Internationaal Publiekrecht - UvA - B2 - Oefententamen 2006

Vragen

Vraag 1

Om elk signaal van ‘hooliganisme’ bij de UEFE Cup finale dit jaar in Eindhoven in een vroeg stadium te voorkomen heeft de politie besloten preventieve arrestaties uit te voeren. Zo werd ook een groepje Leidse studenten opgepakt, dat hun zustervereniging wilde bezoeken. De studenten hebben de nacht in een cel door moeten brengen en zijn de volgende ochtend met excuses weer op straat gezet. De zaak komt uiteindelijk bij de Nederlandse rechter, die zich geconfronteerd ziet met de vraag of deze arrestatie een schending is van artikel 9.1 van het IVBPR

Artikel 9

Een ieder heeft het recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag worden onderworpen aan willekeurige arrestatie of gevangenhouding. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve op wettige gronden en op wettige wijze.

a) Mag de rechter aan deze specifieke bepaling toetsen?

Stel dat tijdens het proces vast komt te staan dat Nederland een geldig voorbehoud heeft gemaakt op art 9.1 IVBPR, wat een beroep op de bepaling dus uitsluit. De advocaat van een van de studenten stelt dat artikel 9.1 IVBPR inmiddels de status van gewoonterecht heeft verkregen en concludeert dat Nederland derhalve nog steeds verbonden is aan de inhoud van de bepaling.

b) Indien u ervan uit gaat dat de conclusie van de advocaat correct is, is toetsing van het artikel 9.1 IVBPR door de rechter dan alsnog mogelijk?

Vraag 2

a) Rechtssubjectiviteit omvat verschillende bekwaamheden. Welke bekwaamheden kunt u onderscheiden en welk rechtssubject komt alle bekwaamheden toe?

b) Ook internationale organisaties kunnen rechtssubjectiviteit bezitten. In welke uitspraak van Internationale Gerechtshof werd erkend dat de VN rechtspersoonlijkheid bezit en welke theorie past het Hof hierbij toe? Leg uit wat deze theorie inhoud.

Vraag 3

Op 27 oktober 2005, even na middernacht, breekt in een cellencomplex in de buurt van luchthaven Schiphol brand uit. Elf mensen die vastgehouden worden in dat complex komen om. Nabestaanden van deze mensen proberen de Nederlandse staat voor de rechter te dagen wegens schending van het recht op leven, maar zelfs de hoogste Nederlandse rechter geeft hen geen gelijk.

a) Welke mogelijkheden zijn er voor de nabestaanden om binnen de internationale rechtsorde een individuele klacht in te dienen tegen Nederland? Kunnen deze mogelijkheden gelijktijdig worden bewandeld?

De Belgische regering overweegt ook een klacht in te dienen tegen Nederland wegens overtreding van haar internationaal-rechterlijke verplichtingen. Geen van de overledenen heeft een link met België.

b) Kan België desondanks een internationale statenklacht indienen tegen Nederland? Zo ja, waar? Aan welke voorwaarden moet dan zijn voldaan?

Vraag 4

Edouard Vill is in 2005 gekozen tot president van Torturia. Hij besluit de kerstdagen in Justicia door te brengen. Op de tweede dag van zijn verblijf, wordt hij gearresteerd en aangeklaagd wegens misdaden tegen de menselijkheid. Volgens de Justiciaanse Aanklager is Vill tijdens de burgeroorlog in zijn Torturia (1999-2003) betrokken geweest bij het folteren van politieke tegenstanders, met name van tegenstanders die behoorden tot de Justiciaanse minderheid in het land. Veel van deze etnische Justicianen bezitten tevens de nationaliteit van buurland Justicia.

a) Op grond van welke beginselen kan Justicia volgens het volkenrecht strafrechtelijke jurisdictie uitoefenen? Motiveer.

