Europees Recht - RUG - Oefententamen 2013/2014 (2)

Vragen

Vraag 1

Week 5, HIV, paragraaf 2, blz. 127-130

Leg in uw eigen woorden uit wat het begrip ‘onvoorwaardelijk’ inhoud. Maak hierbij gebruik van de theorie, jurisprudentie van het Hof en Verdragsbepalingen om dit begrip uit te leggen

Vraag 2

Week 7, HVIII, paragraaf 5, blz. 354-357

Leg in uw eigen woorden uit wat het begrip ‘CoVo’ inhoud. Maak hierbij gebruik van de theorie, jurisprudentie van het Hof en Verdragsbepalingen om dit begrip uit te leggen.

Vraag 3

Week 5, HVII, paragraaf 3.3.1, blz. 268-271

Leg in uw eigen woorden uit wat het begrip ‘maatregelen van gelijke werking’ inhoud. Maak hierbij gebruik van de theorie, jurisprudentie van het Hof en Verdragsbepalingen om dit begrip uit te leggen.

Vraag 4

Week 3, HV, paragraaf 3.1, blz. 228-237

Leg in uw eigen woorden uit wat het begrip ‘Zwakke schakel ’ inhoud. Maak hierbij gebruik van de theorie, jurisprudentie van het Hof en Verdragsbepalingen om dit begrip uit te leggen.

Vraag 5

Week 5, arrest Servatius en art. 63, 56 en 49 VWEU, HC10

Slimpie en Stomkie zijn helemaal klaar met Hooglandschappië, de lidstaat waar ze geboren en getogen zijn. Jarenlang hebben zij gestemd op de tegenpartij en dit heeft hen niet de status van vrije jongens opgeleverd. Ze zijn juist eerder uitgeknepen en zijn ten einde raad. Slimpie en Stomkie besluiten dan ook om een vakantiehuis te kopen in Amusementië. Deze lidstaat heeft prachtig mooi weer en is erg aantrekkelijk voor toeristen. Het vakantiehuis staat op het vakantiepark ‘Casa di Mama’ dat wordt gerund door Marco B. Marco maakt de met het jarenlange verblijf gemoeide bedrag aan toeristenbelasting in één keer over, dit omdat hij leeft voor de wet.

De burgemeester lijkt erg tevreden maar ergens vermoed hij een rattenspel. Na aanleiding van een gesprek met Marco komt de burgemeester er achter dat Slimpie en Stomkie voornemens hebben om langdurig in het huisje te verblijven. Dit is tegen de regels, het bestemmingsplan verbiedt de permanente bewoning van vakantiewoningen, aangezien de bewoners of de eigenaren van deze woningen een lagere onroerende zaakbelasting betalen dan de bewoners of eigenaren van reguliere woningen. Aldus begint de burgemeester een bestuursrechtelijke procedure om Slimpie en Stomkie het huisje uit te zetten.

Welke fundamentele vrijheid zouden Slimpie en Stomkie in deze casus kunnen inroepen? U hoeft niet op de rechtvaardiging van de eventuele beperking in te gaan.

Vraag 6

Week 2, HC4, H5, paragraaf 2.3.1 blz. 196-197 en week 3, HC5

Tot welke instantie(s) zouden Slimpie en Stomkie zich moeten wenden in verband met de onder vraag 2a gegeven oplossing(en)?

Vraag 7

Week 6, HC12, arrest Gebhard, Schnitzer en Säger. HVII, paragraaf 4.7 blz. 301-305

Slimpie en Stomkie zien het ondanks de tegenslag helemaal zitten in Amusementië. Door het prachtige weer en het toeristische gebied zijn ze helemaal verkocht. Slimpie en Stomkie hebben dan ook besloten om de scooter (de Scootontrique) die ze in lidstaat Hooglandschappië verhuren via hun in die Lidstaat gevestigde bedrijfje Huur-E-Scootontrique, ook in Amusementië te verhuren. Slimpie en Stomkie verwachten een supra gigantisch commercieel succes. Huur-E-Scootontrique gaat een nevenvestiging openen in Amusementië. Vanaf hier wordt de verhuur van de scooters georganiseerd.

