Oefententamen 2017-2018 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Vraag 1

Martijn Huizinga heeft bij het college van B&W van Heerlen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een aanvraag ingediend voor het rolstoeltoegankelijk maken van zijn nieuwe benedenwoning. In het kader van de beoordeling van de aanvraag zijn ambtenaren van de gemeente Heerlen, zonder daarvoor om toestemming te vragen, de woning binnengegaan. De Wmo-aanvraag is vervolgens afgewezen. Martijn acht die afwijzing onrechtmatig en vindt dat hij € 15.000,- schade heeft geleden: psychische schade vanwege het ongewenste bezoek en materiële schade vanwege een tijdelijk verblijf in een vakantiepark omdat de woning niet rolstoeltoegankelijk is.

Geef aan via welke verschillende procedurele wegen Martijn Huizinga kan bereiken dat hij zijn schade volledig vergoed krijgt en vermeld daarbij de verschillende relevante procedurele stappen die hij moet zetten. 

Vraag 2

Stelling: als de voorzieningenrechter kortsluit, vervalt de noodzaak een voorlopige voorziening te treffen. Bespreek of, en zo ja, in hoeverre deze stelling juist dan wel onjuist is. 

Vraag 3a

Lena Klevakina ontvangt op 26 mei 2018 – de brief is afgestempeld op 21 mei 2018 – de beslissing op het door haar gemaakte bezwaar tegen het besluit van 15 januari 2018, waarin het UWV heeft te kennen gegeven dat per 1 augustus 2018 geen recht meer bestaat op een uitkering ingevolgde de Ziektewet. Tot wanneer kan Lena Klevakina uiterlijk beroep instellen bij de rechtbank? 

Vraag 3b

Stel dat in het besluit van 15 januari 2018 een onjuiste rechtsmiddelenclausule is opgenomen. Bespreek op welke wijze met een bezwaarschrift dat hierdoor te laat is ingediend, zal worden omgegaan.

Vraag 4a

Het college van B&W van Leeuwarden heeft op 22 maart 2018 aan tuincentrum Greenlife een ontheffing verleend van het in artikel 2 Winkeltijdenwet neergelegde verbod om op zondag voor publiek een winkel geopend te hebben. Tuincentrum Greenlife mag voortaan iedere laatste zondag van de maand van 13:00-17:00 uur geopend zijn. Deze zondagsopenstelling is tegen het zere been van het concurrerende tuincentrum World of Plants. Het door tuincentrum World of Plants gemaakte bezwaar leidt echter niet tot herroeping van de verleende ontheffing.

Leg uit bij welke bestuursrechter beroep en/of hoger beroep kan worden ingesteld. 

Vraag 4b

De voorzitter van de landelijke stichting Tegen Verruiming Zondagopenstelling, Lieke Huiberts, heeft op 15 januari 2018 een informatiebijeenkomst van de Leeuwarder gemeenteraad bijgewoond waar onder meer het verzoek om zondagsopenstelling van tuincentrum Greenlife op de agenda stond. De heer Lopez, wethouder economie & ruimtelijke ontwikkeling van Leeuwarden, heeft tijdens deze informele bijeenkomst mondeling toegelicht dat hij verwacht dat een meerderheid van het college positief tegenover verzoek van het tuincentrum staat. Op 1 februari 2018 belt Lieke Huiberts met wethouder Lopez om te informeren naar de status van het verzoek van tuincentrum Greenlife Ze krijgt te horen: ‘een zondagsopenstelling van tuincentrum Greenlife kan een impuls geven aan het aantal toeristen dat Leeuwarden op zondag bezoekt’. De stichting Tegen Verruiming Zondagopenstelling geeft naar aanleiding van deze informatie op 9 februari 2018 een bezwaarschrift af bij de balie van het gemeentehuis.

Leg uit of het bezwaar ontvankelijk is. 

Vraag 5

De parkeercapaciteit van het transferium bij Haren blijkt al geruime tijd een probleem: regelmatig staat het parkeerterrein al halverwege de ochtendspits helemaal vol. Om uitbreiding van het transferium mogelijk te maken heeft het college van B&W van Haren een omgevingsvergunning verleend voor de kap van 17 populieren, de aanleg van een nieuw parkeerterrein en bouw van een informatiekiosk met wachtruimte. Een aantal omwonenden maakt bezwaar tegen deze vergunning vanwege de kap van de populieren. In het bezwaarschrift verwijzen ze naar het bomenbeleid van de gemeente Haren waaruit blijkt dat het gaat om beeldbepalende bomen met een monumentale waarde. Het college van B&W stelt zich bij de behandeling van het bezwaarschrift ter zitting van de bezwaaradviescommissie echter op het standpunt dat de stamdoorsnede van de populieren minder dan 30 cm bedraagt en gelet hierop geen kapvergunning is vereist. Verder constateert het college van B&W dat de informatiekiosk in strijd is met de redelijke eisen van welstand. In de beslissing op bezwaar herroept het college van B&W de verleende omgevingsvergunning voor zover hiermee toestemming is verleend voor de kap van de 17 populieren en de bouw van een informatiekiosk werd toegestaan.

Beoordeel of college van B&W bij de beslissing op bezwaar in overeenstemming met artikel 7:11 Awb heeft gehandeld. 

