Psychology and behavorial sciences - Theme
- 15942 keer gelezen
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Onder de financiele crisis (2007) en de schuldencisis (2009) lijden vooral werknemers met kwetsbare posities, waaronder veel niet-westerse migranten (niet-westerse migranten). Werkloosheid heeft financiële, psycholo Turkse Nederlandersgische en sociale gevolgen, zoals lagere participatie in de samenleving, dagelijkse structuur, sociale contacten en individuele ontplooiing, en sociale interactie met andere bevolkingsgroepen. In dit hoofdstuk wordt de positie van niet-westerse migranten op de arbeidsmarkt beschreven.
Nettoparticipatie (= aandeel van de bevolking tussen 15 en 65 jaar, met meer dan 12 uur per week werk) geeft een beeld van welke mensen een betaalde baan hebben, wat bij niet-westerse migranten dus laag is: iets meer dan de helft tegenover ruim twee derde van de autochtone Nederlanders. Surinamers: 60%, Antillianen: 57%, Turken: 52%, Marokkanen: 48%. Belangrijke oorzaken zijn dat veel niet-westerse migranten nog jong zijn en een opleiding doen, of een vluchteling verleden hebben. Migrantenvrouwen hebben relatief weinig betaald werk, behalve Surinaamse vrouwen. Jongere migranten hebben een lage nettoparticipatie. Alle migranten hebben een hogere nettoparticipatie in eerste dan in de tweede generatie, vanwege de hoeveelheid jongeren. Ook stijgt de participatie naarmate de opleiding hoger is, en hebben veel niet-westerse migranten een lage opleiding.
Over het algemeen is de nettoparticipatie toegenomen, zijn verschillen kleiner geworden, maar heeft de crisis wel voor meer daling gezorgd bij migranten dan bij autochtone Nederlanders. Van migrantenvrouwen is de participatie structureel gestegen. Het Nederlandse integratie- en emancipatiebeleid richtte zich dan ook op deze vrouwen en op migranten. Ook was er instroom van de tweede generatie, waarvan de vrouwen beter opgeleid, moderner en ge-emancipeerder waren. Het verschil met mannen is dus aanzienlijk gedaald, deels afhankelijk van de conjunctuur, omdat vrouwen-sectoren zoals de zorg minder werden geraakt door crisis.
Werkloosheid is een graadmeter voor de economie, en is in Nederland altijd relatief laag geweest. De verschillen tussen leeftijd en herkomst zijn echter relatief groot. Werkloosheidsgraad = aandeel werklozen in beroepsbevolking (=15-65 en bereid minstens 12 uur te werken). Autochtone Nederlanders: 4,5% werkloos; niet-westerse migranten: 12,6% werkloos; Surinamers: 10,4%; Turken: 11,3%; Antillianen: 12,5%; Marokkanen: 14,6%; overig: 13,8%. Oorzaken zijn lage opleidingsniveau, taalvaardigheid, sociale netwerken, discriminatie.
Verschil in werkloosheid tussen mannen en vrouwen is klein, behalve bij Turkse Nederlanders. Het verschil tussen migrantenvrouwen en autochtone vrouwen is groot. Hierbij blijven niet-werkzoekenden natuurlijk buiten beeld, wat een oorzaak is voor de lage werkloosheid bij Turks en Marokkaanse vrouwen. Jonge niet-westerse migranten hebben een heel hoge werkloosheid, bijna een kwart. Oorzaken hiervoor zijn achterstand in opleiding en taal; verschillen in zoekgedrag en arbeidsoriëntatie, directe en indirecte discriminatie; laag effect van arbeidsbemiddeling.
De werkloosheid blijft erg achter bij de tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders. Bij Antilliaanse Nederlanders is de tweede generatie een goed geïntegreerde groep, en is de eerste generatie juist problematisch. Laagopgeleide Antillianen doen het verontrustend slecht (22% werkloos), terwijl dat voor laagopgeleide Turkse Nederlanders wel mee valt (13%).
Voor niet-westerse migranten en autochtone Nederlanders heeft de conjunctuur hetzelfde patroon vertoond de afgelopen 10 jaar, met een afname van werkloosheid na 2000, stijging tot 2005, afname na 2005 en toename vanaf 2008. De richting is steeds gelijk tussen niet-westerse migranten en autochtone Nederlanders, maar de fluctuaties zijn sterker voor de niet-westerse migranten. De gevoeligere arbeidsposities worden namelijk bezet door migranten. Deze geschetste trend komt overeen voor alle groepen migranten, behalve Antillianen: die doen het steeds slechter. Oorzaak is de instroom van kansarme migranten sinds 1995. Surinaamse Nederlanders doen het het best, al is de werkloosheid daar de laatste 2 jaar wel flink gestegen. Absoluut gezien zijn er veel meer autochtone Nederlanders werkloos in 2010 dan in 2000.
Langdurige werkloosheid heeft grote effecten, vanwege een steeds grotere afstand tot de arbeidsmarkt, met als gevolg verouderde kwalificaties, ontmoediging, en een lager niveau en loon als er toch iets gevonden wordt. Ook verloopt de WW-uitkering na een tijd en zijn grote uitgaven beperkt uitstelbaar. Na 12 maanden is iemand officieel langdurig werkloos.
Het verschil in langdurige werkloosheid tussen niet-westerse migranten en autochtone Nederlanders is klein, maar dat komt deels door de verschillen in leeftijdsopbouw: bij migranten zijn meer jongeren. Langdurige werkloosheid is vooral groot onder de oudere migranten. Ook de laagst opgeleiden zijn het vaakst langdurig werkloos, en is tussen mannen en vrouwen geen verschil.
