Oefententamens Burgerlijk Recht 2 - RUG
- 4051 keer gelezen
Sterre koopt samen met haar broer Martin een polyester zeilboot (geen registergoed) voor € 2.800. Ze betalen ieder € 1.400 van de aanschafprijs en huren een ligplaats voor de boot in het zomerseizoen in een jachthaventje aan het Paterswoldsemeer. Ze zijn zich ervan bewust dat er snel ruzie kan ontstaan over de boot. Om dat risico te verkleinen, maken ze duidelijke afspraken. Zij komen overeen dat Sterre de boot in het zomerseizoen mag gebruiken in de even kalenderweken en dat Hans de boot mag gebruiken in de oneven kalenderweken. Ze leggen de afspraken schriftelijk vast. Sterre kan slecht met geld omgaan en laat veel rekeningen onbetaald. Eline, een van haar schuldeisers, ziet Sterre op een mooie zomerdag varen op het Paterswoldsemeer. Zij vraagt zich af of de boot haar een verhaalsmogelijkheid kan bieden.
Stel dat Eline er verder geen werk van maakt en dat Sterre in maart 2017 met toestemming van Martin haar aandeel in de boot verkoopt en levert aan neef Ruben. Ruben wil in kalenderweek 35 van 2017 gebruik maken van de zeilboot en deelt dat Martin per mail mee. Hans antwoordt dat hij van plan is de boot in die week te gebruiken en stuurt hem het document waarin de afspraken zijn neergelegd, die hij met Sterre heeft gemaakt over de even en oneven weken. Martin is niet bereid om af te wijken van die afspraken. Ruben acht zich niet gebonden aan de afspraken die Sterre met Martin heeft gemaakt. Sterre heeft hem niet op de hoogte gesteld van die afspraken. Zij heeft hem alleen gezegd dat Martin en zij even vaak gebruik mochten maken van de boot. De afspraken die Sterre met Martin heeft gemaakt, komen Ruben niet goed uit. Zijn vriendin die in Maastricht woont, kan hem door haar werk alleen in de weekenden van de oneven weken bezoeken. Hij zou graag met haar willen zeilen in die weekenden.
Samira heeft een teeltsysteem onder eigendomsvoorbehoud gekocht en geleverd gekregen. De koopprijs heeft zij nog niet voldaan. Samira wenst haar voorwaardelijk eigendomsrecht over te dragen aan DnB B.V.
Hoe kan Samira dit voorwaardelijk eigendomsrecht leveren? Ga ervan uit dat het teeltsysteem een roerende zaak, niet zijnde een registergoed is. (5 punten)
Michael exploiteert al jaren een gezellig dorpscafé in het dorp Haren, vlakbij de stad Groningen. Omdat hij toe is aan een nieuwe uitdaging, zet hij het horecapand te koop. Het pand wordt opgenomen op een website voor commercieel vastgoed. De uitgebreide omschrijving en foto’s op die website wekken de belangstelling van Tim. Nadat Tim het pand enkele keren van binnen en van buiten heeft bezichtigd, doet hij een bod op het pand dat door Michael aanvaard wordt. Tim vindt op het internet een model van een koopakte en print dat uit. Partijen vullen dit met ballpoint in en geven het af aan een administratief medewerker van Tim, die belooft om de gegevens netjes in het model te typen. Niet alle gegevens zijn al met ballpoint ingevuld. Achter de naam van het dorp ontbreekt nog de naam van de gemeente. De administratief medewerker gaat even snel het internet op en concludeert dat het dorp Haren in de gemeente Oss ligt. Daarom vult hij in de koopakte de gemeente Oss in. In werkelijkheid ligt het verkochte dorpscafé in het dorp Haren in de gemeente Haren. De fout valt Michael en Tim niet op als zij de koopakte ondertekenen. Het adres Dorpstraat 36 Haren wordt in de koopakte juist vermeld. De koopakte wordt overhandigt aan de notaris die de overdracht regelt. De vermelding van de gemeente Oss wordt overgenomen in de notariële akte van levering. De akte tot levering wordt ingeschrevenin de openbare registers. Overigens is toevallig ook in het dorp Haren in de gemeente Oss een café gevestigd aan de Dorpstraat 36.