Vraag 6a

Anne Schol maakt bezwaar tegen de weigering een natuursubsidie te verstrekken van € 1500,- voor een kleinschalig project in het kader van agrarisch natuurbeheer. Het bezwaarschrift is acht dagen na het verstrijken van de bezwaartermijn door het college van gedeputeerde staten van Zeeland ontvangen. Tijdens de hoorzitting van de bezwaaradviescommissie geeft Anne toe dat, vanwege het drukke zaaiseizoen, zij te laat bezwaar heeft gemaakt. Het college van gedeputeerde staten is welwillend en kent in de beslissing van bezwaar alsnog een subsidie van € 450,- toe. Anne vindt dat ze recht heeft op het gehele subsidiebedrag van € 1500,- en stelt tijdig beroep in bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Leg uit onder verwijzing naar de relevante wetsartikelen hoe het dictum van de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant naar verwachting zal luiden. 

Vraag 6b

Pieter Stevens is moleneigenaar en wil subsidie aanvragen voor het draaien van de wieken van de molen in Zoutelande. Pieter leidt uit de draaipremieregeling van de provincie Zeeland af dat hij in aanmerking komt voor een subsidie van € 275,-. In de draaipremieregeling is opgenomen dat moleneigenaren 50 eurocent per 300 geregistreerde asomwentelingen krijgen. Pieter heeft op 20 mei 2018 een afspraak op het provinciehuis met Tim Scholten om meer informatie te krijgen over de draaipremieregeling. Tim, die kampt met burn-out klachten, doet nogal onverschillig over een mogelijke subsidieaanvraag: ‘val je mij hiermee lastig? Ik heb al genoeg te doen en nu Zoutelande wereldberoemd is dankzij een radioliedje zie ik het nut niet van de subsidie.’ Verbouwereerd staat Pieter binnen 5 minuten weer buiten.

Ziet u een mogelijkheid voor Pieter Stevens om zijn ongenoegen over de gang van zaken te uiten? 

Vraag 7a

Thijn van Ede heeft een rondvaartbotenbedrijf in Haarlem en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank Noord-Holland tegen de in bezwaar gehandhaafde afwijzing van een exploitatievergunning passagiersvervoer. Thijs was te laat met zijn aanvraag: via een lotingsprocedure is de vergunning al aan een ander botenverhuurbedrijf verleend. Enkele dagen na de zitting bij de rechtbank spreekt Thijs met een bevriende juriste. Zij merkt op: ‘volgens mij is het niet voldoende om alleen op een doorklikpagina op de gemeentelijke website te informeren over de lotingsprocedure. Ik betwijfel of de lotingsprocedure wel juist is vormgegeven’. Thijs antwoordt dat hij dit helaas zijdelings in zijn beroepschrift naar voren heeft gebracht.

Beredeneer dat de rechtbank uit eigen beweging aan het punt zou moeten toetsen. 

Vraag 7b

Zekerheidshalve stuurt Thijs van Ede vier dagen later een print screen van de gemeentelijke website en een notitie opgesteld door de bevriende juriste naar de rechtbank Noord-Holland.

Op welke wijze kan deze informatie bij het oordeel van de bestuursrechter worden betrokken?

Vraag 8

De vereniging Stedenbouwkundig Wijkbehoud Hillegersberg-Schiebroek-Terbregge maakt bezwaar tegen een door het college van B&W van Rotterdam verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de oprichting van een grootschalig garagebedrijf (artikel 2:1 lid 1 sub c en sub e Wabo). In bezwaar voert de vereniging één bezwaargrond aan: er ontbreekt een goede ruimtelijke onderbouwing voor de afwijking van het bestemmingplan (beroepsgrond 1). Het bezwaar wordt ongegrond verklaard. In beroep komt de vereniging met dezelfde grond als in bezwaar en voegt hier een tweede beroepsgrond aan toe (beroepsgrond 2). De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. In hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak volhardt de vereniging in de eerder aangevoerde beroepsgronden en voegt er nog een derde grond aan toe (beroepsgrond 3).

Lees onderstaande stellingen. Leg uit welke van de vier stellingen juist is en waarom. 

  1. Voor de vraag of de rechtbank beroepsgrond 2 zal betrekken bij de beoordeling van het beroep is niet van belang of die grond ziet op een ander onderdeel van het besluit dan de in bezwaar aangevoerde grond; voor de vraag of de Afdeling beroepsgrond 3 zal betrekken bij de beoordeling van het hoger beroep is niet van belang of die grond ziet op een ander onderdeel van het besluit dan de in bezwaar aangevoerde grond.
  2. Voor de vraag of de rechtbank beroepsgrond 2 zal betrekken bij de beoordeling van het beroep is niet van belang of die grond ziet op een ander onderdeel van het besluit dan de in bezwaar aangevoerde grond; voor de vraag of de Afdeling beroepsgrond 3 zal betrekken bij de beoordeling van het hoger beroep is wel van belang of die grond ziet op een ander onderdeel van het besluit dan de in bezwaar aangevoerde grond.
  3. Voor de vraag of de rechtbank beroepsgrond 2 zal betrekken bij de beoordeling van het beroep is wel van belang of die grond ziet op een ander onderdeel van het besluit dan de in bezwaar aangevoerde grond; voor de vraag of de Afdeling beroepsgrond 3 zal betrekken bij de beoordeling van het hoger beroep is wel van belang of die grond ziet op een ander onderdeel van het besluit dan de in bezwaar aangevoerde grond.
  4. Voor de vraag of de rechtbank beroepsgrond 2 zal betrekken bij de beoordeling van het beroep is wel van belang of die grond ziet op een ander onderdeel van het besluit dan de in bezwaar aangevoerde grond; voor de vraag of de Afdeling beroepsgrond 3 zal betrekken bij de beoordeling van het hoger beroep is niet van belang of die grond ziet op een ander onderdeel van het besluit dan de in bezwaar aangevoerde grond.