Torturia beweert dat Justicia zich schuldig maakt aan een schending van de internationale regels van immuniteit.

b) Op grond waarvan geniet Vill immuniteit en staat dit strafrechtelijke vervolging door Justicia tijdens het uitoefenen van zijn functie in de weg? Verwijs naar relevante rechtspraak.

c) Volgens het Internationaal Gerechtshof in de zaak Arrest Warrant (Democratic Republic of the Congo v. Belgium – 11 april 2000) leidt “immunity” van zittende staatshoofden niet per se tot “impunity”. Welke mogelijkheden noemt het Hof om de straffeloosheid in zaken zoals in casu te doorbreken

Vraag 5

De republiek Selenië wordt al jarenlang verscheurd door een burgeroorlog. Economische en politieke ongelijkheid tussen de Selenen en de Thalen heeft uiteindelijk geleid tot een gewapend conflict tussen beide bevolkingsgroepen, waardoor er een grote vluchtelingenstroom naar omringende landen heeft plaatsgevonden. Het buurland Thalonië stelt zicht op het standpunt dat de Seleense regering de Thaalse minderheid onderdrukt en internationaal recht schendt, doordat het inbreuk maakt op het verbod op het gebruik van geweld.

Ga bij de beantwoording van de vraag uit van het gegeven dat beide landen lid zijn van de VN.

a) Acht u dat Thalonië’s claim dat Seleni:e in casu het geweldsverbod zoals geformuleerd in het VN-Handvest heeft geschonden juist?

De vertegenwoordiger van Selenië in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties stelt dat dit een interne aangelegenheid is en benadrukt dat de VN-Veiligheisraad gehouden is dat te respecteren.

b) Op welk beginsel in het VN-handvest beroept de vertegenwoordiger zich?

c) Hoe beoordeelt u de stelling van Selenië dat de VN-Veiligheidsraad in casu niet bevoegd is om op te treden onder Hoofdstuk VII van het VN-Handvest?

Vraag 6

Het Engelse bedrijf “Special Paper Ltd.” handelt in speciale papiersoorten. Het bedrijf heeft op de Europese markt van kwalitatief hoogstaande papiersoorten een marktaandeel van 30%. De laatste tijd ondervinden zij veel hinder van het prijsbeleid van een nieuwkomer op deze Europese markt van papier, het Frans “S.A. Papier etcetera”. De Engels firma besluit dat er “toch maar eens gepraat moet worden met de Fransen”.

Niet lang daarna doet de situatie zich voor dat de Engelse firma en de Franse firma exact dezelfde verkoopprijs hanteren per gram papier.

a) Met welke EG-bepaling zou het gedrag van de Engelse en de Franse firma in strijd kunnen zijn? Beargumenteer waarom dit in deze casus het geval zou zijn.

De veel kleinere papierleverancier “Papapapier” signaleert deze ontwikkeling en kaart het aan bij de bevoegde autoriteit van de EG.

b) Bij welke instelling zou dat moeten gebeuren? Is deze instelling verplicht de klacht van “Papapapier” te onderzoeken? Leg uit.

Vraag 7

Het gaat niet zo goed met de oude baksteenindustrie in Gelderland. Veel van de mooie oude gebouwen dreigen ten prooi te vallen aan onkruid en verval. De Provincie Gelderland probeert het verval te voorkomen dor subsidies toe te kennen aan baksteenfabrieken, die op een gedeelte van de site voorzieningen uit willen bouwen ten behoeve van het aantrekken van bezoekers met een interesse in industriële archeologie. Daarbij denkt de Provincie bijvoorbeeld aan het inrichten van kleine musea die de opkomst en de ontwikkeling van de baksteenindustrie in de verf zetten. Deze voorzieningen moeten de baksteenfabrieken in staat stellen om aanvullende inkomsten te genereren, die het vervolgens weer mogelijk moet maken om de baksteenfabrieken desnoods in afgeslankte vorm in stand te houden en te onderhouden, waardoor de schoonheid van de gebouwen behouden blijft. De totale subsidie die de baksteenfabrieken kunnen ontvangen beloopt 60% van de aanlegkosten van de voorzieningen, met een maximum van €40.000,-. Daarnaast plaatst de Provincie borden langs de weg, waarin mogelijke bezoekers worden geattendeerd op het bestaan van de voorzieningen. De vier grote musea met specialisatie in industriële archeologie in Gelderland – die tot nog toe grote bezoekersaantallen aantrokken uit binnen- en buitenland – zien hun omzet plots dalen. De musea zijn in alle opzichten ondernemingen, die hun omzet nodig hebben om hun voort bestaan te verzekeren. Ze beraden zich op actie, te meer daar zij menen dat de steun aangemeld had moeten zijn bij de Europese Commissie.