Slimpie en Stomkie runnen de nevenvestiging en de feitelijke verhuur vindt plaats vanuit de garage van Marco. Marco valt af en toe in om de scooters te verhuren. Om de kosten laag te houden is er een online reserveringssysteem. Hierdoor hoeft er alleen iemand aanwezig te zijn als de klant een scooter komt ophalen of komt terug brengen. De meeste scooters staan in Hoolandschappië, Zodra er meer vraag is brengen Slimpie en Stomkie de scooters naar Amusementië. In de toeristische sector worden hoge eisen gesteld aan de ondernemingen door de autoriteiten van Amusementië. Er wordt geëist dat de ondernemers over een certificaat taalvaardigheid en een middenstandsdiploma beschikken. Slimpie en Stomkie hebben het hier niet zo van, zij kunnen dan ook niet voldoen aan de eisen die Amusementië stelt.

Volgens de ambtenaar is er geen grensoverschrijdend element. De overheidsfunctionaris zegt dat Slimpie en Stomkie geen poot hebben om op te staan nadat zij zich hebben beroepen op het recht van de EU, aangezien ze in een volledig interne situatie zitten als inwoners van Amusementië, die activiteiten verrichten in Amusementië vanuit een locatie in Amusementië.

Wat zijn de kansen van Slimpie en Stomkie gelet op het recht van de Europese Unie?

Vraag 8

Week 2, HC3, HIV paragraaf 4.3 t/m 4.3.2, blz. 142-143.

Een chemische stof Propaan wordt tijdens het produceren van plastic toegevoegd aan andere chemische elementen, om zo het eindproduct een stevige maar toch buigzame eigenschap te verschaffen. Deze stof wordt aangetroffen in bijvoorbeeld frisdrankflessen of in vleesverpakkingen, deze gebruiksvoorwerpen zijn dus regelmatig in contact met etenswaar. Hierdoor komen kleine hoeveelheden Propaan in ons lichaam. Na een uitgebreid onderzoek is de maximale toegestane dagelijkse inname (TDI) vastgesteld op 0,06 milligram per kilo lichaamsgewicht toegelaten door de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EAV). Deze TDI geeft de geeft de grenswaarde aan van de gedurende een mensenleven als veilig beschouwde inname. Voorts heeft de EAV vastgesteld dat in alle in de Europese Unie in omloop zijnde, Propaan bevattende producten, de resulterende inname ver onder de TDI ligt.

In Verordening XX/2003 is Op Unieniveau het gebruik van Propaan in het plasticproductieproces geregeld betreffende het gebruik van bepaalde chemische stoffen in plastic producten. In deze Verordening wordt voornamelijk bepaald dat Propaan bevattende producten, die tevens in contact komen met voedsel, iedere twee en een half jaar een goedkeuringslicentie moeten aanvragen bij de EAV. Tijdens de wetgevingsprocedure werd nog uitgegaan van een eerder vastgestelde TDI namelijk van 0.9 milligram per kilo lichaamsgewicht. Zonder leed biedt artikel 15 lid 4 Verordening de mogelijkheid om via een Uitvoeringsverordening van de Commissie het gebruik van specifieke chemische stoffen nader te reguleren, indien nieuw wetenschappelijk bewijs daar aanleiding toe geeft.

Hierdoor besluit de Commissie in maart 2014 op basis van het onderzoek van de EAV per Uitvoeringsverordening XX/2012 de toegestane hoeveelheid Propaan naar beneden te stellen. Daarnaast besluit zij op grond van een Zweeds onderzoek het gebruik van Propaan in de productie van frisdrankflessen volledig te verbieden. Als gevolg hiervan dienen producenten een nieuwe goedkeuringslicentie aan te vragen, conform de nieuwe toegestane waarden. De eventueel nog geldende licenties van producenten van frisdrankflessen worden met terugwerkende kracht ingetrokken.

De frisdrankflessenproducenten, binnen de Uniegrenzen in totaal acht, vertrouwen het angstige Zweedse onderzoek voor geen meter en willen de geldigheid van het besluit van de Commissie aanvechten.

In april 2014 dienen ze in een verzoek aan u om juridische raad. Hoe luidt uw advies aan de frisdrankflessenproducenten? Ga bij het beantwoorden van de vraag alleen in op de inhoudelijke elementen van de zaak(de toets ten gronde).

Vraag 9

Week 2, HC4, HV, paragraaf 2.4, blz. 204-219.

De Propaan-affaire heeft ook de wetgevende macht in Brussel wakker geschud. Er wordt geroepen om een nieuwe verordening, die de verschillende belangen beter tegemoet komt. Begin 2015 verschijnt er een nieuwe Verordening namelijk Verordening XX/2015 betreffende het gebruik van bepaalde chemische stoffen in plastic producten, met als rechtsgrondslag artikel 114 VWEU.

