Internationaal Publiekrecht - UvA - B2 - Oefenmaterialen
- 1135 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
A-Deel. (70 punten, 7 punten per goed antwoord). U dient de vragen in het A-deel te beantwoorden in maximaal 7 regels.
In het Handboek onderscheidt Nollkaemper vier typen van algemene rechtsbeginselen. Noem twee typen en geef van beide een voorbeeld.
Het deel van het internationaal publiekrecht dat voornamelijk is gericht op het vreedzaam naast elkaar laten bestaan van onafhankelijke staten wordt ook wel aangeduid als het ‘recht van co-existentie’. Naast het recht van co-existentie hebben zich twee andere vormen van internationaal publiekrecht ontwikkeld. Noem deze twee vormen en leg kort uit wat ermee wordt bedoeld.
Welke twee eisen worden gesteld aan statenpraktijk om tot de vorming van een regel van gewoonterecht te kunnen leiden?
Geef een voorbeeld van een gesloten algemene internationale organisatie en van een open specifieke internationale organisatie en licht kort toe.
De rivier Rhyna stroomt door het grondgebied van de staten Westerië en Mordoristan. Op 1 februari 2009 sluiten Westerië en Mordoristan een verdrag waarin zij afspreken om nader gespecifieerde industriële activiteiten in en rondom de rivier Rhyna te beperken met het oog op milieubescherming. Zij komen overeen dat dit verdrag per direct in werking treedt. Drie jaar na de inwerkingtreding van het verdrag zijn er verkiezingen in Westerië en komt een nieuwe politieke partij aan de macht die er denkbeelden op nahoudt die fundamenteel verschillen van de denkbeelden van de partij die aan de macht was ten tijde van het sluiten van het Verdrag in 2009. Binnen de nieuwe regeringspartij klinken geluiden die roepen om de eenzijdige beëindiging van het verdrag met Mordoristan.
Aan welke voorwaarden moet Westerië voldoen om een succesvol beroep te kunnen doen op een wezenlijke verandering van omstandigheden voor de eenzijdige beëindiging van het verdrag met Mordoristan?
Wat is het verschil tussen nietigheid van een verdrag en vernietigbaarheid van instemming bij een verdrag? Geef een in het Weens Verdragenverdrag voorziene grond voor nietigheid van een verdrag en een voor vernietigbaarheid van instemming.
Geef drie typen van eenzijdige handelingen die tot rechtsgevolgen kunnen leiden.
Aan de hand van welke criteria kan worden beoordeeld of een samenwerkingsverband van twee of meer staten moet worden aangemerkt als een internationale organisatie met eigen rechtssubjectiviteit?
In welke twee onbetwiste gevallen heeft een bevolkingsgroep recht op externe zelfbeschikking?
Op grond van welke criteria moet worden beoordeeld of Palestina een staat is onder internationaal recht?
B-deel (30 punten)
NRC 11 oktober 2013
Het Noorse Nobelcomité in Oslo maakt bekend dat de OPCW de prijs krijgt ‘voor haar uitvoerige inspanningen om chemische wapens te elimineren’. De Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons houdt sinds 1997 toezicht op de naleving van de Conventie tegen Chemische Wapens (CWC) uit 1993 en is gevestigd in Den Haag. [...] Het Nobelcomité stelde: ‘Recente gebeurtenissen in Syrië, waar chemische wapens opnieuw zijn gebruikt, onderstrepen de noodzaak om de inspanningen om zulke wapens af te schaffen te versterken.’ De OPCW ziet toe op de naleving van de Chemical Weapons Convention. In de preambule van deze Conventie staat onder andere The States Parties to this Convention [are], Determined for the sake of all mankind, to exclude completely the possibility of the use of chemical weapons, through the implementation of the provisions of this Convention, thereby complementing the obligations assumed under the Geneva Protocol of 1925, … Convinced that the complete and effective prohibition of the development, production, acquisition, stockpiling, retention, transfer and use of chemical weapons, and their destruction, represent a necessary step towards the achievement of these common objectives, In Artikel VII staat het volgende over de OPCW:
1. The States Parties to this Convention hereby establish the Organization for the Prohibition of Chemical Weapons to achieve the object and purpose of this Convention, to ensure the implementation of its provisions, including those for international verification of compliance with it, and to provide a forum for consultation and cooperation among States Parties.
