Collegeaantekeningen Bestuursrecht 1, RUG, Rechtsgeleerdheid jaar 1

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op de colleges van 2015-2016



College 1

Wat is bestuursrecht?

Bestuursrecht strekt zich uit tot allerlei zaken waar we in het dagelijkse leven mee te maken hebben. In het bestuursrecht staat de relatie tussen de overheid en de burger centraal. Waar je normaal te maken hebt met een andere burger, zoals in het civiele recht heb je nu twee heel verschillende partijen. Deze partijen hebben allebei een ander doel. Als natuurlijk persoon, burger heb je een persoonlijk doel wat je tegenover de overheid verdedigt terwijl de overheid het algemene belang behartigd en dus niet dat van zichzelf. De overheid bestaat dan ook niet met het doel om zelf winst te maken.

We hebben het over het recht VAN, VOOR en TEGEN het overheidsbestuur. Wanneer we het over de rechten VAN het bestuur hebben, hebben we het over de rechten en de instrumenten die de overheid heeft om te besturen. Bijvoorbeeld besluiten en feitelijk handelen. Het recht VOOR het bestuur gaat over de normen waaraan de overheid gebonden is, zoals de wet en (ongeschreven) rechts(beginselen.) Het recht TEGEN het bestuur gaat over de rechten die een andere partij heeft tegenover het bestuur. Bij dit recht gaat het om rechtsbescherming tegen het bestuur en voorbeelden hiervan zijn bezwaar, beroep en hoger beroep.

Het bestuursrecht kenmerkt zich door de bijzondere positie van de overheid. De overheid mag meer dan een andere organisatie of een gewone burger. De overheid heeft een zogeheten monopolie positie. Monopolie betekent een alleenrecht ergens op. De overheid heeft daarmee exclusieve publiekrechtelijke bevoegdheden. Ze mag eenzijdige beslissingen nemen over burgers die ook moeten worden gehandhaafd. Er is dus sprake van ongelijkheid tussen de burger en de overheid.

De overheid mag ingrijpen in de rechtspositie van individuen. De bevoegdheden hebben daarmee grote gevolgen voor de burgers. Ze moeten daarom zoveel mogelijk aan banden worden gelegd.

Een manier om dit te waarborgen is de overheid te verplichten zich te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bijvoorbeeld het rechtszekerheidsbeginsel, het legaliteitsbeginsel et cetera. Uit die beginselen vloeien vaak andere regels voort.

De verhouding tot andere gebieden

Het bestuursrecht verschilt nogal van andere rechtsgebieden, zoals net ook al benoemd. In het privaatrecht is er bijvoorbeeld sprake van particuliere belangen van de twee partijen terwijl er bij geschillen in het bestuursrecht altijd algemene belangen meespelen. Het privaatrecht regelt dan ook de rechtsbetrekking tussen burgers terwijl in het bestuursrecht de rechtsbetrekking tussen de overheid en de burger bedoeld wordt.

Een ander verschil met het privaatrecht is dat in het privaatrecht moet worden gekeken naar de wilsovereenstemming en de geldigheid van bepaalde handelingen om te zien of ze gelden, er is sprake van gelijkwaardige partijen. In het bestuursrecht is er sprake van een eenzijdige rechtsvaststelling en ongelijkwaardige partijen. Een voorbeeld hiervan maakt dat duidelijk. Een privaatrechtelijk geschil zou kunnen zijn dat buurman A een fiets heeft gekocht van buurman B. A heeft betaald maar B levert niet, of niet goed. Dit is een voorbeeld van twee gelijkwaardige partijen. In het bestuursrecht zou er sprake kunnen zijn van dezelfde buurman A die naar de gemeente gaat en een vergunning aanvraagt tot het opstarten van een fietsenwinkel in zijn garage. De gemeente wijst dit af. Hier is sprake van een bestuursrechtelijke handeling. Er is sprake van een negatieve bestuursrechtelijke handeling. Maar daarover later meer.

Het bestuursrecht verschilt ook in verhouding tegenover het strafrecht. Er is wel net als bij het bestuursrecht sprake van publiekrecht maar in het strafrecht is men gericht op handhaving en sanctionering. De rechter heeft hierin een centrale rol. In het bestuursrecht is dat voornamelijk het bestuursorgaan. In het bestuursrecht vindt men het vooral belangrijk, na overtreding van een bestuursrechtelijk voorschrift, iets in de oude staat te herstellen. Daar gaat het niet om het bestraffen van de overtreder zelf.

Weer wat anders is het staatsrecht. Ook hier is er sprake van het publiekrecht. Een echt onderscheid is erg lastig. De overheids- (bestuursorganen) spelen ook hier een rol en veel bestuursrechtelijke begrippen komen ook in dit onderwerp weer terug.

Een verschil met het bestuursrecht en het staatsrecht is dat bij het bestuursrecht vooral wordt gekeken naar de verhouding van het bestuursorgaan tot de burger en andersom. Er worden rechtsregels gegeven die gelden tegenover of voor het handelen tegenover burgers. In het staatsrecht gaat het over de organen zelf. Wat mogen zij binnen die organisatie allemaal doen. een tweede verschil is dat er bij het bestuursrecht een specifiek handhavingsrecht bestaat. Dat bestaat bij overtreding van het staatsrecht niet.

Het laatste in het hoorcollege benoemde verschil is de verhouding van het bestuursrecht met betrekking tot de EU en het internationale recht. Er bestaat ook internationaal bestuursrecht. Veel regels uit de EU en het internationale recht spelen ook in Nederland op bestuursrechtelijk gebied mee. Soms is het lastig om te bepalen wat welk recht is.

Het recht van, voor en tegen de overheid

We belanden weer aan bij het recht van, voor en tegen het bestuur. Ten eerste VAN. Welke instrumenten heeft de overheid en wie is die overheid nou eigenlijk?

De overheid is eigenlijk net als in het staatsrecht de minister, de gedeputeerde staten, de burgemeester, wethouders, Mijnraad, Technische commissie bodembeweging et cetera, et cetera. Alle organisaties met publiekrechtelijk gezag zouden eventueel tot overheidsorgaan kunnen worden benoemd. Overheidsorganen hebben dus instrumenten die zij kunnen inzetten tegenover de burger. Dit kan bijvoorbeeld een vergunning zijn, maar ook een winningsplan, een concessie, een instemmingsbesluit of een bestemmingsplan zijn. Al deze besluiten zijn publiekrechtelijke rechtshandelingen. Rechtshandelingen omdat ze iets veranderen in de ‘wereld van het recht’ en publiekrechtelijk omdat zij tot de exclusieve overheidsbevoegdheden behoren. Een exclusieve overheidsbevoegdheid vloeit eigenlijk altijd voort uit de wet. De overheid moet namelijk altijd handelen op grond van de wet. (fluoriderings- en methadonbrief- arrest). Maar daarover later meer.

De normen VOOR de overheid zijn de normen waar de overheid aan moet voldoen. Het zijn geschreven (wettelijke normen) waaraan ze moeten voldoen maar ook de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoals het gelijkheids- en het vertrouwensbeginsel. Zoals net ook al gezegd mag een overheid nooit handelen zonder goede (onderbouwde) reden. (motiveringsvereiste) Bijvoorbeeld het afwijzen van een vergunning. Daarvoor moet wel een goede grond bestaan.

Rechtsbescherming TEGEN de overheid is misschien iets wat het meest dichtbij staat. Rechtsbescherming kan op allerlei terreinen en in allerlei stadia plaatsvinden. Zo zijn er voorafgaand aan het verlenen van een vergunning allerlei mogelijkheden tot invloed voor de burger. Hij moet namelijk gehoord worden en hij mag zijn zienswijzen naar voren brengen. Nadat de toestemming is verleend kan er bijvoorbeeld bezwaar of beroep worden ingesteld waarvoor allerlei wettelijke regels zijn beschreven.

De wettelijke grondslag

In de democratische rechtsstaat waarin wij leven is het belangrijk dat de overheid niet alle absolute macht in handen krijgt en zodoende niet meer door iemand kan worden gecontroleerd. In Nederland is er sprake van een (gedeeltelijke) scheiding der machten en wordt de overheid enigszins beperkt door grondrechten. De grondrechten zijn fundamentele rechten die door de overheid niet zomaar mogen worden aangetast.

Een derde manier van controle van de overheid is onafhankelijke/onpartijdige rechterlijke controle en een vierde mogelijkheid, misschien wel een voortvloeisel van de scheiding der machten is de wetmatigheid van bestuur waar het legaliteitsbeginsel uit voortkomt. Dat betekent dat het handelen van het bestuur allemaal moet berusten op bepalingen.

Het handelen van het bestuur dient dus te berusten op een wettelijke grondslag. Overheidsgezag dient voort te komen uit het recht en is daar ook aan verbonden. De reden hiervoor is rechtszekerheid door de voorspelbaarheid maar ook gelijkheid, (iedereen wordt gelijk behandeld) en democratische legitimatie. Dat laatste betekent dat de burgers uiteindelijk inspraak hebben op overheidshandelen omdat wij uiteindelijk (na een hele boel tussenstapjes) invloed uitoefenen op de wet.

Het overheidshandelen kan zowel negatief als positief zijn. Negatief overheidsoptreden is belastend optreden. Dit is handelen dat ingrijpt in de vrijheid of het eigendom van burgers door geboden en verboden. Hiervoor is ALTIJD een uitdrukkelijke wetsgrondslag vereist. Voorbeelden hiervan zijn het opleggen van een gebiedsverbod maar ook het uitgeven van een vergunning. Het feit dat je een vergunning moet vragen is al negatief.

Positief handelen is presterend overheidshandelen. Je krijgt als het ware een cadeautje van de overheid. Positief handelen vereist ook bijna altijd een wettelijke grondslag, alleen kleine incidentele gevallen kunnen daarvan afwijken.

Wanneer je moet uitzoeken of iets positief of negatief is moet je kijken of iets ook maar enigszins ingrijpt in iemands rechten. Als er van een eerdere handeling al was uitgemaakt of iets positief of negatief was en deze handeling volgt daaruit, dan is deze handeling altijd hetzelfde. Zo is het uitgeven van een vergunning altijd negatief. Wanneer deze vergunning wordt ingetrokken is het ook altijd negatief. Alleen de reden omdat diezelfde vergunning eerder ook al als negatief overheidshandelen werd gekwalificeerd, is voldoende om te zeggen dat dat het nu ook is.

De overheid is dus altijd gebonden aan het recht. Dit recht zijn niet alleen wetten in formele zin. Het belangrijkste zijn de internationale, EU- en EVRM-bepalingen, daarna de wetten in formele zin, eventuele algemeen verbindende voorschriften en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Deze laatsten zijn het gelijkheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Uit deze beginselen vloeien vaak weer allerlei vereisten voort zoals het motiveringsvereiste.

Vanuit het vereiste van de wettelijke grondslag komt ook voort dat er voor het overheidshandelen een bevoegdheid moet zijn. Deze bevoegdheid is dan bij wet gegeven. De bevoegdheid kan rechtstreeks uit de wet in formele zin en dus van de wetgever komen (attributie) maar ook indirect door middel van delegatie.

Attributie vindt altijd plaats vanuit de grondwet of een wet in formele zin. In lagere wetgeving kunnen er ook nieuwe bevoegdheden worden gecreëerd maar deze regelingen dienen dan te worden herleid naar de grondwet.

Delegatie geschiedt altijd op een grondslag in de wet. Er moet dus een bevoegdheid zijn om te delegeren. Soms staat er in de wet dat dat mag, soms moet er uit de bepaalde bewoordingen worden gehaald dat er mag worden gedelegeerd. Delegatie mag in elk geval niet aan ondergeschikten. (Art. 10:14 Awb)

De Algemene wet bestuursrecht

Tot voor kort was het bestuursrecht erg ingewikkeld, sinds de algemene wet bestuursrecht is het algemene deel van het bestuursrecht samengevoegd in de Algemene Wet Bestuursrecht. Er is een verschil tussen het algemene en het bijzondere deel. Wanneer er wordt gesproken van het algemene deel wordt er gesproken over de basisregels van bijvoorbeeld de totstandkoming van een besluit, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en over dwangsommen.

De bijzondere regels gaan over bijvoorbeeld milieubescherming en de sociale zekerheid. Hiervoor zijn meer specifieke bepalingen nodig omdat ze ook over specifiekere groepen mensen gaan.

De Awb-regels kunnen ook op een andere manier worden verdeeld. Zo zijn er dwingende, regelende, aanvullende en facultatieve regels te vinden. Dwingende regels moeten worden toegepast. Regelende regels moeten worden toegepast tenzij bij wet anders is bepaald. Aanvullende regels geven aanvullende regels voor wanneer er geen specifiekere regel bestaat en facultatieve regels worden alleen gebruikt wanneer dat zo is bepaald. Voorbeelden hiervan zijn art. 3:3 Awb (dwingend); art. 4:1 Awb (regelend.); art. 4:13 Awb (aanvullend) en als laatste 3:10 Awb (facultatief)

College 2

Wanneer de overheid zich in het privaatrecht begeeft, welke regels gelden er dan? Wat wanneer de overheid bij de ombouw van de zuidelijke ringweg eerst de huizen civielrechtelijk wil opkopen en anders bestuursrechtelijk besluit te onteigenen.

Voor het privaatrecht geldt in elk geval dat het bestuursorgaan zich hier wel mag begeven maar als er bestuursrecht open staat, dan moet dat gebruikt worden.

De overheid in verschillende vormen

De overheid realiseert zich in allerlei vormen, bijvoorbeeld de kiesraad voor een onafhankelijk oordeel, voor specialistische kennis (ACM, AFM), deelgemeenteraden, massaliteit besluitvorming (SVB) en ook in onbedoelde vormen zoals de Stichting Silicose Oud-mijnwerkers. Dat hoort ook bij de overheid.

Overheidsorganen zijn er in verschillende soorten, en ze zijn op verschillende manieren te onderscheiden. De eerste onderscheiding kan worden gemaakt tussen algemene en bijzondere overheidsorganen. Een voorbeeld van een algemeen bestuursorgaan is het college van B&W en van een bijzonder overheidsorgaan het ACM. Een tweede is het verschil tussen een zelfstandig en een niet-zelfstandig bestuursorgaan. Het eerste bestuursorgaan is dan het ACM. Dat hoeft niet te luisteren naar een minister. Een niet-zelfstandig bestuursorgaan is dan bijvoorbeeld een belastinginspecteur. Een derde onderscheiding is voltijd en deeltijd. Een voltijd orgaan is een a-orgaan en een deeltijd een b-orgaan en als laatste het verschil tussen een benoemd orgaan en een gekozen orgaan. Dat laatste is de gemeenteraad, een benoemd orgaan is de burgemeester.

Algemene bepalingen voor besluiten en handelingen van bestuursorganen

Op grond van art. 2:4 Awb mag een bestuursorgaan zich niet vooringenomen gedragen en niet onbehoorlijk. (Art. 9:18 Ab.) Als een bestuursorgaan zich niet goed gedraagt, kun je de ombudsman verzoeken een onderzoek in te stellen naar een bestuursorgaan haar manier van gedragen.

Op grond van art. 3 WOB, wet openbaarheid van bestuur moet een bestuursorgaan zijn handelingen openbaar maken.

Verschillende bestuursorganen?

  • DUO is geen bestuursorgaan, het is in mandaat.

  • De rijksdienst voor ondernemend NL, geen bestuursorgaan

  • Een ministerie is ook geen bestuursorgaan.

  • Een minister is wel een bestuursorgaan.

  • De Gedeputeerde Staten is het ook een bestuursorgaan.

  • De koning is ook geen bestuursorgaan, volgens de afdeling omdat hij niet aanspreekbaar is op zijn gedrag.

Hoe moet je dan bepalen of een persoon of college een bestuursorgaan is?

Altijd eerst in artikel 1:1 Awb kijken of er sprake is van een uitzondering (lid 2 en 3)

Is er geen sprake van een bestuursorgaan. Dan kijk je naar stap 1.

Stap 1: Behoort het persoon/college bij een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld? (Het kan onder de staat vallen.)
Dit is te vinden in artikel 2:1 lid 1 BW:

  • Art. 2:1 lid 1 BW -> Gemeente/provincie/staat

  • Art. 2:1 lid 1 BW -> Lichamen met verordende bevoegdheden krachtens de grondwet (art. 134 Gw)

  • Art. 2:1 lid 2 BW -> Organisatie met een overheidstaak en bij of krachtens de wet rechtspersoonlijkheid

Nee?, hoort het dan misschien ergens anders bij?

Weer nee? Dan is het sowieso geen a-orgaan. Wellicht een B-orgaan.

Ja? Verder naar stap 2

Stap 2 Wanneer is een persoon/college een orgaan?

  1. Als hij/zij in de wet wordt gepresenteerd als onderdeel van het bestuur van die rechtspersoon

  2. Als hij/zij met enig openbaar gezag is bekleed

  3. Als hij/zij een voldoende zelfstandige positie bekleed binnen de rechtspersoon

Een B-orgaan

Een persoon, Rechtspersoon of college met openbaar gezag, publiekrechtelijke bevoegdheden exclusief voor die overheid die burgers kunnen raken. De bevoegdheid kan slechts bij wetgeving worden toebedeeld.

Soms wanneer er geen sprake is van een wettelijke bevoegdheid en er is sprake van een stichting die uitkeringen of subsidies voor de overheid verstrekt kan er soms toch sprake zijn van een bestuursorgaan. Dat is wanner een a-orgaan bepaald aan wie en hoe geld wordt uitgekeerd dan en ook betaalt, dan kan er een uitzondering worden gemaakt (zie ECLI: NL: RVS:2014:2260, Stichting Silicone Mijnwerkers)

College 3

De burgemeester heeft op grond van artikel 175 Gemeentewet de bevoegdheid om een noodbevel te geven in het geval van ernstige wanordelijkheden etc. dan wel voor de ernstige vrees daarvan. Dat is een bestuursbevoegdheid.

Voor een bestuursbevoegdheid is een wettelijke grondslag nodig (legaliteit). In de wet staan daarvoor bijvoorbeeld ook de voorwaarden waaraan het bestuursorgaan aan moet voldoen.