Is Tim eigenaar van het horecapand in de gemeente Haren? (10 punten)
Een kippenboer in Groningen sluit een contract met een supermarktconcern op grond waarvan hij op 10 december 2017 50.000 vrije-uitloopeieren moet leveren tegen een prijs van € 5.000. Op 8 december 2017 wordt echter door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een ophokplicht voor pluimvee afgekondigd, omdat er vogelgriep is geconstateerd bij een eendenbedrijf in de buurt. De leghennen die op dat moment buiten rondscharrelen, hadden gelukkig al 30.000 eieren gelegd. Maar omdat de leghennen na 8 december hun gescharrel binnen moeten voortzetten, zijn de eieren die daarna gelegd worden, geen vrije-uitloopeieren maar slechts scharreleieren. De kippenboer levert daarom op 10 december 30.000 vrije-uitloopeieren en 20.000 scharreleieren in een andere verpakking aan het supermarktconcern.
X en Y staan op het punt een duurovereenkomst met elkaar aan te gaan. In het overleg dat X en Y met elkaar hebben, komt naar voren dat zij koste wat het kost willen voorkomen dat vorderingen die zij op elkaar hebben, overgaan op anderen. Omdat zij niet weten of dat wettelijk mogelijk is, belt X in het bijzijn van Y zijn buurman, die juridisch geschoold is. Die buurman verzekert X ervan dat X en Y door een afspraak kunnen voorkomen dat vorderingen overgaan op anderen. Op basis van deze informatie besluiten X en Y een dergelijk beding op te nemen in hun overeenkomst. Om de afspraak kracht bij te zetten, besluiten ze ook nog een boete te zetten op overtreding van het verbod tot overdracht. Zij nemen daarom het volgende beding op in de overeenkomst: “Partijen mogen vorderingen die zij op elkaar hebben niet overdragen aan derden, op straffe van een boete van € 1.000 per vordering.” Op een zeker moment heeft Y € 80.000 te vorderen van X. Hij heeft er spijt van dat hij X een betalingstermijn van vier maanden gegund heeft, omdat hij dringend geld nodig heeft voor het doen van bestellingen. Hij besluit in strijd met de afspraken, de vordering op X te verkopen en openbaar te cederen aan Z voor € 70.000 en de boete voor lief te nemen. Kort nadat X een mededeling heeft ontvangen van Y dat hij de vordering heeft overgedragen aan Z, gaat Y failliet.
Behoort de vordering op X tot de boedel in faillissement? (5 punten)
Wouter rijdt op 1 november 2010 ten gevolge van overmatig alcoholgebruik tegen de geparkeerde auto van Bram aan. Vraag (5 punten): Wanneer is de vordering tot schadevergoeding van Bram verjaard? U hoeft in uw antwoord geen aandacht te schenken aan de strafrechtelijke aspecten van het gedrag of de daaraan gekoppelde gevolgen voor de civielrechtelijke verjaring.