Antwoordindicatie

Vraag 1

Voor een succesvolle claim is in de eerste plaats nodig dat de onrechtmatigheid van het besluit komt vast te staan. Martijn moet dus bezwaar maken en daarna eventueel in beroep en hoger beroep. Op het verzoek om schadevergoeding is van toepassing art. 8:88 e.v. Awb. Het gaat immers om een (volgens Martijn) onrechtmatig besluit, alsmede een andere onrechtmatige handeling (namelijk binnentreden) ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit. Het schadeveroorzakend besluit wordt in hoogste aanleg beoordeeld door de Centrale Raad van Beroep (art. 8:105 Awb juncto artikel 10 Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak. Daarom is de bestuursrechter bij uitsluiting bevoegd (art. 8:89 lid 1 Awb). Chris kan het schadeverzoek indienen bij de bestuursrechter waarbij het (hoger) beroep aanhangig is (art. 8:91 Awb), dus hangende de beroepsprocedure. Martijn kan er ook voor kiezen om eerst de beroepsprocedure te voeren en daarna een schadeverzoek in te dienen bij het bestuursorgaan (art. 8:90 lid 2 Awb) en – tenminste acht weken later – bij de bevoegde bestuursrechter (rechtbank Limburg) (art. 8:90 lid 1 Awb).

Vraag 2

Kortsluiten houdt in dat de voorzieningenrechter tevens uitspraak doet in de hoofdzaak (art. 8:86 Awb. Afhankelijk van de gevraagde voorziening en de uitkomst van de hoofdzaak kan de noodzaak bestaan een voorlopige voorziening te treffen. Denk aan de bouwomgevingsvergunning, die het bevoegde gezag in het besluit op bezwaar handhaaft; als de voorzieningenrechter meent dat het besluit op bezwaar niet deugt en meent dat er voorlopig (zolang er niet opnieuw op het bezwaar is beslist) niet gebouwd zou moeten, kan hij, uitspraak doende in de hoofdzaak, behalve het besluit op bezwaar vernietigen bij wege van voorlopige voorziening het primaire besluit schorsen. De stelling uit de vraag is dus onjuist. De bevoegdheid om een voorlopige voorziening te treffen in de hoofdzaak volgt uit art. 8:72 lid 5 Awb.

Vraag 3a

De bekendmaking was gezien art. 3:41 Awb op maandag 21 mei 2018. De termijn vangt dan gezien art. 6:8 lid 1 Awb aan op dinsdag 22 mei 2018. De termijn is gezien art. 6:7 Awb 6 weken. De laatste dag van de termijn is daarom maandag 2 juli 2018.

Vraag 3b

Art. 6:11 Awb regelt wanneer een termijnoverschrijding bij het instellen van beroep verschoonbaar is. Indien een burger door een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing door het bestuursorgaan op het verkeerde been is gezet, dan is de termijnoverschrijding als gevolg daarvan verschoonbaar. Indien een rechtsmiddelenverwijzing is opgenomen, mag daarop, behoudens kennelijke misslagen, uit een oogpunt van rechtszekerheid worden vertrouwd. Dit geldt ook indien die burger wordt bijgestaan door professionele rechtsbijstandsverlener. Wel wordt bij twijfel van de burger een actieve houding verwacht.

Vraag 4a

Volgens art. 8:1, eerste lid, Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. Art. 8:6, eerste lid Awb is het uitgangspunt. Dit artikel verwijst echter naar hoofdstuk 2 van de bij de Awb behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak voor de vraag of, in afwijking van het uitgangspunt, een bijzondere bestuursrechter als rechter in eerste aanleg is aangewezen. Volgens art. 4 van de Bevoegdheidsregeling is het College van Beroep voor het bedrijfsleven bevoegd om in eerste en enige aanleg te oordelen over beroepen ingesteld tegen besluiten genomen op grond van de Winkeltijdenwet.  Belanghebbenden kunnen niet in hoger beroep, aangezien het College van Beroep voor het bedrijfsleven de hoogste bestuursrechter is op het gebied van het sociaal-economisch bestuursrecht.

Vraag 4b

Op 22 maart 2018 is ontheffing verleend, terwijl al op 9 februari 2018 het bezwaarschrift is afgegeven. Op dit moment bestaat nog geen besluit. We kunnen ons echter afvragen of er sprake is van voortijdig ingediend bezwaar (art. 6:10 Awb). De informatie die telefonisch wordt gegeven is niettemin onvoldoende om de indruk te wekken dat het besluit reeds tot stand was gekomen (art. 6:10, eerste lid, sub b). 