Het Comité van de Regio’s vind de nieuwe Verordening ridicuul omdat deze in de visie van het Comité idem betrekking heeft op de milieu-impact van de verwerking van deze plastic producten, en daarmee een milieumaatregel vormt. Het Comité is van mening dat artikel 192 VWEU de enige juiste rechtsgrondslag is en besluit de Verordening aan te vechten.

Wat is uw advies aan het Comité van de Regio’s? Laat de toets ten gronde achterwege, ga bij het beantwoorden van de vraag alleen in op de procedurele aspecten van de zaak.

Vraag 10

Week 3 en Week 4, HC6-9, HIV.

‘Van een aantal fundamentele vrijheden is de horizontale rechtstreekse werking verkeerd omdat het private partijen dwingt de door hen veroorzaakte belemmeringen van het vrije verkeer te rechtvaardigen met een dwingend vereiste van algemeen belang, terwijl private partijen niet in een positie zijn om het algemeen belang na te streven.’

Geef uw beredeneerde mening over de betreffende stelling. Het antwoord moet voor- en tegenargumenten bevatten. Maak gebruik van de theorie, Verdragsbepalingen en de jurisprudentie van het Hof bij het geven van uw antwoord.

Vraag 11

Week 1 en Week 2, HC1 en HC2, HIII, paragraaf 4.3 en 4.4, blz. 96-100.

‘De Raad ziet het Europees Parlement als tegenstrever ondanks het juridisch raamwerk voor interinstitutionele samenwerking, en in het bijzonder in het kader van de wetgevingsprocedures, in de Verdragen.’

Geef uw beredeneerde mening over de betreffende stelling. Maak gebruik van de theorie, Verdragsbepalingen en de jurisprudentie van het Hof bij het geven van uw antwoord.

Antwoordindicatie

Vraag 1

Week 5, HIV, paragraaf 2, blz. 127-130

De volgende elementen moeten bij de uitlegging van het begrip ‘onvoorwaardelijk’ behandeld worden: het is namelijk één van de voorwaarden voor rechtstreekse werking (Van Gend & Loos). Dit houdt in dat de uitvoerbaarheid van de EU-verplichting waarop beroep wordt gedaan niet afhankelijk is van de uitvoering van een andere verplichting. Francovich kan als voorbeeld worden genoemd, het Hof heeft hier bepaald dat de verplichting om niet betaalde salarissen te vergoeden in een richtlijn afhankelijk was van de benoeming van het bevoegde gezag die de betaling moest uitvoeren en van de samenstelling van het fonds waaruit de betaling moest plaatsvinden. Uit Van Duyn blijkt dat mits en tenzij clausules de onvoorwaardelijkheid van de verplichting niet aantasten.

Vraag 2

Week 7, HVIII, paragraaf 5, blz. 354-357

‘CoVo’ is een Concentratiecontroleverordening. Om het versterken of creëren van een machtpositie van een onderneming op de interne markt te voorkomen, introduceert de CoVo een ex ante stelsel voor de goedkeuring van overnames en fusies. Tevens moesten voor een correct antwoord, kort de volgende elementen besproken worden: procedure, inhoudelijke toets en werkingssfeer

Vraag 3

Week 5, HVII, paragraaf 3.3.1, blz. 268-271

Voor de uitleg van het begrip ‘maatregelen van gelijke werking’, afgekort MGW, moesten de volgende elementen worden behandeld. Namelijk een definitie conform Dassonville, er moest één voorbeeld worden gegeven van maatregelen die een directe belemmering opleveren of er moest een voorbeeld worden gegeven van een maatregel die indirecte effecten heeft, zoals Mickelsson en Roos, dit had een indirect effect op de import van waterscooters. Verkoopmodaliteiten zijn pas een MGW (Keck) als ze aan drie voorwaarden voldoen op basis van het arrest Gourmet of Familiapress. Gebruiksverboden vallen ook onder het begrip MGW blijkens het arrest Italiaanse Brommeraanhangwagens. En belemmeringen kunnen gerechtvaardigd worden op grond van art. 36 VWEU of heeft een dwingende vereiste van algemeen belang op basis van het arrest Cassis de Dijon.

