Recht van de Europese Unie: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen & oefenvragen - RUG
- 3389 keer gelezen
Week 6, HC11 en HC12, HVII paragraaf 4 en 5.
Marietje Puk heeft haar leven lang gewerkt als advocaat in lidstaat Polsika en besluit op haar 59e een nieuwe uitdaging door een gokbedrijf op te zetten in lidstaat Litouwie. Ongelukkigerwijs staat de wet van Litouwie dit niet toe, zodat Marietje vanuit lidstaat Hongarka, waar dit wel is toegestaan, haar bedrijf opzet dat een website beheert die geheel in het Litouwie is gesteld. Via deze website kan worden deelgenomen aan diverse online kansspelen en kan uiteraard gegokt worden. Om deel te kunnen nemen aan kansspelen is het vereist dat de spelers zich een creditcardnummer opgeven en zich registreren. Conform de wetgeving van Litouwie is het de banken van die lidstaat verboden creditcardtransacties ten gunste van bedrijven uit te voeren die op een zogenaamde zwarte lijst staan. Dit verbod is heeft als doel om de bevolking te beschermen tegen gokverslaving en ongebreidelde goklust. Dit betekent dat het voor Marietje haar bedrijf dat op de zwart lijst staat het niet mogelijk is om aan de inwoners van Litouwie gokdiensten aan te bieden. Het is Marietje gelukt om een bank te vinden (ICE BANK) die wel bereid is om dit soort transacties uit te voeren voor Marietje haar bedrijf. Zodra het duidelijk is dat de wet is overtreden zal ICE bank meteen strafrechtelijk vervolgd worden.
Welke fundamentele vrijheid of vrijheden zijn/is op deze casus van toepassing? Geef hierbij aan waarom één of meerdere vrijheden naar uw mening niet van toepassing is/zijn?
Week 6, HC11, HVII paragraaf 5.
Inmiddels is de wetgeving van Litouwie geliberaliseerd. Dat betekent dat ondernemers een vergunning kunnen krijgen om online gokdiensten aan te kunnen bieden. Om voor deze vergunning in aanmerking te komen moeten de ondernemers voldoen aan een aantal vereisten ter zake van de betrouwbaarheid, kundigheid en integriteit teneinde het witwassen van zwart geld en belastingontduiking tegen te gaan. Tevens is het vereist dat de ondernemers in Litouwie gevestigd moeten zijn. Marietje besluit dan ook om een vergunning aan te vragen, maar deze wordt geweigerd enkel en alleen om het feit dat zij niet in Litouwie gevestigd is. Marietje gaat hiertegen in beroep bij de rechter. Litouwie voert bij de rechter aan dat deze regel is gerechtvaardigd door de noodzaak te allen tijde en tegen relatief lage kosten effectief toezicht uit te kunnen oefenen op de aanbieders van online gokdiensten. Litouwie hanteert dezelfde eisen ten aanzien van aanbieders van offline gokdiensten, maar in de afgelopen elf jaar zijn slechts een aantal van deze aanbieders gecontroleerd. Aan de vergunning zijn jaarlijkse leges verbonden die dienen ter dekking van de inspectiekosten.
Wat is uw mening over onverenigbaarheid van deze gang van zaken met recht van de Europese Unie?
Week 6, HC11, HVII paragraaf 5.2 randnummer 105 e.v.
Marietje’s in Litouwie woonachtige nichtje Stomka probeert eveneens een vergunning te bemachtigen, maar haar volledig onvermogen haar integriteit te staven en strafblad resulteert dit in een afwijzing van haar aanvraag. Stomka is het hier absoluut niet mee eens en besluit dan ook om in beroep te gaan tegen de in haar ogen onevenredig zware eisen ten aanzien van de integriteit en betrouwbaarheid. Naar haar mening zou op grond van de ‘Europese vrijheid van diensten’ volgen dat alle regels van een lidstaat die de dienstverlening belemmeren objectief zouden gerechtvaardigd moeten worden. Naar Stomka haar mening is deze regel duidelijk niet objectief gerechtvaardigd.
Wat vindt u gelet op het recht van de Europese Unie van de opvatting van Stomka?