Naast legaliteit is een bevoegdheid ook vaak doel gebonden.(specialiteit) Er wordt vaak aangegeven welke belangen een rol mogen spelen bij de uitoefening van de bevoegdheid. De bevoegdheid moet dus worden gebruikt voor het juiste doel.

Een bestuursorgaan wordt soms strak gehouden en soms is er sprake van meer vrijheid om te beslissen. Hoe meer vage termen, hoe meer het bestuursorgaan moet interpreteren. Er is een verschil tussen beoordelingsruimte, beoordelingsvrijheid en beleidsvrijheid.

Beoordelingsruimte

Van beoordelingsruimte (in het als- gedeelte van de bepaling) is sprake als de wet, als gevolg van vage termen het bestuursorgaan de ruimte biedt om in een concreet geval te beoordelen of aan de voorwaarden voor de bevoegdheidsuitoefening is voldaan. De interpretatie van een vage term is dus noodzakelijk. Het bestuursorgaan is daar de eerste in. De rechter toetst daarna VOL of het orgaan op de juiste manier is overleden.

Beoordelingsvrijheid

Van beoordelingsvrijheid (in het als-gedeelte) is sprake als de wet impliciet of expliciet aan het bestuursorgaan, met uitsluiting van ieder ander, de vrijheid biedt om in een concreet geval zelfstandig te beoordelen of aan de voorwaarden voor de bevoegdheidsuitoefening is voldaan. De wet biedt het bestuursorgaan vrijheid t.o.v. de rechter enige vrijheid in interpretatie. De rechter moet dit respecteren en toetst daarom terughoudend.

De rol van de bestuursrechter is bij beoordelingsruimte actief. Er wordt vol getoetst. De rechter interpreteert de term dan ook en besluit of hij het eens is met het bestuursorgaan.

Bij beoordelingsvrijheid is er een terughoudende toets. De rechter kijkt alleen of het orgaan zich in redelijkheid tot de beslissing had kunnen komen.

Beleidsvrijheid

Beleidsvrijheid (te vinden in het dan-gedeelte van de bepaling). Er is sprake van wanneer aan de voorwaarden voor de bevoegdheidsuitoefening is voldaan, en dan aan het bestuursorgaan in redelijkheid vrijheid biedt om in een concreet geval na afweging van de belangen te bepalen of en hoe het de bevoegdheid gaat uitoefenen. Ook hiervoor toetst de rechter terughoudend.

Wanneer er door het orgaan zelf beleidsregels zijn opgelegd moet het orgaan zich hier ook aan houden. De rechter toetst dan minder terughoudend omdat hij het besluit dan ook aan de beleidsregels moet toetsen.

Er is stelselmatig en consistentie nodig. Wanneer er sprake is van een gebonden bevoegdheid, zorgt de wet voor die stelselmatigheid en consistentie. Bij een discretionaire bevoegdheid moet het bestuursorgaan daar zelf ook mee aan de slag. Dat kan doormiddel van beleidsregels. Op die manieren wordt er makkelijker telkens op dezelfde manier beslist.

College 4

Bij het nemen van beslissingen en bij het kijken naar belangen moet door het bestuursorgaan, en natuurlijk ook door de rechter het specialiteitsbeginsel in acht worden genomen. Dat betekent dat er bij het nemen van een beslissing altijd die belangen mogen worden meegenomen waarop het besluit toeziet.

Dit heeft zijn voor- en zijn nadelen. Het voordeel is dat er doelmatigheid is. Niet alles wordt meegenomen. Een nadeel is dat er sprake is van verkokering. Voor een evenement kun je soms wel 10 verschillende vergunningen moeten aanvragen. Als je er dan 9 van de 10 krijgt is dat best vervelend. Om dat op te lossen zijn er dingen als de wegwijsplicht in het leven geroepen.

Het belang van de wet staat meestal expliciet in de wet vermeld. Anders moet het uit de considerans of uit de memorie van toelichting worden gehaald.

Er zijn verschillende soorten belangen die kunnen worden meegewogen. Het algemeen belang, (dat is wat wat vaak in de wet wordt vermeld.) Het vreemde algemene belang, dit elk algemeen belang waar de bevoegdheid niet op ziet, en particuliere belangen. Deze belangen zijn niet publiek van aard.

Het specialiteitsbeginsel kan op verschillende manieren worden toegepast. Er is een precieze, een rekkelijke en een gematigde opvatting. De laatste opvatting wordt door Bestuursrecht 1 gehanteerd.

Deze opvattingen worden het best geïllustreerd door middel van een paar tabellen. Deze zet ik hieronder.

De precieze opvatting

Soort belang

Verlenen/weigeren

Voorschriften

Algemeen belang

Ja

Ja

Vreemd algemeen belang

Neen

Neen

Particulier belang aanvrager

Ja

Ja

Particulier belang derde

Neen

Neen (= verschil met de gematigde opvatting)

De rekkelijke opvatting

Soort belang

Verlenen/weigeren

Voorschriften

Algemeen belang regeling

Ja

Ja

Vreemd algemeen belang

Ja (>)

Ja

Particulier belang aanvrager

Ja

Ja

Particulier belang derde

Ja (?)

Ja

De gematigde opvatting wordt door ons gehanteerd. Als de wet geen duidelijkheid biedt, dan het algemeen belang waar het wettelijke stelsel op ziet vs het particuliere belang van de aanvrager.

Het stellen van voorschriften/beperkingen.

Dat mag wanneer er een algemeen belang is waarop het wettelijke stelsel ziet, of het rechtstreekse betrokken particuliere belang van de derde tenzij er een ander wettelijk stelsel dat belang beschermd, het voorschrift een verkapte weigering zou inhouden.

De gematigde opvatting

Soort belang

Verlenen/weigeren

Voorschriften

Algemeen belang

Ja

Ja

Vreemd algemeen belang

Neen

Neen

Particulier belang aanvrager

Ja

Ja

Particulier belang derde

Neen

Ja, tenzij – andere regeling

  • Verkapte weigering

De rechter zal zich bij beoordeling va een op een belangenafweging berustend besluit dienen te beperken tot onderzoek of de afweging van de betrokken belangen zodanig onevenwichtig is, dat het bestuur niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.

Samenvatting Bestuursrecht

College 5

In de veenkoloniën willen verschillende partijen opkomen tegen een windmolenpark dat gebouwd gaat worden. Omwonenden, Stichting Platform Storm en verschillende fracties komen tegen dit park in opstand. De vraag is of zij belanghebbenden zijn. Dat is in dit college van belang.

Voor de belanghebbendheid zijn een aantal factoren van belang. De vraag is wie er juridische mogelijkheden hebben om de besluiten van het bestuur vooraf te kunnen beïnvloeden. Met wie moet er rekening worden gehouden als iemand besluiten nemen. Wie hebben juridische mogelijkheden om besluiten van het bestuur achteraf te corrigeren?

Een bestuursorgaan moet altijd rekening houden met eventuele belanghebbenden. Volgens artikel 4:8 Awb hebben ze de plicht om eventuele belanghebbenden de mogelijkheid te geven zijn zienswijze naar voren te brengen. Dit is een onderdeel van de hoorplicht. Een ander artikel wat voor dit zelfde beginsel net zo van belang is, is artikel 3:15 Awb. Hierin staat ongeveer hetzelfde. Artikel 4:8 Awb gaat alleen over de specifieke voorbereiding van beschikkingen. 3:15 Awb is de uniforme voorbereidingsprocedure.

Een bestuursorgaan moet dus altijd rekening houden met de burgers. Eventuele nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. (artikel 3:4 lid 2.) Burgers mogen dus niet te hard benadeeld worden als het belang van het besluit, of het doel van het besluit niet belangrijk genoeg is.

Volgens artikel 8:1 Awb kan alleen een belanghebbende een beroep instellen bij de bestuursrechter. Dat is een vaste regel. Het belanghebbende begrip is dan ook een soort toegangseis voor toegang tot de bestuursrechter. Dat is een beetje raar vergeleken met een zaak die laatst voor de rechter is gekomen. Verscheidene Amsterdammers hadden daarin geprocedeerd tegen het gebruik van Zwarte Piet in de sinterklaasoptocht. Zij bleken uiteindelijk niet echt belanghebbende te zijn maar de Raad van State vond het toch belangrijk genoeg om een uitspraak te doen. Er is kritiek geweest op de uitspraak omdat het nu lijkt dat het makkelijker is om bij de bestuursrechter te komen en er niet wordt voldaan aan het vereiste van artikel 8:1 Awb.

Wie is dan de belanghebbende? De wetgever had drie keuzes bij opstellen van dat begrip. De eerste was degene wiens belang ook maar enigszins is betrokken bij het besluit. Dit is een ruime definitie. De tweede was degene die door een besluit wordt geraakt in een belang dat het bestuursorgaan bij de besluitvorming dient te betrekken, een beperktere definitie. De derde is degene die door een besluit wordt geraakt in een subjectief recht. Ook een beperkte definitie.

Onder belanghebbende wordt nu verstaan (art 1:2 lid 1 Awb) degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Onder degene wordt verstaan; (rechtspersonen), bestuursorganen en andere entiteiten. Onder belang wordt verstaan; iets wat er voor jou toe doet, omdat jouw welzijn of voordeel er mee gemoeid is. Onder rechtstreeks; een gekwalificeerd belang en onder een besluit; een belang dat betrekking heeft op een besluit.

Het belanghebbende begrip is niet hetzelfde als het specialiteitsbeginsel. Het is voor de besluitvorming allebei even belangrijk maar het gaat over hele andere dingen.

Van belanghebbendheid in de zin van artikel 1:2 lid 1 Awb kan worden gesproken als er voldaan is aan de vijf cumulatieve vereisten;

  • E: een eigen belang,

  • P: een persoonlijk belang

  • O: een objectief bepaalbaar belang

  • A: een actueel, voldoende zeker belang

  • D: een direct geraakt belang

Bij de eerste eis; Eigen gaat het om een belang van jezelf. Niet om het belang van een ander. Wil je het belang van een ander behartigen, dan kan dat alleen als een gemachtigde (Art. 2:1 Awb). In principe moet je dus altijd alleen voor jezelf opkomen.

De tweede eis is persoonlijk belang. Jouw belang moet zich voldoende kunnen onderscheiden van dat van willekeurige anderen (de amorfe massa/een ieder). Elke dag ergens langs komen onderweg naar werk is dus in principe niet voldoende. Vaak zijn omwonenden en concurrenten wel belanghebbenden.

Voor een omgevingsvergunning met betrekking tot het bouwen wordt het nabijheids- en zichtcriterium gehanteerd. Als je iets goed kunt zien of ergens vlakbij woont ben je snel belanghebbende. Bij het milieu gaat het er om of je ergens milieugevolgen van kunt ondervinden.

Zoals net ook al gezegd was er bij de zaak van Sinterklaas geen sprake van voldoen aan het belanghebbende begrip. Er is afgeweken van het begrip omdat er sprake zou zijn van een zaaksoverstijgend maatschappelijk en juridisch belang. (Alle burgemeesters wachten op een oordeel over sinterklaas op korte termijn) De partijen wensen een inhoudelijk oordeel en bij een volgende intocht zou het probleem moeten worden opgelost.

Er is een andere zaak waar een soortgelijk probleem speelde. De monstertruck in Haaksbergen. Veel slachtoffers konden eigenlijk niet als belanghebbende worden aangemerkt. Toch werd ook deze zaak uiteindelijk doorgevoerd. Er was sprake van fundamentele rechten, ook een zaaksoverstijgend belang en de bestuursrechter zou hier daarom kunnen moeten worden oordelen.

Het lijkt er dus op dat er sprake moet zijn van minstens een zaaksoverstijgend belang. In de uitspraken wordt wel gezegd dat dit bij hoge uitzondering is.

De derde eis is dat het objectief bepaalbaar moet zijn.

Het belang mag niet slechts in de subjectieve belevingswereld van iemand bestaan. Het mag dus niet een zuiver emotioneel belang zijn. Een voorbeeld hiervan is een vrouw die zich verzette tegen de renovatie van een concertgebouw waar haar beroemde vader speelde en later ook was begraven. Haar belang was alleen maar emotioneel en daarom niet voldoende. Er moet sprake zijn van iets met echte waarde. Er hoeft niet direct sprake te zijn van directe schade maar het moet niet louter emotioneel zijn.

De vierde eis is dat het belang actueel en voldoende zeker moest zijn.

Het belang moet dus niet in de toekomst zijn gelegen. Daarmee is het belang te onzeker. ‘Ik ben tegen de vergunning voor de GAMMA, want ik ben voornemens ook een bouwmarkt te beginnen’ is dus een voorbeeld van een te onzeker belang.

Het is niet vereist dat het zeker is dat het nadeel zal worden ondervonden. Het is wel vereist dat het zeker is dat het nadeel zal kunnen worden ondervonden. Een voorbeeld van iets wat natuurlijk niet moet uit de powerpoint is ‘Het voorkomen van eventuele conflicten in de toekomst tussen burgers en agrariërs in het buitengebied is geen actueel belang bij afwijzing verzoek om handhaving’

Voor de vijfde eis is het van belang dat het belang direct geraakt wordt.

Er is vereist dat er een direct causaal verband is tussen de gevolgen van het besluit en het geraakte belang.

Er is sprake van een afgeleid belang indien er een contractuele relatie bestaat en de belangen bovendien parallel lopen.
Een voorbeeld van een parallel belang is een dochter die een vergunning aanvraagt voor de bouw van een huis waar zij in gaat wonen terwijl haar vader dat huis gaat bouwen. Haar vader is dan degene tot wie het besluit tot het niet verlenen van de vergunning ten eerste is gericht. Als hij besluit om het bij de afwijzing te laten mag zijn dochter, met het parallelle afgeleide belang hier niet verder tegenin. Je mag het belang van de direct-belanghebbende namelijk niet doorkruisen. Het kan immers zo zijn dat er achteraf is gebleken dat de direct-belanghebbende heeft ingezien dat het misschien toch niet zo handig is om die vergunning te verlenen.

Wanneer er sprake is van tegengestelde belangen is er wel sprake van een direct belang. Het kan zo zijn dat een huurder ergens vóór is en de verhuurder ergens op tegen. Dan heb je twee verschillende belangenposities die tegenover elkaar iets moeten uitvechten. Dan is er sprake van een normale situatie.

Een uitzondering is verder dat iemand ook een direct belang kan hebben wanneer iemand wordt beperkt in zijn of haar eigendomsrecht of fundamenteel recht.

De voorgenoemde vereisten zijn van belang wanneer het gaat om een normaal persoon, een rechtspersoon of andere entiteit die opkomt voor zijn of haar eigen belangen. Vaak zijn die belangen dan vermogensrechtelijk.

Er zijn ook bestuursorganen die eventueel belanghebbende kunnen zijn. daarmee vallen ze dan onder artikel 1:2 lid 2 Awb. Voor het bestuursorgaan werken de criteria net even anders dan voor de belanghebbenden onder lid 1. Voor de bestuursorganen gelden de criteria A en D net zoals bij lid 1. Er moet dus net als bij lid 1 sprake zijn van een actueel en zeker belang en een direct geraakt belang. Dus ook een bestuursorgaan mag het belang van de direct belanghebbende niet doorkruisen. Voor het gedeelte EPO gaat het bij de bestuursorganen om of er sprake is van toevertrouwde belangen. Bestuursorganen zijn namelijk geen organen met eigen belangen. Ze zijn er voor de burgers.

Dan blijft er nog een groep over. Een rechtspersoon kan belanghebbende zijn op grond van lid 1, maar dan moet er sprake zijn van een vermogensrechtelijk eigen belang. Op grond van lid 3 kan een rechtspersoon ook belanghebbende zijn op grond van algemene of collectieve belangen. Het gedeelte EP van de criteria verandert daarmee in algemene/collectieve belangen. Daarvoor is het van belang om naar de doelstellingen (in het statuut) en naar de feitelijke werkzaamheden te kijken. Als in de doelstellingen iets staat over wat de rechtspersoon doet dan moet dat natuurlijk wel accorderen met wat er daadwerkelijk wordt gedaan.

Naast de EP zijn de criteria OAD wel van belang. Er moet in dit verband dus wel sprake zijn van een objectief bepaalbaar belang, een actueel en zeker belang en een direct geraakt belang.

Bij algemene belangen gaat het om een territoriale of functionele begrenzing van een bepaald gebied wat de rechtspersoon probeert te beschermen. Zo kan er bijvoorbeeld een organisatie worden opgericht ter bescherming van de Eekhoorntjes in het Noorderplantsoen. Dat zou een goede erkende organisatie zijn. Stichting Openbare ruimte, die opkomt voor alle levende wezens over de hele wereld is een voorbeeld van hoe het niet moet. Die stichting is niet voldoende begrensd.

Bij collectieve belangen gaat het om een bundeling van groepen (rechts)personen die een gezamenlijk belang hebben. Als meerdere mensen belang hebben bij, bijvoorbeeld het belang van het voortbestaan van de sporthal in het dorp dan is het niet praktisch om 50 man apart te laten procederen. Om je dan te bundelen tot een collectieve belangenorganisatie is veel prettiger voor alle organisaties.

Het is voor beide typen organisaties is het van belang dat de doelstelling goed in elkaar zit. De doelen moeten voldoende onderscheidend zijn van andere organisaties. Dat zelfde geldt voor de feitelijke werkzaamheden. Het is onvoldoende om louter te procederen tegen besluiten, verzoeken om handhaving te doen en/of zienswijzen in te dienen. Partijen moeten er ook iets naast blijven doen zoals Flyeren of informatieavonden organiseren. Dar is een uitzondering op. In Buurtplatform Randwyck is besloten dat wanneer er sprake is van een bundeling van rechtstreeks betrokken individuele belangen bij een besluit, de feitelijke werkzaamheden binnen die bundeling besloten kunnen worden geacht.

College 6

Bestuurshandelingen II Besluiten met individuele strekking

Er zijn verschillende soorten handelingen van het bestuur te onderscheiden. Zo zijn er blote rechtsfeiten, feitelijke handelingen en rechtshandelingen.