Vraag 4

Week 3, HV, paragraaf 3.1, blz. 228-237

De volgende elementen bij de uitlegging van het begrip ‘zwakke schakel’ moesten behandeld worden: het gaat hier over nationale rechters en hun rol ten aanzien van het garanderen van de volle werking van het EU-recht. Ze moeten zich loyaal gedragen ten aan zien van het Europees recht krachtens artikel 4 lid 3 VEU. Het functioneren van de doorwerkingsmechanismen moeten in het bijzonder worden gegarandeerd net als de prejudiciële procedure uit art. 267 VWEU, wat een grote inspanning vraagt. De kans dat ze falen is werkelijk aanwezig, gezien de complexiteit van het EU-recht, het gebrek aan kennis en middelen, en het feit dat nationale rechters ambtenaren van de lidstaten blijven. Als gevolg hiervan zou het EU-recht zijn volle werking niet verkrijgen. Als voorbeeld diende Köbler diende in dit verband te worden. De zaken CILFIT, Costa/ENEL en Köbler laten ook zien dat het Hof coulant is met nationale rechters die een prejudiciële vraag niet stellen of verkeerd formuleren. Dit is om de samenwerking tussen het Hof en de nationale rechters te versterken.

Vraag 5

Week 5, arrest Servatius en art. 63, 56 en 49 VWEU, HC10.

Slimpie en Stomkie gaan de grens over naar een andere lidstaat. Zij ondervinden daar een belemmering die voortvloeit uit de handhaving van het bestemmingsplan. In deze casus maakt het bestemmingsplan het in eerste instantie onaantrekkelijk om in onroerend goed te investeren, dit levert een belemmering van het vrije verkeer van kapitaal op. (artikel 63, vgl. Servatius, r.o. 21).

Ook kan worden aangevoerd dat er een belemmering is van het vrije verkeer van burgers, omdat het onmogelijk is om permanent in het vakantiehuisje te wonen, dit maakt het onaantrekkelijk voor Slimpie en Stomkie om in een andere lidstaat te verblijven (art. 21 VWEU). Als u aantoont dat Slimpie en Stomkie naar Amusementië zijn gegaan om daar economisch actief te worden, dan was vrij verkeer van dienstverleners of vestigers ook goed gekeurd (art. 56 en 49 VWEU).

Vraag 6

Week 2, HC4, H5, paragraaf 2.3.1 blz. 196-197 en week 3, HC5

De nationale rechterlijke instantie ligt hier het meest voor de hand aangezien het hier gaat om optreden van een lidstaat. De bovengenoemde vrijheden zijn als voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk aangemerkt en kan hierdoor worden ingeroepen tegenover de burgemeester. Het is ook mogelijk dat Slimpie en Stomkie zich wenden tot de Commissie met het verzoek een verdragsschendingsprocedure te starten tegen Amusementië, hoewel de Commissie hier wel een discretionaire bevoegdheid heeft.

Vraag 7

Week 6, HC12, arrest Gebhard, Schnitzer en Säger. HVII, paragraaf 4.7 blz. 301-305

De vraag is in casu welke vrijheid in het geding is. Slimpie en Stomkie worden belemmerd om economisch actief te worden over de grens. Het vrije verkeer van goederen is niet van toepassing omdat de invoer van scooters of een ander goed niet belemmerd wordt.

Slimpie en Stomkie zijn zelfstandigen en hebben dus geen arbeidsrelatie. Hierdoor is het vrije verkeer van werknemers ook niet van toepassing. Of zij onder het vrije dienstenverkeer of de vrijheid van vestiging vallen dient vastgesteld te worden of de duurzaamheid waarmee de economische activiteit in een andere lidstaat wordt verricht te worden onderzocht. Zie het arrest Gebhard en Schnitzer r.o. 27, 28. De precieze afbakening is niet een exacte wetenschap en in casu lijkt de minimale infrastructuur die Slimpie en Stomkie in Amusementië hebben er op te wijzen dat het dienstenverkeer van toepassing is.

Nu moet de belemmering van de toepasselijke vrijheid worden vastgesteld. Dit betreft de belemmering van de nationale regels inzake de taalvaardigheid en het middenstandsdiploma. Als er geen wederzijdse erkenning is van de in de lidstaat van herkomst behaalde diploma’s dan kan dit een belemmering vormen. De certificaat van taalvaardigheid zal ook moeilijker te halen zijn voor een persoon die niet de taal spreekt en niet afkomstig is uit Amusementië.

