen, waarbij ze van tevoren zien aankomen dat er op dat deel van het verdrag geschillen kunnen ontstaan. Dan gaat voor die specifieke categorie geschillen een aparte manier bedacht worden hoe de geschillen beslecht kunnen worden.
Forum prorogatum: als er geen verweer gevoerd wordt tegen de bevoegdheid van de rechter, maar wel tegen de hoofdzaak, dan mag uit het gedrag van de staat afgeleid worden dat deze de rechtsmacht van de rechter accepteert.
Retorsies en represailles
Retorsies en represailles zijn beide tegenmaatregelen op de internationale onrechtmatige daad van een ander.
Retorsies: zijn nooit onrechtmatige daden, eerder onvriendelijke daden. Het is bijvoorbeeld het niet op komen dagen naar een staatsbezoek naar een staat die een week voordat het staatsbezoek plaats zou vinden een internationale onrechtmatige daad begaat.
Represailles zijn internationale onrechtmatige daden, gerechtvaardigd door een eerdere internationale onrechtmatige daden van een andere staat. Causaal verband is hier wel een vereiste.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
International law
- Exam Questions Public International Law
- Summary of Handbook of International Law by Aust
- Summary of International Law by Shaw: 7th edition
- Aantekeningen bij de hoorcolleges van Public International Law
- Public International Law (PIL) - B1 - Rechten - UU - Aantekeningen hoorcolleges
- Artikelen Inleiding Internationaal Publiekrecht 1617
- Hoorcollege aantekeningen internationaal recht
- Werkgroepaantekeningen internationaal recht
- Arresten Internationaal Recht
- Oefenpakket Internationaal Recht
- Aanvullende 3 arresten Inleiding internationaal en Europees recht
- Tentamenvragen: Inleiding Internationaal en Europees Recht
- Begrippenlijst Inleiding Internationaal en Europees Recht
- Samenvatting van Inleiding tot het Nederlandse Internationaal Privaatrecht van Strikwerda en Schaafsma - 10e druk
- Stamplijst bij Internationaal Publiekrecht als Wereldrecht van Schrijver
- Oefententamens Internationaal Recht
- Supersamenvatting Internationaal Recht
- Supersamenvatting bij de 5e druk van Kern van het internationaal Publiekrecht van Nollkaemper
- Collegeaantekeningen Inleiding Internationaal Publiekrecht
- Artikel Kroniek internationaal publiekrecht
Contributions: posts
Spotlight: topics
International law
International (public) law: summaries + tips
- Lees verder over International law
- 1987 keer gelezen
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
5897 | 1 |
Add new contribution