Week 3, HC5, HV paragraaf 2.4 en paragraaf 3.
Stel dat de Dienstenrichtlijn in 2014 aangepast is zodat deze van toepassing is op gokdiensten, en de lidstaten in staat stelt verschillende eisen te hanteren afhankelijk van het land waar de aanbieder van diensten gevestigd is. De omzettingstermijn voor aanpassing bedroeg zes maanden en binnen deze periode heeft Litouwie haar wetgeving dan ook aangepast en daarbij verscheidende eisen ingevoerd. Vanaf 1 januari 2015 gelden dus binnen Litouwie voor buitenlandse aanbieders van gokdiensten strengere regels dan voor de binnenlandse aanbieders van gokdiensten. Marietje, die inmiddels een vergunning heeft, maar nog steeds in Hongarka is gevestigd wordt dus onderworpen aan strenge eisen en heeft dus hoge kosten dan zijn in Litouwie gevestigde concurrenten.
Welke actie(s) kan Marietje op grond van het recht van de Europese Unie ondernemen tegen deze gang van zaken? Geef dit zo volledig mogelijk aan.
Week 1 en week 2, HC2 en HC3, HIV paragraaf 4.1
De Europese Commissie overweegt een voorstel voor een nieuwe Europese Duurzame Energierichtlijn. Deze richtlijn zal het gebruik van gaskool en vlamkool voor de opwekking van elektriciteit verbieden en de richtlijn zal normen bevatten over een minimum percentage duurzame energie maar ook normen over zonne-energie en windmolens. Door deze richtlijn zal de handel en de aansluiting van deze producten vergemakkelijkt worden. Voort heeft het voorstel een bijlage waarin wordt aangegeven in welke gebieden de duurzame energie opwekt mogen worden.
Geef een advies aan de Commissie over de juiste rechtsgrondslag(en) voor dit voorstel.
Het wordt duidelijk dat het Europees Parlement gaandeweg de wetgevingsprocedure een hele andere mening heeft betreft de juiste rechtsgrondslag. De Commissie beweert dat de opvatting van het Europees Parlement onjuist is en overweegt juridische actie.
Adviseer de Commissie welke mogelijkheden de Commissie heeft om het gebruik van een andere rechtsgrondslag te bewerkstelligen op grond van het recht van de Europese Unie?
Week 3 en week 4, HC6 t-m 9, HIV paragraaf 3 en 5.4.1 t-m 5.4.5
Het EU-recht bepaalt zelf de gevolgen van het Europees recht in de nationale rechtsorde wordt bepaald door het Europees Recht zelf.
Wat zijn de belangrijkste overeenkomsten van de mechanismen die ontwikkeld zijn in het Hof in dit verband. Gebruik bij de beantwoording van de vraag Verdragsbepalingen en de jurisprudentie.
Week 3, HC5, HV paragraaf 3.
Voor het functioneren van de mechanismen om de effecten van het Europees Recht in de nationale rechtsorde te bepalen is de Köbler zaak relevant, kunt u uitleggen wat de relevantie is?
Week 2, HC3, HIV, paragraaf 4.2.
Tegen de overdracht van bevoegdheden van de lidstaten naar de Europese Unie en uitoefening daarvan biedt het subsidiariteitsbeginsel geen enkele waarborg.
Geef uw beredeneerde mening over deze stelling.
Week 3 en week 4, HC6 t/m HC9, HIV paragraaf 5.4.3 t/m 5.4.7.
Horizontale rechtstreekse werking van richtlijnen zou het Hof moeten aanvaarden.
Geef uw beredeneerde mening over deze stelling.
Week 6, HC11 en HC12, HVII paragraaf 4 en 5.
Het aanbieden van gokdiensten zijn onstoffelijke goederen en vallen zodoende onder het vrije verkeer van diensten of de vrijheid van vestiging, dit hangt af van de frequentie en de duurzaamheid waarmee Marietje deze diensten zal aanbieden in de andere lidstaat. Zie hiervoor het arrest Gebhard, r.o. 25-28. Als Marietje in Hongarka wil vestigen zal zij gebruik maken van de vrijheid van vestiging omdat zij vanuit Polsika daarin verplaatst en daar duurzaam aan het economisch leven gaat deelnemen. Het aanbieden van gokdiensten in Litouwie vindt plaats vanuit Hongarka en valt daardoor onder het vrije verkeer van diensten.