a) Hoe zou uw advies aan de musea luiden? Ga in uw antwoord in op zowel de materiële als de procedurele aspecten van de zaak.

b) Zou uw antwoord anders luiden indien het maximale steunbedrag geen €40.000,- maar €400.000,- zou bedragen?

Vraag 8

Zie onderstaande richtlijn:

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 3 oktober 1989

betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de Lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteten

(89/552/EEG)
 

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 57, lid 2, en artikel 66 (oud),

(...)

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

(...)

Artikel 3

1.      Het staat de Lid-staten vrij, voor de onder hun bevoegdheden vallende televisie-omroeporganisaties strengere of meer gedetailleerde voorschriften vast te stellen op de gebieden die onder de onderhavige richtlijn vallen

2.      De Lid-staten zien er met passende middelen in het kader van hun wetgeving op toe dat de onder hun bevoegdheid vallende televisie-omroeporganisaties zich houden aan de bepalingen van deze richtlijn

(...)

 

Artikel 15

Televisiereclame voor alcoholhoudende dranken moet aan de volgende criteria voldoen:

a)      zij mag zich niet specifiek tot minderjarigen richten en mag in het bijzonder geen minderjarigen tonen die dit soort dranken gebruiken;

b)      zij mag geen verband leggen tussen alcohol gebruik en verbetering van fysieke prestaties en gemotoriseerd rijden;

c)      zij mag niet de indruk wekken dat alcoholgebruik bijdraagt aan sociale of seksuele successen;

d)      er mag niet in worden gesuggereerd dat alcoholhoudende dranken therapeutische kwaliteiten bezitten, dan wel stimulerende, kalmerend of spanningsreducerend effect hebben;

 

a) Welke vorm van harmonisatie is in artikel 3 van de richtlijn gebruikt?

b) Welke vorm van harmonisatie is in artikel 15 van de richtlijn gebruikt?

c) Zie het volgende citaat uit het Tedeschi arrest:

“Wanneer met toepassing van artikel 100 eeg-verdrag [huidig artikel 94] door communautaire richtlijnen wordt voorzien in de harmonisatie van de maatregelen die nodig zijn ter bescherming van de gezondheid van mens en dier, en gemeenschappelijke procedures worden ingesteld voor het toezicht op de naleving daarvan, is het beroep op artikel 6 [huidig artikel 30] niet meer gerechtvaardigd en vormt de harmonisatierichtlijn het kader waarbinnen de geëigende controles moeten worden uitgevoerd en de beschermende maatregelen moeten worden getroffen.”

Wat betekent dit “Tedeschi beginsel” voor de verhouding tussen de richtlijn en het verdrag?

d) Hoe werd dit “Tedeschi beginsel” toegepast door het Hof in het arrest DocMorris voor wat betreft het verbod op de postorderverkoop van medicijnen.

Antwoordindicatie

Vraag 1

a) Artikel 93

Bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, die naar haar inhoud een ieder kunnen verbinden, hebben verbindende kracht nadat zij zijn bekendgemaakt.

