Psychology and behavorial sciences - Theme
- 17030 keer gelezen
Organisatiecriminaliteit is een vorm van probleemoplossend gedrag. Er is een probleem dat tot strafbaar gedrag motiveert en de gelegenheid doet zich voor om het probleem op te lossen. Men moet ook beschikken over rationalisaties om de ernst en de verwijtbaarheid te verzachten: gelegenheid, drijfveren en neutralisaties.
Drijfveren zijn motieven en emoties, gedachten en gevoelens die aanzetten tot gedrag.
Gedachten als motief: onder een probleem verstaan wij elke ongewenste discrepantie tussen de huidige en de gewenste situatie. Op basis van de anomie, of straintheorie van Merton (1957), veronderstellen wij dat die discrepantie aanzet tot strafbaar gedrag omdat deze zorgt voor een zekere spanning die weerslag heeft op gedachten en gevoelens. Het motief hierachter kent een negatieve en een positieve variant. De negatieve variant omvangt het ontlopen van doelbedreiging. In de literatuur worden twee extremen onderscheiden: need en greed. Bij need ziet de verdachte zich ernstig bedreigd in het bereiken van een bepaald doel. Noodzaak dwingt tot strafbaar handelen. Bij greed is er sprake van andere oorzaken achter het gedrag van de dader, zoals psychopathologie. Hebzucht kan hier een rol spelen. Een financiële noodzaak is er dan niet, wel een sociale, zoals een tweede huis. Wanner die behoefte niet wordt bevredigd dreigt er economische of sociale uitstoting van individu en de organisatie. De positieve variant houdt het streven naar doelbereiking in. Het kan gaan om geld, behouden of veroveren van de marktpositie of het bereiken van een politiek of bestuurlijk doel. Het streven naar doelbereiking kan samengaan met vormen van kostenbesparing, wat je vooral tegenkomt bij overtredende overheden.
Emoties als motief. Ook hierin kan je twee varianten onderscheiden, gevoelens van verzet en gevoelens van onaantastbaarheid. Met gevoelens van onaantastbaarheid doen verdachten een beroep op hogere plicht en belangen, hun vermeende onaantastbare status en hun vermogen om zich boven de wet te plaatsen. In de literatuur wordt ook verwezen naar verveling, de behoefte aan spanning en machogedrag als emotionele factoren.
Drijfveren: het probleem is een discrepantie tussen feiten en wensen. Dit leidt tot:
Gedachten: ontlopen van doelbedreiging of nastreven van doelbereiking.
Emoties: gevoelens van onaantastbaarheid en verzet (frustratie, boosheid).
Beiden bevorderen organisatiecriminaliteit.
Denkbeelden en dergelijke kunnen gedrag indirect en direct beïnvloeden. De directe invloed zijn de motieven hierboven beschreven. Indirecte invloeden worden neutralisaties genoemd; denkbeelden die de negatieve kant van strafbaar gedrag afzwakken. De dader wordt zo beschermd tegen cognitieve dissonantie en het aantasten van zijn/haar zelfbeeld. Neutralisaties kunnen zowel vooraf als achteraf een leidraad vormen voor strafbaar gedrag. Tegenover de techniques of neutralization staan de techniques of restraint, de denkbeelden die iemand juist weerhouden van regelovertreding. Omdat de aard van neutralisaties verschillen per soort criminaliteit, is de vraag welke neutralisaties bij organisatiecriminaliteit aan de orde zijn. De neutralisaties worden opgedeeld in twee soorten:
Ontkennen van ernst van een delict:
ontkennen van schade.
ontkennen van slachtofferschap.
het zich beroepen op hogere belangen.
ontkennen van het criminele karakter van de activiteiten.
Ontkennen van verwijtbaarheid:
het ontkennen en afschuiven van de verantwoordelijkheid. Hieronder vallen drie factoren die dit lijken te bevorderen: de delegatie van taken, versnipperde verantwoordelijkheid en verstopte informatiekanalen.
benadrukken van de normale aard van het handelen: “iedereen doet het”.
Benadrukken van de noodzaak. Dit is een tegenaanval, bijvoorbeeld beweren dat overkoepelende organisaties met hun beleid hem/haar gedwongen hebben tot het overgaan op onethische praktijken.
condemnation of the condemners; aanklagen van de aanklagers. Dit is ook een tegenaanval.
Neutralisaties: tussen kunnen en willen.
Eerste hoofdneutralisatie: ontkennen van ernst.
Subneutralisaties:
Ontkennen schade.
Ontkennen slachtofferschap.
Beroepen op hogere belangen.
Ontkennen crimineel karakter.