Voor blote rechtsfeiten is geen menselijke invloed nodig om een rechtsgevolg te laten plaatsvinden. Dat gaat als het ware automatisch. Een bloot rechtsfeit is bijvoorbeeld het meerderjarig worden op je achttiende. Daar hoef je zelf eigenlijk niets voor te doen.

Een feitelijke handeling is niet gericht op een rechtsgevolg. Het is gewoon een handeling die het bestuur doet. Dat daar soms wel een rechtsgevolg uit voort vloeit maakt het geen rechtshandeling zolang die handeling maar niet beoogd is.

Wel op rechtsgevolg gericht zijn de rechtshandelingen. Deze kunnen zowel privaatrechtelijk zijn als publiekrechtelijk. Privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn de handelingen die elke rechtspersoon kan doen. bijvoorbeeld het verkopen van een stukje grond. Voor publiekrechtelijke rechtshandelingen is een exclusieve overheidsbevoegdheid vereist. Dan moet er dus ten eerste sprake zijn van een bestuursorgaan en ten tweede van een wettelijke bevoegdheid.

Een handeling van het bestuur kan het nemen van een besluit zijn. Een besluit is op schrift gesteld, een publiekrechtelijke rechtshandeling en is van een bestuursorgaan zoals net ook al genoemd. De relevantie hiervan is dat een groot aantal normen van de Awb ineens van toepassing zijn wanneer we over een besluit spreken. Het bestuursorgaan zal dan (meer) algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht moeten nemen. Daarnaast is er ook rechtsbescherming tegen besluiten.

Onder een besluit wordt dus verstaan, een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Al deze begrippen zijn van belang om te beoordelen of er over een besluit gesproken wordt.

Een besluit moet schriftelijk zijn, staat in artikel 1:3 van het Awb. Dat is voor de kenbaarheid van het besluit. Als iets schriftelijk terug te lezen is, is het duidelijker en veroorzaakt het minder verwarring. Het heeft daarom ook met de rechtszekerheid te maken. Dat een besluit schriftelijk is, kan vaak wel worden aangenomen. Het is wel belangrijk dat er een onderscheid is tussen de bekendmaking en de schriftelijkheid van het besluit. Dat zijn twee verschillende dingen.

Binnen het begrip besluit kan er nogal wat onderscheid worden gemaakt. Zie hiervoor de afbeelding uit de powerpoint.

Op dit plaatje is duidelijk te zien dat een besluit in eerste instantie uiteenvalt in beschikkingen en besluiten van algemene strekking. Een beschikking is in een concreet geval tegenover een bepaalde persoon of tegen een bepaalde groep mensen. Een besluit van algemene strekking is te vergelijken met een wet. Die geldt voor iedereen. Het groen gekleurde gedeelte is waar het in deze samenvatting over gaat.

Of iets een bestuursorgaan is, is het makkelijkste te beoordelen aan, weer, een schema uit de PowerPoint. Dit is het schema wat al meerdere keren besproken is.

In het schema worden de stappen besproken om te beoordelen of een orgaan of college een bestuursorgaan is of niet. Eerst kijk je of het orgaan/college onder de uitzonderingen valt. Wanneer dat niet zo is kijk je naar waar het orgaan/college deel van uit maakt. Als uit de wet blijkt dat iets rechtspersoonlijkheid heeft, is het automatisch een publiekrechtelijke rechtspersoon. Een aantal gangbare publiekrechtelijke rechtspersonen staan beschreven in artikel 2:1 BW. Daarna ga je het schema verder af.

Een rechtshandeling, ook van belang voor een besluit is altijd gericht op een rechtsgevolg. Bijvoorbeeld wanneer je een overeenkomst aangaat, dat kunnen (publiekrechtelijke) rechtspersonen ook, heb je de intentie iets te veranderen in ‘de wereld van het recht’.

Je verandert iets aan de bevoegdheid of een status van iemand. Een uitgebreide definitie is

’Het ontstaan, wijzigen, tenietgaan of bindend bevestigen van een recht, aanspraak, verplichting, bevoegdheid of status (persoon of zaak): verandering in de wereld van het recht’

Een publiekrechtelijke rechtspersoon is vanwege het legaliteitsbeginsel gebaseerd op een geschreven wettelijke grondslag. Er moet dus een bevoegdheid binnen de wet zijn geschreven om met een bepaalde handeling eenzijdig publiekrechtelijke rechtsgevolgen in het leven te roepen.

Zoals net bovenaan genoemd is een beschikking dus een besluit in in de zin van art. 1:3 lid 2 Awb. Het besluit is niet van algemene strekking en dus individueel en concreet. Een beschikking kan uiteenvallen in persoonsgerichte en zaaksgerichte beschikkingen. Een persoonsgerichte beschikking is tegenover een gesloten groep personen. (of tegen een individueel persoon) en bij een een zaaksgerichte beschikking gaat het om de juridische status van een object. Zo kun je bijvoorbeeld een pand onbewoonbaar verklaren. Dan heeft het niet meer de juridische status om nog langer in te mogen wonen.

Maakt het nu echt heel veel uit dat hier een verschil in zit? Nee, in principe niet. Alleen voor de bekendmaking. Die wordt geregeld in de artikelen 3:42 Awb en 3:41 Awb. Bij het eerste artikel geschiedt het (in principe) door bekendmaking via de staatscourant en bij het tweede artikel door simpele toezending van de stukken.

Het besluit en het recht daaromheen wordt in sommige gevallen een beetje beperkt.

  1. Wel een besluit, maar niet alle Awb-normen van toepassing

Dit is het geval bij algemeen verbindende voorschriften. Op grond van art. 3:1 lid 1 Awb zijn daarop een aantal hoofdstukken uit de Algemene wet bestuursrecht niet of verminderd van toepassing.

  1. Wel een besluit, maar geen bezwaar en beroep

Er kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel. (art. 8:3 e.v.)Dit volgt ook uit artikel 6:3 Awb.

Verder kan er ook tegen een voorbereidingsbesluit geen bezwaar of beroep worden ingezet. Een voorbereidingsbesluit is bijvoorbeeld de afgifte van een verklaring van geschiktheid of andere vergunningen en plannen die nodig zijn om een windmolenpark op te zetten.

Soms zijn er ook handelingen die geen besluit zijn maar wel onder de Awb-normen vallen.

  1. Geen besluit, maar de Awb-normen zijn wel van toepassing.

Art. 3:1 lid 2 Awb.

Op andere handelingen van bestuursorganen dan besluiten zijn de hoofstukken 3.2 t/m 3.4 Awb van overeenkomstige toepassing, voor zover de aard van de handeling zich daar niet tegen verzet. Het gaat dan om beginselen als zorgvuldigheid/belangenafweging en specialiteitsbeginsel. Maar dat geldt niet voor alles. Bijvoorbeeld het kopen van pennenbakjes voor op het bureau van de vergaderzaal van de gemeenteraad. Moet daar nu het zorgvuldigheidsvereiste voor in acht worden genomen? Ze moeten hooguit niet te duur zijn. En bij het uitvoeren van een archeologisch onderzoek?

  1. Geen besluit maar wel als besluit behandeld

Dit is de laatste groep die mogelijk afwijkt. De hoofdregel is dat een afwijzende beslissig op het verzoek een besluit te nemen geen rechtshandeling is. Er is immers geen verandering in de wereld van het recht dus geen rechtsbescherming.

De oplossing is de beschikking in artikel 1:3 lid 2 Awb. ‘Besluitt van niet algemene strekking, met inbegrip van de AFWIJZING van de aanvraag daarvan’. Wat is dan een aanvraag? Art. 1:3 lid 3 Awb. Het is een verzoek van de belanghebbende.

En wat was een belanghebbende dan ook alweer. Ook hiervoor was er zo’n schema. Voor het belanghebbende begrip zijn de EPOAD-criteria in principe van belang. (wanneer het gaat om individuele personen). Zij moeten dan een eigen, een persoonlijk, een objectief bepaalbaar, een actueel en voldoende zeker en een direct geraakt belang hebben.

Een handeling kan ook deels als besluit worden behandeld. Op grond van 6:2 Awb kunnen sommige handelingen worden gelijkgesteld met een besluit voor wat betreft de mogelijkheid van bezwaar en beroep. Op grond van sub a wordt de weigering een besluit te nemen met een besluit gelijk gesteld. Op grond van sub b wordt de niet tijdige beslissing gelijkgesteld. Dan moet er na de termijn een ingebrekestelling worden gestuurd met een termijn van twee weken waarna er een directe gang is naar de bestuursrechter.

Een bestuurlijk rechtsoordeel kan ook als besluit worden behandeld. Er is in principe geen rechtsgevolg, dus geen besluit maar het kan onder strenge voorwaarden daaronder worden geschaard. Dat gebeurd alleen wanneer wachten op een echt besluit onevenredig is!

College 7

Bestuurshandelingen II: Besluiten van algemene strekking

De bevoegdheden van de overheid

In Purmerend is er een agressieve Oehoe opgedoken. Europese Oehoes worden over het algemeen beschermd maar valt nu mensen met een beperking aan. In principe wordt de vogel door de wet beschermd maar de gemeente vraagt een vergunning aan van de provincie om het dier te kunnen vangen.

Er is dus sprake van hogere wetgeving waar binnen ruimte is om ontheffingen te verlenen. In dit geval gaat het om de Flora- en Faunawet-ontheffing.

Regelingen met betrekking tot bijvoorbeeld die uil worden op verschillende niveaus en binnen verschillende instanties nader uitgewerkt. Een ander voorbeeld is een wapenvergunning. Stel, iemand wil een wapenvergunning aanvragen. De formele wetgever bepaalt dan wie bevoegd is en welke voorwaarden daarvoor gelden. In gedelegeerde wetgeving is er ruimte voor een nadere uitwerking van die normen. In beleidsregels worden de omstandigheden besproken die door het bestuur relevant worden geacht om iemand geschikt of ongeschikt te verklaren. Zo berust een eventuele beslissing dus op allerlei wetgeving.

Overheidsoptreden vindt alleen plaats op grond van de wet én in overeenstemming met de wettelijke regels. Het overheidsoptreden is dan volledig geregeld bij de wet en de overheid past de algemene regel (de wet) toe in individuele/concrete gevallen (beschikking)

Dit zou de ideale werking zijn maar dat werkt alleen niet zo. Er is sprake van een terugtred van de formele wetgever.

De wetgever trekt zich terug om verschillende factoren. Door internationalisering en europeanisering zijn er veel meer gebieden waarmee rekening moet worden gehouden en waar meer tijd in gaat zitten. Daarnaast worden ook delen van de nationale macht naar de internationale macht overgedragen. Niet alles valt dus langer onder de Nederlandse staat.

Er is sprake van decentralisatie en regionalisering. Verschillende gedeelten van de macht worden verspreid over kleinere besturen die dingen zelf op hun eigen manier kunnen uitzoeken. Dat gaat niet altijd even vlekkeloos en dat werkt ook op het legaliteitsbeginsel. Zo ben je natuurlijk niet meer overal zeker wat de regels zijn.

De terugtred leidt tot meer delegatie van de regelgevende bevoegdheid. Het gevolg is een verminderde democratische legitimatie.

Soorten besluiten

Er zijn verschillende soorten besluiten. De vorige keer werd er gesproken over de beschikkingen die konden worden verdeeld in persoonsgerichte en zaaksgerichte beschikkingen. Nu kijken we naar de andere besluitgroepen. Besluiten van algemene strekking die kunnen worden verdeeld in algemeen verbindende voorschriften en andere besluiten van algemene strekking.

Besluiten van algemene strekking vallen dus uiteen in algemeen verbindende voorschriften (bestuurswetgeving) en concretiserende besluiten van algemene strekking (vroeger ook wel: bestuurlijke maatregelen of aanwijzingsbesluiten)

Daarnaast zijn er ook beleidsregels te benoemen.

Een algemeen verbindend voorschrift

Een algemeen verbindend voorschrift is een:

  • naar buiten werkende;

  • voor herhalende toepassing vatbare;

  • zelfstandige rechtsnorm;

  • die algemeen is naar plaats, tijd en persoon;

  • die geadresseerden rechtstreeks bindt

  • en die is vastgesteld krachtens een specifieke (regelgevende) bevoegdheid die direct of indirect is ontleend aan de Grondwet of een wet in formele zin.

Een voorbeeld van een algemeen verbindend voorschrift is een APV. Bijvoorbeeld de APV van de gemeente Groningen.

‘art. 2:46 Bescherming groenvoorziening; Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken verboden enige schade toe te brengen aan een boom of een bloem- of heesterperk, dan wel aldaar bloemen te plukken’

Aan een algemeen verbindend voorschrift zitten consequenties. Het is een bestuurshandeling en een besluit. Daarom moet er dus voldaan worden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Naast dat er aan die beginselen moet worden voldaan vallen algemeen verbindende voorschriften ook onder artikel 79 RO. Daarin staat dat de Hoge Raad kan vernietigen wanneer er sprake is van de onder sub a en b en onder lid 2 genoemde omstandigheden.

Dat betekent min of meer dat een algemeen verbindend voorschrift dus ook aan vereisten moet voldoen die ervoor zorgen dat het niet onder die omstandigheden voor vernietiging valt.

Het laatste van een algemeen verbindend voorschrift is dat er geen rechtsbescherming is door de bestuursrechter. Op grond van 8:3 Awb wordt het algemeen verbindend voorschrift uitgezonderd van beroep en ook is er geen bezwaar op te maken. Een bezwaarprocedure zoals bij een beschikking geldt dus niet.

Algemeen verbindende voorschriften kunnen op een bepaalde manier toch door de bestuursrechter worden getoetst. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een beroep tegen een beschikking, die is genomen op grond van een algemeen verbindend voorschrift kan het algemeen verbindend voorschrift toch in die zin worden gekeurd.

Wanneer het algemeen verbindend voorschrift dan strijdig blijkt met hoger recht wordt de algemeen verbindend voorschrift onverbindend verklaard. Daarmee is het niet langer geldig.

Wanneer het in concreet geval strijdig is met het recht kan het buiten toepassing worden verklaard.

Een andere mogelijkheid is een actie vanuit onrechtmatige daad bij de burgerlijke rechter. Dan kan bijvoorbeeld de gemeente worden gedagvaard voor de burgerlijke rechter.

Een derde mogelijkheid is het rechtstreeks toetsen aan het verbod van willekeur. Die mogelijkheid blijkt uit het landbouw(spuit)vliegers-arrest. HR 1986.

Andere beginselen zijn te toetsen via het verbod van willekeur. Er is een terughoudende/marginale toets van de rechter voor vereist.

Er zijn recentelijke ontwikkelingen met betrekken tot het toetsen van de algemeen verbindende voorschriften. Zo worden ze soms al rechtstreeks getoetst aan materiële ABBB, zoals de zorgvuldigheid, het verbod van détournement de pouvoir en het evenredigheidsbeginsel. (Zie artikel 3:1 lid 1 Awb.)

Een recent voorbeeld is het art. 4:6 APV.

  • Het is verboden toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidshinder wordt veroorzaakt.
  • Het verbod van het 1e lid is niet van toepassing op het gebruik van openbare sport- en speelvoorzieningen

ABRvS: Aan een avv kan slechts verbindende kracht worden ontzegd, indien het in strijd is met een hoger wettelijk voorschrift, dan wel met een algemeen rechtsbeginsel.

Een concretiserend besluit van algemene strekking

Een concretiserend besluit van algemene strekking concretiseert alleen het toepassingsbereik van een achterliggend algemeen verbindend voorschrift naar tijd, plaats of object. Concretiserend betekent in dit geval verduidelijken.

Het verschil tussen een CBAS en een AVV is dat een CBAS geen zelfstandige rechtsnorm biedt. Het is dus afhankelijk van het AVV. CBAS is daarmee ook geen recht in de zin van art. 79 RO. Voor CBAS is art. 8:3 Awb niet relevant. Beroep is daarmee dus mogelijk.

CBAS is een handeling en een besluit. De toepassing is niet beperkt of geclausuleerd. Een afwijzing van een verzoek tot wijziging en een beroep daartegen is dus gewoon mogelijk. (Art. 6:2 Awb.)

Het AVV stelt dus de norm, zoals in de volgende voorbeelden.

  • Art. 5:70 APV Westland (Verbod detectie apparatuur) 1. Het is verboden een metaaldetector of enig ander detectievoorwerp te hebben dan wel te gebruiken in door de burgemeester aangewezen gebieden.

  • Art. 5:25 APV Westland (ligplaats woonschepen) 1. Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.

  • O.a. tippelzone / vrijstelling aanlijngebod honden etc.

De gebieden worden dan later met een BAS aangewezen.

De verhouding met een beleidsregel

De verhouding met een beleidsregel is als volgt. Een beleidsregel is een bij besluit vastgestelde algemene regel nietzijnde een AVV omtrent belangenafweging, feitenvaststelling en/of wetsinterpretatie bij de uitoefening van een bestaande bevoegdheid.

Een beleidsregel helpt bij het bewerkstelligen van rechtszekerheid, een consistente invulling van de vrijheid en de vage termen. Invulling van beoordelingsvrijheid, beoordelingsruimte of beleidsvrijheid.

Een beleidsregel is bij artikel 8:3 Awb uitgezonderd van beroep. Het is daarnaast ook recht in de zin van 79 RO en moet daarom ook aan die vereisten voldoen.

Het verschil met een AVV is dat een AVV rechtstreeks gericht is tot de burger. Een AVV is gebaseerd op een regelgevende bevoegdheid, kan nieuwe bevoegdheden creëren en een bestuursorgaan kan hier niet van afwijken. Dit heeft een beleidsregel allemaal niet!

Vroeger was een beleidsregel iets wat eigenlijk niet vanuit de wet bestond. Nu is er een wettelijke bevoegdheid voor. De beleidsregels zijn geregeld in artikel 4:81 Awb.

Een beleidsregel mag geen (nieuwe) verplichtingen of straffen voor burgers bevatten.

Beleidsregels hebben een interne werking, ze binden de organen zelf, maar ook een externe werking. Als motivering van een besluit volstaat een verwijzing naar de beleidsregel maar ze mogen er door anderen (in beginsel) ook aan gehouden worden. (art. 4:82 en 84 Awb.)