Crisis is pas goed zichtbaar als de langdurige werkloosheid stijgt. Voor werkloze migranten is het nu (nog) niet moeilijker aan een baan te komen dan voor werkloze autochtone Nederlanders.
Een hoger beroepsniveau heeft kenmerken als een hoog inkomen, autonomie, goede arbeidsomstandigheden en klein risico op ontslag. Er zijn 3 niveaus: elementair/laag; middelbaar; hoog/wetenschappelijk.
Niet westerse migranten (vooral Turkse en Marokkaanse) zijn veel werkzaam in de onderste laag: 48% tegenover 30% van de autochtone Nederlanders. Mannen en jongeren werken vaker op het laagste niveau dan vrouwen en mensen van 25-44, alleen bij niet-westerse migranten.
Door een gestegen onderwijsniveau hebben alle groepen behalve Antillianen hogere beroepen gekregen, vooral Marokkanen en Turken zijn opgeklommen. De hoge beroepsfuncties zijn steeds meer bezet door migranten in de tweede generatie, die een positieve tendens vertonen.
Een flexibel dienstverband is een tijdelijk contract of een contract waarvan het aantal uren niet is vastgelegd, of uitzendoproep en invalkracht. Flexibele werknemers zijn kwetsbaar door de kans op werkloosheid bij economische tegenspoed. niet-westerse migranten hebben twee keer zo vaak een flexibele baan als autochtone Nederlanders: 17 tegenover 9%. Dit zijn vooral in de groep Turkse en overige migranten; jongeren; en lage opleidingen. Het aandeel migranten met een flexibel dienstverband is nauwelijks gedaald, behalve voor Marokkanen en Antillianen.
Voor veel migranten is het ondernemerschap een aantrekkelijke alternatief voor een baan in
Loondienst. Van de niet-westerse migranten tussen 15 en 64 is 5,5% zelfstandig ondernemer. Dit is gestegen met 136%, veel meer dan autochtone Nederlanders. De overlevingskansen van niet-westerse ondernemingen zijn gestegen.
Het verschil in arbeidsmarktpositie tussen niet-westerse migranten en autochtone Nederlanders heeft meerdere oorzaken volgens het analysemodel van Veenman (2002):
Kansenstructuur. Dat zijn de mogelijkheden die niet-westerse migranten hebben op de arbeidsmarkt door de heersende conjunctuur en structuur van de arbeidsmarkt.
Daarnaast zijn er individuele hulpbronnen of vormen van kapitaal, zoals opleiding, taalvaardigheid en werkervaring, sociaal (een sociaal netwerk) en cultureel (normen en waarden) kapitaal.
In- en uitsluitingsmechanismen. Dat zijn processen waarbij bepaalde groepen bedoeld of onbedoeld worden bevoordeeld of benadeeld: (in)directe discriminatie.
De human capital-theorie (Becker 1964) zegt dat de arbeidsmarktpositie afhankelijk is van de som van individuele competenties, kennis en vaardigheden.
Bovenstaande oorzaken verklaren zo'n tweederde van de verschillen, alleen van de Marokkaanse nederlanders blijft het gat veel meer onverklaard. Met name de werkervaring en werkloosheidsverleden zijn bepalend, opleiding is relevant. Dat de tweede generatie migranten minder afwijkende culturele hulpbronnen en taalvaardigheid heeft is niet zichtbaar in de werkloosheidscijfers, hoe dat komt is nog onbekend. Het verschil in beroepsstatus tussen Surinaamse Nederlanders en autochtone Nederlanders is voor een groot deel verklaard door de bovenstaande factoren. Verreweg de belangrijkste factor blijkt opleidingsniveau te zijn, daarna werkloosheidsgeschiedenis, daarna arbeidservaring en nauwelijks leeftijd, huishoudensamenstelling en urbanisatiegraad. Een kenmerk van human capital is dat het nut ervan afhankelijk is van waar het is opgebouwd en waar het wordt toegepast. Het verschilt per land en generatie. Werkgevers kunnen vaak diploma’s en werkervaring uit de diverse landen niet goed op waarde te schatten, waardoor nietwesterse migranten relatief ver afstaan van evenredigheid.
Flexibiliteit van banen kan voor bijna de helft worden verklaard door factoren als ervaring in het bedrijf, algemene werkervaring, werkloosheidsverleden en opleiding. Hierin verschillen de generaties niet van elkaar.
De werkloosheid is gestegen en het aantal personen met een betaalde baan is afgenomen, de kloof tussen autochtone Nederlanders en niet-westerse migranten is verbreed. De positie van niet-westerse migranten is kwetsbaar, maar wel vooruit gegaan. De nettoparticipatie is gestegen en op de beroepsladder zijn ze geklommen. De werkloosheid is gestegen door de conjunctuur. De positie van Antillianen brokkelt af, werkloosheid neemt bij hen het meest toe. Hierbij speelt de instroom van kansarme jongeren een rol, die op de arbeidsmarkt buiten spel staan. Het aandeel Surinaamse Nederlanders met een betaalde baan daalt, met name bij de mannen, al blijft deze groep wel het best presteren van alle migranten. Marokkanen en Turken doen het relatief slecht, al klimmen zij wel op naar hogere niveaus en zijn ze minder vaak flexibel.
Migrantenvrouwen en jongeren hebben op twee manieren achterstand, maar toch maken ze een inhaalslag. Migrantenvrouwen en mannen verschillen weinig. Migrantenjongeren doen het wel nog veel slechter dan de ouderen, deels vanwege studie en flexibiliteit. Een groot deel van de achterstand van migranten kan verklaard worden door o.a. opleidingsniveau en arbeidsmarktervaring.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1273 | 1 |
Add new contribution