Vervolgens moet worden gekeken naar de mogelijke objectieve rechtvaardiging van de belemmering, zie hiervoor het arrest Gebhard en Säger. Het doel van de maatregel, de evenredigheid van de maatregelen gelet op dit doel en de effecten op het vrije verkeer moeten in kaart worden gebracht. Het lijkt dat het verzekeren van een hoog niveau van dienstverlening in de toeristische sector de doelstelling is. Het vereiste inzake het middenstandsdiploma lijkt niet evenredig omdat in de toeristische sector doeltreffend en veel moet worden gecommuniceerd.

Vraag 8

Week 2, HC3, HIV paragraaf 4.3 t/m 4.3.2 blz. 142-143.

Er zal niet worden ingegaan op de ontvankelijkheid van het beroep omdat de vraag aangeeft dat het hier gaat om de inhoudelijke elementen van het beroep.

De producenten hebben een probleem met een optreden van één van de Europese instellingen. Secundair Europees recht kan nietig worden verklaard wegens strijd met hoger Europees recht, bestaande uit de Verdragen en de ongeschreven beginselen. In de casus lijkt het er op dat er een correcte rechtsgrondslag voor de Uitvoeringsverordening is en evenmin lijkt er sprake van misbruik van bevoegdheden.

Het lijkt eerder dat de basis voor het optreden onstabiel is terwijl de gevolgen van het optreden fors zijn. er moet verwezen worden naar de evenredigheid van de maatregel. Het evenredigheidsbeginsel, artikel 4 VEU, geldt voor alle optreden van de EU en komt erop neer dat het optreden van de EU effectief en geschikt moet zijn in het licht van de doelstelling, het gekozen middel mag niet verder mag gaan dan wat noodzakelijk is voor het bereiken van de doelstelling en de door de maatregel gediende doelstelling moet in een redelijke verhouding staan tot andere doelstellingen, evenredigheid strictu sensu.

Uit de basisverordening XX/2003 blijkt dat de doelstelling van de maatregel het verzekeren van een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid bij het tot stand brengen van een interne markt voor plastic producten is. De nieuwe maatregel lijkt gestoeld op niet-deugdelijk bewijs en heeft zeer verregaande gevolgen doordat de productielicenties met terugwerkende kracht worden ingetrokken. De basisverordening moet bijdragen aan de interne markt en streeft een hoog niveau van bescherming na respectievelijk Tabaksreclamerichtlijn. Hierdoor kan worden betwijfeld of de maatregel geschikt/effectief is, aangezien het aannemen van een extreem strenge maatregel zonder deugdelijk wetenschappelijk bewijs niet bijdraagt aan de interne markt en het is de vraag of het wel noemenswaardig bijdraagt aan de bescherming van de volksgezondheid. Dit geldt al helemaal voor de noodzakelijkheid en evenredigheid strictu sensu, waar met name de verregaande gevolgen, mede als gevolg van de terugwerkende kracht van de maatregel, voor de industrie moeten worden meegewogen.

Vraag 9

Week 2, HC4, HV, paragraaf 2.4, blz. 204-219.

Op grond van artikel 263, derde alinea, VWEU zal het Comité in beroep moeten gaan. De procedurele aspecten zien op de ontvankelijkheid van het beroep. Het Comité zal moeten aantonen dat het beroep is ingediend ter vrijwaring van de prerogatieven van het Comité omdat het Comité een semi-bevoorrecht beroepsrecht heeft.

Van het hier voorgaande is sprake nu de verschillende rechtsgrondslagen voorzien in verschillende besluitvormingsprocedures en aangezien artikel 114 VWEU alleen voorziet in een advies van het Economisch en Sociaal Comité, terwijl de door het Comité gewenste rechtsgrondslag, artikel 192 VWEU, voorschrijft dat ook het Comité van de Regio’s een advies uitbrengt. Indien artikel 192 VWEU als rechtsgrondslag zou zijn gebruikt dan zou dit de positie van het Comité in de besluitvormingsprocedure versterken, zodat haar prerogatieven worden beschermd.

De tijdigheid van het beroep betreft de laatste procedurele voorwaarde. Binnen twee maanden na de dag van bekendmaking van Vo. XX/2015 zal het beroep moeten worden ingesteld, artikel 263, zesde alinea VWEU.

Vraag 10

Week 3 en Week 4, HC6-9, HIV.