Tweede hoofdneutralisatie: ontkennen van verwijtbaarheid.
Subneutralisaties:
ontkennen of afschuiven van de verantwoordelijkheid.
Benadrukken normaal gedrag.
Benadrukken noodzaak.
Aanklagen van de aanklagers.
Onder gelegenheid wordt elke mogelijkheid, omstandigheid, situatie of conditie verstaan die geschikt is voor bepaald gedrag of een bepaalde handeling. In dit artikel worden vier soorten gelegenheid besproken.
Kenmerken hiervan zijn:
De waarde van een product kan verschillen per persoon, en die bepaald de gelegenheid. Zo heeft afval voor velen een negatieve waarde, maar voor afvalhandelaren een positieve.
Verhandelen van mengproducten, bijvoorbeeld paardenvlees en rundvlees verkopen als rundvlees.
Misbruik maken van subsidieverlening of heffing- en restitutiebepalingen die op een bepaald product of dienst van toepassing zijn. Bijvoorbeeld het subsidie innen voor exporteren naar het buitenland, terwijl dit helemaal niet gebeurt.
De snelheid waarmee het product verkocht wordt. Met een snelle verkoop wordt je bijna niet gepakt. Verdenkingen zijn schaars, en tegen de tijd dat de verkoper niet langer de waarschuwingen van de overheid kan negeren, is de omstreden partij al van de hand gedaan. Of is de schade beperkt tot het minimum .
Het gebruiken van meerdere schakels, als een handelaar zich toelegt op meerdere schakels in de handelsketen groeit gelegenheid.
De mate waarin handel is gebaseerd op vertrouwen. De klant rekent erop dat de handelaar levert wat hij belooft, maar er is geen zekerheid
Ook deze heeft een aantal kenmerken.
Omvang, ouderdom en structuur. Over de omvang is geen eenduidige mening; enkelen stellen dat grotere ondernemingen meer strafbare feiten zullen plegen, omdat de complexiteit de kans groter maakt dat de gelegenheid of subcultures of neutralization ontstaan. Anderen zeggen dat kleinere organisaties het mer nodig hebben om bijvoorbeeld hun concurrentiepositie te verbeteren. De laatste groep stelt dat omvang er niet toe doet. Onder de invloed van ouderdom bestaat ook geen overeenstemming. De ene partij stelt dat jonge ondernemingen meer strafbare feiten plegen dan meer gevestigde bedrijven. Een andere partij zegt dat jonge ondernemingen per ongeluk de regels overtreden, ze weten nog niet wat wel en niet mag. Een derde partij stelt dat oudere ondernemingen meer strafbare feiten plegen omdat hun verouderde materiaal niet langer voldoet aan de hedendaagse eisen. Er zitten dan ook vaak oudere ondernemers aan het hoofd, die geen zin meer hebben om zich aan deze hedendaagse regels aan te passen. Hogere leeftijd biedt een indirecte gelegenheid, namelijk via vertrouwen. Leeftijd biedt geen directe gelegenheid. Omvang biedt ook alleen indirecte gelegenheid, bijvoorbeeld door onvoldoende toezicht. Structuur biedt wel een directe gelegenheid. Het kan een instrument zijn om criminaliteit te plegen of te verbloemen en neutraliseren.
Pathologie van de organisatie. De organisatie is op sommige gebieden ziek en dit biedt gelegenheid voor het overtreden van de regels. Voorbeelden hiervan zijn achterstallig onderhoud of technische mankementen, fouten in communicatie, verstopte informatiekanalen en berekenendheid en amoraliteit. Dit laatste wil zeggen dat je zonder enige morele overweging beslissingen neemt, alleen op basis van een berekening.
Ook functionarissen kunnen de gelegenheid hebben of bieden om regels te overtreden. Dit kan beïnvloed worden door gebrek aan kennis en kunde, persoonlijke eigenschappen of de functie/positie van de functionaris.
Bepaalde handelsmarkten bieden meer criminogene gelegenheid dan andere. Onderzoekers zijn er niet over uit wat een markt precies criminogeen maakt. Hieronder een aantal kenmerken die kunnen bijdragen aan het strafbaar handelen van organisaties:
Hoge concurrentie. De relatie tussen criminaliteit en concurrentie is niet eenduidig. Veel concurrentie kan ervoor zorgen dat verdachten minder snel opvallen. Ook wordt de neutralisatie: “iedereen doet het”, gebruikt. Ook weinig concurrentie kan criminaliteit indirect stimuleren. Als slechts enkele ondernemingen de markt domineren is er bijvoorbeeld meer gelegenheid om prijsafspraken te maken.