Op grond van artikel 93 GW mag de rechter direct toetsen aan het internationaal recht als:

1) het om verdragsrechtelijke bepaling gaat,

2) die ‘naar inhoud een ieder kan verbinden’

of dit in casu het geval is moet worden bepaald aan de hand van de intentie, inhoud van de bepaling en het (door de bepaling) beschermde belang. In casu wordt het individu een duidelijk omschreven recht gegeven het kan zonder nadere uitwerking in de nationale rechtsorde functioneren en heeft op grond van zowel intentie als inhoud dus rechtstreekse werking. Onder voorwaarde van voorafgaande bekendmaking luidt het antwoord dus ja.

b) Volgens de Hoge Raad kan uit artikel 94 W a contrario worden afgeleid, dat de weglating van de categorie gewoonterecht een bewuste keuze is geweest van de wetgever. Toetsing aan internationaal gewoonterecht is niet toegestaan wegens de onbepaaldheid van gewoonterecht (vaag en veranderlijk) en het democratisch gebrek (geen parlementaire controle, omzeilen wetgever). Nuygat en Bouterse. Aangezien de formulering van art. 93 GW dezelfde omissie kent en de Nederlandse regering door een expliciet voorbehoud te kennen heeft gegeven niet te willen worden gebonden, kan een tweeledig antwoord worden gegeven. Ja, gewoonterecht heeft immers gelding in de Nederlandse rechtsorde. Nee, Nederland is weliswaar gebonden aan internationaal gewoonterecht, maar het primaat ligt bij de wetgever. De wetgever bepaalt hoe hij deze gebondenheid geeft, en het is in principe niet aan de rechter om te oordelen of deze bepaling juist is.

Vraag 2

a)

5 bekwaamheden volgens Nollkaemper

  • Internationale rechtshandelingen kunnen verrichten, zoals verdragen sluiten

  • Internationale rechten kunnen hebben

  • Deze rechten op internationaal niveau kunnen afdwingen

  • Internationale plichten kunnen hebben

  • Op internationaal niveau aansprakelijk kunnen worden gesteldvoor schending van deze plichten

Alleen staten zijn rechtssubjecten met volledige rechtssubjectiviteit

b)Het gaat om het Reparation for injuries-advies uit 1949, waarbij he Hof de Verenigde Naties de bekwaamheid toekende om een internatioale claim in te dienen, ter vergoeding van de schade die de VN had geleden dor het omkomen van een gezant.

Het Hof paste daarbij de implied powers-theorie toe, omdat deze bekwaamheid niet uitdrukkelijk in het Handvest was opgenomen. Hierbij wordt gekeken naar de doelstellingen die wel in een oprichtingsverdrag staan en de functies die een internationale organisatie in de praktijk uitvoert.

Vraag 3

a) Nederland heeft het individueel klachtrecht erkend voor IVBPR (Optioneel protocol voor IVBPR) en EVRM (zie art. 34 EVRM, en Protocol 11).

Een klager die tevergeefs heeft geprocedeerd in Straatsburg (bij EHRM), kan het nogmaals proberen voor het Mensenrechtencomité. Maar niet tegelijkertijd. Zie artikel 5(2)(a) van het Operationeel Protocol van het IVBPR. Conclusie: tegelijkertijd kan niet, naderhand kan wel. Andersom (dus eerst via het Comité en dan EHRM, zie artikel 35 lid 2 EVRM) kan echter niet op straffe van niet-onvankelijkheid van de klacht bij het EHRM.

b) Voor het IVBPR: zie artikel 41 IVBPR. Het hangt dus er vanaf of Nederland en België een verklaring hebben ingediend waarin ze de bevoegdheid van het Mensenrechtencomité erkennen (artikel 41(1) IVBPR). Dat is voor beide landen het geval. Het mensenrechtencomité heeft pas bevoegdheid wanneer de procedure van artikel 41(1) IVBPR geen oplossing biedt, en wanneer de nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput (41(c) IVBPR).

Voor het EHRM: zie art, 33 EVRM. Bij het EVRM is geen verklaring nodig.

Conclusie: België kan bij beide instanties tegen Nederland een klacht indienen.

