Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Internationaal Publiekrecht - UvA - B2 - Oefententamen 2012 (2)

Vragen

Vraag 1

Bevoegdheden van een internationale organisatie kunnen mede worden vastgesteld aan de hand van het leerstuk van “implied powers”. Leg uit wat dit leerstuk inhoudt.

Vraag 2

Leg uit op basis van welke criteria het beroepsorgaan van de Wereldhandelsorganisatie beoordeelt of een beroep op artikel XX GATT 1994 gerechtvaardigd is.

Vraag 3

Artikel 18 van het Europees Sociaal Handvest bepaalt:

De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen:

[...] 4. het recht van hun onderdanen om het land te verlaten ten einde op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partijen een op winst gerichte bezigheid uit te oefenen.

Leg uit of, in een geschil tussen een particulier en de staat, de Nederlandse rechter dezebepaling direct kan toepassen.

Vraag 4

Leg uit wat het verschil is tussen, enerzijds, een inmenging (of inbreuk) en, anderzijds, een schending van de rechten neergelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Stel: Op 1 mei 2011 wordt de Deense hoofdstad Kopenhagen opgeschrikt door een aanslag op regeringsgebouwen. Enkele tientallen ambtenaren en burgers verliezen daarbij het leven. De aanslagen worden opgeëist door de terreurgroepering El-Nemo, die strijdt voor een schoner milieu. Het is algemeen bekend dat El-Nemo opereert vanuit het eilandstaatje Nauru. De regering van Nauru treedt niet op tegen El-Nemo. De regering verklaart in een persconferentie dat het sympathie heeft voor de doelstellingen van El-Nemo.

Vraag 5

Leg uit welke internationale rechtsplicht Nauru mogelijk heeft geschonden door niet op te treden tegen de terreurgroepering El-Nemo.

Op 1 juni 2011 wordt er een nieuwe aanslag gepleegd in Kopenhagen en opnieuw eist El-Nemo de aanslag op. De regering van Nauru laat nu in een officiële reactie weten de doelstellingen van El-Nemo te onderschrijven en volledig achter de aanslagen te staan. De President van Nauru verklaart op de nationale televisie pas maatregelen te zullen nemen indien de Westerse wereld een alomvattend klimaatverdrag sluit waarmee de uitstoot van broeikasgassen drastisch zal worden teruggedrongen. ‘De aanslagen zijn uit onze naam gepleegd’, zo verklaart de president, ‘want de stijging van de zeespiegel bedreigt ons bestaan’. Op 4 juni 2011 grijpt Denemarken gewapend in op het grondgebied van Nauru en bombardeert het aan de kust gelegen gebouwencomplex waarin El-Nemo haar hoofdkwartier heeft.

Vraag 6

Beoordeel de stelling van de Deense regering dat haar militair optreden in Nauru een gerechtvaardigde vorm van zelfverdediging is onder het internationale recht.

El-Nemo laat onder meer via videoboodschappen nog steeds van zich horen en Denemarken vreest nieuwe aanslagen. Denemarken, als lidstaat, richt een verzoek aan zowel de NAVO als de VN om militair in grijpen in Nauru. In de Veiligheidsraad wordt vervolgens lang gesproken over een ontwerpresolutie die het gebruik van alle noodzakelijke middelen tegen El-Nemo en Nauru zou autoriseren teneinde de terreurdreiging weg te nemen. De resolutie wordt niet aangenomen, omdat China en Rusland hun veto uitspreken. Daarop besluit de NAVO wel in te grijpen. Op 1 juli 2011 vallen NAVO-troepen Nauru binnen. Ook Nederlandse grondtroepen worden ingezet. Binnen een dag wordt het bewind van Nauru verdreven en worden de leiders van El-Nemo opgepakt.