Wanneer is de vordering tot schadevergoeding van Bram verjaard? U hoeft in uw antwoord geen aandacht te schenken aan de strafrechtelijke aspecten van het gedrag of de daaraan gekoppelde gevolgen voor de civielrechtelijke verjaring. (5 punten)
Nicolette koopt op 1 september 2017 van Guido een monumentale boerderij in Oost Groningen. Het pand is al bijna volledig gerestaureerd door Guido. Er ontbreken alleen nog enkele binnendeuren. Guido heeft al vier binnendeuren met glas in lood uit 1906 aangeschaft bij een handelaar in antieke bouwmaterialen. Nicolette en Guido spreken af dat Nicolette de deuren in de boerderij zal monteren nadat de boerderij aan haar is geleverd. Guido wil de deuren liever niet zelf monteren, omdat hij onder eigendomsvoorbehoud aan hem zijn geleverd en de handelaar hem onder verbeurte van een boete verboden had de deuren te monteren voordat de koopprijs betaald was. Nadat Nicolette eigenaar van de boerderij (en grond) is geworden, monteert zij de deuren. Een dag later wordt er aangebeld door de handelaar in antieke bouwmaterialen. Guido blijkt de koopprijs van de binnendeuren nog niet te hebben voldaan. De handelaar wil de deuren uit de scharnieren tillen en meenemen. Tegen zijn gewoonte in, had de handelaar in antieke bouwmaterialen zich de eigendom voorbehouden en andere voorwaarden gesteld bij aflevering, omdat Guido bekend staat als wanbetaler.
Aan wie behoren de deuren toe? (5 punten)
De heer Goosing is projectontwikkelaar. Hij heeft een lap grond gekocht waarop hij een appartementencomplex wil bouwen. Het appartementencomplex kan pas gebouwd worden als de gemeente vrijstelling heeft verleend van het bestemmingsplan. Hij vraagt de vrijstelling aan bij de gemeente. De gemeente stelt omwonenden in de gelegenheid om vóór 1 december 2017 zogeheten zienswijzen in te dienen. Mevrouw Vliet is eigenaar en bewoner van een naastgelegen perceel. Zij vreest dat de waarde van haar woning zal dalen als de plannen van de heer Goosing verwezenlijkt worden. Daarom is zij van plan om tijdens een bijeenkomst van Dorpsbelangen op 16 november 2017 een presentatie te houden en een stapel concepten van zienswijzen mee te nemen. Zij hoopt veel bewoners ertoe te bewegen om zienswijzen in te dienen bij de gemeente en zo te voorkomen dat de gemeente vrijstelling verleent. Als de heer Goosing dit verneemt, biedt hij mevrouw Vliet aan om haar € 60.000 te betalen op 1 december 2017 in ruil voor het achterwege laten van haar plannen. Mevrouw Vliet accepteert het aanbod, maar houdt op 16 november 2017 toch een presentatie en verspreidt tijdens de vergadering de concepten van zienswijzen.
Is de heer Goosing verplicht om op 1 december 2017 € 60.000 te betalen aan mevrouw Vliet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de heer Adelaar zich dan bevrijden van zijn verplichting? U mag ervan uitgaan dat de overeenkomst die Goosing en Vliet sloten geldig is. (10 punten)
Architectenbureau Goes BV sluit een overeenkomst met aannemer Ben om een nieuwe etage op haar bedrijfspand in het Gooi te laten plaatsen. Ben schakelt op zijn beurt onderaannemer Chris in. Chris veroorzaakt door grove onvoorzichtigheid brand waardoor Goes BV schade lijdt (€ 85.000). In de overeenkomst tussen Goes BV en Ben staat een exoneratieclausule. Goes BV vraagt zich af wie zij voor haar schade aansprakelijk kan stellen.
Er is in deze casus sprake van een gemeenschap in de zin van art. 3:166 lid 1 BW. Eline is schuldeiser van een deelgenoot. Zij kan op grond van artikel 3: 175 lid 3 BW het aandeel van Sterre in de boot uitwinnen. N.B. Er is geen sprake van een bijzondere gemeenschap in de zin van art. 3:189 BW. De artt. 3:190/191 zijn dan ook niet van toepassing. N.B. Een antwoord gebaseerd op 3:180 verdient niet de voorkeur, maar is niet geheel fout gerekend.
Sterre en Martin hebben bij overeenkomst het gebruik en genot van de boot geregeld. Zie artikel 3:168 lid 1 BW. Deze regeling is op grond van artikel 3: 168 lid 4 BW ook bindend voor rechtsverkrijgenden van een deelgenoot. Voor wat betreft het inroepen van de hulp van de kantonrechter staat voor Ruben alleen de weg van artikel 3:168 lid 3 open en niet die van artikel 3:168 lid 2 BW. Er is geen situatie waarin een regeling ontbreekt. Ruben kan de kantonrechter alleen verzoeken om de bestaande regeling wegens onvoorziene omstandigheden te wijzigen of buiten werking te stellen.
N.B.1. Art. 3:171 is niet van toepassing. De in dit artikel bedoelde rechtsvorderingen en verzoekschriften hebben alleen betrekking op de relatie van een deelgenoot tot derden en niet op de verhouding tot mededeelgenoten.
N.B.2. De toets van art. 3:168 lid 3 is ruimer dan die van 6:258 BW.
Het is noodzakelijk om een onderscheid te maken tussen de zaak en het voorwaardelijk eigendomsrecht. Vanwege het eigendomsvoorbehoud is de verkrijger nog geen eigenaar van de zaak. Volgens Rabobank/Reuser is hij echter wel voorwaardelijk eigenaar en kan hij zijn voorwaardelijk eigendomsrecht vervreemden op de wijze voorzien voor de levering van de zaken zelf. Dat zou zijn door bezitsverschaffing (art. 3:90 BW). Het probleem is dat voorbehoudskoper nog geen bezit heeft en ook de verkrijger van de voorwaardelijke eigendom evenmin bezitter wordt. Denkbaar is dat art. 3:91 BW analogisch wordt toegepast (hoewel dat strikt genomen ziet op levering op grond van een voorwaardelijke titel). Mogelijk is ook de bezitsverschaffing te betrekken op het voorwaardelijk eigendomsrecht. Nu het bezit van dat voorwaardelijk eigendomsrecht, tot uiting komt door de macht die de voorbehoudskoper over de zaak heeft, komen beide wegen op hetzelfde neer: een levering van het voorwaardelijk eigendomsrecht geschiedt door machtsverschaffing.
N.B.1. Art. 3:97 is niet van toepassing, omdat het voorwaardelijk eigendomsrecht, anders dan de zaak zelf, geen toekomstig goed is, maar een bestaand en aan Samira toebehorend eigendomsrecht.
N.B.2. Art. 3:94 BW is niet van toepassing, omdat voorwaardelijke eigendom geen vordering is.
Voordat Tim eigenaar kan worden van het horecapand in de gemeente Haren, moet voldaan zijn aan de eisen van artikel (3:83 en) 3:84 lid 1 BW. Het pand moet (overdraagbaar zijn, en) zijn geleverd krachtens een geldige titel door een beschikkingsbevoegde. De levering dient o.g.v. art. 3: 89 (jo 3:3) BW te geschieden door het opmaken en inschrijven van een notariële akte.
(M.b.t. de titel) De koopakte is (slechts) bestemd om tot bewijs te dienen van de koopovereenkomst (de titel). Voor de beantwoording van de vraag wat verkocht is, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan het verklaarde (al of niet in de akte geschrevene) mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de subjectieve Haviltex-maatstaf). Daarbij kunnen tal van omstandigheden een rol spelen, zoals de inhoud van de website waarop het horecapand te koop werd aangeboden en het feit dat Tim het pand een aantal malen heeft bezichtigd. Gelet op die omstandigheden zal er tussen partijen geen enkel misverstand over bestaan dat het horecapand in de gemeente Haren verkocht is en niet het horecapand in de gemeente Oss. Er is dus wel een geldige titel voor de overdracht van het horecapand in de gemeente Haren.