Vraag 4

a)        

  • passieve nationaliteitsbeginsel: enkelen van de slachtoffers van de misdrijven waarvan Vill wordt beschuldigd, hebben de Justiciaanse nationaliteit

  • Universaliteitsbeginsel: Vill wordt beschuldigd van ernstige misdrijven, waarvan de bestrijding de hele internationale gemeenschap aangaat. Op grond van dit beginsel kan iedere staat strafrechtelijke jurisdictie uitoefenen tegen deze misdrijven, zelfs als er geen aanknopingspunt aanwezig is in de vorm van dader/ slachtoffer/ territoir

b)        

  • Vill is een zittend staatshoofd. Zijn immuniteit is dus afgeleid van de staatsimmuniteit (welke is gebaseerd op de soevereine gelijkheid van staten: par inparem non habet imperium)

  • Een zittend staatshof geniet immuniteit ratione personae, een personele immuniteit die hem absolute immuniteit van rechtsprekende en uitvoerende jurisdictie verschaft in andere staten.

  • Deze strekt zich ook uit tot handelingen die hij heeft verricht voordat hij staatshoofd werd, zolang hij nog staatshoofd blijft.

  • Conclusie: Vervolging door Justicia niet mogelijk tijdens uitoefening functie. In de Arrest warrant zaak wordt door het Internationaal Gerechtshof bevestigd dat vervolging door een rechterlijk instantie in andere staat een inbreuk is op de immuniteit, tenzij er sprake is van het opheffen van de immuniteit door de zendstaat, of een vervolging voor handelingen die niet vallen onder de restimmuniteit ratione materiae na het neerleggen van zijn functie.

  •  

c)         Zie Arrest Warrant zaak rechtsoverweging 61:

  1. De regels van immuniteit bieden geen bescherming in het eigen land. Torturia zou tot strafrechtelijke vervolging kunnen overgaan.

  2. Het eigen land, ofwel zendstaat, kan besluiten de immuniteit op te heffen.

  3. Bij het neerleggen van zijn ambt,kan hij door de rechtelijke instantie van een andere staat worden vervolgd, mits zij een geldige grond voor jurisdictie kunnen inroepen en voor zover de handelingen niet vallen onder de restimmuniteit ratione materae

  4. Vervolging van een persoon die wordt beschermd door regels van immuniteit en die nog steeds in functie is , is mogelijk in geval van een internationaal straftribunaal, zoals het Internationaal te Den Haag

Vraag 5

a) Geweldsverbod art 2.4 VN Handvest. Richt zich tot staten en internationale organisaties. Niet tot intern geweldsgebruik door een staat tegen de bevolking of omgekeerd: enerzijds moet een rebellie worden onderdrukt, anderzijds moet een legitieme vrijheidsstrijd niet worden verboden.

b) Op beginsel van non-interventie, artikel 2.7 VN Handvest

c) De bevoegdheden van de Veiligheidsraad onder H VII, waar naar wordt verwezen, kunnen alleen worden ingeroepen als de Veiligheidsraad onder art 39 een vaststelling van vredesbreuk, agressie, of bedreiging vrede maakt. Dat is een discretionaire bevoegdheid. In de recente praktijk van de Veiligheidsraad worden ook interne situaties als bedreiging van de vrede gekwalificeerd. Dit niet alleen omdat de vluchtelingenstromen een destabiliserende werking op de regio kunnen hebben, maar ook de grootschalige mensenrechtenschendingen in zichzelf wordt als bedreiging van de vrede gekwalificeerd.

Conclusie: de bewering is incorrect. De Veiligheidsraad bepaalt uitsluitend zelf of er sprake is van vredesbreuk, agressie of bedreiging van vrede.

Vraag 6

a) Schending van art. 81 lid 1 EG:

1) Ondernemingen: arrest Höfner: zelfstandige uitoefening van een economische activiteit. : i.c. aan voldaan

2) Overeenkomsten, besluiten, of onderling afgestemde feitelijke gedraging

-overeenkomst: feitelijke wilsovereenkomst

-OAFG: = parallel gedrag, waaraan geen afspraak of plan aan ten grondslag ligt.