Wat betreft de diensten van de ICE BANK zouden onder de fundamentele vrijheden kunnen vallen afhankelijk van de vestigingsplaats van de bank. Als deze is gevestigd in een andere lidstaat dan Hongarka, dan is er een grensoverschrijdend element en is de vraag of de vrijheid van dienstverlening of het vrije verkeer van kapitaal van toepassing is. Het gaat hier niet om een investering en ook niet om betalingen door de ICE BANK aan Marietje haar bedrijf zodat het vrije verkeer van diensten van toepassing zou kunnen zijn.
Omdat er geen stoffelijke goederen de grens over gaan is het vrije verkeer van goederen niet van toepassing en tevens is er geen sprake van vrij verkeer van werknemers. Ook het vrij verkeer van Unieburgers is niet primair van toepassing aangezien Marietje economisch actief wil worden.
Week 6, HC11, HVII paragraaf 5.
Marietje is gevestigd in een andere lidstaat dan Litouwie en wil haar diensten dan ook aanbieden in deze lidstaat, hierdoor is het vrije verkeer van diensten van toepassing is zie art. 56 VWEU. Een dienstverlener moet gevestigd zijn in de lidstaat waar zij haar diensten verricht ontmeent het nuttig effect aan het dienstenverkeer. Dit levert een belemmering op, zie Van Binsbergen. Dat een vergunning vereist is, is een belemmering van het vrije verkeer van diensten omdat dit onaantrekkelijk kan zijn om diensten aan te bieden in Litouwie.
Het is een discriminatoire belemmering om de vergunning te weigeren alleen op grond van de vestigignsplaats van Marietje. Het is controverieel of deze belemmering als evenredige maatregel gerechtvaardigd kan worden. Vereist voor evenredigheid is dat de maatregel noodzakelijk is voor het bereiken van de doelstelling en niet verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is. Dwingende eisen zijn in verband met gokdiensten geaccepteerd, zoals het tegengaan van criminaliteit en bescherming van de bevolking tegen de gevaren van gokverslving. De maatregelen moeten dan wel evenredig en noodzakelijk zijn, zie Placania.
Ter bereiking van deze doelstelling lijkt het vergunningsvereiste niet verder te gaan dan wat noodzakelijk is, tenzij uit haar thuisland vergunningvereisten buiten beschouwing gelaten worden, dit is naar analogie toegepast van Webb. Doordat Marietje haar bedrijf geweigerd wordt conform handhavingsoverwegingen terwijl minimaal gehandhaafd is in het verleden wijst op onevenredigheid. Dat Marietje leges moet betalen ter dekking van de handhavingskosten, terwijl de inspectiekosten al gedekt worden, wijst ook op onevenredigheid.
Week 6, HC11, HVII paragraaf 5.2 randnummer 105 e.v.
Stomka’s situatie is volledig intern waardoor haar opvatting volstrekt onhoudbaar is. Er is geen grensoverschrijdend element omdat zij woonachtig is in dezelfde lidstaat waar zij haar diensten wil aanbieden. Beperkingen van de fundamentele vrijheden moeten objectief gerechtvaardigd zijn, in casu lijkt het voornamelijk dat Stomka haar opvatting hier onevenredig is omdat van degenen die een vergunning aanvragen kan worden gevraagd dat zij aantonen dat zij voldoen aan de voorwaarden, zolang deze noodzakelijk en evenredig zijn.
Week 3, HC5, HV paragraaf 2.4 en paragraaf 3.