Uit Cassis de Dijon blijkt het dwingend vereiste van algemeen belang. Dit gaat over belangen die erkend worden als relevant door de Europese Unie bijvoorbeeld de belangen die benoemd zijn in artikelen 2 en 3 VEU, en die dus gesteund kunnen worden door nationale maatregelen van de lidstaten, ondanks het feit dat zulke nationale maatregelen een belemmering vormen voor de functionering van de interne markt. Milieubescherming is een dwingend vereiste van algemeen belang is, zo erkent het hof, zie bijvoorbeeld Deense Flessen. Daarnaast is ook consumentenbescherming een dwingend vereiste van algemeen belang zie als voorbeeld Mostaza Claro of Cassis de Dijon.

Van een aantal fundamentele vrijheden is de horizontale rechtstreekse werking toegestaan omdat het tot stand komen van een interne markt in gevaar zou worden gebracht, indien de opheffing van door de staten gestelde belemmeringen kon worden ontkracht door belemmeringen van privaatrechtelijke aard, zoals uitgelegd in Koch, r.o. 18 en Walrave.

Private partijen kunnen zich dus in het kader van het vrij verkeer van diensten en personen beroepen op verdragsbepalingen om belemmeringen van de export en import die voortvloeien uit handelingen van een private partij, zie Bosman voor personen, Koch en Walrave voor diensten en in mindere mate kon ook Gebhard gebruikt worden voor diensten en vestiging.

Alleen het secundaire recht kan horizontale rechtstreekse werking hebben ten aanzien van het vrij verkeer van goederen, zoals in Munoz met betrekking tot een Verordening. In Bosman, Koch en Walrave en in mindere mate ook Gebhard, ging de partij die de belemmering had gecreëerd zich beroepen op een dwingend vereiste van algemeen belang. Dit laat zien dat private partijen wel degelijk in staat zijn om zich te beroepen op een dwingend vereiste van algemeen belang.

Het verschil tussen private belangen en publieke belangen is uiteindelijk een kwestie van formulering. Deze zaken laten immers ook zien hoe moeilijk het is voor een particulier om te voldoen aan de eisen die het Hof stelt in het kader van de evenredigheidstoets. In Bosman, Koch en Walrave en in mindere mate ook Gebhard, sneuvelde de verdediging van de partij die zich had beroepen op het algemene belang omdat de belemmering niet voldeed aan een van de drie onderdelen van de evenredigheidstoets.

Er moest een logische conclusie geformuleerd worden op basis van het bovenstaande.

Vraag 11

Week 1 en Week 2, HC1 en HC2, HIII, paragraaf 4.3 en 4.4, blz. 96-100.

In artikel 13 lid 2 VEU is het juridisch raamwerk voor interinstitutionele samenwerking vastgelegd dat bepaalt dat de verschillende instellingen van de EU loyaal moeten samenwerken.

Door de taken van de EP, artikel 14 VEU te vergelijken met de taken van de Raad, artikel 16 VEU, wordt duidelijk dat ze in meerdere gevallen moeten samenwerken, in het bijzonder in het kader van de uitvoering van hun wetgevende taken. Er zijn twee soorten wetgevingsprocedures, artikel 289 VWEU. Namelijk de gewone wetgevingsprocedure welke gebaseerd is op medebeslissing. En de tweede is de bijzondere wetgevingsprocedures welke gebaseerd is op de raadpleging van het Europees Parlement, althans in de meeste van de gevallen, artikel 192 lid 2 VWEU.

Ondanks dat de Raad en het Europees Parlement vanuit een juridisch perspectief moeten samenwerken, artikel 13 lid 2 VEU en Zwartveld, laten de zaken Titaandioxide en de Bosbeschermingsverordening zien dat de Raad de toepasselijkheid van de medebeslissingsprocedure probeert te voorkomen. Dit kan worden verklaard doordat de Raad bestaat uit de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten terwijl in het Europees Parlement de vertegenwoordigers van de bevolking van de lidstaten zitten, artikelen 16 lid 2 en 14 lid 3 VEU.

Zelfs al zouden, juridisch gezien, de Raad en het Europees Parlement beide het Europese belang moeten nastreven, artikel 13 lid 1 VEU is het duidelijk dat ze in de praktijk twee conflicterende belangen vertegenwoordigen. De makers van de Verdragen hebben daarom bepaald dat in de tweede lezing bij de gewone wetgevingsprocedure er een lagere stemdrempel is in het Europees Parlement om akkoord te gaan met de gezamenlijk standpunt van de Raad in eerste lezing dan om het standpunt van de Raad te verwerpen, artikel 294 lid 7 VWEU.

Er moest een logische conclusie geformuleerd worden op basis van het bovenstaande.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Check more of topic:
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activities abroad, study fields and working areas:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2152