Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
1. Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?
Art. 6:248 lid 1: overeenkomsten hebben naast de overeengekomen rechtsgevolgen, ook die rechtsgevolgen die uit wet, gewoonte, of redelijkheid en billijkheid voortvloeien. Dit betekent dat de inhoud van de overeenkomst uitgelegd moet worden. Hier is geen algemene wettelijke regeling voor. De wilsvertrouwensleer van de artt. 3:33 en 35 biedt hier een oplossing voor. Het gaat erom wat de partijen redelijkerwijs van elkaar konden verwachten. Dit levert veel jurisprudentie op.
HR Haviltex (1981): Hierin stelde de Hoge Raad dat een zuiver taalkundige uitleg van de inhoud van een overeenkomst niet voldoende is. Je moet kijken naar de zin die partijen over en weer mochten toekennen aan het bepaalde, en wat zij van elkaar konden verwachten. Hiervoor kan de rechtskennis van de partijen en hun maatschappelijke positie van belang zijn.
Naast de 'Haviltex-norm' bestaat er ook de 'CAO-norm'. Deze norm geldt voor bijzondere typen overeenkomsten, zoals de collectieve arbeidsovereenkomst en de levering van onroerende registergoederen. Hierbij zijn namelijk vaak veel derden betrokken. Omdat hun belangen ook gewaarborgd moeten worden, moeten dit soort overeenkomsten objectief uitgelegd kunnen worden. De bewoordingen zijn daarom in beginsel beslissend. Wanneer je namelijk ook in dit soort overeenkomsten gaat 'Haviltexen' zijn de betrokken derdenbelangen onvoldoende gewaarborgd. Daar wordt dan geen rekening mee gehouden.
HR DSM/Fox (2004): Het geschil ging hier over een pensioenreglement, een overeenkomst tussen een bedrijf en een pensioenfonds. Er ontstond discussie over de interpretatie van een artikel uit dit reglement. Meneer Fox was in deze casus een derde, maar wel belanghebbende omdat het om de hoogte van zijn pensioen ging. De Haviltex- en de CAO-uitleg konden hier niet tegen elkaar uitgespeeld worden. Daarom stelde de Hoge Raad in dit arrest dat er tussen beide uitlegregimes een vloeiende overgang is. Bij een op schrift gesteld contract mag je nooit alleen maar de taalkundige uitleg toepassen, maar je moet interpreteren in het licht van de context van het gehele geschrift. De taalkundige uitleg is bij geschreven overeenkomsten uiteraard wel van groot belang.
Deze twee zaken kunnen niet als los van elkaar beschouwd worden, ze vormen een 'onlosmakelijke eenheid'. 'R & B' hebben twee functies: een aanvullende (6:248 lid 1) en een beperkende (derogerende) werking (6:248 lid 2). Voor de beperkende werking is wel vereist dat er anders een 'onaanvaardbare'! situatie zou ontstaan. Dit is afhankelijk van een aantal omstandigheden en gezichtspunten. 'R & B' is namelijk in iedere casus verschillend. Voorbeelden uit de jurisprudentie:
HR Saladin/HBU (1967): Hier werd voor het eerst de beperkende werking van R & B aangenomen. De bank had een onjuist advies aan Saladin gedaan. In de overeenkomst was echter een exoneratiebeding opgenomen. Het geschil ging over de vraag of dit exoneratiebeding 'telde'. De Hoge Raad noemde een aantal omstandigheden, zoals de zwaarte van de schuld, de aard en verdere inhoud van de overeenkomst, de maatschappelijke positie en onderlinge verhouding van de partijen, de wijze waarop het beding totstandgekomen is en de mate waarin partijen zich bewust waren van de strekking van het beding.
HR Matatag/Schelde (1993): Hier werd ook een beroep gedaan op een exoneratiebeding, wat opgenomen was in de algemene voorwaarden van het contract. Er was hier sprake van een 'business to business'-contract. In casu ging het om ernstige fouten van personen die niet tot de bedrijfsleiding behoorden. Dit betekende dat het inroepen van de exoneratie mogelijk was.
Een beroep op een beding kan slagen en mislukken, maar er zijn ook tussenoplossingen mogelijk. Het is belangrijk om te beseffen dat een beroep op R & B niet het contract nietig maakt, maar alleen bepaalde bedingen uit het contract buiten toepassing laat. Daarnaast zijn er ook tussenoplossingen mogelijk, bijvoorbeeld dat de rechter de vordering in kwestie matigt.
Op grond van art. 6:258 kunnen contracten via de rechter ontbonden worden als zich onvoorziene omstandigheden voordoen. Met 'onvoorzien' wordt bedoeld: omstandigheden die niet verdisconteerd zijn in de overeenkomst. Volgens art. 6:250 is dit dwingend recht, er kan niet bij overeenkomst van afgeweken worden.