De strengere regels voor Marietje volgen uit de aanpassing van de Dienstenrichtlijn die discriminatoire regels toe zou staan. Dit lijkt in strijd met het Werkingsverdrag, zodat hij de ongeldigheid van de richtlijn in het licht van het Verdrag zou moeten aantonen. Een rechtstreeks beroep tot nietigverklaring op grond van artikel 263 VWEU lijkt te mislukken omdat de Richtlijn haar niet rechtstreeks zal raken (De omzettingswetgeving zal alleen doen). Zij wordt rechtstreeks geraakt wordt in haar hoedanigheid van persoon die een economische activiteit uitoefent, zie het arrest Plaumann. Zij kan wel de nationale implementatiewetgeving, of toepassing ervan op haar bedrijf, aanvechten met een beroep op de ongeldigheid van de wetgeving die aan de implementatie ten grondslag ligt. Zo kan Marietje voor de nationale rechter de ongeldigheid van de richtlijn aanvoeren. Dit heeft als gevolg dat de nationale rechter een prejudiciële vraag zal moeten stellen als hij twijfelt aan de geldigheid van de Dienstenrichtlijn, zie het arrest Foto Frost. Een beroep wegens schadevergoeding heeft waarschijnlijk weinig kans van slagen vanwege het feit dat hiervoor een voldoende gekwalificeerde schending vereist is, hetgeen niet snel aangenomen wordt en ook moeilijker is om aan te tonen dan de ongeldigheid.
Week 1 en week 2, HC2 en HC3, HIV paragraaf 4.1
Voor een juist antwoord moesten hier drie rechtsgronden besproken worden. Namelijk artikel 192 VWEU inzake milieubescherming, artikel 114 VWEU betreffende de harmonisatie van de interne markt en artikel 194 VWEU inzake energiebeleid.
In de context van artikel 192 moest besproken worden of de voorgestelde maatregel onder artikel 192 lid 1 of artikel 192 lid 2 VWEU valt, omdat bepaalde energiebronnen verboden worden voor het opwekken van elektriciteit zie lid 2 onder c en de maatregelen van invloed zijn op de ruimtelijke ordening zie lid 2 onder b, eerste streepje. Artikel 114 is essentieel aangezien de richtlijn normen bevat ten aanzien van bepaalde producten. Omdat het gaat om een richtlijn inzake duurzame energie is artikel 194 eveneens relevant, zie hier ook de tweede alinea van het tweede lid ivm het verbod kolen te gebruiken voor elektriciteitsopwekking.
Naast de grondslagen moesten ook de redenen voor de relevantie van elk van deze rechtsgrondslagen aangegeven worden. Voorts had het advies ook moeten verwijzen naar de jurisprudentie van het Hof van Justitie over de keuze van de juiste rechtsgrondslag, als voorbeeld had de Tabaksreclame genoemd kunnen worden.
Week 1, HC1 en HC2, HIII paragraaf 4.3
De gewone wetgevingsprocedure is in casu van toepassing, artikel 294 VWEU. Dit blijkt onder andere uit het feit dat de Commissie juridische acties wil ondernemen. Aan dergelijke acties is geen behoefte in het geval als de bijzondere wetgevingsprocedure van toepassing zou zijn. Voor een juist antwoord moest voornamelijk worden ingegaan op de mogelijkheden tijdens de wetgevingsprocedure en tevens na de afsluiting van de wetgevingsprocedure.
Tijdens de gewone wetgevingsprocedure, kan de Commissie een advies brengen waarin de juiste rechtsgrondslag wordt benadrukt. Zolang de Raad nog geen besluit genomen heeft, is het mogelijk dat de Commissie een herzien voorstel indient met vermelding van de juiste rechtsgrondslag, artikel 293 lid 2 VWEU. Voorts kan beargumenteerd worden dat de Commissie het voorstel kan intrekken op grond van artikel 17 VWEU.
De Commissie informeert het Europees Parlement van haar advies tijdens de eerste lezing conform artikel 294 lid 6 VWEU. Vervolgens dient de Commissie tijdens de tweede lezing advies uit over de amendementen van het Europees Parlement krachtens artikel 294 lid 7 letter c VWEU. Als een amendement van het Europees Parlement de rechtsgrondslag wijzigt, kan de Commissie deze mogelijkheid gebruiken om de gedachten van het Europees Parlement te wijzigen. De Raad moet over de amendementen waarover de Commissie negatief advies heeft uitgebracht met eenparigheid van stemmen besluiten zie artikel 294 lid 9 VWEU. Per slot van rekening als de Raad en het Europees Parlement het niet eens zijn over de rechtsgrondslag dan neemt de Commissie deel aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité en neemt dan alle nodige initiatieven om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad te verenigen op grond van artikel 294 lid 11 VWEU.