Vraag 7

Beoordeel de stelling van de Nederlandse regering dat de deelname aan de NAVO-missie gerechtvaardigd kan worden met een beroep op het recht op zelfverdediging ook al is

Nederland niet zelf aangevallen. Na de militaire inval verschijnen berichten in de internationale pers dat tientallen burgers bij de gevechten op Nauru om het leven zijn gekomen. De Algemene Vergadering van de VN geeft een commissie opdracht een onderzoek in te stellen. De onderzoekscommissie concludeert het volgende: ‘Bij de militaire aanval op Nauru zijn geen verboden wapens gebruikt. Wel staat vast dat op zijn minst 50 burgers om het leven zijn gekomen als direct gevolg van de gevechtshandelingen’.

Vraag 8

Leg uit welke twee beginselen van internationaal humanitair recht relevant zijn voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de gevechtshandelingen waarbij burgerslachtoffersvielen.

Stel: De buurlanden Agazië en Borgizië hebben al sinds mensenheugenis een geschil over de precieze loop van de landsgrens tussen beide landen. Regeringsvertegenwoordigers onderhandelen al jaren intensief om het geschil op te lossen. Agazië heeft al enkele malen voorgesteld om het geschil voor te leggen aan het Internationaal Gerechtshof (IGH) maar Borgizië stemt daar niet mee in. Tijdens een nieuwe onderhandelingsronde brengt Agazië het punt opnieuw te berde, de vertegenwoordiger van Borgizië reageert minder afhoudend dan gebruikelijk. Hij zegt dat indien er niet binnen afzienbare tijd een oplossing gevonden wordt, de gang naar het IGH inderdaad maar gemaakt moet worden. Agazië stelt vervolgens na enkele maanden dat het IGH op basis van deze afspraak, terug te vinden in de notulen van de betreffende vergadering, rechtsmacht over het geschil kan uitoefenen. Borgizië ontkent echter dat er voldoende rechtsbasis is voor rechtsmacht van het IGH en zegt dat de notulen geen bindende afspraken bevatten nu de vertegenwoordiger van Borgizië nooit de bedoeling heeft gehad om Borgizië te binden.

Vraag 9

a. Op welke grondslag voor uitoefening van rechtsmacht door het IGH beroept Agazië zich in deze casus?

b. Op basis van welke criteria zal het IGH vaststellen of het op die grondslag rechtsmacht kan uitoefenen?

Borgizië voert subsidiair aan dat volgens de Borgizische Grondwet het Parlement altijd moet instemmen voordat de regering bindende internationale afspraken kan maken, en dat het dus onder internationaal recht sowieso niet gebonden is aan een afspraak waarmee het Borgizische Parlement nog niet heeft ingestemd.

Vraag 10

Leg uit op welke rechtsregel van internationaal recht Borgizië zich beroept, en of dat beroep kansrijk is.

Stel dat het IGH concludeert dat het geen rechtsmacht heeft. Vervolgens legt Borgizië op 1 januari 2012 een Facultatieve verklaring af in de zin van artikel 36 lid 2 van het Statuut van het Internationaal Gerechtshof waarin het de rechtsmacht van het IGH zonder enig voorbehoud aanvaardt. Agazië heeft al op 23 januari 2006 een Facultatieve verklaring afgelegd waarin zij de jurisdictie van het Hof aanvaardt ten aanzien van alle geschillen over vraagstukken vaninternationaal recht die na die datum zullen rijzen. Agazië reageert opgetogen op de Borgizische verklaring: eindelijk dient zich de mogelijkheid aan Borgizië voor het IGH te slepen over de kwestie die de buurlanden al decennia lang splijt. Borgizië stelt echter dat het IGH nog altijd niet bevoegd is om zich over het geschil uit te spreken.

Vraag 11

Beoordeel of het IGH nu rechtsmacht kan vestigen over het geschil.

Stel dat Agazië en Borgizië hun grensgeschil eindelijk bijleggen en de loop van de grens vastleggen. Vervolgens scheidt één van de federale republieken in Agazië zich met instemming van de moederstaat af, en roept de nieuwe onafhankelijke staat Caldonië uit. De nieuwe machthebbers in Caldonië stellen ten eerste dat de nieuwe staat niet gebonden is aan enige internationale norm, met uitzondering van regels van jus cogens. Ten tweede stelt Caldonië niet gebonden te zijn aan het grensverdrag tussen Agazië en Borgizië in het bijzonder.