Vraag 5

Op grond van art. 7:11 Awb dient in bezwaar een volledige heroverweging plaats te vinden. In casu is het bezwaar gericht tegen de bomenkap. Het college van B&W dient bij de (ex nunc) heroverweging van het besluit zowel de rechtmatigheid als de doelmatigheid te beoordelen. Bij deze beoordeling is het college van B&W niet gebonden aan de gronden of argumenten die in het bezwaarschrift door de omwonenden naar voren zijn gebracht t.a.v. de kap van 17 populieren. Zie de standaarduitspraak Recracenter. Het college dient een heroverweging te maken op grondslag van het bezwaar; de bezwaarmaker bepaalt de grenzen van het geschil waarover de heroverweging zich uitstrekt. Alleen de onderdelen van een besluit die in het bezwaarschrift aan de orde worden gesteld, worden in de heroverweging betrokken. In casu is sprake van een omgevingsvergunning bestaande uit drie besluitonderdelen. Het bezwaarschrift richt zich alleen tegen de bomenkap (één besluitonderdeel). In de beslissing op bezwaar herroept het college van B&W niet alleen de bomenkap, maar echter ook de bouw van de informatiekiosk (heroverweging van twee besluitonderdelen). Het college van B&W gaat hiermee ultra petitum en heeft dus op dit punt niet in overeenstemming met artikel 7:11 Awb gehandeld. Het herroepen van de vergunning voor de kap van 17 populieren is op grond van artikel 7:11 Awb wel mogelijk en levert geen reformatio in peius op, aangezien bezwaar is gemaakt door een derde dan wel een wijzigings- of intrekkingsbevoegdheid los van de bezwaarprocedure bestaat.

Vraag 6a

De bestuursrechter toetst kwesties van openbare orde ambtshalve. In dit geval is door Anne te laat bezwaar gemaakt, hetgeen niet verschoonbaar is op grond van art. 6:11 Awb (dat blijkt uit de casus). Het bestuursorgaan is welwillend geweest door alsnog een subsidie van € 450,- toe te kennen aan Anne. De bestuursrechter zal het beroep wel inhoudelijk behandelen, aangezien de bestuursrechter wel bevoegd is en Anne wel ontvankelijk is in deze procedure (art. 7:1 Awb). De bestuursrechter beoordeelt in de procedure bij de rechtbank vervolgens inhoudelijk (en ambtshalve) of Anne in de bezwaarfase ontvankelijk was, hetgeen in casu niet het geval is. De bestuursrechter zal om deze reden het beroep gegrond verklaren, art. 8:70 onder d Awb, het besluit op bezwaar vernietigen. De bestuursrechter beslecht een geschil zoveel mogelijk finaal en zal zelf in de zaak voorzien (art. 8:72 lid 3 sub d Awb) door het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.

Vraag 6b

Pieter Stevens kan zijn ongenoegen over de gang van zaken uiten door een klacht in te dienen (art. 9:1 lid 1 jo. art. 9:1 lid 2 Awb). Deze klacht moet worden ingediend bij het betreffende bestuursorgaan, in dit geval het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland.

Vraag 7a

Belangrijk is om te constateren dat Thijs de vormgeving van de lotingsprocedure enkel zijdelings aan de orde heeft gesteld in het beroepschrift. De omvang van het geding wordt in beginsel bepaald door deze aangevoerde beroepsgronden. Daarmee heeft de rechter een aanknopingspunt om de rechtsgronden aan te vullen (art. 8:69 lid 1 Awb). Binnen de omvang van het geding rust op de bestuursrechter de verplichting om uit eigen beweging de rechtsgronden aan te vullen (art. 8:69 lid 2 Awb). Dit betekent dat de bestuursrechter de aangevoerde beroepsgronden vertaalt in juridische gronden op grond waarvan het bestreden besluit onrechtmatig geacht zou kunnen worden (‘ius curia novit’ oftewel de rechter kent het recht).

Vraag 7b

Belangrijk is om te constateren dat het stuk na de zitting wordt verzonden. Uit de vraag blijkt dat Thijs enkele dagen na de zitting met zijn bevriende jurist heeft gesproken. Nog enkele dagen erna stuurt hij nadere stukken naar de rechter. Als het onderzoek ter zitting is voltooid, sluit de bestuursrechter de zitting (8:65 Awb). Als de bestuursrechter van oordeel is dat het een relevant punt is wat onvoldoende ter zitting is besproken, dan zal de bestuursrechter het onderzoek heropenen (6:68 Awb).

Vraag 8

Stelling IV juist. Uit art. 6:13 Awb volgt dat als een besluit uit meerdere onderdelen bestaat, bij de rechtbank alleen gronden mogen worden aangevoerd die zien op een onderdeel van het besluit dat reeds in de voorprocedure ter discussie is gesteld. Voor de vraag of de rechtbank beroepsgrond 2 zal betrekken bij de beoordeling van het beroep is dus van belang of die grond ziet op een ander onderdeel van het besluit dan de in bezwaar aangevoerde grond. De ABRvS toetst in hoger beroep retrospectief, d.w.z. zij kijkt of de rechtbank het beroep juist heeft beoordeeld. In de hogerberoepsprocedure bij de ABRvS kunnen daarom geen gronden worden aangevoerd die niet reeds bij de rechtbank zijn aangevoerd; het maakt daarbij niet uit of de voor het eerst bij de ABRvS aangevoerde gronden betrekking hebben op een onderdeel van het besluit waar in een eerdere fase van de geschilbeslechtingsprocedure wel/niet gronden tegen zijn aangevoerd, omdat nieuwe gronden sowieso niet bij de beoordeling van het hoger beroep worden betrokken. Voor de vraag of de Afdeling beroepsgrond 3 zal betrekken bij de beoordeling van het hoger beroep is dus niet van belang of die grond ziet op een ander onderdeel van het besluit dan de in bezwaar aangevoerde grond.

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

This content is also used in .....