Als de voorgestelde maatregel goed is gekeurd kan de Commissie een beroep tot nietigverklaring beginnen op grond van artikel 263 VWEU. Voor een juist antwoord dient te verwezen worden naar de jurisprudentie van het Hof van Justitie zoals bijvoorbeeld de Bosbeschermingsverordening.
Week 3 en week 4, HC6 t-m 9, HIV paragraaf 3 en 5.4.1 t-m 5.4.5
Voor een juist antwoord dient verwezen te worden naar overheidsaansprakelijkheid, de objectieve rechtmatigheidstoets, de plicht tot conforme interpretatie en de rechtstreekse werking. Deze instrumenten zijn ontwikkeld door het Hof van Justitie, zie Francovich, Marleasing, Van Gend & Loos en Kraaijeveld respectievelijk met een beroep op de voorrang van het Europees recht en de beginselen van autonomie zie Costa / ENEL en Van Gend & Loos.
Al deze instrumenten zijn gericht op het waarborgen van het nuttig effect en volle werking van het Europees Recht, artikel 4 lid 3 VEU en de bindende kracht van de Europese maatregel, zoals artikel 288 VWEU voor besluiten, richtlijnen en verordeningen. Alle instrumenten hebben min of meer een negatieve invloed op de soevereine macht van de lidstaten, waarbij de plicht tot conforme interpretatie het instrument is dat de soevereiniteit van lidstaten het minst inperkt.
Via de prejudiciële procedure worden alle instrumenten toegepast door de nationale rechter in nauwe samenwerking met het Hof van Justitie, artikel 267 VWEU. Binnen de grenzen van het nationale procesrecht dat weer is ingekaderd door de beginselen van effectiviteit en gelijkwaardigheid fungeren rechters als gedecentraliseerde Unie rechters, dit is het beginsel van procedurele autonomie, artikel 4 lid 3 VEU.
Week 3, HC5, HV paragraaf 3.
Tussen het Hof en de nationale rechterlijke instanties zijn de doorwerkingsmechanismen gebaseerd op een nauwere samenwerking, artikel 4 lid 3 VEU, dit functioneert via de prejudiciële procedure van artikel 267 VWEU. In de visie van het Hof zijn de nationale rechters de zwakste schakel in dit stelsel. Nationale procedureregels moeten gerespecteerd worden maar ze moeten ook binnen een bepaalde tijd beslissen. Dit vergroot de kans dat met betrekking tot de toepassing en interpretatie van de Europese wetgeving, nationale rechters eerder een fout maken. Het is ook mogelijk dat zelfs de hoogste rechters fouten maken die individuen schade kunnen berokkenen, zie Köbler.
Tevens moest in het antwoord vermeld worden dat dat de zaak Köbler de staatsaansprakelijkheid wegens schendingen van het Europees Recht uitbreidt tot fouten van de nationale rechter. Tot vergoeding van de schade lijkt het erop dat alleen kennelijke fouten hiertoe kunnen lijden, hiermee kan getwijfeld worden aan de effectiviteit van deze doctrine voor de personen die schade hebben geleden als gevolg van een rechterlijke fout.
Week 2, HC3, HIV, paragraaf 4.2.