Vraag 12

Bespreek beide standpunten van Caldonië; heeft het land gelijk?

Vraag 13

In de Genocide zaak (Bosnië-Herzegovina v. Servië en Montenegro) stelde Bosnië-Herzegovina zich op het standpunt dat Servië “overall control” had uitgeoefend over de Bosnische Servische strijdkrachten op haar grondgebied. Leg in een goed gestructureerd betoog van ongeveer 250 woorden uit:

  • Wat het onderwerp van geschil was in deze zaak;
  • Waarom het Hof in plaats van de “overall control” standaard een andere standaardtoepast, en welke standaard dat is.

Antwoordindicatie

Vraag 1

In het Reparation for Injuries advies (1949) bepaalde het IGH dat IO’s die bevoegdheden hebben die, alhoewel niet expliciet toegekend, kunnen worden afgeleid uit de “necessary implication as being essential to the performance of its duties”. [Pagina 313 Jurisprudentiebundel] Zie ook het Legality of the Use by a State of Nuclear Weapons advies (1996) waarin het IGH bevestigde dat “The necessities of international life may point to the need for organizations, in order to achieve their objectives, to possess subsidiary powers which are not expressely provided for in the basic Instruments which govern their activities. It is generally accepted that international organizations can exrcise such powers, known as “implied” powers.’ [Para 25]. Dus de omstandigheden zijn dat een bepaalde bevoegdheid niet uitdrukkelijk door de lidstaten aan een IO is toegekend maar kan worden geïmpliceerd uit het feit dat ze noodzakelijk zijn om de doelstellingen en functies van de organisatie te bewerkstelligen. RN 206

Vraag 2

Artikel XX van de GATT bepaalt onder welke omstandigheden staten mogen afwijken van hun verplichtingen onder de GATT. Er is sprake van een dubbele toets. Allereerst moeten maatregelen in redelijkheid vallen onder één van de in artikel XX genoemde uitzonderingen. De maatregelen moeten onder sub a, b en d noodzakelijk zijn om die doelstellingen te bereiken, hetgeen wil zeggen dat er geen redelijke alternatieven zijn die minder ingrijpend zijn om de doelstellingen te bereiken (RN 487). Maatregelen onder sub c, e, f en g daarentegen moeten verband houden met of gericht zijn op het in die subparagraaf genoemde doel en, wat inhoud dat de maatregelen proportioneel moeten zijn ten opzichte van het doel. Ten tweede moeten uitzonderingsmaatregelen voldoen aan het chapeau dat bepaalt dat uitzonderingen geen middel mogen vormen van willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie of een verkapte handelsbeperking (RN 488). Bij de toepassing van het chapeau moet een belangenafweging gemaakt worden tussen de rechten van de andere lidstaten en het belang van het maken van een uitzondering. Een voorbeeld van hoe het beroepsorgaan deze criteria toepast bij artikel XX sub g is de Shrimp Turtle zaak.

Vraag 3

Ten eerste heeft de Hoge Raad in het Spoorwegstaking-arrest bepaald dat een bepaling rechtstreeks kan worden toegepast als deze naar de inhoud genomen voldoende duidelijk is om zonder nadere invulling in de nationale rechtsorde te functioneren. (RN 709) Hoewel de bepaling voldoende concreet lijkt om zonder nadere invulling toegepast te worden moet tevens worden opgemerkt dat de Nederlandse rechter van de meeste bepalingen van het ESH aanneemt dat deze niet voldoen aan de criteria voor rechtstreekse werking (RN 710). Ten tweede moet een bepaling inroepbaar zijn en aangezien het hier gaat om een bepaling die ziet op het recht van individuen (RN 713). Het noemen van General Comment No. 3 van het Comité inzake Sociale, Economische en Culturele rechten kan ook punten worden toegekend als goed wordt uitgelegd dat het Comité in zijn commentaar heeft toegelicht dat het verschil tussen burgerrechten en politieke rechten aan de ene kant en sociale, economische en culturele rechten aan de andere kant minder groot is dan soms wordt aangenomen en dat verschillende rechten in het IVESCR direct kunnen worden toegepast. De argumentatie van het Comité is ook relevant voor het ESH.