Omvang en overlap: het is een bekend verschijnsel dat organisaties elkaar infecteren met illegale praktijken. Ook nemen ze neutralisaties en kennis van mogelijkheden van elkaar over. Het is aannemelijk dat deze kennis zich makkelijker verspreid op een kleinere markt. Deze hebben een samenbindend karakter. De mate waarin markten met elkaar overlappen biedt ook gelegenheid. Des te meer gelegenheidsstructuren, des te meer mogelijkheid om strafbare feiten te plegen.
Handelspartners en slachtoffers: deze faciliteren verdachten. Identieke belangen en de centrale plaats die vertrouwen inneemt in afhankelijke handelsrelaties spelen hierbij een belangrijke rol. De verdachte wil een product verkopen en hier zijn genoeg klanten voor. Een bovenmatig vertrouwen in de verdachte kan de handelspartners en/of slachtoffers verblinden. Als de verdachte over meer informatie beschikt dan de slachtoffers en/of handelspartners, dan is er sprake van een onevenwichtige afhankelijkheidsrelatie.
Kenmerken:
Toezicht en controle: de overheid verzuimt in haar handhavende taken. Dit kan omen door versnipperde verantwoordelijkheid binnen de overheid of betrokkenheid bij de organisaties waarop zij moeten toezien. Dit laatste kan uiteindelijk leiden tot collusie. Een derde reden is dat de overheid zelf geen smetteloos blazoen draagt. Wanneer de overheid zelf de regels overtreedt, is echt aannemelijk dat zij ervoor kiest niet daadkrachtig op te treden tegen andere verdachten.
Capaciteit: er is simpel gezegd niet voldoende menskracht beschikbaar om daadkrachtig op te treden. Het is van belang dat de overheid deze capaciteit dus selectief inzet, maar de manier waarop is niet altijd even effectief. Ook is er een gebrek aan kennis, dat het vermogen van de overheid beïnvloed om mee te praten en te denken.
Consequenties van wetgeving en beleid: door zich niet tijdig te realiseren welke consequenties de wetgeving en het beleid hebben, kan de overheid ongewild gelegenheid bieden aan criminaliteit.
Criminogene gelegenheidsstructuren
Gelegenheid tot criminaliteit op het niveau van:
Producten en diensten:
Waardeloos wordt waardevol.
Mengproducten.
Gesubsidieerde goederen.
Omloopsnelheid.
Meerdere schakels.
Vertrouwen.
De organisatie:
Omvang, ouderdom en structuur.
Pathologie van de organisatie.
Functionarissen.
De economische omgeving: de markt, marktdeelnemers en marktrelaties:
Concurrentie.
Omvang en overlap.
Handelspartners en slachtoffers.
De sociale en maatschappelijke omgeving: de overheid.
Toezicht en controle.
Capaciteit.
Consequenties van wetgeving en beleid.
Het artikel pleit dat regelovertreding door overheden verschilt van regelovertreding door private organisaties, en dan wel op de volgende punten:
Kostenbesparing: overheden laten zich vooral motiveren door het via kostenbesparing nastreven van bepaalde doelen. Regelovertreding komt voort uit politieke/bestuurlijke prioriteitenstelling. In de niet-overheids zaken laten de verdachten zich ook motiveren door een organisatorisch doel, maar ook en vooral door externe factoren.
Ontlopen van doelbedreiging: overheden kunnen niet failliet gaan. Financieel wanbeleid kan er wel toe leiden dat de staat de overheid onder curatele stelt, waardoor deze ophoudt te bestaan. Net als ondernemingen als ze failliet gaan. Alleen bij overheden ontbreekt de noodzaak om te frauderen.
Psychologie van de dader: gevoelens van onaantastbaarheid. Overheden laten zich niet de les lezen en plaatsen zich boven de wet. Dit lijkt meer typerend voor overheden dan voor private ondernemingen. Het artikel kan dit op basis van hun onderzoek niet verklaren. Wellicht speelt mee dat de overheid zelf een autoriteit is en zelf beleid bepaald.
Neutralisaties: afschuiven van verantwoordelijkheid is voor overheden en hun functionarissen een belangrijke neutralisatietechniek. Ambtenaren vertrouwen ook sterk op anderen terwijl zij zelf verantwoordelijk zijn. Het ontkennen van schade is ook belangrijk.
Gelegenheidsstructuren: omdat overheden niet winst als grootste motivatie hebben, vallen er een hoop mogelijkheden weg. En dit heeft invloed op de gelegenheid. De mogelijkheden die de overheden wel gebruiken zijn die op het niveau van organisatie en sociale en maatschappelijke omgeving.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1117 | 1 |
Add new contribution