Oefententamens Bestuursrecht: rechtsbescherming - RUG

Oefententamen 2017-2018 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2017-2018 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Vraag 1

Martijn Huizinga heeft bij het college van B&W van Heerlen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een aanvraag ingediend voor het rolstoeltoegankelijk maken van zijn nieuwe benedenwoning. In het kader van de beoordeling van de aanvraag zijn ambtenaren van de gemeente Heerlen, zonder daarvoor om toestemming te vragen, de woning binnengegaan. De Wmo-aanvraag is vervolgens afgewezen. Martijn acht die afwijzing onrechtmatig en vindt dat hij € 15.000,- schade heeft geleden: psychische schade vanwege het ongewenste bezoek en materiële schade vanwege een tijdelijk verblijf in een vakantiepark omdat de woning niet rolstoeltoegankelijk is.

Geef aan via welke verschillende procedurele wegen Martijn Huizinga kan bereiken dat hij zijn schade volledig vergoed krijgt en vermeld daarbij de verschillende relevante procedurele stappen die hij moet zetten. 

Vraag 2

Stelling: als de voorzieningenrechter kortsluit, vervalt de noodzaak een voorlopige voorziening te treffen. Bespreek of, en zo ja, in hoeverre deze stelling juist dan wel onjuist is. 

Vraag 3a

Lena Klevakina ontvangt op 26 mei 2018 – de brief is afgestempeld op 21 mei 2018 – de beslissing op het door haar gemaakte bezwaar tegen het besluit van 15 januari 2018, waarin het UWV heeft te kennen gegeven dat per 1 augustus 2018 geen recht meer bestaat op een uitkering ingevolgde de Ziektewet. Tot wanneer kan Lena Klevakina uiterlijk beroep instellen bij de rechtbank? 

Vraag 3b

Stel dat in het besluit van 15 januari 2018 een onjuiste rechtsmiddelenclausule is opgenomen. Bespreek op welke wijze met een bezwaarschrift dat hierdoor te laat is ingediend, zal worden omgegaan.

Vraag 4a

Het college van B&W van Leeuwarden heeft op 22 maart 2018 aan tuincentrum Greenlife een ontheffing verleend van het in artikel 2 Winkeltijdenwet neergelegde verbod om op zondag voor publiek een winkel geopend te hebben. Tuincentrum Greenlife mag voortaan iedere laatste zondag van de maand van 13:00-17:00 uur geopend zijn. Deze zondagsopenstelling is tegen het zere been van het concurrerende tuincentrum World of Plants. Het door tuincentrum World of Plants gemaakte bezwaar leidt echter niet tot herroeping van de verleende ontheffing.

Leg uit bij welke bestuursrechter beroep en/of hoger beroep kan worden ingesteld. 

Vraag 4b

De voorzitter van de landelijke stichting Tegen Verruiming Zondagopenstelling, Lieke Huiberts, heeft op 15 januari 2018 een informatiebijeenkomst van de Leeuwarder gemeenteraad bijgewoond waar onder meer het verzoek om zondagsopenstelling van tuincentrum Greenlife op de agenda stond. De heer Lopez, wethouder economie & ruimtelijke ontwikkeling van Leeuwarden, heeft tijdens deze informele bijeenkomst mondeling toegelicht dat hij verwacht dat een meerderheid van het college positief tegenover verzoek van het tuincentrum staat. Op 1 februari 2018 belt Lieke Huiberts met wethouder Lopez om te informeren naar de status van het verzoek van tuincentrum Greenlife Ze krijgt te horen: ‘een zondagsopenstelling van tuincentrum Greenlife kan een impuls geven aan het aantal toeristen dat Leeuwarden op.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2016-2017 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2016-2017 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

De vereniging Rinsen heeft bezwaar gemaakt tegen een door het college van B&W van Kronen verleende omgevingsvergunning voor de kap van vijf essen ten behoeve van het realiseren van een mestbassin. Uit de uitnodiging voor de hoorzitting blijkt dat het horen zal plaatsvinden door de heer Goossens, voorzitter en als ambtenaar werkzaam bij de aangrenzende gemeente Poldermeer, mevrouw Bergen, lid van de vereniging Rinsma en de heer Prins, gepensioneerd jurist algemene zaken van de gemeente Kronen.

Vraag 1a

Binnen welke termijn moet het college van B&W een beslissing op het bezwaarschrift van de vereniging Rinsen nemen? (3 punten)

Vraag 1b

Het bezwaar van de vereniging Rinsen is ongegrond verklaard. De rechtbank verklaart het daarop ingestelde beroep van de vereniging gegrond en vernietigt het bestreden besluit op bezwaar. Kan de rechtbank het college van B&W van Neerijnen veroordelen tot vergoeding van de kosten die de vereniging Rinsen in de bezwaarprocedure heeft gemaakt? (2 punten)

Vraag 2

De bestuursrechter beschikt over verschillende bevoegdheden waarmee hij een geschil finaal kan (proberen) te beslechten bij de constatering dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Bespreek voor de drie onderstaande situaties welke van de bevoegdheden ter finale beslechting van het geschil tussen partijen het meest voor de hand ligt om door de bestuursrechter te worden toegepast. (5 punten)

