Bestuursrecht - Blois - Universiteit Utrecht

Hoofdstuk 7: Bestuursrecht 

Feitelijk handelen = bijvoorbeeld: de aanleg van straten of riolen. 

Rechtshandelingen kunnen we in twee hoofdtypen onderscheiden: 

1. Privaatrechtelijke rechtshandelingen 

a. Bijvoorbeeld: aan of verkopen van grond door de overheid. 

2. Publiekrechtelijke rechtshandelingen: 

a. Aan deze rechtshandeling ligt een publiekrechtelijke regeling (wet) ten grondslag. 

Een besluit = een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 

Besluiten van algemene strekking = hebben betrekking op een onbepaald aantal gevallen of zijn gericht tot een onbepaald aantal personen. 

Algemeen verbindende voorschriften = wetten in materiële zin. 

Beschikkingen = een besluit van een bestuursorgaan in een individueel of specifiek te omschrijven geval, dat gericht is op een rechtsgevolg. 

Belanghebbende = degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken. 

Bestuurlijke sancties kunnen we onderscheiden in: 

- Herstelsancties 

- Bestraffende sancties. 

Last onder bestuursdwang = gaat om een herstelsanctie die inhoudt een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding en de bevoegdheid van het bestuursorgaan om bij het in gebreke blijven van de overtreder zelf de van de normafwijkende feiten in overeenstemming te brengen met de norm. 

Gelede normstelling = het feit dat men in de betreffende bestuursrechtelijke wet – de wet in formele zin – vaak alleen het algemeen kader aantreft. Dit algemene raamwerk moet in lagere regelgeving worden toegespitst en uitgewerkt. 

Bij het uitoefenen van de bestuursbevoegdheid moet het bestuursorgaan zich houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Deze zijn: 

 Gebod van onpartijdigheid 

 Zorgvuldige voorbereiding 

 Détournement de pouvoir: 

o De bevoegdheid moet zuiver worden toegepast. 

o Het bestuursorgaan gebruikt de bevoegdheid tot het nemen van 

een besluit niet voor een ander doel dan waarvoor die 

bevoegdheid is verleend. 

 Zorgvuldige belangenafweging 

 Evenredigheidsbeginsel 

o Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit 

betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift 

of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking 

voortvloeit. 

o De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een 

besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het 

besluit te dienen doelen. 

 Motiveringsbeginsel 

o Een beschikking dient te berusten op een deugdelijke motivering 

 Rechtszekerheidsbeginsel: 

o De eis van de wetmatigheid (legaliteit) van het bestuurshandelen. 

o De eis dat besluiten geen terugwerkende kracht mogen hebben 

o De door het bestuur te hanteren normen moeten voldoende 

duidelijk zijn. 

 Bestuursrechtelijke vertrouwensbeginsel: 

o Gaat erom dat burgers en instellingen in vertrouwen moeten 

kunnen afgaan op de overheid. 

 Gelijkheidsbeginsel