Toch is er een afwijkingsbevoegdheid. Indien toepassing voor de belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Toch kunnen ook beleidsregels uiteindelijk getoetst worden. Ze kunnen binnen het bestuursrecht getoetst worden aan een hoger wettelijk voorschrift en aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ze kunnen getoetst worden wanneer ze worden toegepast bij een besluit en ze kunnen getoetst worden bij het gebruik van een inherente afwijkingsbevoegdheid zoals net ook is genoemd.

Wanneer de beleidsregels voor interpretatie van de wet worden gebruikt en voor het vaststellen van feiten wordt er door de rechter vol getoetst.

Wanneer ze worden getoetst bij beoordelingsvrijheid of beleidsvrijheid, wordt er marginaal getoetst.

Beleidsregels kunnen ook bij de civiele rechter worden getoetst. Bij bijvoorbeeld een actie uit onrechtmatige daad. Als iemand de beleidsregel onrechtmatig acht

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Staats- en Bestuursrecht bundel

Oefententamen_UU_Bestuursrecht
Belangrijke onderwerpen bij Inleiding Staats- en Bestuursrecht
Samenvatting Praktisch bestuursrecht

Samenvatting Praktisch bestuursrecht

Deze samenvatting bij Praktisch bestuursrecht van Visscher is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoofdstuk 1: Inleiding in het Bestuursrecht

Wat houdt het bestuursrecht in?

Het bestuursrecht is een onderdeel van het publiekrecht* waarin de (‘verticale’) verhouding tussen de burgers en overheid wordt geregeld. Het bestuursrecht heeft betrekking op het openbaar bestuur*.

Het openbaar bestuur brengt het beleid en wetgeving tot uitvoering. De handelingen die hierbij worden verricht behoren gericht te zijn op het algemeen belang. Het openbaar bestuur heeft een aantal hoofdtaken, zoals:

  • De organisatie van het openbaar bestuur.

  • Het verlenen van bestuursbevoegdheden.

  • Het formuleren van normen voor het gebruik van bestuursbevoegdheden.

  • Het stellen van rechtsnormen voor burgers en regels betreffende de handhaving.

  • Waarborging van rechtsbescherming* tegen het openbaar bestuur.

 

Twee bestuursrechtelijke beginselen.

 

Legaliteitsbeginsel*:

Het legaliteitsbeginsel houdt in dat er voor elke handeling uitgevoerd door de overheid een wettelijke grondslag vereist is. Het legaliteitsbeginsel is ingesteld ter voorkoming van willekeur en ter bevordering van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Het openbaar bestuur mag dus alleen maar inbreuk maken op de vrijheden en rechten van burgers wanneer hiervoor een bevoegdheid is afgegeven die bij de wet is bepaald. Het openbaar bestuur moet zijn beleid uitvoeren binnen de kaders van de wet, dit wordt ook wel de ‘wetmatigheid van bestuur’ genoemd.

 

Specialiteitsbeginsel*:

Het specialiteitsbeginsel houdt in dat het openbaar bestuur alleen die specifieke belangen mag behartigen die binnen het kader van de desbetreffende wet of regeling vallen. De behartiging van deze belangen mag nooit ten nadele van derden zijn.

 

Voor de te verrichten handelingen door het openbaar bestuur bestaan dus wettelijke grondslagen (legaliteitsbeginsel), bij deze handelingen behoren belangen afgewogen te worden. Het specialiteitsbeginsel ziet er dus op toe dat alleen die specifieke belangen behartigd worden, zoals gesteld binnen het kader van de desbetreffende wet of regeling.

 

Bestuursrecht en haar bronnen.

Het bestuursrecht kent verschillende bronnen waaronder:

  • Nationale wetgeving en internationale verdragen.

  • Jurisprudentie.

  • Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (zowel geschreven als ongeschreven).

Wetgeving als bron valt weer onder te verdelen in 2 soorten, formeel en materieel. Het formele bestuursrecht, ook wel het ‘bestuursprocesrecht’ genoemd, gaat over de procedures en is grotendeels te vinden in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het materiële, inhoudelijke bestuursrecht vindt men voornamelijk terug in de bijzondere

.....read more
Access: 
Public
Begrippenlijst Inleiding Staats- en Bestuursrecht
Tentamenvragen beantwoorden Inleiding Staats- en Bestuursrecht

Tentamenvragen beantwoorden Inleiding Staats- en Bestuursrecht

Het tentamen bestaat uit open vragen en Multiple Choice vragen; er wordt dus een vrij brede kennisbasis van je verlangd op het gebied van argumentatie, begrip, feiten en begrippen. Je krijgt niet veel ruimte voor het antwoord; antwoorden moeten dus kort en krachtig zijn. Het zijn vaak vragen met een kort en feitelijk antwoord maar het antwoord is meestal te vinden in de wetbundel (en vaak in de Grondwet) dus zet het artikel erbij! Er zijn ook veel punten te scoren door kleine feitjes te herhalen die in werkgroepen en hoorcolleges naar voren zijn gekomen.

Een voorbeeld tentamenvraag bij Inleiding Staats- en Bestuursrecht
Verwijs vaak en veel - Inleiding staats- en bestuursrecht
Tentamenvragen Bestuursrecht

Tentamenvragen Bestuursrecht


 

Tentamen juni 2014

Casusvragen

Opgave 1 (12 punten)

Geef een voorbeeld van  de toepassing van  het  zogenaamde ‘strategisch besluitbegrip’ (4 punten), leg uit wat er zo ‘strategisch’ is aan  de toepassing van het besluitbegrip in  het  door u  genoemde voorbeeld (4 punten) en welk doel  met  deze toepassing in  het genoemde voorbeeld wordt gediend. (4 punten). 

 

Opgave 2 (14 punten)

Schildersbedrijf De Goeje komt door het slechte weer in de zomer van 2013 in tijdnood bij het schilderen van een groot pand aan het Rapenburg. De Goeje huurt daarom drie Bulgaarse schilders in om de klus af te maken. Tijdens een controle van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) blijkt dat De Goeje niet beschikt over de vereiste tewerkstellingsvergunningen. De Minister van SZW legt het bedrijf daarom een boete op van 36.000 euro wegens drie overtredingen van artikel 2 Wet arbeid vreemdelingen (WAV). De

Goeje  maakt bezwaar  en  gaat, na afwijzing van zijn bezwaar, in beroep.

Bij de rechtbank voert De Goeje onder meer aan dat installatiebedrijf Pieterse geen boete opgelegd heeft gekregen, terwijl één van de drie Bulgaren ook voor dat bedrijf werkzaamheden heeft verricht aan hetzelfde pand. Verder voert De Goeje aan dat hij praktisch  de hele klus zelf heeft uitgevoerd en dat de Bulgaarse schilders hem alleen de allerlaatste dag hebben geholpen. Gelet op deze omstandigheden meent De Goeje dat de boete  ten onrechte is opgelegd en in ieder geval  veel te hoog is. De  Minister  van SZW  verweert zich met het argument dat de rechter in dit geval uitsluitend marginaal mag toetsen aan de beginselen van behoorlijk bestuur.

a) Op welke (materiële) beginselen van behoorlijk bestuur doet De Goeje een beroep? (6 punten)

b) Hoe beoordeelt u het standpunt van de minister dat de rechter marginaal moet toetsen? (8 punten)

 

Opgave 3 (16 punten)

De buren van Willem de Bruijn klagen al jaren over  vermeende geluidsoverlast van Willem. Voor de burgemeester is dat reden gebruik te maken van zijn bevoegdheid uit artikel 174a lid 1 Gemeentewet: hij laat de woning per 1 september 2013 voor een maand dichtspijkeren. Willem is hierdoor gedwongen tijdelijk andere woonruimte te zoeken. Het bezwaar dat Willem tegen dit besluit  maakt, wordt ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 14 februari 2014 verklaart de.....read more

Access: 
Public
Aanvulling Samenvatting Staats- en bestuursrecht

Aanvulling Samenvatting Staats- en bestuursrecht

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Hoofdstuk 2. Het centrale overheidsverband: ambten en bevoegdheden

 

De regering

 

A. Ambten

Terminologie

Sinds de grondwetsherziening van 1983 wordt veelvuldig de term ‘regering’ gehanteerd om te verwijzen naar de Koning en de ministers, art. 42 lid 1 Grondwet. Voor die tijd stond in de Grondwet de term ‘Koning’ centraal. Naast het eigenlijke Koningschap verwees deze term impliciet naar de ministers die vanaf 1840 strafrechtelijke en vanaf 1848 politieke ministeriële verantwoordelijkheid bezitten, artikelen 42 lid 2 en 68 Grondwet.

Vanaf 1840 had de Koning geen besluitvormende, ‘executieve’ bevoegdheid meer en waren de ministers ‘gepromoveerd’ van Koninklijke raadslieden tot zelfstandige besluitvormers. Ondanks de bedoeling van de wetgever om voortaan de term ‘Koning’ te reserveren voor de ambtsdrager van het Koningschap, de term ‘regering’ voor de ministers en het ambt van Koning gezamenlijk, en de term ‘koninklijk besluit’ voor besluiten van de regering, bevat de Grondwet sinds 1983 ook bepalingen die het woord ‘Koning’ in andere zin bezigen. Bij de erfopvolging wordt met ‘Koning’ de Koning persoonlijk bedoeld, bij de wetgevingsprocedure wordt met ‘Koning’ bedoeld de Koning als samenstellend deel van de regering, bijvoorbeeld art. 87 Grondwet, en bij art. 34 Grondwet gaat het om de Koning als minderjarig privépersoon onder voogdijschap. Ook de uitdrukking ‘koninklijk besluit’ kan voor verwarring zorgen. Deze verwijst naar regeringsbesluiten waarbij de ministers de volle verantwoordelijkheid dragen en waarbij de Koning alleen een symbolische rol vervult als ‘bekrachtiger’ van besluiten. De term ‘koninklijk besluit’ wordt niet altijd consistent toegepast in grondwetsbepalingen en (ingediende) wetsteksten, bijvoorbeeld artikelen 34 en 87 Grondwet waar het om gecontrasigneerde besluiten gaat.

 

De Koning

Het ambt van Koning wordt volgens art. 24 Grondwet bij erfopvolging doorgegeven. Zodra de Koning komt te overlijden, wordt de (relationeel gezien) dichtstbijzijnde wettige opvolger als nieuwe Koning aangewezen (art. 25 Grondwet), tenzij deze opvolger meer dan drie graden in verwantschap van de overleden Koning is verwijderd. De dichtstbijzijnde wettige opvolger is vaak de oudste van zijn wettige nakomelingen, tenzij hij geen nakomelingen heeft. In dat geval, wordt de oudste nakomeling van zijn ouder opvolger.

De Grondwet kent nog bijzondere situaties. Een ongeboren wettige opvolger wordt als reeds geboren aangemerkt, als de Koning komt te overlijden (art. 26 Gw). Wettige opvolgers verliezen hun recht op de troon als ofwel de Koning afstand doet van de troon vóór hun geboorte (art. 27 Gw), of als zij trouwen zonder toestemming van de Staten-Generaal (art. 28 Gw).

 

Afstand van de troon kan alleen worden gedaan door iemand die al Koning is; afstand van de verwachting van het koningschap is ongeoorloofd. Er zijn twee mogelijkheden om een toekomstige koningschap te ontgaan. Een eerste mogelijkheid is het huwen zonder.....read more

Access: 
Public
Samenvatting Hoofdzaken van het bestuursrecht - Michiels

Samenvatting Hoofdzaken van het bestuursrecht - Michiels

Samenvatting geschreven in studiejaar 2015/2016 bij de 7e druk van Michiels Hoofdzaken van het Bestuursrecht


Hoofdstuk 1 - Introductie

Casus 'Weertse wurgslangen'

Twee inwoners van de gemeente Weert willen wurgslangen nemen. Op grond van art. 82 van de APV is het echter verboden om wilde dieren die bij ontsnapping gevaar kunnen veroorzaken te houden. B en W verleent een ontheffing van dat verbod onder voorwaarde dat ze niet meer dan vijf volwassen wurgslangen tegelijk mogen houden. Daartegen dienen de inwoners een bezwaarschrift in dat ongegrond wordt verklaard. Vervolgens gaan ze in beroep bij de rechtbank. Ze zijn van mening dat ze geen ontheffing nodig hebben, omdat ze vinden dat slangen geen wilde dieren zijn en omdat tamme dieren ook gevaar kunnen veroorzaken. B en W verdedigt zich met het standpunt dat wurgslangen relatief gevaarlijk zijn. Onder bepaalde voorwaarden mogen ze echter wel worden gehouden. De rechter oordeelt dat dat beleid niet onredelijk is en verklaart het beroep daarom ongegrond.

Definitie en belangrijkste onderwerpen in het bestuursrecht

Bestuursrecht heeft betrekking op wat het openbaar bestuur doet en de relatie tot burgers. Bij openbaar bestuur gaat het om ministeries, provincies, gemeenten, waterschappen en allerlei andere overheidsorganisaties. In het bestuursrecht is geregeld:

  • hoe het bestuur is georganiseerd;

  • welke bevoegdheden het bestuur heeft;

  • aan welke rechtsnormen of regels het bestuur zich moet houden;

  • hoe het bestuur zorgt dat burgers zich ook aan rechtsnormen of regels houden;

  • wat burgers kunnen doen tegen handelingen van het bestuur.

De belangrijkste onderwerpen in het bestuursrecht zijn dus achtereenvolgens: organisatie, bevoegdheden, normering, handhaving en rechtsbescherming.

Het bestuur is op veel verschillende beleidsterreinen actief, zoals bijvoorbeeld huisvesting, milieu, openbare orde en sociale zekerheid. Voor veel van die beleidsterreinen bestaan bijzondere regels die zijn geregeld in daarmee corresponderende rechtsgebieden. Voorbeelden van die bijzondere rechtsgebieden zijn het huisvestingsrecht, milieurecht, het bestuursrecht inzake openbare orde en het sociale-zekerheidsrecht.

Hoewel die bijzondere delen van het bestuursrecht dus verschillende regels bevatten, zijn er ook veel regels die voor de verschillende rechtsgebieden gemeenschappelijk gelden. Hoe bestuursorganen bevoegdheden krijgen om besluiten te nemen, welke soorten besluiten er bestaan en hoe bestuursorganen regels kunnen handhaven zijn vragen die in alle bijzondere rechtsgebieden van belang zijn. De centrale onderwerpen die voor alle rechtsgebieden binnen het bestuursrecht relevant zijn, zijn in de Awb geregeld.

Één van de bijzondere rechtsgebieden is het omgevingsrecht. Sinds 1 oktober 2010 gelden de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Besluit omgevingsrecht (Bor) en

.....read more
Access: 
Public
Uitwerking collegeverslagen Kernvak Staats- & Bestuursrecht I, deel 1 (deeltoets 1)

Uitwerking collegeverslagen Kernvak Staats- & Bestuursrecht I, deel 1 (deeltoets 1)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Kernvak Staats- en Bestuursrecht I

 

Hoorcollege 1  23 april 2013.

Het hoorcollege van deze week gaat over staatsleer en staatsgeschiedenis. Het recht hoeft niet uitdrukkelijk betrekking te hebben op staten, maar kan ook betrekking hebben op andere entiteiten. Het staatsrecht heeft echter wel betrekking op een staat. Het staatsrecht heeft verschillende functies. Deze zijn de constituerende, de attribuerende en de regulerende functie.  In dit college zal er worden gekeken naar de relatie tussen de staatsleer en de staatsgeschiedenis. Verder zal het onderscheid tussen de ontwikkelingen in Europa en in Nederland worden bekeken.

Europa.

Respublica Christiana

De betekenis van Respublica Christiana is een publieke zaak die zich kenmerkt door zijn christelijkheid. Er kan kortom worden gezegd dat er een maatschappij was die zich kenmerkte door christelijk te zijn. Deze Respublica Christiana stond formeel onder leiding van de keizer en de paus, het werd het Heilige Roomse Rijk genoemd. Het Romeinse Rijk brokkelde in het Westen af en het enige wat overbleef in de donkere Middeleeuwen was de kerk. Deze kerk had echter geen leger. In 800 creëert Karel de Grote in samenwerking van de Paus opnieuw een keizerrijk, zijn imperium. Tijdens de Respublica Christiana waren er twee juridische visies op de maatschappij:

1.      De theocratische visie: de keizer en de koning zijn heerser over hun eigen rijk, zij hoeven met niemand anders rekening te houden en hebben de hoogste en enige macht. Zij zijn door God benoemd (het droit divin).

2.      Het feodale stelsel/ het natuurrecht: de koningen geven privileges aan steden, zodat zij militair worden geholpen, zij geven hiervoor in ruil land te leen, maar worden hierdoor wel in hun recht en macht beperkt. Ook koningen zijn aan het dwingend recht gebonden en het droit divin is dus beperkt.

Reformatie.

Tijdens de Reformatie hield de christenheid in zijn oorspronkelijke vorm op te bestaan. Met het uitkomen van Il principe van Machiavelli in 1515 betekende het einde van de middeleeuwen. Machiavelli stelde dat de enige legitimatie van een goede vorst is dat hij slagvaardig is. De uitspraak: ‘Het doel heiligt de middelen’ is een bekende uitspraak van hem. De hervorming binnen de Rooms Katholieke Kerk begon in 1517. Luther spijkerde in dit jaar zijn stellingen aan de slotkerk van Wittenberg, hij was boos over de handel in aflaten binnen de kerk. Er kwam een scheur binnen de RKK, de Reformatie genaamd. Aan de ene kant stonden de katholieken, aan de andere kant de protestanten.

Luther was van mening dat er sprake was van de leer van twee rijken: hij stelde dat er naast het goddelijk rijk, op aarde ook een wereldlijk rijk bestond......read more

Access: 
Public
Oefenvragen KV Staats- & Bestuursrecht I, deel 1 (deeltoets 1)

Oefenvragen KV Staats- & Bestuursrecht I, deel 1 (deeltoets 1)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Oefententamen

 

Opgave 1

In juli 2010 besluit de Nederlandse regering tot een militaire bijdrage aan een vredesmissie. Bij deze vredesmissie komen dertig militairen om het leven.