                        I.c. sprake van een (mondelinge) overeenkomst / OAFG

3) Strekking of effect is mededinging binnen de gemeenschappelijke markt te verhinderen, beperken of vervalsen: i.c. aan voldaan

4) Ongunstige invloed op tussenstaatse handel: Grundig/ Consten formule: met voldoende mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat de overeenkomst, al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel de tussenstaatse handel zodanig kan beïnvloeden dat de gemeenschappelijke markt in gevaar kan komen: i.c. aan voldaan

5) Uitzonderingen:

-> art. 81 lid 3 EG: ontheffingsmogelijkheid/vrijstelling

  • economische of technische meerwaarde

  • billijk aandeel van de voordelen komt aan anderen dan de ondernemer; en

  • evenredigheid; en

  • concurrentie mag nooit geheel worden uitgeschakeld

-> De Minimis bekendmaking

  • minder dan 10% gezamenlijk marktaandeel bij horizontale overeenkomsten

  • geen hardcore restrictie

i.c. niet aan voldaan

b)  Procedure: verordening 1/2003: Commissie bevoegd (art. 4). De commissie is verplicht een voor beroep vatbare reactie te geven, doch is niet verplicht de zaak inhoudelijk te beoordelen

Vraag 7

a) Is de subsidie staatssteun? Toets elementen art. 87 EG – ja

Is de bebording staatssteun? Toets elementen art. 87 EG – ja

Is de subsidie de minimus staatssteun? Toets voorwaarden de minimus staatssteun: €40.000 is minder dan €100.000, dus ja en geen meldingsplicht. Is de bebording de minimus staatssteun? Toets voorwaarden de minimus staatssteun: bedrag onbekend, maar zeker minder dar €100.000 dus ja en geen meldingsplicht

b) €400.000 is meer dan €100.000 dus geen de minimus en meldingsplicht

Vraag 8

a)      Artikel 3 is een vorm van minimumharmonisatie. Lidstaten krijgen expliciet het recht strengere normen te stellen dan in de richtlijn zijn opgenomen.

b)      Artikel 15 geeft een vorm van totale harmonisatie. Het artikel geeft de precieze norm waar lidstaten aan moeten voldoen, en laat geen verdere ruimte aan de lidstaten.

c)      Het Tedeschi beginsel houdt in dat daar waar een richtlijn de materie uitputtend regelt, de materie geheel wordt bepaald door de regels van de richtlijn en niet door de regels zoals bepaald in het verdrag. Pas als een punt niet, of niet geel wordt gedekt door de richtlijn, zoals bijvoorbeeld bij minimumharmonisatie of bij niet uitputtende harmonisatie, val je voor de Europeesrechtelijke beoordeling weer terug op de regels van jet verdrag. Ook kan dus geen beroep meer worden gedaan op de excepties van, onder andere, artikel 30.

d)      Wat betreft het postorderverbod op de verkoop van niet-geregistreerde medicijnen, daarvan besloot het Hof dat dit verbod uitvoering gaf aan de structuur zoals die was neergelegd in 2001/83 en dat de Duitse maatregel dus in overeenstemming was met het Europese recht. In lijn met het Tedeschi beginsel hoefde niet naar het verdrag gekeken worden aangezien de materie uitputtend werd behandeld door de richtlijn.

Wat betreft het Duitse verbod op de postorder verkoop van wel geregistreerde medicijnen welke alleen in apotheken verkocht mochten worden, begon het Hof begon met de vaststelling dat de vraag of dit postorderverbod in strijd was met het Europees recht niet volledig werd gedekt door de betreffende richtlijnen. Zowel de richtlijnen over medicijnen, als de richtlijnen over postorderverkoop lieten de lidstaten juist de ruimte om strengere maatregelen te nemen dan in de richtlijn voorzien. De postorderrichtlijn liet zelfs specifiek op het punt van regels voor de postorderverkoop van medicijnen ruimte aan lidstaten geen vrij-verkeers clausules die de onderhavige problematiek oplosten.

Om die reden werd teruggevallen op de bepalingen van het EG verdrag: of het Duitse verbod toelaatbaar was diende te worden vastgesteld aan de hand van de artikelen 28 en 30 van het verdrag.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activities abroad, study fields and working areas:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Submenu: Summaries & Activities
Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1520
Search a summary, study help or student organization