Begin met het schrijven van een definitie van het subsidiariteitsbeginsel, artikel 5 lid 3 VEU. Alleen op het gebruik van gedeelde bevoegdheden heeft subsidiariteit betrekking. Subsidiariteit is in het kader van de exclusieve bevoegdheden van de Europese Unie niet van toepassing. Het subsidiariteitsbeginsel kan ingezet worden als
1. De lidstaten niet in staat zijn om het gewenste doel te bereiken en op grond van
2. Schaal of effecten is de Unie in een betere positie om het gewenste doel te bereiken.
Het is duidelijk dat het subsidiariteitsbeginsel geen effect heeft op de overdracht van bevoegdheden aan de Unie, omdat alle gedeelde bevoegdheden al in het verdrag zijn opgenomen en het beginsel van bevoegdheidstoedeling de Unie verbied om haar bevoegdheid uit te breiden. Het subsidiariteitsbeginsel omvat alle uitoefening van gedeelde bevoegdheden omdat het een algemeen beginsel is. De toepassing is een gevolg van een politieke en deskundige beoordeling, hoewel het principe in rechte kan worden gehandhaafd. Om deze reden kan het Hof niet te ver gaan in de toetsing, in tegenstelling tot het evenredigheidsbeginsel.
Het evenredigheidsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel moeten duidelijk worden onderscheiden. Het Hof is niet de belangrijkste bewaker van het beginsel door deze terughoudende toetsing. Via het desbetreffende protocol is de handhaving van het beginsel voornamelijk politiek, waardoor de nationale parlementen van de lidstaten de Commissie kunnen verzoeken haar voorstel, gebaseerd op subsidiariteitsoverwegingen te heroverwegen. De gevolgen van het protocol zijn marginaal omdat de Commissie niet is verplicht om een voorstel in te trekken.
De directe invloed van dit beginsel op de uitoefening van de gedeelde bevoegdheden van de Unie zijn marginaal, ondanks het politieke signaal dat uitgaat van een ideaal van decentralisatie dat ten grondslag ligt aan de werking van de Unie. Het beginsel is dan ook niet bedoeld om van invloed te zijn op de toekenning van bevoegdheden tot de Unie.
Week 3 en week 4, HC6 t/m HC9, HIV paragraaf 5.4.3 t/m 5.4.7.
Eerst wordt gekeken wat verstaan wordt onder een richtlijn. Uit artikel 288 VWEU blijkt de verplichting die op de lidstaten rust om de richtlijnen juist en op tijd, etc. moet duidelijk vermeld worden. Voor horizontale rechtstreekse werking moet aandacht besteed worden aan het feit dat richtlijnen gericht zijn tot lidstaten, hoewel dit geen afbreuk kan doen aan de noodzaak om richtlijnen na te leven. Als de omzetting inhoudelijk onjuist is of de omzetting te laat is, dan is verticale rechtstreekse werking mogelijk, hier wordt dan het begrip Staat ruim geïnterpreteerd, zie Marshall.
Horizontale rechtstreekse werking is van toepassing bij driehoekssituaties, zie Wells. Door middel van conforme interpretatie is indirecte rechtstreekse werking ook mogelijk. Per slot van rekening is er de staatsaansprakelijkheid, indien de andere doorwerkingsmechanismen niet van toepassing zijn. het is niet mogelijk dat een Staat zich beroept op een niet omgezette richtlijn tegen een individu. Het nuttig effect van het Europees recht wordt verzekert door de combinatie van regels uit Wells, Marshall en de conforme interpretatie die een situatie resulteren waarin een groot aantal horizontale situaties gedekt wordt. Het toestaan van horizontale rechtstreekse werking is een logische ontwikkeling.
De meeste horizontale situaties worden al gedekt, daarom is het geen noodzaak dat de aanpak van het Hof gewijzigd hoeft te worden. Het feit dat de richtlijnen alleen lidstaten binden is het aanknopingspunt voor de ontkenning van de horizontale rechtstreekse werking, artikel 288 VWEU. De Unie moet verordeningen vaststellen om plichten aan particulieren op te leggen. Voor het toestaan van horizontale rechtstreekse werking zou op gespannen voet staan met het evenredigheidsbeginsel, zie r.o. 24 van het arrest Faccini Dori, maar tevens met de woorden van artikel 288 VWEU. Per slot van rekening kunnen particulieren niet in staat worden geacht om na te gaan of de nationale wetgeving een richtlijn overtreedt, dit betekend dat horizontale rechtstreekse werking nadelig is voor de rechtszekerheid.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Europees Recht voor de opleiding Rechten, jaar 3 aan de Rijksuniversiteit Groningen
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2334 |
Add new contribution