  • situatie 1: de bestuursrechter constateert dat het bestuursorgaan terecht een bestuurlijke boete heeft opgelegd, maar vindt de hoogte van de boete niet evenredig ten opzichte van de begane overtreding
  • situatie 2: de bestuursrechter constateert dat het bestuursorgaan heeft verzuimd eiser in de aan het beroep voorafgegane bezwaarprocedure te horen
  • situatie 3: de bestuursrechter constateert dat het bestuursorgaan onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de voor de beslissing op de aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering relevante feiten

Vraag 3a

De Autoriteit Consument en Markt (ACM) heeft aan Built bouwsystemen b.v een boete opgelegd van € 305.000,- wegens overtreding van artikel 6 Mededingingswet. Het door Built gemaakte bezwaar is door de ACM niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft het door Built ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Leg aan de hand van de relevante Awb-bepalingen uit waarom de rechtbank Rotterdam bevoegd is te oordelen over het beroep. (3 punten)

Vraag 3b

Leg aan de hand van de relevante Awb-bepalingen uit bij welke bestuursrechter hoger beroep kan worden ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. (2 punten)

Vraag 4a

De heer Barends ontvangt in het voorjaar van 2015 twee beschikkingen: een van het UWV in het kader van een arbeidsongeschiktheidsuitkering en een van het college van B&W van Leeuwarden in het kader van een aanvraag om een gehandicaptenparkeerplaats. Tegen beide beschikkingen maakt hij zonder succes bezwaar, waarna hij tegen beide beslissingen op zijn bezwaar beroep instelt. Beide beroepen worden ongegrond verklaard. Hij gaat vervolgens tegen beide uitspraken in hoger beroep: tegen de ene uitspraak bij.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2015-2016 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2015-2016 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Vraag 1

Stelling: De invoering van artikel 8:69a Awb en de huidige formulering van artikel 6:22 Awb passen goed binnen een bestuursprocesrecht dat is gericht op individuele rechtsbescherming? Leg uit of, en zo ja, in hoeverre deze stelling juist, dan wel onjuist is.

Vraag 2

Energieproducent EWR wil een grote energiecentrale oprichten aan de rand van een beschermd natuurgebied. Hiervoor is een vergunning als bedoeld in art. 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 vereist. Gedeputeerde Staten (GS) van Gelderland die deze vergunning moeten verstrekken, publiceren een ontwerp-besluit waarin de vergunning wordt verleend. Aan de hand van zienswijzen ingediend door milieuorganisaties en omwonenden, waarin wordt gewezen op de negatieve effecten van de centrale op de beschermde natuur, komen GS hier echter op terug en bij het definitieve besluit wordt de aanvraag van de vergunning afgewezen. EWR legt zich niet neer bij deze afwijzing en wil gaan procederen.

Vraag 2A

Kan EWR rechtsmiddelen instellen tegen het definitieve besluit nu hij geen zienswijze tegen het ontwerp-besluit heeft ingediend?

Vraag 2B

Moet EWR eerst bezwaar maken tegen de afwijzing van de vergunning alvorens hij in beroep kan gaan?

Vraag 3

Om de bereikbaarheid van de regio Groningen te verbeteren en de verkeersveiligheid te bevorderen, wordt gewerkt aan het aanpassen van de Zuidelijke Ringweg. Een deel van de Zuidelijke Ringweg wordt verdiept aangelegd. Over het verdiepte deel komen 'deksels', waarop een nieuw groen gebied wordt aangelegd: het Zuiderplantsoen. Bij besluit van 29 september 2015 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu op grond van de Tracéwet het tracé-besluit “Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2” vastgesteld. Het besluit is gepubliceerd in de Staatscourant op vrijdag 2 oktober 2015. Maandag 5 oktober volgt publicatie in het huis-aan-huisblad ‘Groninger Gezinsbode’. Een aantal belanghebbenden stelt beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Vraag 3A

Leg uit aan de hand van de relevante Awb-bepalingen waarom de Afdeling bestuursrechtspraak bevoegd is om in beroep van deze zaak kennis te nemen.

Vraag 3b

Leg uit aan de hand van de relevante Awb-bepalingen wat de laatste dag is waarop tegen het tracé-besluit ”Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2” in beroep kan worden gekomen.

Vraag 4

De heer Spikkeveen vraagt bij het college van B&W een bijstandsuitkering aan vanaf 1 februari 2016. Omdat de aanvraag te laat is ingediend, wordt de uitkering toegekend per 1 maart 2016. Spikkeveen gaat in bezwaar omdat hij het niet eens is met de ingangsdatum van de bijstandsuitkering. Tijdens de bezwaarfase overlijdt zijn oudtante en ontvangt Spikkeveen een erfenis van 15.000 euro. Spikkeveen biecht dit eerlijk op tijdens de hoorzitting in bezwaar. Het college van B&W beslist op bezwaar dat, gelet op dit spaargeld, de aanvraag om bijstandsuitkering moet worden afgewezen. Spikkeveen stelt in beroep dat het college van B&W buiten de grondslag van het bezwaar is getreden. Hoe beoordeelt u.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2015-2016 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2015-2016 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Vraag 1a

Paddington Berenwinkel wil een berenwinkel openen in de binnenstad van Kampen. Bij besluit van 11 januari 2016 verleent het college van B&W aan Paddington een vergunning op grond van de Monumentenwet voor de verbouw van een monumentaal grachtenpand tot berenwinkel. Winnie Berenwinkel, gevestigd aan de overkant van de gracht, maakt bezwaar. Winnie vreest omzetverlies.