HR Campina/Van Jole (1993): Van Jole had baangarantie bij Campina, maar Campina wilde hem ontslaan met een beroep op onvoorziene omstandigheden. De Hoge Raad stelde dat de rechter bij een beroep op art. 6:258 terughoudendheid past. Dit geldt helemaal bij een bepaling van dien aard als een baangarantie. Pacta sunt servanda is een te belangrijk principe.
Deze komen veel voor bij overeenkomsten. Vaak is het zo dat de partij die de algemene voorwaarden opstelt erg goed voorbereid is, en de wederpartij eigenlijk geen idee heeft waar hij zijn handtekening onder zet. Het schept vaak dus ongelijkheid. Toch hebben algemene voorwaarden ook nut, omdat ze efficiëntie in het sluiten van contracten bevorderen. Daarom is er een beschermingsstelsel ontworpen om de zwakkere partijen te beschermen.
Algemene voorwaarden worden op dezelfde wijze van kracht als andere contractuele bedingen, dus via aanbod en aanvaarden en de wilsvertrouwensleer. De aanvaarding gaat op het niveau van het complex, het hele pakket, van algemene voorwaarden (art. 6:232).
HR Assoud/SNS (1997): Dit betrof een geschil over de vraag of een beding wel of niet tot de algemene voorwaarden behoorde. SNS stelde dat het hier ging om een kernbeding in de zin van art. 6:231 sub a, wat betekent dat het niet onder de algemene voorwaarden viel. De Hoge Raad stelde dat deze uitzondering zo beperkt mogelijk opgevat moet worden. Tot een kernbeding behoren alleen die essentiala die zó wezenlijk zijn dan de overeenkomst anders niet ontstaan zou zijn. Uiteindelijk kreeg SNS geen gelijk.
Het controlemechanisme van de wet bevat twee vernietigingsgronden, in art. 6:233. Een beding kan onredelijk bezwarend zijn voor de wederpartij, en er kan niet voldaan zijn aan een informatieplicht door de partij die de algemene voorwaarden opstelt. 'Grote' wederpartijen (die een jaarrekening op moeten stellen, meer dan 50 werknemers hebben, etc.) vallen niet onder deze bescherming.
De toetsing van art. 6:233 sub a is een inhoudstoetsing. Voor consumenten is dit uitgewerkt in een zwarte lijst, met daarop bepalingen die geacht worden onredelijk bezwarend te zijn (art. 6:236). Ook is er een grijze lijst, met daarop bepalingen waarvan vermoed wordt dat zij onredelijk bezwarend zijn (art. 6:237). Het doel van deze lijsten is het bieden van rechtszekerheid aan consumenten.
Deze bedingen bevinden zich meestal in de algemene voorwaarden. Exoneratie staat op de grijze lijst. Daarnaast bestaat uiteraard ook de mogelijkheid van het inroepen van de toetsing van redelijkheid en billijkheid. In het arrest Bramer/HofmanB bepaalde de Hoge Raad dat het uitgangspunt is dat de gerechtigde mag kiezen of hij de zwarte of grijze lijst inroept, of de normen van redelijkheid en billijkheid als hij een algemene voorwaarde wil aanvechten. Het zijn als het ware twee sporen waar je uit kan kiezen.
Deze plicht is vastgelegd in art. 6:233 sub b en verder uitgewerkt in art. 234. De gebruiker moet in staat gesteld zijn om kennis te nemen van de algemene voorwaarden. Het principe is terhandstelling: je moet de algemene voorwaarden 'meekrijgen' van de winkel waar je iets koopt. Dit kan ook elektronisch.
HR Geurtzen/Kampstaal: Hierin bepaalde de Hoge Raad dat art. 234 limitatief bedoeld is. Wel moet er een redelijke en op de praktijk afgestemde uitleg aan gegeven worden. Dit betekent dat er geen vernietigbaarheid intreedt als de ander met de voorwaarden bekend was of geacht kon worden ermee bekend te zijn. Het ontbreken van de terhandstelling is dan dus geen probleem. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als er een herhaling is van een eerdere situatie, of als er een exoneratiebord aanwezig is: ('Wij stellen ons niet aansprakelijk voor schade').
HR FirstData/KPN (2011): De terhandstellingsplicht vereist wel een bepaalde activiteit. Het is onvoldoende om te stellen dat de wederpartij eenvoudig de voorwaarden kan opzoeken via Google. Art. 6:234 vereist dus intitiatief van de gebruiker.
2. Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?
Er worden geen onderwerpen besproken die niet worden behandeld in de literatuur.
3. Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?
Behalve uitspraken in de jurisprudentie die hierboven beschreven zijn, worden geen recente ontwikkelingen in het vakgebied besproken.
4. Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?
Er worden geen opmerkingen gedaan met betrekking tot het tentamen.
5. Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?
Er worden geen tentamenvragen behandeld.
Deze bundel bevat de hoor- en werkcolleges van het vak Verbintenissenrecht, onderdeel van de Bachelor Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden. In verband met het coronavirus heeft de universiteit besloten dat al het onderwijs tot de zomer digitaal gegeven wordt. Het
...JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution