Oefententamens Burgerlijk Recht 2 - RUG
- 3988 keer gelezen
Firtec BV geeft aan Bouw BV opdracht om een specifieke machine te bouwen die goed aansluit op de wijze waarop zij haar productieproces heeft ingericht. Bouw BV kan de machine niet (af)bouwen, omdat buiten haar schuld haar fabriek tot de grond toe afbrandt. Firtec BV heeft nog niet betaald en benadert u met de vraag welke optie(s) zij heeft. Geef aan welke mogelijkheden een schuldeiser kan hebben bij tekortkoming in de nakoming door de schuldenaar (onder meer opgesomd in een hoorcollege) en bespreek in hoeverre deze mogelijkheden openstaan in de casus. (6 punten)
In 1997 wordt Nikkie's Aston Martin DB5 gestolen. Nikkie doet aangifte, maar de dief wordt niet opgespoord. Het betekent voor Nikkie een fiks verlies; niet alleen was zij aan deze door haarzelf gerestaureerde auto gehecht, maar hij vertegenwoordigde ook een flinke waarde en de auto was niet allrisk verzekerd. Maar de tijd heelt alle wonden en langzamerhand verdwijnt de auto uit Nikkie's gedachten. Vlak na nieuwjaar 2018 wordt de auto bij toeval bij een politiecontrole aangetroffen bij Gert. Hij bekent vrijwel onmiddellijk de auto in een ver verleden gestolen te hebben en te hebben laten overspuiten en de auto sindsdien (met een andere nummerplaat) in gebruik te hebben gehad.
Kan Nikkie nog enige aanspraak doen gelden ter zake van de auto? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet? (7 punten)
X sluit als zelfstandige zonder personeel een overeenkomst voor het beheer van een park met recreatiebungalows. De taken van X bestaan onder meer uit het maaien van grasvelden, het verrichten van onderhoud aan de wegen op het park en het zo nodig vervangen en repareren van terreinverlichting. Met de eigenaar van het park wordt afgesproken dat X voor het uitvoeren van zijn taken iedere maand op de 29e van de maand € 3.000 zal ontvangen. De overeenkomst wordt aangegaan voor 1 jaar (januari 2017 tot januari 2018). De eigenaar van het park betaalt in januari 2017 nog trouw op het afgesproken tijdstip, maar de maanden daarna niet meer. X vraagt zich af of de eigenaar van het park wel altijd in staat is om hem te betalen. Hij vindt het echter heel vervelend om hem aan te sporen en is ook bang dat dat negatieve gevolgen kan hebben voor hun zakelijke relatie. Daarom besluit X in mei 2017 zijn rechten jegens de eigenaar van het park te verkopen en te cederen aan Y. Y is bereid daarvoor een bedrag ineens te betalen. X en Y stellen een onderhandse akte op tot levering van huidige en toekomstige vorderingen van X op de eigenaar van het park en laten de akte registreren op 1 juni 2017. Op 1 oktober 2017 gaat X failliet. De curator heeft besloten dat X gedurende het faillissement zijn werk als zelfstandige zonder personeel nog mag voortzetten tot januari 2018. Op 7 januari 2018 is de eigenaar van het park wegens de uitgevoerde beheertaken de bedragen over de maanden mei t/m december 2017 nog schuldig.
Is Y rechthebbende van de bedragen die verschuldigd zijn wegens het uitvoeren van beheertaken in de maanden mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en december 2017? (10 punten)
De 18-jarige dochter van Gaby heeft haar vakantie op Terschelling doorgebracht en heeft tijdens haar vakantie strandritten gemaakt op Senastur, een pony die eigendom is van Bart. Gaby besluit haar dochter op haar verjaardag te verrassen. Ze informeert bij Bart of Senastur te koop is. Bart is op 23 augustus 2017 bereid Senastur aan Gaby te verkopen. Afgesproken wordt dat de eigendomsoverdracht van de pony plaatsvindt op 15 september 2017 in de haven van Harlingen. Ondertussen breekt de dag aan waarop de dochter van Gaby jarig is. Om haar dochter al iets te kunnen geven, overhandigt Gaby haar dochter op 30 augustus 2017 een foto van Senastur met daarop de tekst: Ik ben jouw cadeau. Jouw moeder kan mij op 15 september ophalen in de haven van Harlingen. Zodra ik voet aan wal zet, ben ik van jou. Lijkt jou dat wat? De dochter van Gaby roept uit “Natuurlijk lijkt mij dat wat” en omhelst haar moeder van geluk. Op 15 september reist Gaby af naar Harlingen om de pony op te halen. Haar faillissement is uitgesproken op 12 september 2017 en de afleiding doet haar goed. Er komt echter direct een einde aan haar opgeruimde stemming als de curator de pony bij haar opeist. Ze protesteert met de woorden: “De pony is niet van mij, maar van mijn dochter”.
Een schildersbedrijf gebruikt al jaren het middel San Marco, een product waarmee kozijnen kunnen worden ontvet voordat deze van een nieuwe verflaag worden voorzien. Het product bevalt prima. In juni 2017 koopt het schildersbedrijf twintig flessen San Marco bij een groothandel in schoonmaakproducten. Nadat er enkele flessen zijn meegegeven aan werknemers van het schildersbedrijf en zij de inhoud hebben aangebracht op kozijnen van het Harmoniegebouw te Groningen, blijkt dat het middel dit keer niet alleen ontvet, maar de verflagen volledig verwijdert. Onderzoek brengt aan het licht dat er sprake is van een productiefout waardoor er afbijtmiddel in een partij flessen San Marco is terechtgekomen. Het schildersbedrijf lijdt schade doordat de kozijnen van het Harmoniegebouw twee keer in de grondverf moeten worden gezet voordat deze netjes kunnen worden afgelakt. Het opleveren van net schilderwerk kost het schildersbedrijf dus veel meer verf en arbeidsuren dan vooraf begroot. Het schildersbedrijf stelt de verkoper voor deze schade aansprakelijk. De verkoper wijst aansprakelijkheid van de hand. Hij is van oordeel dat het niet van hem gevergd kan worden dat hij de inhoud van de flessen San Marco die hij van de producent ontvangt, op gebreken test voordat hij deze levert aan zijn klanten. Hij is bereid het schildersbedrijf twintig nieuwe flessen San Marco te leveren, maar daar blijft het ook bij.
Is de verkoper tegenover het schildersbedrijf aansprakelijk voor de schade? Besteed in uw antwoord aandacht aan het verweer van de verkoper en tevens aan de vraag of er verzuim vereist is voor het vorderen van de geleden schade. (10 punten)
Maurits loopt een winkel in dure mannenkleding binnen en koopt een driedelig maatpak, een stropdas en een leren aktetas. Bij de kassa vraagt hij of het mogelijk is om een rekening voor de aankopen te sturen naar zijn adres. Dat is mogelijk. Maurits overhandigt daarop een visitekaartje van mr. B. de Vries, advocaat. Maurits heeft het visitekaartje ooit van mr. B de Vries gekregen toen hij eens advies in een huurzaak vroeg. De winkelier twijfelt er niet aan dat Maurits mr. B. de Vries is. De echte mr. B. de Vries ontvangt enige tijd later de rekening van de winkelier. Hij weigert de rekening te betalen.
Is artikel 3:61 lid 2 BW op deze situatie van toepassing? (6 punten)
Op de automarkt in Beverwijk worden veel tweedehandsauto’s tegen contante betaling verkocht. Autohandelaar A heeft op dinsdag 9 januari 2017 veel geld verdiend op de markt. Omdat hij die avond nog wil stappen en niet met veel geld op pad wil, vraagt hij bevriend autohandelaar B of hij wat geld van hem in bewaring wil nemen. Autohandelaar B stemt toe. In het bijzijn van autohandelaar C, telt A zijn geld nog even na, stopt het geld in een enveloppe en overhandigt B de enveloppe waarin zich 176 bankbiljetten van 50 euro en 38 bankbiljetten van 20 euro bevinden. Ter voorkoming van misverstanden wordt de hoeveelheid bankbiljetten genoteerd en wordt een en ander voorzien van een handtekening van A en B. B doet na het vertrek van A nog een uurtje zaken op de markt. Omdat hij soms wat wisselgeld nodig heeft, opent hij de enveloppe van A en stopt de inhoud daarvan in een leren tas waarin ook zijn eigen bankbiljetten zitten. Een dag later gaat B failliet. De curator treft de leren tas met bankbiljetten aan. Er zitten op dat moment 249 briefjes van 50 euro en 41 briefjes van 20 euro in de tas.
Kan A zijn bankbiljetten revindiceren als de akte wordt getoond en C bereid is als getuige te verklaren dat hij heeft gezien dat A een enveloppe met 176 bankbiljetten van 50 euro en 38 briefjes van 20 euro in bewaring heeft gegeven? (8 punten)
Potato BV exploiteert dertig frietwinkels door het hele land. In 2016 heeft Potato BV een overeenkomst gesloten met groothandel PK BV voor 14 ton bintjes. Door brandstichting branden de loodsen op het bedrijfsterrein van Groot BV af waarin de aardappelen die bestemd waren voor Potato BV, waren opgeslagen. Groot BV komt haar verplichting tot levering aan Potato BV niet na, waardoor Potato BV schade lijdt. Potato BV acht Groot BV hiervoor aansprakelijk. Groot BV is echter van mening dat de brandstichting buiten haar invloedssfeer lag zodat haar niets te verwijten valt.
Heeft Groot BV gelijk? Ga er bij beantwoording van de vraag vanuit dat Groot BV adequate brandveiligheidsmaatregelen heeft genomen zodat haar geen enkel verwijt valt te maken. (6 punten)
Schildersbedrijf Pencil BV heeft op 1 juli 2017 bij Smith BV een order geplaatst voor honderd bussen ‘ExtraSoepel’ hoogglanslak. Pencil BV heeft deze nodig voor een klus bij een schoolgebouw. Voordat de bestelling werd geplaatst, heeft Pencil BV aan Smith BV doorgegeven dat het belangrijk is dat zij de lak op tijd krijgt, aangezien het schoolbestuur graag wil dat het gebouw geverfd is vóórdat het nieuwe schooljaar begint. Daarom spreken Smeerders BV en Verfsoepel BV met elkaar af dat de lak uiterlijk op 31 juli 2017 geleverd zal worden. Op 3 juli 2017 belt Smith BV Pencil BV op om mede te delen dat zij, wegens een kapotte mengmachine, op 31 juli 2017 niet zal kunnen leveren. Zij laat weten dat zij op 4 augustus 2017 zal leveren. Pencil BV reageert dat 4 augustus te laat zal zijn, omdat zij het werk aan het schoolgebouw dan niet op tijd af zal krijgen. Pencil BV zegt dat zij bij een ander zal bestellen die wel op tijd zal kunnen leveren. Smith BV deelt daarop mee dat Pencil BV daar geheel vrij in is, maar dat Smith BV de bij haar bestelde bussen lak hoe dan ook bij Pencil BV zal afleveren op 4 augustus en dat zij erop rekent dat de rekening betaald wordt. Zij voegt daar nog aan toe: “Als u ons niet in de gelegenheid stelt om de bussen op 4 augustus bij u af te leveren, heeft dat juridisch nadelige gevolgen voor u.” Pencil BV wil na deze ontactische opstelling diezelfde dag nog (3 juli 2017) de banden met Smith BV beëindigen en de rekening van Smith onbetaald laten.
Wat raadt u Pencil BV aan? (7 punten)
De volgende vier gangbare mogelijkheden moeten besproken worden.
NB: Minder gangbare opties (verrekening, retentierecht, executie, omzetting in schadevergoeding) hoefde u niet te behandelen.
Ja. Hoewel Gert in 2017 - ondanks het feit dat zijn bezit na de diefstal niet te goeder trouw was - de eigendom heeft verkregen omdat Nikkie rechtsvordering tot revindicatie na het verstrijken van twintig jaar is verjaard (art. 3:105 jo. 3:306 jo. 3:314 lid 2 BW), volgt uit Gemeente Heusden/M. dat op grond van onrechtmatige daad vergoeding kan worden gevorderd van de schade die bestaat uit het verlies van de eigendom die het gevolg is van de inbezitneming – in casu: dief-stal – en het daaropvolgende bezit. Die schadevergoeding kan worden toege-kend in de vorm van de verplichting tot levering van de zaak.
Op 1 juni 2017 was het bedrag dat verschuldigd was wegens werkzaamheden in de maand mei een bestaande vordering. De overdracht van die vordering was geslaagd op 1 juni 2017, omdat er voldaan was aan de eisen van artikel 3:84 lid 1 (levering volgens artikel 3:94 lid 3 BW, geldige titel en beschikkingsbevoegd-heid). De bedragen die verschuldigd waren wegens werkzaamheden in de maan-den juni tot en met december waren op 1 juni 2017 toekomstige vorderingen. Hun ontstaan was toen nog afhankelijk van het daadwerkelijk uitvoeren van be-heertaken. Zie het arrest WUH/Emmerig q.q. en PRH nrs 323 en 324. Levering bij voorbaat van deze toekomstige vorderingen was mogelijk op grond van de ar-tikelen 3:97 BW en 3:94 lid 3 BW, omdat de vorderingen rechtstreeks werden verkregen uit een reeds bestaande rechtsverhouding tussen X en de eigenaar van het park. Maar de geslaagde levering bij voorbaat bewerkstelligde pas overdrachten op de momenten dat X de vorderingen verkreeg en beschikkingsbe-voegd was. Toen was immers pas aan alle eisen van artikel 3:84 lid 1 BW vol-daan. De vorderingen die na 1 juni ontstonden, maar voor de datum van het fail-lissement zijn daarom rechtsgeldig overgedragen aan Y. Het gaat om de bedra-gen die verschuldigd waren wegens uitvoering van beheertaken in de maanden juni t/m september 2017. Steeds werd X rechthebbende en beschikkingsbevoegd als die vorderingen ontstonden. Na faillissement verloor X zijn beschikkingsbe-voegdheid. De artikelen 23 Fw, 20 Fw en 35 lid 2 Fw verhinderden de overdracht van de bedragen die verschuldigd waren over de maanden oktober, november en december 2017. Die vorderingen vallen dus in de faillissementsboedel.
Gaby is eigenaar van de pony. Op 30 augustus was er een geldige titel voor levering en vond de levering bij voorbaat van Gaby aan haar dochter plaats via geanticipeerd cp (artikelen 3:97, 3:90 en 3:115 sub a BW). Gaby was op dat moment nog geen eigenaar van de pony en was dus niet beschikkingsbevoegd. De pony was immers nog niet door Bart aan Gaby geleverd en was voor Gaby een (relatief) toekomstig goed. Toen de pony op 15 september door Bart aan Gaby werd geleverd, werd Gaby eigenaar, maar was zij failliet. On-danks de levering bij voorbaat, viel de pony in de failliete boedel. Het faillissementsbeslag strekt zich immers krachtens artikel 20 Fw ook uit over al wat de failliet verwerft gedurende faillissement, zodat art. 23 Fw belet dat beschikkings-bevoegdheid intreedt. Dat het faillissement de overgang blokkeert, stelt artikel 35 lid 2 Fw buiten twijfel. (PRH nr. 311 en nr. 314). NB: Tussen Bart en Gaby heeft er géén c.p.-levering plaatsgevonden, de ei-gendomsoverdracht vindt niet op 23 augustus plaats maar op 15 september. NB: Art. 35 lid 1 FW blokkeert de overdracht en levering van Bart aan Gaby níet; deze bepaling ziet op de omgekeerde situatie waarin de failliet (hier Gaby) zélf het goed op of na de dag van de faillietverklaring probeert te leveren.
In deze casus is niet van belang of Gaby beschikkingsbevoegd is. Er wordt op 15 september geleverd aan Joris krachtens een samengestelde titel (koopovereenkomst tussen Bart en Gaby en de lastgevingsovereenkomst tussen Joris en Gaby). Bij levering van een zaak aan een op eigen naam han-delende tussenpersoon vindt van rechtswege levering aan de achterman plaats. Dit betekent dat de eigendom rechtstreeks van de vervreemder op de achterman overgaat, zonder dat zij het vermogen van de tussenpersoon passeert. Men noemt dit de directe leer en leidt deze af uit 3:110 BW. Het faillissement van Gaby verhindert de overdracht dus niet. Zie PRH nr. 304, 328. NB: Art. 7:420 BW werkt hier niet, omdat Bart reeds aan zijn verplichtingen heeft voldaan: hij heeft op 15 september het paard aan Gaby geleverd.
Ja. De verkoper is aansprakelijk op grond van artikel 6:74 BW. Er is sprake van een tekortkoming, omdat het middel niet de eigenschappen had die het schil-dersbedrijf mocht verwachten. Volgens artikel 6:75 kan een tekortkoming de schuldenaar niet worden toegerekend, indien zij niet is te wijten aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. In de casus komt de tekortkoming voor rekening van de ver-koper op grond van de in het verkeer geldende opvattingen. Uit het arrest Oerle-mans/Driessen blijkt dat verkeersopvattingen meebrengen dat een tekortkoming bestaande in een gebrek van een verkocht industrieel vervaardigd product in be-ginsel voor rekening van de verkoper komt, ook als deze het gebrek niet kende of behoorde te kennen. Voor het vorderen van de geleden schade is geen ver-zuim vereist, omdat het geleverde middel (de ondeugdelijke prestatie) schade aan de bestaande verflagen van de kozijnen heeft toegebracht en levering van nieuwe flessen de toegebrachte schade niet herstelt. Nakoming is in zoverre blij-vend onmogelijk, zoals blijkt uit het arrest Kinheim/Pelders. Bij blijvende onmoge-lijkheid vindt de regeling betreffende verzuim geen toepassing. Zie artikel 6:74 lid 2 BW.
Nee. Dit is een geval van identiteitsfraude. Maurits handelt niet in naam van mr. B. de Vries, hij doet alsof hij mr. B. de Vries is. Artikel 3:61 lid 2 BW is niet van toe-passing. Mr. B. de Vries heeft overigens niets gedaan of nagelaten op grond waarvan de identiteitsfraude voor zijn risico dient te komen.
Nee. Arrest Teixeira de Mattos. A kan niet bewijzen welke bankbiljetten door hem in bewaring zijn gegeven. Op grond van artikel 3:109 BW wordt B vermoed bezit-ter te zijn van elk bankbiljet. Op grond van artikel 3:119 BW wordt B vervolgens vermoed eigenaar te zijn. A kan deze wettelijke vermoedens niet ontzenuwen. Dit was anders geweest als de bankbiljetten nog in de enveloppe hadden geze-ten of de nummers van de bankbiljetten die in bewaring zijn gegeven, genoteerd waren .
Potato BV spreekt Groot BV aan tot schadevergoeding (art. 6:74 BW). Groot BV stelt dat de schade niet aan haar valt toe te rekenen (art. 6:75 BW) en beroept zich dus op overmacht. Hoewel zij er inderdaad niets aan kon doen, gaat haar beroep op overmacht niet op, omdat aardappelen immers een soortzaak zijn en Groot BV de 14 ton bintjes elders kon inkopen.
Door buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst kan Pencil BV snel de banden verbreken. Volgens art. 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming in de overeenkomst (dus ook iets te laat leveren) de wederpartij de bevoegdheid om die overeenkomst te ontbinden. Deze (dreigende) tekortkoming (overschrij-ding fatale termijn) rechtvaardigt i.c. ook de ontbinding.
Van een tekortkoming is echter op 3 juli nog geen sprake. De prestatie is dan zelfs nog niet opeisbaar . Pencil BV zou tot 1 augustus kunnen wachten, en dan ontbinden (o.g.v. art 6:265 BW, want dan pas ontstaat de opeisbaarheid, de tekortkoming en het verzuim van rechtswege o.g.v. art. 6:83 sub a of sub c BW), maar gegeven is dat Pencil BV al op 3 juli de banden wil beëindigen. Dat kan alleen via art. 6:80 sub b BW bereikt worden.
Volgens art. 6:80 sub b BW treden de gevolgen van niet-nakoming reeds in vóórdat de vordering opeisbaar is, indien de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming zal tekortschieten. Dat is in deze casus het geval. Verzuim is daarvoor niet nodig (en is voorlopig zelfs niet mogelijk). Ontbinding is op 3 juli mogelijk (o.g.v. 6:265 BW jo 6:80 BW). De snel-ste manier is de buitengerechtelijke ontbinding d.m.v. een schriftelijke verklaring (o.g.v. 6:267 lid 1 BW). De ontbinding bevrijdt partijen van de daardoor getroffen verbintenissen (6:271 BW), zodat Smeerders BV niet meer hoeft te betalen, en Smith BV niet meer hoeft te leveren. Na bevrijding van de verbintenissen kan Pencil BV uiteraard niet in schuldeisersverzuim (door niet mee te wer-ken aan de aflevering) of schuldenaarsverzuim (door niet te betalen) komen, en kan ze de dreigende taal van Smith BV negeren.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
In deze bundel staan oude tentamens van het vak Burgerlijk recht 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2081 |
Add new contribution