Paddington stelt dat bij de besluitvorming over het verlenen van een monumentenvergunning mogelijk omzetverlies van een concurrerende onderneming geen rol kan spelen en dat Winnie om die reden geen belanghebbende is bij het besluit. Het bezwaar van Winnie moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus Paddington. Wat vindt u van dat standpunt van Paddington? (3 pt.)

Vraag 1b

Winnie voert in bezwaar aan dat de door B&W verleende vergunning in strijd is met de Monumentenwet. Paddington stelt in reactie daarop dat de regels uit de Monumentenwet niet strekken ter bescherming van het belang van Winnie en dat B&W het argument van Winnie dus niet mogen betrekken bij de heroverweging. Heeft Paddington gelijk? (2 pt.)

Vraag 2

Bij besluit van 27 juni 2014 heeft het college van B&W van Gorinchem een omgevingsvergunning met bouwtoestemming, milieutoestemming en kaptoestemming verleend voor de kap van vier oude eiken en de bouw en het in bedrijf nemen van een nieuwe fabriek van Zoetjes. De heer Sadeas maakt bezwaar tegen de vergunning.

Sadeas woont op 100 meter van de locatie waar de vergunning op ziet. Vanuit zijn woning heeft hij zicht op de te kappen bomen en zal hij in de toekomst zicht hebben op de te bouwen fabriek. Hij maakt uitsluitend bezwaar tegen de hoogte van het bouwwerk. Zijn bezwaar wordt ongegrond verklaard. In beroep bij de rechtbank voert hij opnieuw aan dat de te bouwen fabriek de maximale bouwhoogte overschrijdt. Bovendien schrijft hij in het beroepschrift: ‘We weten allemaal dat een suikerfabriek vreselijk stinkt. Slecht voor het milieu, en ik ga daar last van krijgen.’ Wat kan/mag/moet de rechtbank met deze uiting van onvrede bij het beoordelen van het beroep van Sadeas? (5 pt.)

Vraag 3a

Bij besluit van 8 december 2015 heeft de gemeenteraad van Leeuwarden het bestemmingsplan ‘Esserheem’ vastgesteld. Het plan voorziet in de bouw van 60 woningen. Kaladin, een omwonende met zicht op het te realiseren bouwplan, gaat tegen de vaststelling van het bestemmingsplan in beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Hij betoogt onder meer dat de gemeenteraad ten onrechte, want in strijd met art. 3:11 lid 1 Awb, de exploitatieberekening, die ten grondslag ligt aan het plan, niet ter inzage heeft gelegd. Vast staat dat Kaladin nog voordat hij beroep instelde inmiddels over de exploitatieberekening beschikte. Het is echter niet uitgesloten dat er belanghebbenden zijn die het ontwerpbesluit en de ter inzage gelegde stukken hebben geraadpleegd zonder dat ze op de hoogte.....read more

Access: 
Public
Oefententamen 2014-2015 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2014-2015 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 mei 2015

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Alblasserdam,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2014 in zaak nr. 13/7481 in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [wederpartij] Bouwmarkten B.V. en anderen (hierna: [wederpartij] en anderen)

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2013 heeft het college het verzoek van [wederpartij] en anderen om handhavend optreden tegen het gebruik voor verkoopactiviteiten van de gronden op het buitenterrein aan de [locatie] te Alblasserdam afgewezen.

Bij besluit van 16 oktober 2013 heeft het college het door [wederpartij] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 24 april 2013 in stand gelaten.

Bij uitspraak van 8 september 2014 heeft de rechtbank het door [wederpartij] en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 oktober 2013 vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] en anderen hebben een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 maart 2015, waar het college, vertegenwoordigd door mr. H.J. Breeman, advocaat te Rotterdam, is verschenen.

Overwegingen

1. Het college betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat ten tijde van het besluit van 16 oktober 2013 reeds concreet zicht op legalisering bestond. Het betoogt voorts dat de rechtbank bij beantwoording van de vraag of ten tijde van dat besluit concreet zicht op legalisering bestond een onjuist criterium heeft aangelegd en dat het relativiteitsvereiste, anders dan de rechtbank heeft overwogen, in de weg staat aan vernietiging van het besluit van 16 oktober 2013.

2. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 14 januari 2009 in zaak nr. 200803416/1) heeft een bestuursorgaan in de regel geen belang bij de beoordeling van zijn hoger beroep indien de rechtsgevolgen van een vernietigd besluit in stand zijn gelaten. Hetgeen het college heeft aangevoerd, is onvoldoende om wel belang aan te nemen. De bestuursrechter is slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen. Voorts zijn de overwegingen van de rechtbank niet bindend in toekomstige zaken. Dat het college is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [wederpartij] en anderen is eveneens onvoldoende om procesbelang aan te nemen.

3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.

4. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 2013-2014 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2013-2014 eerste kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2012, 12/164 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

Procesverloop

Namens appellant heeft mr. S. de Vries, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. De Vries. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.A. Boes-Kouwenoord en A.A. de Bie.

Overwegingen

1.1. Appellant was sinds 1 januari 1995 als ambtenaar aangesteld bij de gemeente Amsterdam. Ten tijde in geding was hij gedetacheerd bij [naam B.V. 1] [naam B.V. 1]) en werkzaam bij de servicebalie van het parkeerterrein [naam parkeerterrein].