Een onderzoekscommissie concludeert later dat er bij de uitzending ernstige fouten zijn gemaakt. Zo waren de Nederlandse militairen veel te licht bewapend, slecht geoefend en waren er geen afspraken met andere landen over mogelijke assistentie. Bovendien blijkt de beslissing tot uitzending genomen te zijn zonder dat er adequate informatie beschikbaar was over de veiligheidssituatie. Het rapport wijst de minister van Defensie aan als hoofdverantwoordelijke voor het drama.

a)         Op grond van welke bevoegdheid kunnen de Tweede Kamerleden de minister
van Defensie ter verantwoording roepen en waar is deze bevoegdheid nader geregeld?

Naar aanleiding van het onderzoeksrapport van de onderzoekscommissie verzoeken nabestaanden van de overleden militairen het Openbaar Ministerie om tot strafvervolging over te gaan van de minister van Defensie bij de rechtbank van Den Haag, wegens overtreding van de artikelen 307 en 309 Wetboek van Strafrecht.

b)         In hoeverre acht u dit verzoek kansrijk?

 

Opgave 2

Lees de volgende passage:

‘De  Nederlandse Grondwet ontvangt het internationale recht met open armen. Om die reden wordt er wel voor gepleit in de Grondwet een bepaling op te nemen die beschermt tegen internationaal recht dat niet voldoet aan rechtsstatelijke eisen.’

Noem drie grondwetsbepalingen waaruit blijkt dat de Nederlandse Grondwet het internationale recht met open armen ontvangt en licht uw keuzes toe.

 

Opgave 3

Eén van de beginselen van de rechtsstaat is het legaliteitsbeginsel. Dit beginsel wordt naar geldend recht doorgaans gedefinieerd als de eis dat ingrijpend optreden door de overheid moet berusten op en in overeenstemming moet zijn met wettelijke regels.

Waarom is het mede vanuit rechtsstatelijk perspectief onwenselijk om voor ál het overheidsoptreden de eis van een wettelijke grondslag te stellen? Noem twee argumenten en licht deze kort toe.

 

Opgave 4

In zijn boek Constitutioneel recht onderscheidt Kortmann drie functies van het constitutioneel recht: de constituerende, de attribuerende en de regulerende functie. Daarnaast spreekt Kortmann over de legitimerende functie. Ook geeft hij aan dat bepaalde mensenrechtenverdragen, zoals het EVRM en het IVBPR, gerekend kunnen worden tot het Nederlandse constitutionele recht.

Welke van de vier bovengenoemde functies vervullen deze mensenrechtenverdragen? Noem er twee en licht deze kort toe.

 

Opgave 5

Op het weblog “Publiekrecht en politiek” schrijft een auteur het volgende:

“De vertrouwensregel is een kernregel van ons parlementaire stelsel. Deze regel vergt onder meer dat de Tweede Kamer het vertrouwen opzegt in een minister indien ambtenaren van zijn departement ernstige fouten hebben begaan of onrechtmatig hebben gehandeld.”

Heeft deze auteur gelijk?

 

Opgave 6

Kortmann merkt in zijn boek Constitutioneel recht op dat de vertrouwensregel ook geldt tussen bewindslieden (of het kabinet).....read more

Access: 
Public
Tentamen inleiding Staats- en Bestuursrecht januari 2013

Tentamen inleiding Staats- en Bestuursrecht januari 2013

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Tentamen inleiding staats- en bestuursrecht januari 2013

 

ONDERDEEL A (40 meerkeuzevragen)

                  

1. Voor het bestaan van een regel van ongeschreven staatsrecht is het feit dat zich een staatkundige praktijk heeft gevormd die de betrokkenen consistent toepassen een noodzakelijke en voldoende voorwaarde.

 

a)  Dit is juist.

b)  Dit is onjuist.

 

2. Een kandidaat kan slechts in de Tweede Kamer worden gekozen indien op hem/haar voldoende stemmen zijn uitgebracht om de kiesdeler te halen.

 

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

3. De Nationale ombudsman doet onderzoek naar klachten van burgers over zowel onbehoorlijk overheidsoptreden als over uitspraken van nationale rechters, zonder dat hij zelf een juridisch bindend oordeel kan geven.

 

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

4. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens stelt ten aanzien van de beperking van mensenrechten eisen aan de omvang en evenredigheid van die beperkingen, waar de grondwettelijke beperkingsclausules dit niet doen.

 

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

5. De Nederlandse tak van de Griekse ‘Gouden Dageraad’ (een neo-Nazi partij met een zeer slechte reputatie) wil een bijeenkomst houden in het huis van de voorzitter, in Rotterdam. De burgemeester van Rotterdam verwacht een gewelddadige tegendemonstratie van een bekende links-radicale organisatie. In dit geval kan de burgemeester de bijeenkomst preventief verbieden op basis van de Wet openbare manifestaties.

 

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

6. Een orgaan van een hoger lichaam (bijvoorbeeld van de staat) kan altijd preventief toezicht houden op besluiten van besturen van organen van lagere lichamen (van bijvoorbeeld de gemeente). Nederlandse openbare lichamen en hun bestuursorganen hebben immers een hiërarchische verhouding.

 

a) Dit is juist

b) Dit is onjuist 

 

7. Bij zeer ernstige wanordelijkheden kan de burgemeester een noodbevel uitvaardigen en zelfs (tijdelijk) afwijken van bij de Grondwet gestelde voorschriften.

a) Dit is juist

b) Dit is onjuist 

 

8. De Gemeentewet attribueert aan de burgemeester taken en bevoegdheden op het terrein van de handhaving van de openbare orde.

 

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist. 

 

9. In de arresten Van Gend & Loos en Costa/ENEL is onder meer bepaald dat bepalingen van het Europees gemeenschapsrecht (tegenwoordig: het EU-recht) rechtstreekse werking hebben. Hieruit vloeit onder meer voort dat de Nederlandse rechter de bepalingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens direct kan toepassen.

 

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

10. De Nederlandse regering onderhandelt over de verdragstekst en ondertekent een verdrag. Voordat Nederland als staat gebonden wordt aan een verdrag moet het verdrag echter altijd eerst door de Staten-Generaal worden geratificeerd.

 

a) Dit is juist......read more

Access: 
Public
Tentamen Inleiding Staats- en Bestuursrecht november 2012

Tentamen Inleiding Staats- en Bestuursrecht november 2012

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.

Tentamen Inleiding Staats- en Bestuursrecht november 2012

 

Onderdeel A

 

1. Uit artikel 8:2 Awb volgt dat het niet mogelijk is een bezwaarschrift in te dienen tegen de toepassing van een beleidsregel door een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit.

a. Dit is juist.

b. Dit is onjuist

 

2. Als een bezwaarschrift na het verstrijken van de bezwaartermijn wordt ingediend, dan zal het – tenzij er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding – niet-ontvankelijk worden verklaard.

a. Dit is juist.

b. Dit is onjuist

 

3 Als de regering een wetsvoorstel indient bij de Staten-Generaal kan zowel de Tweede Kamer als de regering wijzigingen aanbrengen in het wetsvoorstel, namelijk tot het moment dat de Tweede Kamer over het wetsvoorstel heeft gestemd.

a. Dit is juist.

b. Dit is onjuist

 

4. Voor de gevallen dat een internationaalrechtelijke bepaling rechtstreekse werking heeft, hanteert de Grondwet de term ‘een ieder verbindende bepaling’. Of een bepaling van verdragsrecht ‘een ieder verbindend’ is, wordt uiteindelijk uitgemaakt door een rechter. Heeft de rechter eenmaal vastgesteld dat het om een een ieder verbindende bepaling van internationaal recht gaat en constateert hij verder dat de toepassing van een nationaal wettelijk voorschrift daarmee onverenigbaar is, dan kan hij de betreffende verdragsbepaling buiten toepassing laten.

a. Dit is juist.

b. Dit is onjuist

 

5. Het kabinet heeft in het regeerakkoord vastgelegd dat er in deze kabinetsperiode in totaal 18 miljard Euro bezuinigd dient te worden. Eén van de bezuinigingsmaatregelen die de regering daarbij voor ogen heeft is een verhoging van de eigen bijdrage die de burgers moeten betalen in de kosten van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. De minister van Veiligheid en Justitie kondigt in de Tweede Kamer aan dat de regering het voornemen heeft op basis van artikel 35 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand een algemene maatregel van bestuur op te stellen waarin de hoogte van de eigen bijdragen wordt verdubbeld. De Wet op de rechtsbijstand is niet opgenomen in uw wettenbundels; in artikel 35 lid 2 van deze wet staat echter dat de hoogte van de eigen bijdragen bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld.

Een Tweede Kamerlid van één van de oppositiepartijen windt zich vreselijk op over dit voornemen van de regering en stelt tijdens het Kamerdebat daarover dat een dergelijke beperking van het recht op gefinancierde rechtshulp bij algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 18 Grondwet sowieso niet is toegestaan, omdat een regeling met betrekking tot het recht op rechtsbijstand alleen bij wet in formele zin gegeven mag worden.

De stelling van het betreffende Kamerlid is:

a. Dit is juist.

b. Dit is onjuist

 

6. Binnen het Nederlandse staatsbestel heeft zich sinds het ontstaan van het Koninkrijk langzaam een democratisch systeem van ‘checks and balances’ ontwikkeld. Daarbij vonden diverse malen belangrijke constitutionele ontwikkelingen plaats, zonder dat de tekst van de Grondwet werd aangepast.
 

a. Dit is juist.

b. Dit is onjuist

 

7. Het huidige artikel 42 lid.....read more

Access: 
Public
Tentamen Staats- en Bestuursrecht juni 2012

Tentamen Staats- en Bestuursrecht juni 2012

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.

Tentamen juni 2012

 

Opgave 1

Het vraagstuk van de binding van ambten en/of organen en onderdanen van een staat door internationale verdragsbepalingen wordt beantwoord aan de hand van twee benaderingen: het monisme en het dualisme.

 

Leg uit wat beide benaderingen inhouden en leg uit waarom ze binnen één rechtsstelsel niet samengaan.

 

Opgave 2

In juli 2010 besluit de Nederlandse regering tot een militaire bijdrage aan een vredesmissie. Bij deze vredesmissie komen dertig militairen om het leven.

 

Een onderzoekscommissie concludeert later dat er bij de uitzending ernstige fouten zijn gemaakt. Zo waren de Nederlandse militairen veel te licht bewapend, slecht geoefend en waren er geen afspraken met andere landen over mogelijke assistentie. Bovendien blijkt de beslissing tot uitzending genomen te zijn zonder dat er adequate informatie beschikbaar was over de veiligheidssituatie. Het rapport wijst de minister van Defensie aan als hoofdverantwoordelijke voor het drama.

 

a)         Op grond van welke bevoegdheid kunnen de Tweede Kamerleden de minister
van Defensie ter verantwoording roepen en waar is deze bevoegdheid nader geregeld?
 

Naar aanleiding van het onderzoeksrapport van de onderzoekscommissie verzoeken nabestaanden van de overleden militairen het Openbaar Ministerie om tot strafvervolging over te gaan van de minister van Defensie bij de rechtbank van Den Haag, wegens overtreding van de artikelen 307 en 309 Wetboek van Strafrecht.

 

b)         In hoeverre acht u dit verzoek kansrijk?

Ook de media mengen zich uitgebreid in de zaak. Een journalist van Trouw doet bij de minister van Defensie een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Op deze manier wil hij inzage krijgen in de debriefingsverslagen van de uitgezonden militairen. In die verslagen luchten militairen naar verluidt openlijk hun hart over de fouten die in de voorbereiding van de uitzending en ter plekke zijn gemaakt.

 

De minister van Defensie wijst het verzoek van de journalist af. De journalist is het hier niet mee eens.

 

c)         Beschrijf de rechtsgang tot in hoogste instantie die tegen dit besluit open staat.
 

Opgave 3

In het Friese dorp Britswerd is het de afgelopen tijd onrustig geweest. Friese landbouwers plegen uit protest gewelddaden tegen landbouwproducten die uit Duitsland komen. Vooral de Duitse Doré-aardappel moet het ontgelden. Wegen worden geblokkeerd, Duitse vrachtauto’s worden onderschept, ladingen vernietigd en de Duitse chauffeurs worden met geweld bedreigd.

 

Eén van de relschoppers is Aaldert Huys. Hij heeft met zijn tractor urenlang een provinciale weg geblokkeerd. Als gevolg daarvan is zijn tractor door de politie in beslag genomen. Na een week krijgt Huys een brief met de mededeling dat hij zijn tractor nog vier maanden moet missen.

 

Huys is woedend. Hij meent dat hier sprake is van een verkapte straf en die mag hem pas worden opgelegd na een eerlijk proces. Hij neemt contact op met een advocaat. Deze slaat artikel 6 EVRM er op na en leest dat artikel 6 EVRM van toepassing op daden van ‘strafrechtelijke vervolging’.

a)         Hoe wordt.....read more

Access: 
Public
Tentamen Staats- en Bestuursrecht april 2012

Tentamen Staats- en Bestuursrecht april 2012

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.

Tentamen Staats- en Bestuursrecht april 2012

 

Opgave 1 

In Constitutioneel recht schrijft Kortmann het volgende:

 

‘Men gaat er van uit dat de wetgeving of de belangrijkste wetgeving door de kiezers zelf of (mede) door een volksvertegenwoordiging tot stand worden gebracht.’

 

In de praktijk blijkt dat de wetgever in toenemende mate (1) regelgevende bevoegdheden delegeert aan het bestuur en (2) het bestuur discretionaire bevoegdheden toekent.

 

  1. Met welke elementen van de rechtsstaat staat deze praktijk van de wetgever op gespannen voet? Noem er twee.

 

Het toekennen van discretionaire bevoegdheden aan het bestuur heeft ook invloed op de manier waarop de rechter de uitoefening van een discretionaire bevoegdheid door het bestuur toetst.

 

  1. Hoe toetst de rechter de uitoefening door het bestuursorgaan van een discretionaire bevoegdheid? Motiveer uw antwoord in het licht van de scheiding der machten.

 

Opgave 2

Het is 2009 en de vier jaar oude Roy maakt een vreselijke tijd door. Zijn vader is bij een ernstig auto-ongeluk om het leven gekomen. Zijn moeder heeft het ongeluk overleefd maar ligt in coma. Roy verblijft intussen bij een gastgezin.

 

In 2009 heerst in Nederland de Mexicaanse griep. Inenting van kinderen onder de 12 jaar is dringend gewenst. Daarvoor is toestemming van de ouders vereist. Nu de ouders van Roy niet in staat zijn om die te geven, vraagt Bureau Jeugdzorg de rechter om vervangende toestemming.

 

De rechtbank stelt vast dat de Nederlandse wetgeving in zulke vervangende toestemming niet voorziet: artikel 1:264 van het Burgerlijk Wetboek (BW) maakt vervangende toestemming door de rechter mogelijk als de ouders weigeren toestemming te geven. In dit geval zijn de ouders van Roy niet in staat om die toestemming te geven.

 

Bureau Jeugdzorg meent echter dat de rechtbank ook in dit geval de vervangende toestemming kan geven. Bureau Jeugdzorg verwijst naar artikel 3 van het Kinderrechtenverdrag (IVRK). Artikel 3 IVRK luidt als volgt:

 

‘Bij alle maatregelen betreffende kinderen, […]  vormen de belangen van het kind de eerste overweging’

 

Het IVRK is door Nederland in 1995 geratificeerd, gepubliceerd in het Tractatenblad en in werking getreden.

 

a)         Aan de hand van welke criteria beoordeelt de rechter of artikel 3 IVRK een ‘een ieder verbindende’ verdragsbepaling in de zin van artikel 94 Grondwet is?
 

  1. Stel dat artikel 3 IVRK een ieder verbindend is. Beschrijf waarom buiten toepassing laten van artikel 1:264 BW op grond van artikel 94 Gw geen oplossing biedt en geef aan op welke manier de rechtbank er wel voor kan zorgen dat, met behulp van artikel 3 IVRK, de vervangende toestemming wordt verleend. (2 punten)

 

 

 

 

Opgave 3

De Consumentenautoriteit is een ambtenaar van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (‘EL&I’) die op grond van de Wet handhaving consumentenbescherming toezichts- en handhavingsbevoegdheden geattribueerd heeft gekregen. De Consumentenautoriteit ressorteert onder de Minister van EL&I.

 

Een wetswijziging zal er op.....read more

Access: 
Public
Samenvatting Arresten Kernvak Staats- & Bestuursrecht I, deel 2 (thema 5 t/m 8)

Samenvatting Arresten Kernvak Staats- & Bestuursrecht I, deel 2 (thema 5 t/m 8)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Thema 5

 

Grenstractaat Aken, NJ 1919, p. 371
HR 3-03-1919

 

Leerstuk: art. 93 en 94 Gw

 

Onderwerp: doorwerking internationaal recht

 

Casus:

Een landbouwer wordt ten laste gelegd dat hij rogge heeft vervoerd in Nederland én Duitsland zonder te beschikken over daarvoor vereiste documenten, zoals een paspoort. Hij voert tot zijn verdediging aan dat hij eigendommen heeft die aan de Nederlandse en Duitse kant van de grens liggen en dat hij daar zijn goederen vrij mag vervoeren op grond van het tractaat van Aken van 26 juni 1816.

 

Rechtsvraag:

Past de Nederlandse rechter verdragsrecht in zijn volkenrechtelijke hoedanigheid of als nationaal recht (transformatieleer) toe?

Rechtsgang:

Het Hof verwerpt zijn argument omdat, na invoering van de wet van 14 augustus 1914, eigenaren die eigendommen hebben aan beide zijden van de grens geen toestemming hebben gekregen in alle opzichten vrij en onbelemmerd hun goederen uit te voeren.