(M.b.t. de levering) Voor de uitleg van de notariële akte tot levering geldt een andere maatstaf, te weten die van het arrest Eelder Woningbouw/ Van Kammen. Voor de levering is beslissend de in de notariële akte uitgedrukte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in de akte opgenomen, naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte uit te leggen, omschrijving van de over te dragen onroerende zaak. Nu na toepassing van de maatstaf uit het arrest Eelder Woningbouw/van Kammen niet kan worden geconcludeerd dat in de akte van levering voldoende duidelijk is uitgedrukt dat partijen het horecapand in de gemeente Haren hebben willen overdragen, is dat pand niet geleverd. In dat geval is de overdracht mislukt en is Tim geen eigenaar geworden.
N.B.1. Partijen zullen alsnog een juiste notariële akte tot levering moeten opstellen en laten inschrijven in de openbare registers.
N.B.2. Het horecapand in de gemeente Oss is in ieder geval niet overgedragen. Daarvoor ontbrak een titel en ontbrak bovendien de beschikkingsbevoegdheid.
Ja, dat kan. De kippenboer is tekortgekomen in de nakoming, omdat de geleverde scharreleieren niet beantwoordden aan de overeenkomst. (art. 7:15 BW) Iedere tekortkoming geeft de schuldeiser op grond van artikel 6:265 de bevoegdheid de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden. Het was voor de kippenboer onmogelijk om op 10 december 2017 50.000 vrije-uitloopeieren te leveren. Bij tijdelijke of blijvende onmogelijkheid is voor ontbinding geen verzuim vereist (zie artikel 6:265 lid 2). Het maakt niet uit dat het de kippenboer niet is toe te rekenen dat hij 20.000 vrije-uitloopeieren niet kon leveren. Het supermarktconcern zal de overeenkomst gedeeltelijk kunnen ontbinden. Het gaat dan om een vermindering van de prestatie in hoeveelheid (minder eieren) tegenover een evenredige vermindering van de andere prestatie (verlaging koopprijs). Zie artikel 6:270 BW en het boek Verbintenissenrecht algemeen nr. 252 onder a op blz. 231. De gedeeltelijke ontbinding bevrijdt de kippenboer van de verbintenis tot levering van de resterende 20.000 vrije-uitloopeieren. Het supermarktconcern zal de scharreleieren terugsturen om te voldoen aan zijn verbintenis tot ongedaanmaking van de ontvangen prestatie (20.000 scharreleieren). Zie art. 6:271 BW. N.B.1. Studenten die er van uitgingen dat het geen landelijke ophokplicht betrof en die stelden dat de kippenboer alle vrije-uitloopeieren had kunnen leveren omdat het soortzaken zijn, konden ook 5 punten voor de vraag verdienen. In dat geval is er verzuim vereist voor gedeeltelijke ontbinding en kan worden aangenomen dat de kippenboer op grond van artikel 6:83 sub a BW zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt. N.B.2. Alhoewel in de vraag niet is gesteld dat het supermarktconcern de betaling van de resterende 20.000 eieren onbetaald wilde laten totdat het alsnog 20.000 vrije-uitloopeieren had ontvangen, zijn er bij vraag 2a ook veel punten toegekend aan het antwoord dat gebaseerd was op 6:262 BW.
Het antwoord is gelijk aan het antwoord onder a. Het supermarktconcern zal de overeenkomst gedeeltelijk kunnen ontbinden. Nu houdt de gedeeltelijke ontbinding een vermindering in van prestatie in hoedanigheid (scharreleieren in plaats van vrije-uitloopeieren) tegenover een evenredige vermindering van de andere prestatie (verlaging koopprijs). Zie artikel 6:270 BW en het boek Verbintenissenrecht algemeen nr. 252 onder b op blz. 231. NB. Artikel 6:272 BW is niet van toepassing. Dat artikel is van toepassing op situaties waarin een geleverde prestatie naar haar aard onvatbaar is voor restitutie, zoals een schilder die een huis heeft geschilderd in een verkeerde kleur (Verbintenissenrecht algemeen, nr. 246) of verschaft huurgenot. Artikel 6:272 BW kan zich dus voordoen bij prestaties die niet in het geven van een goed of de betaling van een geldsom bestaan. In tentamenvraag 2 gaat het om een prestatie tot levering van goederen. Deze prestatie kan ongedaan worden gemaakt door de eieren terug te sturen.