1.2. Bij brief van 20 januari 2011 zijn de medewerkers van parkeergarages en parkeerterreinen van de Dienst Parkeergebouwen, onder wie appellant, op de hoogte gesteld van het verwijderen van twee medewerkers van hun werkplek in een parkeergarage vanwege frauduleuze handelingen. De medewerkers zijn in die brief gewaarschuwd voor de gevolgen van frauduleus handelen, zoals het aannemen van contant geld en het niet in de dagrapporten verklaren van handelingen als het handmatig openen van slagbomen. Er is op gewezen dat frauduleus handelen kan leiden tot einde detachering of tot ontslag, en dat zogenoemde mystery guests zullen worden ingezet, die alle werkplekken langs gaan en rapporteren over houding, communicatie, navolgen van procedures en frauduleuze handelingen.

1.3. Op 17 mei 2011 is de detachering van appellant bij [naam B.V. 1] met onmiddellijke ingang beëindigd wegens een melding van een integriteitsschending door appellant. Bij brief van 15 juni 2011 is aan het Bureau Integriteit van de gemeente Amsterdam (BIA) advies gevraagd over het voornemen appellant disciplinair te straffen met voorwaardelijk ontslag. Appellant wordt verweten dat hij voor een bezoekster van het parkeerterrein [naam parkeerterrein] (die achteraf een mystery guest, werkzaam bij [naam B.V. 2], bleek te zijn) de slagboom handmatig heeft geopend en dat hij daarvoor een bedrag van € 8,- van de bezoekster heeft ontvangen. Dit bedrag heeft appellant niet afgedragen en hij heeft niet gemeld dat dit incident heeft plaatsgevonden. Het BIA heeft, op grond van de ernst van de integriteitsschending en de omstandigheden, geadviseerd om appellant - in afwijking van het voornemen - te straffen met onvoorwaardelijk ontslag.

1.4. In navolging van het advies van het BIA heeft de algemeen directeur van [naam B.V. 1], namens het college, appellant bij besluit van 21 juli 2011 met onmiddellijke ingang de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Dit besluit is, na gemaakt bezwaar, gehandhaafd bij besluit van 23 december 2011 (bestreden besluit).

2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard en diens verzoek om schadevergoeding afgewezen.

3.1. In hoger beroep heeft

.....read more
Access: 
Public
Oefententamen 2013-2014 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen

Oefententamen 2013-2014 tweede kans - Bestuursrecht: rechtsbescherming - Rijksuniversiteit Groningen


Vragen

UITSPRAAK

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2012, 12/164 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S. de Vries, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2013. Appellant is verschenen,

bijgestaan door mr. De Vries. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.A.

Boes-Kouwenoord en A.A. de Bie.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant was sinds 1 januari 1995 als ambtenaar aangesteld bij de gemeente Amsterdam. Ten tijde in geding was hij gedetacheerd bij [naam B.V. 1] [naam B.V. 1]) en werkzaam bij de servicebalie van het parkeerterrein [naam parkeerterrein].

1.2. Bij brief van 20 januari 2011 zijn de medewerkers van parkeergarages en parkeerterreinen van de Dienst Parkeergebouwen, onder wie appellant, op de hoogte gesteld van het verwijderen van twee medewerkers van hun werkplek in een parkeergarage vanwege frauduleuze handelingen. De medewerkers zijn in die brief gewaarschuwd voor de gevolgen van frauduleus handelen, zoals het aannemen van contant geld en het niet in de dagrapporten verklaren van handelingen als het handmatig openen van slagbomen. Er is op gewezen dat frauduleus handelen kan leiden tot einde detachering of tot ontslag, en dat zogenoemde mystery guests zullen worden ingezet, die alle werkplekken langs gaan en rapporteren over houding, communicatie, navolgen van procedures en frauduleuze handelingen.

1.3. Op 17 mei 2011 is de detachering van appellant bij [naam B.V. 1] met onmiddellijke ingang beëindigd wegens een melding van een integriteitsschending door appellant. Bij brief van 15 juni 2011 is aan het Bureau Integriteit van de gemeente Amsterdam (BIA) advies gevraagd over het voornemen appellant disciplinair te straffen met voorwaardelijk ontslag. Appellant wordt verweten dat hij voor een bezoekster van het parkeerterrein [naam parkeerterrein] (die achteraf een mystery guest, werkzaam bij [naam B.V. 2], bleek te zijn) de slagboom handmatig heeft geopend en dat hij daarvoor een bedrag van € 8,- van de bezoekster heeft ontvangen. Dit bedrag heeft appellant niet afgedragen en hij heeft niet gemeld dat dit incident heeft plaatsgevonden. Het BIA heeft, op grond van de ernst van de integriteitsschending en de omstandigheden, geadviseerd om appellant - in afwijking van het voornemen - te straffen met onvoorwaardelijk ontslag.

1.4. In navolging van het advies van het BIA heeft de algemeen directeur van [naam B.V. 1], namens het college, appellant bij besluit van 21 juli 2011 met onmiddellijke ingang de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Dit besluit is, na gemaakt bezwaar, gehandhaafd bij besluit van 23 december 2011 (bestreden besluit).

2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard en diens verzoek om schadevergoeding afgewezen.

3.1. In hoger beroep heeft

.....read more
Access: 
Public
Bestuursrecht - rechtsbescherming: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Bestuursrecht - rechtsbescherming: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

  • In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Bestuursrecht: rechtsbescherming voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  • Voor een compleet overzicht van de op JoHo WorldSupporter aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare artikel- en arrestsamenvattingen maak je gebruik van de zoekfunctie
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2290