De Hoge Raad oordeelde dat het tractaat van Aken ervoor zorgde dat de in dat tractaat bedoelde gemengde eigenaar, het door een ieder te eerbiedigen recht had om vrijelijk, behoudens afgifte bij de douaneambtenaren, producten van zijn in Nederland gelegen land te vervoeren naar het in het buitenland geleden deel van zijn land. De strekking van het tractaat was dat voor gemengde eigenaren de nadelen zouden worden weggenomen,.....read more

Access: 
Public
Collegeverslagen Kv Staats- en Bestuursrecht I, deel 2 (wk 5 t/m 7)

Collegeverslagen Kv Staats- en Bestuursrecht I, deel 2 (wk 5 t/m 7)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Collegeverslagen Kernvak SBR I

 

Hoorcollege 5 28 mei 2013.

 

Deze week zal het hoorcollege gaan over de internationale en de Europese rechtsorde. De internationale rechtsorde is een heel complex systeem. Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van de Kadi-zaak. Meneer Kadi is een sjeik, die erg vermogend is en wordt verdacht van terrorisme. De Veiligheidsraad komt in 2001 met een resolutie waarin zij afstand nemen van het beleid om een staat aan te pakken voor terrorisme, en een systeem invoeren waarmee de individuele terrorist wordt aangepakt. Dit overkomt meneer Kadi. In het internationaal recht zijn staten nog steeds de belangrijkste pijlers voor de uitvoering van het recht. De VN richt zich tot Nederland. Omdat Nederland lid is van de Europese Unie moet het hiervan toestemming krijgen. De EU neemt de verordening aan. Meneer Kadi is het hier niet mee eens en gaat in beroep bij de Europese rechter, wegens schending van artikel 263 VWEU. De rechter in eerste aanleg stelt dat de lidstaten door de verordening aan de resolutie gebonden zijn. Het Hof van Justitie, de hoger beroepsrechter, stelt echter dat het Internationaal Recht, dus de resolutie van de VN, geen afbreuk mag doen aan de fundamenten van de EU, artikel 2 VEU. Dit is hier wel het geval.

 

Verhouding internationaal recht en nationaal recht

In 1648 was er de Vrede van Westfalen. Dit was de geboorte van de moderne soevereine staat en het statenbestel. De gedachte met deze vrede was dat staten volledig vrij moeten zijn. Dit is zowel interne soevereiniteit, tegenover de eigen burgers, als externe soevereiniteit, naar buiten toe. Met deze vrede kwam er dus een pluriversum van staten. Maar om vrij te kunnen zijn moeten er afspraken worden gemaakt en regels worden opgesteld. Men werd om vrij te zijn dus in zijn vrijheid beperkt.

Het nationale en internationale recht zijn in beginsel twee gescheiden systemen. Het internationaal recht heeft in beginsel, als het een ieder verbindend is, voorrang op het nationale recht. Wat rechtens naar het internationaal recht is, hoeft echter niet rechtens naar het nationale recht te zijn. Zo kan het dus zijn dat een verdrag in strijd is met het nationale recht, maar toch nageleefd moet worden. Dit is het pacta sunt servanda beginsel.

 

Verdragssluiting

Voor het sluiten van een verdrag kunnen twee dimensies worden onderscheden.

Allereerst is er de dimensie van het volkenrecht. In het volkenrecht geeft het Weens Verdragen Verdrag regels voor het sluiten van verdragen. Uit artikel 11 jo. 7 van het WVV blijkt dat volkenrechtelijke binding aan een verdrag tot stand komt door ondertekening, tenzij er sprake is van een.....read more

Access: 
Public
Uitwerking colleges Inleiding Staats- en Bestuursrecht

Uitwerking colleges Inleiding Staats- en Bestuursrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Week 36- 7 september 2012 – College 1

Staats- en bestuursrecht is onderdeel van het publiekrecht. Publiekrecht is het recht dat de verticale relatie van overheid en burger regelt. Dit is een verticale relatie omdat de overheid boven de burger staat. Ook regelt het publiekrecht de relatie van overheidsinstanties onderling. Naast publiekrecht is er ook privaatrecht, wat de horizontale relatie tussen burgers onderling regelt. Deze relatie is horizontaal omdat de burgers gelijk aan elkaar zijn en naast elkaar in het recht staan.

Staatsrecht houdt zich in de eerste plaats bezig met de grondslagen. Deze grondslagen zijn:

 

    • Het Statuut en de Grondwet en organieke wetten. Organieke wetten zijn wetten die gemaakt zijn door de wetgever in formele zin. De Grondwet zorgt er in dit geval voor er een wet wordt gemaakt. Voorbeelden van organieke wetten zijn de Kieswet en de Gemeentewet.

    • Het politiek staatsrecht. Het politieke staatsrecht heeft te maken met de regering, het parlement en de ambtenarij

    • Decentralisatie. Taken van de overheid worden afgestoten naar lagere overheden, zoals provincie en gemeente. Zij krijgen dan het zogenaamde provincie- en gemeenterecht.

    • Grondrechten

    • De relatie tussen de politiek en de rechter

 

Bestuursrecht is het dagelijkse staatsrecht. Het betreft de technische wetgeving en uitvoering van het bestuur, stelt de normen voor het bestuur en zorgt voor rechtsbescherming van de burger tegenover de overheid.

 

De Staat

Een staat is een georganiseerd verband van burgers met een overheid. Samen vormt de staat een collectieve eenheid. De overheid in de staat is soeverein. Dit zie je aan het geweldsmonopolie en alle andere eenzijdige besluiten die de overheid neemt. De staat heeft territoriale grenzen en is volksrechtelijk als Staat erkend door een grote groep van staten. Bij Nederland is dit gebeurd bij de vrede van Münster, in 1648.

 

Er is een overheid, een staat, nodig voor het publiek belang. De overheid moet zorgen voor de beveiliging van het collectief belang. De klassieke kerntaken van een staat zijn zorgen voor orde en veiligheid. Zij moet een vangnet zijn voor de inwoners van het land. Dit doet de overheid door middel van wetten en regels en door het militair apparaat van een land. Om deze taak uit te voeren zijn eenzijdig bindende besluiten nodig. Dit houdt in dat de gelding van een besluit niet afhankelijk.....read more

Access: 
Public
Oefenpakket Inleiding Bestuursrecht

Oefenpakket Inleiding Bestuursrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Tentamen inleiding staats- en bestuursrecht januari 2013

 

ONDERDEEL A (26 meerkeuzevragen)

 

 

1. De Nationale ombudsman onderzoekt klachten van burgers over zowel onbehoorlijk overheidsoptreden als over uitspraken van nationale rechters, zonder dat hij zelf een juridisch bindend oordeel kan geven.

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

2. De Nederlandse tak van de Griekse ‘Gouden Dageraad’ (een neo-Nazi partij met een zeer slechte reputatie) wil een bijeenkomst houden in het huis van de voorzitter, in Rotterdam. De burgemeester van Rotterdam verwacht een gewelddadige tegendemonstratie van een bekende links-radicale organisatie. In dit geval kan de burgemeester de bijeenkomst preventief verbieden op basis van de Wet openbare manifestaties.

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

3. Een orgaan van een hoger lichaam (bijvoorbeeld van de staat) kan altijd preventief toezicht houden op besluiten van besturen van organen van lagere lichamen (van bijvoorbeeld de gemeente). Nederlandse openbare lichamen en hun bestuursorganen hebben immers een hiërarchische verhouding.

a) Dit is juist

b) Dit is onjuist

 

4. Bij zeer ernstige wanordelijkheden kan de burgemeester een noodbevel uitvaardigen en zelfs (tijdelijk) afwijken van bij de Grondwet gestelde voorschriften.

a) Dit is juist

b) Dit is onjuist

 

5. De Gemeentewet attribueert aan de burgemeester taken en bevoegdheden op het terrein van de handhaving van de openbare orde.

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

6. Een stichting die opkomt voor een bepaald ideëel of algemeen belang zal in een bestuursrechtelijke procedure niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht worden aangemerkt indien zij naast het voeren van juridische procedures geen andere activiteiten ontplooit om haar doelstelling te verwezenlijken.

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

7. Tegen de vaststelling van algemeen verbindende voorschriften of beleidsregels staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht geen beroep open bij de sector bestuursrecht van de rechtbank. Tegen de vaststelling van een concretiserend besluit van algemene strekking staat daarentegen wel beroep open.

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist.

 

8. Indien de sector bestuursrecht van de rechtbank een beroep gegrond verklaart, dient zij het besluit waartegen het beroep gericht is te vernietigen.

a) Dit is juist

b) Dit is onjuist

 

9. De Algemene wet bestuursrecht bevat geen bepalingen waarin aan bestuursorganen een bevoegdheid wordt toegekend op basis waarvan een last onder bestuursdwang kan worden opgelegd.

 

a) Dit is juist.

b) Dit is onjuist......read more

Access: 
Public
Oefententamen Inleiding Staats- en Bestuursrecht

Oefententamen Inleiding Staats- en Bestuursrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Tentamen Inleiding Staats- en Bestuursrecht 2013

 

1.

 

Welke stelling met betrekking tot het begrip subjectief recht is juist?

a. Uit het subjectieve recht vloeien objectieve rechten voort.

b. Het eigendomsrecht van de heer Jansen op zijn auto is aan te merken als een subjectief

recht.

c. Evenals bij het begrip objectief recht heeft men bij het begrip subjectief recht algemene

regels op het oog.

d. Een subjectief recht is onder de juridische voorwaarde van bekendmaking tot het

objectieve recht te rekenen.

 

2.

 

De rechter die een wetstekst onduidelijk vindt mag:

a. de wetstekst interpreteren.

b. weigeren om recht te spreken.

c. de wetstekst beoordelen op zijn billijkheid.

d. de wetstekst aanvullen met een eigen rechtsregel.

 

3.

 

Welke van onderstaande uitspraken over gewoonterecht is juist?

a. Elke gewoonte is aan te merken als een rechtsbron.

b. Regels van gewoonterecht worden nooit door de rechter geformuleerd.

c. Indien de wet niet naar een gewoonte verwijst, kan een gewoonte geen rechtsregel

worden.

d. Gewoonte kan als bron van recht worden aangemerkt als een vaste gedragslijn leidt tot

naleving van een regel als rechtsplicht

 

4.

 

In onze rechtsgeschiedenis komt steeds een tegenstelling in de opvattingen over de

basisprincipes van het recht naar voren, die van grote invloed zijn op de wijze waarop het

rechtsstelsel is georganiseerd. Over welke rechtsopvattingen gaat het hier?

a. de Canoniek/Religieuze tegenover de Anglo-Saxisch/Romaanse rechtsfamilie.

b. de visie op materieel tegenover formeel recht

c. de visie van Natuurrecht tegenover Positief recht

d. de Romaanse rechtsfamilie tegenover de Germaans-Friese rechtsfamilie.

 

5.

 

Welke uitspraak is juist?

a. Privaatrecht betreft het recht dat bedoeld is voor verhoudingen tussen verticaal

gepositioneerde rechtssubjecten.

b. De Hoge Raad heeft expliciet gekozen voor de positiefrechtelijke stroming bij haar

rechtsvinding; dit is onder meer vastgelegd in het arrest Lindenbaum-Cohen over de

onrechtmatige daad.

c. Publiek recht is ieder recht waarbij op enigerlei wijze een overheid is betrokken.

d. Niet alle wetten in formele zin behoren tot het formele recht.

 

 

 

 

 

 

6.

 

Grondrechten kunnen op verschillende wijze worden beperkt. Zo kan de grondwetgever

de wetgever als orgaan aanwijzen dat bevoegd is om een grondrecht te beperken, en

tevens toelaten dat de wetgever zijn beperkingsevoegdheid delegeert. Een voorbeeld waar

de wetgever in formele zin een beperking kan stellen aan het desbetreffende grondrecht,

en ook zijn bevoegdheid kan delegeren, is te vinden in:

a. artikel 6, eerste lid, Grondwet.

b. artikel 7, eerste lid, Grondwet.

c. artikel 9, tweede lid, Grondwet.

d. artikel 19, eerste lid, Grondwet.

 

7.

 

Art 81 van de Grondwet heeft betrekking op:

a. attributie.

b. delegatie.

c. subdelegatie.

d. mandaat.

 .....read more

Access: 
Public
Begrippenlijst Kernvak Staats- en Bestuursrecht I

Begrippenlijst Kernvak Staats- en Bestuursrecht I

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

A

Absolutisme Alle overheidsbevoegdheden zijn rechtens in één ambt geconcentreerd of gaan uit van één ambt, eventuele andere ambten zijn hieraan ondergeschikt.

Attributie Het creëren en toekennen van een bevoegdheid.

 

B

Beleidsregels (1) voorschriften (circulaires/richtlijnen) die een ambt (bijvoorbeeld minister) krachtens zijn bevelsbevoegdheid aan zijn ondergeschikten richt inzake de toepassing van wettelijke voorschriften en (2) regels waaraan een ambt zichzelf bindt inzake de uitoefening van discretionaire/anderszins open bevoegdheden (zie artikel 1:3 lid 4 Awb).

Besluit Een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

 

C

Checks and balances Voorkomt dat de ambten geheel zelfstandig en ongecontroleerd op hun eigen gebied te werk gaan.

Constitutionalisme Spreiding en verdeling van overheidsbevoegdheden over meerdere ambten.

Cultus en rite Het alleen hetzij met anderen zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden in erediensten.

 

D

Decentralisatie Naast de ambten van het centrale overheidsverband staan ambten van één of meer andere overheidsverbanden, die door de constitutie bevoegdheden krijgen geattribueerd.

Deconcentratie Een ambtelijke dienst wordt territoriaal of functioneel binnen een overheidsverband gespreid.

Delegatie Een ambt, de delegans, draagt één of meer van zijn bevoegdheden over aan een ander ambt, de delegataris, die deze bevoegdheden onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent.

Directe discriminatie In het gemaakte onderscheid wordt rechtstreeks verwezen naar een verboden criterium (bijvoorbeeld ras) of als het gemaakte onderscheid met zo een verboden criterium rechtstreeks is verbonden.

Discretionaire bevoegdheid Keuzevrijheid van het bestuur om naar eigen inzicht te handelen.

Dualisme Het internationale recht bindt slechts de staat, niet de burgers en de ambten. Pas na een nationaal besluit tot omzetting (transformatie), kan door burgers en ambten beroep worden gedaan op de internationale (nu nationale) norm.

Dualistisch bestuursmodel De Gemeenteraad en het college B en W functioneren (meer) gescheiden van elkaar.

 

E

Extraparlementaire formatiemethode De informateur/formateur vergewist zich ervan dat de meerderheid van de Tweede Kamer een nieuw kabinet zal gedogen.

 

F

Formeel demissionair Het kabinet heeft ontslag aangeboden.

Formeel wetsbegrip De wetgever kan in beginsel elke door hem gewenste inhoud aan een wet geven. Dit houdt in dat het begrip wet in de Grondwet niets zegt over de inhoud daarvan, maar slechts betrekking heeft op de procedure van totstandkoming.

Forum internum De vrijheid om een godsdienst te hebben of niet te hebben en van godsdienst te veranderen.

Functionele decentralisatie De gedecentraliseerde ambten zijn bevoegd bepaalde belangen te behartigen.

 

H

Habeas-corpus beginsel Een ieder wiens vrijheid is ontnomen heeft het recht voorziening te vragen bij een rechter opdat deze spoedig beslist over de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming en wanneer deze onrechtmatig is de invrijheidsstelling beveelt.

 

I

Indirecte discriminatie Een ogenschijnlijk neutraal criterium wordt gehanteerd (bijvoorbeeld taalbeheersing) dat in zijn effect personen met een bepaald persoonskenmerk (bijvoorbeeld ras) disproportioneel raakt en daarmee qua feitelijke uitkomst hetzelfde gevolg heeft als directe discriminatie.

Ius de non evocando Niemand mag tegen zijn wil van een rechter worden afgehouden, indien de wet hem dat recht toekent

 

K

Klassieke.....read more

Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Staats- en Bestuursrecht II. Week 1, 2 en 3

Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Staats- en Bestuursrecht II. Week 1, 2 en 3

Hoorcollege aantekeningen van week 1, 2 en 3. Gebaseerd op de colleges van 2014 - 2015.


Hoorcollege week 1

Programma

  • Inleiding

  • Systeem van het bestuursrecht

  • Actoren in het bestuursrecht
     

Typisch bestuurshandelen

Bestuursorganen nemen besluiten. Een besluit bestaat uit vier elementen:

  1. Het moet een schriftelijke beslissing zijn,

  2. Genomen door een bestuursorgaan,

  3. Betreffende een publiekrechtelijke

  4. Rechtshandeling (dus moet rechtsgevolgen hebben met betrekking tot het geldende recht).

    1. Anders dan bij privaatrechtelijke rechtshandelingen wordt door deze publiekrechtelijke rechtshandeling het positieve recht veranderd. Slechts bestuursorganen hebben deze bevoegdheid.

                    Zie hiervoor art. 1:3 Awb.

                   De overheid verricht daarnaast echter nog andere handelingen (feitelijke handelingen, contracthandelen (sluiten van convenanten),                                      eigenaarsbevoegdheden etc.).

Typerend voor bestuursrecht is ook het samenspel tussen beleid en recht. Het maken beleid (het maken van keuzes) vormt het startpunt. Deze beleidsvrijheid wordt in eerste instantie door de politiek ingevuld, maar de bestuursrechter kan dit beleid toetsen. Hij is niet bevoegd om zelf een besluit te nemen, maar kan toetsen of beslissingen op verantwoorde wijze genomen zijn (bijvoorbeeld met inachtneming van motiveringsvereisten).

 

Fundamentele beginselen en uitgangspunten van het bestuursrecht als rechtssysteem

  • Democratie (democratisch samengestelde vertegenwoordigende lichamen hebben grote invloed op besluitvorming):

  • Legaliteitsbeginsel: ptreden van overheidsorganen dient een wettelijke grondslag te hebben.

  • Specialiteitsbeginsel: bestuursorganen moeten blijven binnen het door de wet geboden kader (bijvoorbeeld slechts optreden ter bescherming van de in de wet genoemde belangen).

  • Rechtszekerheid.

  • Gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen worden gelijk behandeld;

  • Stelselmatigheid en consistentie: voor gelijke gevallen moeten gelijke criteria gehanteerd worden.