Vraag 4

Een inmenging kan gerechtvaardigd zijn, een schending niet. Sommige rechten zijn absoluut en moeten ten alle tijden worden gegarandeerd (RN 377). Veel burgerrechten en politieke rechten bevatten echter uitzonderingsclausules die het staten onder voorwaarden toestaat om een inbreuk te maken op deze rechten. Als niet aan deze voorwaarden is voldaan is er sprake van een schending.

Een antwoord dat beschrijft onder welke voorwaarden een inmenging op een niet-absoluut recht is toegestaan (legaliteitsbeginsel, legitiem doel, noodzakelijkheid in een democratische samenleving, waarbij de ‘pressing social need’ en proportionaliteit een rol spelen) kan ook punten opleveren.

Vraag 5

Due diligence-beginsel. De verplichting van staten om ervoor zorg te dragen dat handelingen van privépersonen die zich op hun grondgebied bevinden, geen schade toebrengen aan de rechten van andere staten (RN 115, 527, Corfu Channel) Het gaat hier om een zorgplicht. Dat wil zeggen dat staten die maatregelen moeten nemen die redelijkerwijs van hen verwacht kunnen worden.

Vraag 6

In de eerste plaats moet beoordeeld worden of de militaire acties gericht tegen de staat Nauru gerechtvaardigd zijn. In het bijzonder speelt de vraag, zie Armed Activities on the Territory of the Congo, of de gewapende aanval waartegen het recht op zelfverdediging wordt ingeroepen, kan worden toegerekend aan Nauru. Waarschijnlijk is dit het geval, vanwege de goedkeuring die Nauru achteraf gaf aan de aanslagen. Art 11 ILC-artikelen vereist voortoerekening dat i) een staat achteraf met de handeling instemt en ii) de staat de handeling omarmt als zijn eigen handeling (zie ook Tehran Hostage). Gelet op de verklaring van de President is waarschijnlijk aan beide voorwaarden voldaan. (Een gemotiveerd betoog dat de verklaring van de President daartoe onvoldoende is kan ook worden goed gerekend).

Vraag 7

Genoemd moet worden dat het recht op zelfverdediging ook collectief kan worden uitgeoefend: art. 51 VN-Handvest spreekt van individuele of collectieve zelfverdediging. Ten tweede is collectieve zelfverdediging alleen gerechtvaardigd indien het slachtoffer van de aanval een verzoek tot bijstand heeft gedaan (RN 435) Alternatief kan worden genoemd worden dat op basis van artikel 5 NAVO-verdrag een aanval op één van de lidstaten wordt beschouwd als een aanval op alle lidstaten en dat elk van de leden de aangevallen partij bij zal staan.

Vraag 8

Het onderscheid tussen combattanten en non-combattanten: in beginsel mag tegen non-combattanten geen geweld worden gebruikt. (RN 447) Proportionaliteit: ook indien militaire doelwitten worden aangevallen, dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van bijkomend verlies van mensenlevens. De militaire voordelen moeten dan worden afgewogen tegen de risico’s voor burgers (RN 448).

Vraag 9

a. Een overeenkomst (Compromis) tussen twee staten om een geschil gezamenlijk voor te leggen aan het IGH in de zin van artikel 36.1 Statuut van het IGH.

b. Het Hof zal moeten vaststellen of de notulen naar hun aard een bindende afspraak bevatten. De vorm van de overeenkomst is niet van belang, ook notulen kunnen naar hun inhoud en strekking een verdragstekst vormen als daaruit blijkt dat partijen de bedoeling hebben gehad zich te binden. Het Hof zal hiervoor naar de inhoud van de overeenkomst moeten kijken, alsmede naar de overige omstandigheden van het geval. Aegean Sea zaak para 96, para 107; Qatar/Bahrain zaak para 23, para 25.