In deze casus gaat het om de vraag of het beding slechts verbintenisrechtelijke werking heeft of ook goederenrechtelijke werking als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW. In het laatste geval is de vordering onoverdraagbaar en is Z hoe dan ook geen rechthebbende geworden. X en Y hebben een goederenrechtelijke werking beoogd, maar dat is niet doorslaggevend. In het arrest Coface/Intergamma heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een dergelijk beding dient te worden uitgelegd naar objectieve maatstaven, met inachtneming van de Haviltex-maatstaf. Als uitgangspunt bij de uitleg van bedingen die de overdraagbaarheid van een vorderingsrecht uitsluiten, moet worden aangenomen dat zij uitsluitend verbintenisrechtelijke werking hebben, tenzij uit de -naar objectieve maatstaven uit te leggen- formulering blijkt dat daarmee goederenrechtelijke werking is beoogd. De formulering van het beding in de overeenkomst tussen X en Y wijst niet op een goederenrechtelijke bedoeling. Sterker nog, door de overeengekomen boete lijkt het juist dat zij slechts verbintenisrechtelijke werking beoogd hebben. De vordering was dus overdraagbaar. Er was aan de eisen van artikel 3:84 BW voldaan geldige titel (koopovereenkomst Y-Z), levering d.m.v. openbare cessie 3:94 lid 1 en beschikkingsbevoegdheid van Y ten tijde van de levering). Z is rechthebbende. De vordering behoort dus niet tot de boedel in faillissement.
NB 1. Een onoverdraagbaarheidsbeding leidt niet tot beschikkingsonbevoegdheid. Zie PRH nr. 110 (het arrest Oryx/Van Eesteren) en zie hoorcollege 11, slide 9 en 10.
NB 2. Er is hier geen sprake van een toekomstig goed. Zie PHR nr. 324.
Het betreft een vordering tot schadevergoeding zodat de verjaringstermijn vijf jaar is (3:310 lid 1). De termijn gaat lopen op 2 november 2010 en is dus verstreken op 2 november 2015 om 0.00 uur.
Aan Nicolette. De deuren zijn na montage bestanddelen van de boerderij geworden, omdat zij daarvan naar verkeersopvatting deel zijn gaan uitmaken. Zie artikel 3:4 lid 1 BW en PRH nr. 12 . Zij behoren daarom toe aan de eigenaar van de boerderij. Zie artikel 5:3 BW en PRH nr. 496. Vóór montage was Nicolette eigenaar van de boerderij zonder binnendeuren. Na montage was hij eigenaar van een boerderij met binnendeuren. Toen de deuren bestanddelen werden van de boerderij, waren zij geen zaken meer in de zin van het recht omdat zij niet meer zelfstandig bestonden. Zie PRH nr. 12. De handelaar in antieke bouwmaterialen verloor daarom zijn eigendomsrecht. Zie PRH nr. 509.
Nadere informatie die niet in het antwoord hoeft te staan:
NB. Guido had een eigendomsrecht onder opschortende voorwaarde. Dat was een goed dat kon worden overgedragen. Zie arrest Rabobank/Reuser. Er blijkt niet uit de casus dat dat goed overgedragen is. Dat maakt verder ook niet uit voor de casus. Omdat de deuren geen zelfstandige zaken meer zijn, is er geen voorwaardelijk eigendomsrecht meer; geen eigendomsrecht onder ontbindende voorwaarde en evenmin een eigendomsrecht onder opschortende voorwaarde.