  • Absolute regeltrouw (regels zijn regels) of individualiserende regelsbedeling (regels toegespits op de persoon, waarbij onderzocht wordt hoe zo goed mogelijk tegemoet gekomen kan worden aan individuele gevallen)? Waar wetten hiertoe ruimte bieden, moet zoveel mogelijk volgens laatstgenoemd principe gehandeld worden.

Awb

De Awb is op een vrij transparante manier opgebouwd:

  1. Inleidende bepalingen: hierin worden verschillende begrippen gedefinieerd.

  2. Verkeer tussen burgers en bestuursorganen: betreft bijvoorbeeld regels over correspondentie met de overheid.

  3. Algemene bepalingen over besluiten: zijn op alle besluiten van toepassing.

  4. Bijzondere bepalingen over besluiten: zijn slechts op bepaalde besluiten (bijvoorbeeld subsidiebesluiten of beschikkingen) van toepassing.

  5. Handhaving: bij overtreding van regels.

  6. Algemene bepalingen over bezwaar en beroep: ongeacht waar in beroep gekomen wordt, moeten de regels uit dit hoofdstuk worden toegepast (bijvoorbeeld met betrekking tot termijnen).

  7. .....read more
Access: 
Public
Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Staats- en Bestuursrecht II. Week 4 en 5

Hoorcollegeaantekeningen Kernvak Staats- en Bestuursrecht II. Week 4 en 5

Hoorcollege aantekeningen van week 4 en 5. Gebaseerd op de colleges van 2014 - 2015.


Hoorcollege week 4

Programma:

  1. Het object van normering (welk overheidsoptreden?)
  2. Welke manier van normeren?
  3. Discretionaire vs. gebonden bevoegdheden

 

Object van overheidsnormering

Er zijn verschillende vormen van overheidsoptreden te onderscheiden:

  • Feitelijk handelen (bijvoorbeeld het aanleggen van een weg, zie ook het arrest Wegafsluiting Zaandam);
  • Privaatrechtelijk handelen (bijvoorbeeld het aankopen van onroerende zaken);
  • Bestuursrechtelijk handelen (bij uitstek het nemen van besluiten).

In principe heeft de overheid zich in alle optreden te houden aan de normering die geldt met betrekking tot overheidsoptreden (arrest IKON).

Uitzonderingen hierop worden gevormd door de situatie dat er een wettelijke uitzondering is of de aard van de bevoegdheid zich ertegen verzet dat de norm moet worden toegepast (feitelijk handelen kan natuurlijk moeilijk gemotiveerd worden).

A-organen zijn in alle facetten bestuursorgaan en zijn dus in beginsel in alle optreden gebonden aan de normen die gelden met betrekking tot overheidsoptreden (zie ook Rasti Rostelli).

B-organen daarentegen zijn alleen aan de normering gebonden voor zover hij overheidstaken uitvoert. 

Het maken van wetten in formele zin, zoals omschreven in art. 81 Gw, is ook overheidsoptreden, toch wordt de wetgever op grond van art. 1:1 lid 2 Awb uitgezonderd van de normen die besloten liggen in de Awb. De wetgever in formele zin wordt namelijk niet als bestuursorgaan in de zin van de Awb gekwalificeerd.

Het uitoefenen van de verordenende bevoegdheid van bijvoorbeeld de gemeenteraad valt voor een groot deel echter wel gebonden aan de normering. Dit blijkt uit art. 3:1 lid 1 Awb. Afdeling 3.2 is slechts van toepassing voor zover de aard van de bevoegdheid zich hiertegen niet verzet. Dit is dus een minder rigoureuze uitzondering dan die geldt voor de WFZ.

De OvJ kan als bestuursorgaan in de zin van de Awb worden gekwalificeerd (is niet zoals de WFZ uitgezonderd van het bestuursorgaanbegrip), maar is slechts voor taken die niet vallen onder opsporing en vervolging gebonden aan de Awb, zo blijkt uit art. 1:6 eerste lid aanhef en onder a Awb.

Volgens art. 3:1 tweede lid Awb zijn op andere handelingen dan besluiten de normeringen van hoofdstuk 3 van toepassing, voor zover de aard van de handelingen zich hiertegen niet verzet.

Voor het terugvinden van de normering van een bevoegdheid is het van belang om de structuur van de Awb goed te doorgronden. Korte herhaling:

  • H2 Awb: verkeer overheid-burger
  • H3 Awb:: besluiten algemeen
  • H4 Awb: bijzondere besluiten
    • Titel 4.1: beschikkingen
    • Titel 4.2  Subsidies

Van belang is om eerst te bepalen welk type besluit aan de orde is, en vervolgens in de betreffende titel te gaan zoeken.

 

Typen van normering

Het bestuursrecht kent zowel geschreven normen (zoals het zorgvuldigheidsbeginsel van art. 3.2 Awb).....read more

Access: 
Public
Collegeaantekeningen Inleiding Bestuursrecht week 1-4

Collegeaantekeningen Inleiding Bestuursrecht week 1-4

Bevat aantekeningen bij de hoorcolleges en werkgroepen van week 1 t/m 4.


Week 1

Hoorcollege

Inleiding

Veel toepasselijk recht in het bestuursrecht is geschreven recht. Zo kan alleen een belanghebbende voor een bestuursrechter moeten verschijnen. Voorbeeld van een casus van de verlening van de vergunning van de intocht van Sinterklaas en daartegen maken een groep mensen bezwaar vanwege discriminatie. Maar eerst moet de bestuursrechter wel bekijken of ze belanghebbende zijn.

 

Ontvankelijkheid

Een bestuursrechter moet eerst toetsen of de persoon die voor hun staat wel belanghebbende is (ontvankelijkheidseis). De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) stelt zich ook de vraag of de desbetreffende vraag wel voor hen bestemd is.

 

Bestuursorgaan

Een bestuursorgaan is een orgaan dat bestuurshandelingen verricht. Dat zijn bijvoorbeeld overheidsorganen, want die doen niets anders. Maar ook een garage is een bestuursorgaan, mits deze de APK verricht. De vraag is of een bestuursorgaan bepaalde handelingen al dan niet mag verrichten.

Legaliteitsbeginsel geldt vooral voor eenzijdige rechtshandelingen. Er is een brede interpretatie (voor al het bestuurshandelen) en een smalle interpretatie (alleen voor belastend handelen).

Specialiteitsbeginsel benoemt dat het alleen maar mag gaan over specifieke belangen. Algemene belangen zijn niet afhankelijk voor de bestuursrechter.

 

Ontstaansgeschiedenis

De Awb was in 1994 ingevoerd. Voor de Awb was er geen algemeen bestuursrecht. Al het bestuursrecht was in het bijzonder bestuursrecht geregeld. Dit is een heel breed rechtsgebied wat steeds doorgroeit door bevolkingsgroei, technische ontwikkeling, rampen, crisissen, Europese integratie enzovoorts.

Bijzonder bestuursrecht zijn regels met een bijzondere strekking, zoals het aanleggen van een gehandicaptenparkeerplaats of iets dergelijks. Algemene regels missen zo’n bijzonder gebied.

 

Doelen bestuursrecht

Bestuursrecht bevordert de eenheid van het bestuursrecht. Dat er iets is van algemene strekking geldt. Tevens vereenvoudiging en systematisering van het bestuursrecht, want door de invoering van de Awb zijn duizenden regels van bijzonder bestuursrecht geschrapt. Daarnaast kon jurisprudentie gecodificeerd worden, die van grote relevantie was. Ook konden zo bijzondere wetten die een algemene strekking hadden een passende plaats binnen het bestuursrecht krijgen.

 

Debat Struycken en Loeff

In een rechtsstaat moet je op elk besluit in hoger beroep kunnen gaan, inclusief bestuursrecht. In het debat tussen Struycken en Loeff over het beroep in bestuursrecht werd betwist wat de ideale vormgeving is voor hoger beroep.

Struycken vond dat een rechter niet democratisch gelegitimeerd was en dat hij dus voorstander voor een intern beklag. Dit heet een administratief beroep en heeft in de twintigste eeuw vrijwel alle beroep geregeld. Tegenwoordig bestaat dit vrijwel niet meer.

Loeff vond dat het accent moest liggen op de onafhankelijkheid van een rechter. Hij wilde een bestuursrechter, maar hij kreeg ongelijk.

 

Bentem-arrest

In het Benthem-arrest vroeg Benthem een vergunning om een lpg-installatie te mogen plaatsen. Deze vergunning is verleend, maar later vernietigd. Benthem wilde.....read more

Access: 
Public
Artikelen week 1 Inleiding Bestuursrecht

Artikelen week 1 Inleiding Bestuursrecht

2 Artikelen behorende tot de verplichte literatuur van week 1 van het vak Inleiding Bestuursrecht


Artikel Leo Damen

De Awb heeft gezorgd voor invoering van een algemeen bestuursrecht. Een algemene richtlijn waaraan heel het bestuursrecht hangt. Daarop borduren bijzondere bestuurswetten voort. Voor 1994 was er geen algemeen bestuursrecht. Het bestuursrecht was een onderontwikkeld rechtsgebied in de jaren ’70. Zonder Awb rijzen er constant interpretatievragen die niet gesteld hoeven te worden met een Awb.

De Awb had als doelen het uniformeren van bepaalde begrippen, harmoniseren en systematiseren, jurisprudentie codificeren en algemene voorzieningen als de doorzendplicht harmoniseren. Er is echter nauwelijks geëvalueerd of iets van deze doelen verwezenlijkt zijn. Maar gelukkig zijn deze gebreken makkelijk op te merken.

Rechtsbescherming is doorgaans een “achterafpraktijk”, waarin opgetreden wordt als het kwaad al is geschied. Aanpassingen hierop moeten nog volgen.

De politiek is ontevreden over bestuursrecht als zodanig, omdat het traag functioneert. Ok de strenge rechtmatigheidscontrole wordt als te hinderlijk ervaren. Maatschappelijke ontwikkelingen gaan verder, Europese normen maken hun entree en daar moet het bestuursrecht op inspelen. Meer differentiatie is een optie, zodat niet overal even streng bekeken wordt. Ook kan het Awb beschouwd worden als een algemeen referentiekader, wat in het bijzonder bestuursrecht alleen maar structureert.

Het bestuursrecht is dus niet perfect. Toch is de Awb een grote sprong voorwaarts, want de eerste ruwe structuur is aangebracht.

 

Artikel Polak

Geschiedenis van de rechtsbescherming

Algemene bestuursrechtspraak bestaat sinds 1976. Daarvoor was alleen bijzondere bestuursrechtspraak mogelijk. Vroeger werd een direct beroep als wenselijker ervaren. De rechterlijke macht had weinig expertise en de verzekeringsrechter kon dat wel bieden. Het hoogste beroep moest bij de Centrale Raad van Beroep.

Dat valt allemaal terug te leiden tot het debat tussen Struycken en Loeff in het begin van de twintigste eeuw. Hierin voerde Struycken aan dat direct beroep beter was, omdat dan de democratische legitimatie beter was. Administratief beroep was het antwoord. Loeff vond een onafhankelijke rechter een betere optie.

Struycken kreeg gelijk. Tot 1976 bestonden alle beroepen op beroep op de Kroon. Deze procedure hield in dat de minister uiteindelijk het laatste woord zou krijgen. Dat werd echter zo onwenselijk geacht vanwege de Trias Politica, dat Loeff uiteindelijk gelijk kreeg. Dit deels door het omslaan van de gedachte dat de onafhankelijke rechter als de beste optie beschouwd werd.

Anderzijds werd het ook bepaald in de uitspraak Benthem uit 1985. Beroep op de Kroon voldeed niet aan het recht op een eerlijk proces. Benthem had voor de burgerlijke rechter zijn probleem voor moeten kunnen leggen, omdat gezien werd over het oordeel over een zaak van burgerlijk recht. De ABRvS werd geïnstalleerd als bestuursrechter. Beroep tegen alle overheidsbeschikkingen werd opeens mogelijk door de wet arob.....read more

Access: 
Public
Collegeaantekeningen Bestuursrecht

Collegeaantekeningen Bestuursrecht


Hoorcollege 1. 31-03-15

Bevoegdheidstoedeling

Bestuursbevoegdheid kent twee definities. De ruime definitie is: juridisch vermogen om op grond van het recht het algemeen belang te behartigen. De definitie die de awb geeft is: de bevoegdheid tot het nemen van besluiten (1:3 awb). De awb biedt geen algemene bevoegdheid. De bevoegdheid moet volgen uit wettelijke regels. Dit is eigenlijk het legaliteitsvereiste. Ingrijpen in rechten van burgers is alleen toegestaan als het berust op een wettelijke grondslag.
Er bestaan drie manieren van bevoegdheidsverkrijging.

1.Attributie

Attributie is de bevoegdheid in het leven roepen door de overheid en toekennen aan een bestuursorgaan. Er wordt geattribueerd bij wettelijk voorschrift. Er is dus een wetgevende bevoegdheid nodig.

2.Mandaat

De definitie van mandaat is te vinden in artikel 10:1 awb. Een mandaat kan zowel schriftelijk als mondeling verkregen worden. Er is geen wettelijke grondslag vereist. Een mandaat kan tevens aan zowel een ondergeschikte als niet ondergeschikte worden verleend. In de praktijk is het verlenen van een mandaat aan een ondergeschikte het meest gebruikelijk.

3.Delegatie

De definitie van delegatie is te vinden in artikel 10:13 awb. Er wordt gedelegeerd bij besluit. Een wettelijke grondslag is hiervoor vereist. Delegatie aan een ondergeschikte is niet toegestaan.

Belanghebbende (1:2 awb)

Een adressaat van een besluit is altijd belanghebbende. Een feitelijk belang hebben is al voldoende om een belanghebbende te zijn in een zaak. Degene die derde-belanghebbenden zijn, moeten aan bepaalde criteria voldoen. Het moet ten eerste objectief bepaalbaar zijn, is het persoonlijk, eigen, rechtstreeks en actueel. In de jurisprudentie zijn nog een tweetal steuncriteria ontwikkeld. Dit heeft vooral te maken met besluiten van ruimtelijke ordening. Het eerste criterium is nabijheid en het tweede criterium is zicht.

Rechtspersonen kunnen ook belanghebbende zijn als zij algemene/collectieve belangen behartigen. De vereisten zijn dat er rechtspersoonlijkheid is, dat er een algemeen belang behartigd wordt, er moet een statutaire doelstelling zijn, er moeten feitelijke werkzaamheden verricht worden en de behartiging moet bijzonder zijn. Dit zijn cumulatieve eisen.

Hc 2, 7-4-15

Bestuurlijke beslissingsruimte

Er bestaan twee fasen om te kijken of er voldaan is aan het beslissingsruimte. De eerste fase is de beoordelingsfase. Hier wordt gekeken of er is voldaan aan de toepassingscriteria voor het kunnen nemen van het besluit. Er zijn dan nog twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat er geen beoordelingsruimte is (komt zelden voor). De tweede mogelijkheid is dat er wel een beoordelingsruimte is en die is ook weer verdeeld in twee categorieën. De eerste is de objectieve beoordelingsruimte en de tweede is beoordelingsvrijheid. De eerste vorm is een vage maar objectieve norm en de tweede is een subjectieve vage norm. Denk bij de laatste aan uitdrukkingen als ‘naar het oordeel van’ e.d.

De tweede fase is de besluitfase. Hierbij wordt er gekeken hoeveel beslissingsruimte het bestuursorgaan.....read more

Access: 
Public
Collegeaantekeningen deel 1 Kernvak Staats- en Bestuursrecht I

Collegeaantekeningen deel 1 Kernvak Staats- en Bestuursrecht I


Collegeaantekeningen week 1-3

Hoorcollege week 1

 

We beginnen met een blik op de Europese geschiedenis.

 


3e eeuw

Bataven raken verbonden met onze identiteit. Nederland zal ook kort de Bataafse Republiek heten.

5e eeuw

Romeinse Rijk gaat ten onder, ze worden overlopen door allerlei stammen. In het westen beginnen de donkere Middeleeuwen. Een systeem van belastingen zorgde voor orde in het Romeinse Rijk, maar deze viel dus weg. De Kerk was het enige punt dat nog bleef bestaan voor een bepaalde orde. Het bleef wel betrekkelijk onveilig.

9e eeuw

Karel de Grote werd gekroond tot keizer door de Paus. Origineel was het idee dat zij samen gingen regeren. Waar het gaat om familierecht, hanteert hij echter Frankische wetten en geen Romeinse wetten.

 

Na Karel de Grote heb je onafgebroken tot de 19e eeuw keizers. Napoleon geeft een nekschot aan de laatste Habsburgse keizer.

 

Er is een christelijke eenheid in Europa waar iedereen onderdeel van is. Paus is de spirituele leider en de keizer de wereldlijke leider. Er wordt gezegd dat er twee juridische visies mogelijk zijn:

  • Theocratische visie (droit divin): God staat bovenaan, paus en keizer zorgen samen voor een hiërarchie. De paus en de keizer handelen in naam van God.

  • Feodale stelsel/natuurrecht: vorsten in het algemeen hadden zich wel te houden aan bepaalde normen. Ze konden niet uit eigen beweging dingen doen. De verhouding was niet hiërarchisch, maar van een wederzijdse relaties. Het is een lappendeken, een verbrokkelde orde. Hier sluiten de Magna Carta (begin constitutionele orde Groot-Brittannië) en Blijde Incomste bij aan.

 

Luther en zijn stellingen belangrijk omdat: Reformatie (serie van oorlogen)

  • de vorsten profiteren van de ruzie tussen de Kerk en de keizer

  • de rol van de adel neemt af

 

De Bloedbruiloft was een symbool voor de ellende van de godsdienststrijd tot kon leiden.

 

Bodin: De conceptuele uitweg uit de godsdiensttwisten was de soevereiniteit

  • de soeverein heeft niet bepaalde soevereine rechten, hij heeft dé soevereiniteit;

  • je moest het recht niet zien als lappendeken en contractuele verplichtingen, binnen elk grondgebied is er een bevoegdheid en de soeverein heeft de bevoegdheid (algemeen) om de wet te stellen. Hij kan dan dus ook een godsdienstvrede opleggen en bijdragen aan de veiligheid.

