Bevat oefenmateriaal bij de behandelde onderwerpen van het blok, gebaseerd op tentamens van de afgelopen studiejaren.
Open vragen
Vraag 1: Voor welke categorie patiënten met een acuut optredende, levensbedreigende stoornis is de ABCDE methode niet geschikt?
a. Patiënten met een geïsoleerd neurotrauma
b. Patiënten met een intoxicatie
c. Kinderen jonger dan één jaar
d. Patiënten met een circulatoir arrest
Vraag 2: Op de SEH komen vrijwel tegelijkertijd de volgende 4 patiënten: Welke patiënt moet als eerste onderzocht worden?
a. een 5-jarig meisje met zeer veel pijn na een val
b. een 40-jarige man bekend met astma en nu bezweet en 35 keer per minuut ademend
c. een zwangere vrouw met een blanco voorgeschiedenis met een epileptisch insult
d. een patiënt die voor de balie van de SEH collabeert en niet reageert op aanspreken
Vraag 3. Voor welk geneesmiddel is volgens de actuele richtlijn Specialistische reanimatie van volwassenen van de Nederlandse Reanimatie Raad geen plaats (meer) bij reanimaties?
a. amiodaron
b. atropine
c. calciumchloride
d. magnesiumsulfaat
Vraag 4: Bij een ernstige pneumonie is er een gestoorde ventilatie- perfusieverhouding (V/P-mismatch). Wat is de belangrijkste pathofysiologische factor hierbij?
a. Hypoxemische vasoconstrictie
b. Shunting
c. Het Eisenmenger effect
d. Dode ruimte ventilatie
Vraag 5: Een man, eind 70, wordt gepresenteerd op de SEH vanwege palpitaties. Terwijl de verpleegkundige hem verzorgt gaat een monitoralarm vanwege een tachycardie. Na 45 seconden is er spontane conversie naar sinusritme. Patiënt heeft niet het bewustzijn verloren gedurende deze episode. De ritmestrook toont een smal complex tachycardie. Welke diagnose past hier bij?
a. atriale tachycardie
b. ventrikeltachycardie → brede complexen, meestal bewustzijnsverlies
c. atriumfibrilleren met een bundeltakblok → brede complexen
d. fijnmazig ventrikelfibrilleren → cardiac arrest
Meerkeuzevragen
NB: de vragen zijn gebaseerd op het leerboek Acute Geneeskunde van Thijs et al. De vraagstelling en de onderwerpen zijn wel nog een goede indicatie voor het eindtentamen van het blok. Voor de antwoorden kun je ook de bijbehorende samenvatting bij Thijs raadplegen.
1. Een man, eind 20, komt op de SEH binnen met een status epilepticus. Er is reeds benzodiazepines intraveneus toegediend, maar dit heeft geen verbetering gegeven. De volgende stap is de patiënt op te laden met een anti-epilepticum. Welk middel is geïndiceerd?
a. fenobarbital
b. fenytoïne
c. lamotrigine
d. carbamazepine
2. Een 24-jarige man heeft een ziekte opgelopen na een verblijf van 6 maanden in een Aziatisch land. Hij was sinds 2 dagen terug in Nederland toen hij plotseling koorts kreeg gepaard gaande met hoofdpijn, pijn achter de ogen en hevige rugpijn. Bij onderzoek had hij lymfadenopathie en petechiën op het verhemelte. Na 4 dagen verdween de koorts, maar na 2 koortsvrije dagen had hij weer koorts en kwamen de klachten terug maar in mindere mate. Na 3 dagen was de koorts weg en kwam niet meer terug, maar de man had nog.....read more
Add new contribution