Vraag 10

Artikel 46 van het Weens Verdragenverdrag bepaalt dat een staat een overschrijding van nationale bevoegdheden niet mag inroepen ter ongeldigverklaring van haar wilsinstemming om gebonden te worden tenzij die strijdigheid onmiskenbaar was en het een regel van fundamenteel belang van het nationale recht van die staat betrof. Strijdigheid is onmiskenbaar indien zij ‘bij objectieve beschouwing’ duidelijk is voor elke staat die zich te goeder trouw gedraagt en vereist dat de begrenzingen bekend zijn gemaakt. Staten worden echter niet geacht elkaars wet te kennen. (RN 303). Alhoewel het hier wel een regel van fundamenteel belang betreft (het gaat immers om een bepaling uit de Grondwet), kan deze niet aan Agazie worden tegengeworpen tenzij Agazie vooraf op de hoogte is gesteld van deze regel.

Vraag 11

Nee. Twee overlappende Facultatieve verklaringen geven het IGH inderdaad rechtsmacht, maar omdat voorbehouden bij deze verklaringen gelden op basis van wederkerigheid zal het IGH geen rechtsmacht kunnen vestigen. Borgizië zal zich kunnen beroepen op het voorbehoud van Agazië. Het geschil bestaat sinds “mensenheugenis” en splijt de buurlanden al decennia lang. Het conflict is dus niet pas na 23 januari 2006 gerezen. Interhandel zaak. (RN 630).

Vraag 12

1. Het standpunt dat nieuwe staten niet gebonden zijn aan internationaal recht tenzij het normen van jus cogens betreft, is niet juist. Het clean-slate beginsel geldt alleen voor verdragen, niet voor gewoonterecht. (RN 107).

2. Het standpunt dat Caldonië niet is gebonden aan het grensverdrag is ook niet juist. Grensverdragen zijn uitgesloten van het clean slate beginsel (RN 106-107).

Vraag 13

Bij wijze van modelantwoord hieronder een door een student geleverd antwoord waaraan de volle 10 punten zijn toegekend:

‘In de Genocidezaak stelt Bosnië-Herzegovina dat Servië en Montenegro aansprakelijk was voor de genocide in Srebrenica. Deze genocide was niet gepleegd door staatsorganen. Daarom spitste de vraag zich toe of Servië en Montenegro toch aansprakelijk was op grond van artikel 8 van de ILC: “Conduct directed or controlled by a State”. In de Nicaraguazaak van 1986 was ‘effective control’ het criterium dat bewezen moest worden. In de praktijk houdt dat in dat in elke specifieke actie ofwel instructies of aanwijzingen door de staat moesten zijn gegeven, ofwel de staat moest steeds effectieve controle hebben gehad. Bosnië-Herzegovina beriep zich echter op de standaard van ‘overall control’, die was gebruikt in de Tadic-zaak (1999). Het verschil is dat in dat geval volstaat om aan te tonen dat alleen de gehele operatie werd geleid door de beschuldigde staat, en niet iedere onderliggende activiteit die het internationale recht schond. Het hof is echter van mening dat het ‘effective control’ criterium moet worden toegepast en niet het overall control criterium. De reden daarvoor is dat het internationale publiekrecht het principe hanteert dat iedere staat verantwoordelijk is voor haar eigen gedrag, oftewel gedrag van personen die namens haar handelen. Dat zijn dus ofwel haar organen ofwel mensen die volledig afhankelijk van haar zijn en/of haar instructies opvolgen. Het criterium van overall control laat ruimte voor activiteiten die niet door de staat werden goedgekeurd of gewenst maar toch aan haar worden toegerekend. Daarmee wordt de aansprakelijkheid van de staat verder opgerekt dan het beginsel van aansprakelijkheid voor eigen gedrag toelaat. Het overall control- criterium past daarom niet in het internationale publiekrecht, en het strenge effective control criterium wel. Zo blijft de verbinding tussen gedrag en verantwoordelijkheid die noodzakelijk is gewaarborgd.’

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Statistics
1392