 

De gebeurtenis die hiervoor symbool staat is de Vrede van Münster.

 

Soevereiniteit maakt een eind aan het idee dat het recht gegeven is door God. Het leidt tot de moderne staatsapparaat (ambtenaren), maar de vorst.....read more

Access: 
JoHo members
College aantekeningen Bestuursrecht 2015-2016

College aantekeningen Bestuursrecht 2015-2016


Hoorcollege 1

Inleiding

Het bestuursrecht is een recht voor, van en tegen het overheidsbestuur. In de wet zijn bijvoorbeeld allerlei normen vastgelegd, waar de overheid zich aan moet houden. Het is dus een recht voor het overheidsbestuur. Het is ook een recht tegen de overheid, omdat je als burger, belanghebbende, je kan verzetten tegen besluiten van bestuursorganen. In de wet is dan dus geregeld hoe je kunt opkomen tegen besluiten van het overheidsbestuur.

Als burger krijg je hier in het dagelijkse leven regelmatig mee te maken. Een goed voorbeeld hiervan zijn de prestatieafspraken van universiteiten. Bij de Universiteit van Leiden geldt het BSA bij alle studies ook voor het tweede jaar, dit is bij veel andere universiteiten niet het geval. Er kunnen dus verschillende regels gelden doordat elke universiteit zelf met de minister prestatieafspraken heeft gemaakt. Als je hier als belanghebbende iets tegen wilt doen, kom je in het bestuursrecht terecht.

Maar hoe zit dit juridisch in elkaar? De eerste basis voor de bekostiging van het onderwijs staat in art. 23 Gw: “Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering en wordt bekostigd”. Vervolgens wordt dit geconcretiseerd in de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW). In art. 1.8 WHW staan de bekostigde instellingen. Uit art. 1.9 WHW volgt dat deze instellingen een zekere bestedingsvrijheid hebben met betrekking tot dit geld. Ze mogen voor een groot deel zelf bepalen wat er met het geld gebeurd, maar door art. 1.7a WHW kan de minister ook prestatieafspraken maken met de universiteiten. Dit artikel wordt ook wel het ‘experimenteerartikel’ genoemd. Hieronder hangt de Algemene maatregel van Bestuur (AMVB) ‘Besluit experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs’. Hierin staat o.a. dat een onderwijsinstelling minder geld krijgt als deze zich niet aan de prestatieafspraken houdt.

Het bestuur

In de Nederlandse rechtstaat werken we met drie grote machten, ook wel de trias politica genoemd. Dit bestaat uit een wetgever, uitvoerende macht en rechterlijke macht. De wetgevende macht maakt de regels waaraan we ons allemaal moeten houden. De wetten worden uitgevoerd door het bestuur. Het bestuur is dus de uitvoerende macht. Het werk van het bestuur wordt gecontroleerd door de rechterlijke macht.

Het bestuursrecht geldt daar waar bestuursorganen besturen. Deze bestuursorganen zijn de onderdelen die besluiten kunnen nemen, die macht kunnen uitoefenen. Daarnaast zijn dit ook de onderdelen waar je tegen kan procederen. Dan komt natuurlijk de vraag op wie die bestuursorganen precies zijn?

In art. 1:1 Awb wordt er ingegaan op de bestuursorganen. Er zijn twee soorten:

  1. A-bestuursorgaan: “een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld”. Dit houdt in dat
  2. .....read more
Access: 
Public
Oefententamen_UU_Bestuursrecht_#1

Oefententamen_UU_Bestuursrecht_#1

Gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Oefenvragen en antwoorden (2014)

Opdracht 1 

Op grond van artikel 4 van de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Linde vervalt een terrasvergunning na het verloop van vijf jaar. Restaurant ‘Bestuurloos Utrecht’ is sinds jaar en dag gevestigd in de Dekkerstraat en heeft op 20 december 2007 een terrasvergunning gekregen. Het college stuurt op 1 december 2012 aan het restaurant een brief, waarin is vermeld dat de verleende terrasvergunning van rechtswege zal komen te ver-vallen.

a. Bespreek of dienaangaande sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb en loop daarbij de relevante criteria af. 

b. Hoe zou het antwoord bij vraag a luiden indien artikel 4 van de APV zou bepalen dat na het verloop van vijf jaar een terrasvergunning kan worden ingetrokken en het colle-ge van burgemeester en wethouders het restaurant op 1 december 2012 van deze be-voegdheid bij brief op de hoogte stelt?

Antwoord op a. 

Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ten aanzien van de eis van een rechtshandeling: het rechtsgevolg, waarop een rechtshandeling (besluit) gericht is, dient van die rechtshandeling afhankelijk te zijn; is het rechtsgevolg daarvan niet afhankelijk, maar vloeit het rechtstreeks voort uit bijvoorbeeld de wet, dan is er geen sprake van een besluit ex artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De mededeling (aankondiging) dat de verleende terrasvergunning van rechtswege komt te vervallen is niet op rechtsgevolg gericht. Het vervallen van de vergunning vloeit namelijk rechtstreeks voort uit de APV.

Antwoord op b.

Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Het gaat hier niet om een rechtshandeling, maar om een informatieve mededeling over het bestaan van een publiekrechtelijke bevoegdheid. Er is geen sprake van een besluit.

Opdracht 2

De APV van de gemeente Schorren bevat de volgende bepaling over straatartiesten en dergelijke.

  1. Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester aangewezen openbare plaatsen

  2. De burgemeester kan openbare plaatsen als bedoeld in het eerste lid aanwijzen indien dit in het belang van de openbare orde is.

  3. De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren. 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

Stel dat de burgemeester van de gemeente Schorren op basis van het eerste en tweede lid in het belang van de openbare orde bij besluit een marktplein aanwijst als verboden plek om als straatartiest op te treden op werkdagen tussen 07:00 en 19:30. Enkele belanghebbenden gaan hiertegen in beroep bij de bestuursrechter. Zij voeren aan dat de burgemeester onterecht van mening is dat het verbod in het belang van de openbare orde is.

a. Leg uit wat.....read more

Access: 
JoHo members
Oefententamen_UU_Bestuursrecht_#2

Oefententamen_UU_Bestuursrecht_#2

Gebaseerd op het oude curriculum (Kernvak staats- en bestuursrecht II), ook bruikbaar bij het leren voor het nieuwe vak.

Oefenvragen en antwoorden (2015)

Opdracht 1

Lees onderstaand nieuwsbericht van de website nos.nl:

Boete KLM voor oneerlijke prijzen.

Luchtvaartmaatschappij KLM krijgt een boete voor onjuiste prijsvermeldingen. KLM adverteerde op zijn website met vluchtprijzen waarin de boekingskosten niet waren opgenomen. Daardoor leken de ticketprijzen 10 euro lager dan ze waren. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft KLM daarom een boete opgelegd van 200.000 euro.

Het opleggen van deze boete (op 10 september 2014) was een besluit in de zin van de Awb. Stel dat het anders was gelopen, namelijk als volgt: Voordat zij haar nieuwe boekingswebsite ontwerpt neemt KLM contact op met ACM. KLM vraagt of het in overeenstemming is met geldende wet- en regelgeving, als de boekingskosten pas in een later stadium binnen het boekingsproces bij de ticketprijs worden opgeteld. Per brief laat ACM gemotiveerd weten dat de door KLM voorgestelde wijze van toevoeging van boekingskosten in haar optiek in strijd is met geldende wet- en regelgeving. Verder geeft ACM aan gebruik te kunnen maken van haar handhavende bevoegdheden als KLM dit voorstel tot uitvoering zou brengen. Volgens juristen van KLM klopt de interpretatie van ACM niet.

a. Is de brief van ACM een besluit in de zin van de Awb of daarmee gelijk te stellen? 

b. Is het rechtens toelaatbaar dat ACM op deze manier de ambtenaar van AFM inschakelt?

Antwoord op a.

Het gaat om een bestuurlijk rechtsoordeel. Dit is in principe geen besluit (geen rechtshandeling, art. 1:3 lid 1 Awb). Of dit oordeel gelijk te stellen is met een besluit hangt af van de vraag of het voor de KLM onredelijk bezwarend (zie jurisprudentie Bovenleidingen of Verhuizen naar Senegal) is een besluit uit te lokken. Twee redeneringen zijn mogelijk:

I. Dit is niet onredelijk bezwarend. De KLM zou gewoon moeten beginnen met haar boekingssite en wachten tot ACM handhavend optreedt.

II. Het is wel onredelijk bezwarend. De KLM moet (waarschijnlijk voor vele tonnen) investeren in de constructie van een boekingssite, die meteen uit de lucht moet worden gehaald op het moment dat later alsnog blijkt dat de wijze van prijsstelling niet in orde was.

ACM is eveneens toezichthouder ten aanzien van mededingingsvraagstukken en kartelvorming op grond van de Mededingingswet (Mw). Op grond van artikel 56 Mw is ACM bevoegd handhavend op te treden. Stel dat ACM een tijdelijke piek in werkzaamheden ervaart ten aanzien van de Mededingingswet. Om de werklast te verminderen wordt een ambtenaar van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) per telefoon gevraagd of hij namens ACM een bepaald dossier kan afhandelen. Deze ambtenaar van de AFM houdt zich in de praktijk bezig met toezicht op bonussen in het bankwezen. Hij stemt met het verzoek in en gaat meteen aan de slag.

Antwoord op b.

Nee. Het gaat i.c. om mandaatverlening (handelen “namens” ACM). Omdat het mandaatverlening aan een niet-ondergeschikte betreft had mandaatverlening hier sowieso schriftelijk gemoeten (artikel 10:5 lid.....read more

Access: 
JoHo members
Collegeaantekeningen Bestuursrecht 1, RUG, Rechtsgeleerdheid jaar 1

Collegeaantekeningen Bestuursrecht 1, RUG, Rechtsgeleerdheid jaar 1

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op de colleges van 2015-2016



College 1

Wat is bestuursrecht?

Bestuursrecht strekt zich uit tot allerlei zaken waar we in het dagelijkse leven mee te maken hebben. In het bestuursrecht staat de relatie tussen de overheid en de burger centraal. Waar je normaal te maken hebt met een andere burger, zoals in het civiele recht heb je nu twee heel verschillende partijen. Deze partijen hebben allebei een ander doel. Als natuurlijk persoon, burger heb je een persoonlijk doel wat je tegenover de overheid verdedigt terwijl de overheid het algemene belang behartigd en dus niet dat van zichzelf. De overheid bestaat dan ook niet met het doel om zelf winst te maken.

We hebben het over het recht VAN, VOOR en TEGEN het overheidsbestuur. Wanneer we het over de rechten VAN het bestuur hebben, hebben we het over de rechten en de instrumenten die de overheid heeft om te besturen. Bijvoorbeeld besluiten en feitelijk handelen. Het recht VOOR het bestuur gaat over de normen waaraan de overheid gebonden is, zoals de wet en (ongeschreven) rechts(beginselen.) Het recht TEGEN het bestuur gaat over de rechten die een andere partij heeft tegenover het bestuur. Bij dit recht gaat het om rechtsbescherming tegen het bestuur en voorbeelden hiervan zijn bezwaar, beroep en hoger beroep.

Het bestuursrecht kenmerkt zich door de bijzondere positie van de overheid. De overheid mag meer dan een andere organisatie of een gewone burger. De overheid heeft een zogeheten monopolie positie. Monopolie betekent een alleenrecht ergens op. De overheid heeft daarmee exclusieve publiekrechtelijke bevoegdheden. Ze mag eenzijdige beslissingen nemen over burgers die ook moeten worden gehandhaafd. Er is dus sprake van ongelijkheid tussen de burger en de overheid.

De overheid mag ingrijpen in de rechtspositie van individuen. De bevoegdheden hebben daarmee grote gevolgen voor de burgers. Ze moeten daarom zoveel mogelijk aan banden worden gelegd.

Een manier om dit te waarborgen is de overheid te verplichten zich te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bijvoorbeeld het rechtszekerheidsbeginsel, het legaliteitsbeginsel et cetera. Uit die beginselen vloeien vaak andere regels voort.

De verhouding tot andere gebieden

Het bestuursrecht verschilt nogal van andere rechtsgebieden, zoals net ook al benoemd. In het privaatrecht is er bijvoorbeeld sprake van particuliere belangen van de twee partijen terwijl er bij geschillen in het.....read more

Access: 
Public
Hoorcollegeaantekingen Bestuursrecht: Inleiding - RUG

Hoorcollegeaantekingen Bestuursrecht: Inleiding - RUG

Image

Deze aantekeningen zijn gebaseerd op het het vak Bestuursrecht 1 in 2015-2016.



College 1

Wat is bestuursrecht?

Bestuursrecht strekt zich uit tot allerlei zaken waar we in het dagelijkse leven mee te maken hebben. In het bestuursrecht staat de relatie tussen de overheid en de burger centraal. Waar je normaal te maken hebt met een andere burger, zoals in het civiele recht heb je nu twee heel verschillende partijen. Deze partijen hebben allebei een ander doel. Als natuurlijk persoon, burger heb je een persoonlijk doel wat je tegenover de overheid verdedigt terwijl de overheid het algemene belang behartigd en dus niet dat van zichzelf. De overheid bestaat dan ook niet met het doel om zelf winst te maken.

We hebben het over het recht VAN, VOOR en TEGEN het overheidsbestuur. Wanneer we het over de rechten VAN het bestuur hebben, hebben we het over de rechten en de instrumenten die de overheid heeft om te besturen. Bijvoorbeeld besluiten en feitelijk handelen. Het recht VOOR het bestuur gaat over de normen waaraan de overheid gebonden is, zoals de wet en (ongeschreven) rechts(beginselen.) Het recht TEGEN het bestuur gaat over de rechten die een andere partij heeft tegenover het bestuur. Bij dit recht gaat het om rechtsbescherming tegen het bestuur en voorbeelden hiervan zijn bezwaar, beroep en hoger beroep.

Het bestuursrecht kenmerkt zich door de bijzondere positie van de overheid. De overheid mag meer dan een andere organisatie of een gewone burger. De overheid heeft een zogeheten monopolie positie. Monopolie betekent een alleenrecht ergens op. De overheid heeft daarmee exclusieve publiekrechtelijke bevoegdheden. Ze mag eenzijdige beslissingen nemen over burgers die ook moeten worden gehandhaafd. Er is dus sprake van ongelijkheid tussen de burger en de overheid.

De overheid mag ingrijpen in de rechtspositie van individuen. De bevoegdheden hebben daarmee grote gevolgen voor de burgers. Ze moeten daarom zoveel mogelijk aan banden worden gelegd.

Een manier om dit te waarborgen is de overheid te verplichten zich te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bijvoorbeeld het rechtszekerheidsbeginsel, het legaliteitsbeginsel et cetera. Uit die beginselen vloeien vaak andere regels voort.

De verhouding tot andere gebieden

Het bestuursrecht verschilt nogal van andere rechtsgebieden, zoals net ook al benoemd. In het privaatrecht is er bijvoorbeeld sprake van particuliere belangen van de twee partijen terwijl er bij.....read more

Access: 
Public
Inleiding Bestuursrecht Tentamens

Inleiding Bestuursrecht Tentamens


Inleiding Bestuursrecht Tentamen 1

1. 'Een veehouderij wil zijn veestapel uitbreiden. Hij vraagt hiervoor een vergunning aan. Door de veestapel uit te breiden zal de veehouder de wettelijke maximaal toegestane mestproductie overschrijden. De vergunning wordt geweigerd.

De bevoegdheid om een vergunning voor een veehouderij te weigeren:

A. Kan worden gekwalificeerd als een discretionaire bevoegdheid.
B. Kan niet worden gekwalificeerd als een discretionaire bevoegdheid.

2. Welk van de onderstaande stellingen over spontane vernietiging is juist?

A. Aan de procedure van spontane vernietiging kan schorsing van het te vernietigen besluit vooraf gaan.
B. Bij het besluit tot spontane vernietiging kan niet worden bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit ten dele in stand blijven.
C. Spontane vernietiging van een besluit door een hoger bestuursorgaan is alleen mogelijk wegens strijd met het recht.
D. Tegen een besluit tot spontane vernietiging staat op grond van de Awb beroep open bij de bestuursrechter.

3. In een uitspraak van de ABRvS komt de volgende passage voor:

'De Afdeling is (...) van oordeel dat de minister bij de totstandkoming van het besluit de mogelijke ingrijpende gevolgen van het besluit voor appellant niet afdoende heeft afgewogen. Het besluit kan derhalve niet in stand blijven.'

Op grond van welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur vernietigt de ABRvS in bovenstaande passage het bestreden besluit?

A. Op grond van het specialiteitsbeginsel.
B. Op grond van het fair play-beginsel.
C. Op grond van het gelijkheidsbeginsel
D. Op grond van het evenredigheidsbeginsel

4. Met het woord ‘beroep’ in de titel van hoofdstuk 6 van de Awb wordt zowel administratief beroep bij een bestuursorgaan als beroep op de bestuursrechter bedoeld.

A. Dit is onjuist.
B. Dit is juist.

5. Arjen wil heel graag in de zomer kunnen zwemmen zonder dat hij hiervoor naar een openbaar zwembad hoeft. Om dit te bereiken heeft hij  bij het college van burgemeester en wethouders een vergunning aangevraagd voor de aanleg van een zwembad in zijn achtertuin. Voor de verdere afhandeling van de aanvraag heeft hij zijn zoon, Jasper, gemachtigd conform artikel 2:1 lid 1 Awb.

Beoordeel de volgende stelling: Jasper is door de machtiging belanghebbende bij het besluit op de aanvraag geworden.

A. Deze stelling is juist.
B. Deze stelling is onjuist.

6. Iris is op vakantie geweest in Amerika en daar heeft zij de trend van de foodtrucks opgepikt. Ze denkt een gat in de markt gevonden te hebben en begint haar eigen TacoWagen voor haar huis. Helaas heeft zij hier niet de benodigde vergunning voor. Een bevoegd ambtenaar van de gemeente komt bij haar langs en legt Iris ter plekke, mondeling, een boete.....read more

Access: 
Public
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1519