NB 2.Het is voor de beantwoording van de vraag niet nodig om na te gaan of Nicolette al voor de montage door overdracht onvoorwaardelijk eigenaar van de deuren is geworden. Dat is overigens niet het geval, omdat – als er sprake was van een titel voor overdracht- hij verkreeg van een beschikkingsonbevoegde en er niet voldaan is aan het vereiste van goede trouw voor bescherming van artikel 3:86 BW. Nicolette was bekend met het eigendomsvoorbehoud en de situatie is anders dan in het arrest Hoogovens/Matex.
NB 3. Het beding dat het Guido niet was toegestaan om de afgeleverde deuren in de boerderij te monteren totdat de kooprijs volledig betaald was, doorbreekt de natrekking niet.
NB 4. Art. 5:14 BW is niet van toepassing. Dat artikel ziet op roerende zaken.
Ja, er is uit de overeenkomst een verplichting voortgevloeid tot betaling van 60.000 euro. Die verbintenis is niet automatisch vervallen door het enkele feit dat mevrouw Vliet haar verplichting tegenover de heer Goosing niet is nagekomen. De heer Goosing kan zich echter wel bevrijden van de verplichting tot betaling van 60.000 euro. Hij zal de overeenkomst kunnen ontbinden. Mevrouw Vliet is tekortgekomen in de nakoming van haar verplichting, omdat zij een verplichting om niet te doen heeft geschonden. Nakoming is daarom blijvend onmogelijk. Zie het arrest Schwarz/Gnatovic. Als nakoming blijvend onmogelijk is, is geen verzuim nodig voor ontbinding (zie artikel 6:265 lid 2 BW).
NB. Het antwoord kan ook vanuit een andere invalshoek ingekleed worden. Of Vliet een presentatie gaat geven op 16 november, kan eventueel opgevat worden als een voorwaarde (een toekomstige onzekere gebeurtenis), waarvan de werking van de verbintenis van Goosing tot betaling van € 60.000 afhankelijk is. Zie artikel 6:21 BW en Verbintenissenrecht algemeen, nr. 64 en nr. 69. Een opschortende voorwaarde doet de werking van de verbintenis eerst met het plaatsvinden van de gebeurtenis aanvangen. Een ontbindende voorwaarde doet de verbintenis met het plaatsvinden van de gebeurtenis vervallen. Zie artikel 6:22 BW. In de casus zou de opschortende voorwaarde dan zijn: Vliet houdt geen presentatie op 16 november en verspreidt geen concept-zienswijzen. In de casus zou de ontbindende voorwaarde kunnen zijn: Vliet houdt een prestentatie op 16 november en verspreidt concept-zienswijzen.
Volgens het arrest Kuunders/Swinkels kan men zich niet vrijtekenen voor opzet of grove schuld van zichzelf of van leidinggevende ondergeschikten. Exoneratie met betrekking tot opzet of grove schuld van andere ondergeschikten is wel toegestaan. In casu gaat het om een grove fout van een onderaannemer, niet-ondergeschikte. Volgens Matatag/De Schelde is het in een verhouding tussen twee professionele partijen mogelijk zich vrij te tekenen voor grove fouten van tewerkgestelde personen. Onderaannemer Chris valt hieronder en daarom kan Ben zich in casu beroepen op het exoneratiebeding.
Goes BV verricht hier een zogenaamde ‘paardensprong’ door niet haar contractuele wederpartij, maar diens hulppersoon aan te spreken. Art. 6:257 BW bepaalt echter dat de aangesprokene zich alleen op het exoneratiebeding kan beroepen indien hij een ondergeschikte is. Een onderaannemer is evenwel geen ondergeschikte en daarom strandt het beroep op art. 6:257 BW reeds hierop. Het gegeven dat volgens het materiële toepassingsbereik van art. 6:257 BW Chris aan het exoneratiebeding geen verweermiddel zou kunnen ontlenen omdat hij een grove fout heeft begaan is in casu irrelevant omdat Chris geen ondergeschikte is en art. 6:257 BW niet voor hem openstaat.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
In deze bundel staan oude tentamens van het vak Burgerlijk recht 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2548 |
Add new contribution