Niet alle handelingen die de OPCW inspecteurs op hun missie in Syrië hebben verricht, gaan terug op expliciete bevoegdheden die in het oprichtingsverdrag aan de Organisatie zijn toegekend. Onder welke voorwaarden kunnen deze handelingen toch als vallend binnen de bevoegdheden van de Organisatie worden beschouwd? (8 punten)
Stel : de OPCW stelt een uitgebreid handboek op met gedetailleerde bijschrijvingen van statenpraktijk ten aanzien van het gebruik van chemische wapens. Hieruit blijkt dat het aantal staten dat nu nog over chemische wapens beschikt op één hand te tellen is maar niet van plan is de wapens in te leveren. Deze staten waarderen het afschrikwekkende effect van de wapens. De staten die geen chemische wapens bezitten blijken veelal openlijk te verklaren tegen het bezit en gebruik van chemische wapens te zijn. Kan uit dit rapport worden afgeleid dat er een gewoonterechtelijk verbod op het bezit en gebruik van chemische wapens is ontstaan? (15 punten)
Stel : de OPCW wenst bij te dragen aan een gunstiger sociaal-politiek klimaat in staten die kwetsbaar zijn voor gewapende conflicten, en beoogt partij te worden bij een multilateraal, wereldwijd verdrag ter bevordering van de voedselveiligheid. De juridische dienst van de OPCW vraagt u om volkenrechtelijk advies: kan de Organisatie zich rechtmatig aan dit verdrag verbinden? (7 punten)
De vier typen zijn:
1) beginselen die inherent kunnen worden geacht aan het concept ‘recht’ (goede trouw, billijkheid en het beginsel dat schending leidt tot aansprakelijkheid);
2) beginselen die behoren tot algemene concepties van rechtvaardigheid (algemeen beginsel van rechtvaardigheid);
3) beginselen die gemeenschappelijk zijn aan nationale rechtssystemen en als het ware worden overgenomen (nullum crimen sine lege);
4) algemene beginselen van internationaal recht (het beginsel dat staten hun grondgebied niet mogen laten gebruiken voor handelingen die in strijd zijn met de rechten van andere staten, principle of freedom of maritime communication) (RN 261-265).
NB. Waar billijkheid genoemd is, is soepel nagekeken, aangezien studenten zouden kunnen denken dat het boek in RN 266 billijkheid als een apart ‘type’ rechtsbeginselen onderscheidt (wat, indien men goed leest, niet het geval is).
Het ‘ recht van samenwerking’ , dat zich kenmerkt zich door een actieve samenwerking tussen staten, en in het ‘ recht van integratie’ , waarin de bescherming en uitvoering van publieke taken ten dele georganiseerd worden op bovennationaal niveau (randnummer (RN) handboek 27).
Statenpraktijk moet omvangrijk (extensive) en vrijwel uniform (virtually uniform) zijn, alsdus het Internationaal Gerechtshof in de North Sea Continental Shelf Case (RN 233). Ook goed: verwijzing naar Nicaragua par. 186. Gemaakte vergissingen:
NB. De vraag verwijst duidelijk naar de eisen voor statenpraktijk: niet naar de eisen voor de vorming van gewoonterecht! Hier ‘statenpraktijk + opinio juris’ noemen is dus echt fout.
NB. “Vrijwel uniform” is een wezenlijk ander criterium dan “uniform”. Het punt van deze uitspraak is nu juist dat de statenpraktijk niet 100% uniform hoeft te zijn.
NB. Het niet noemen van een bron.
Een gesloten algemene: de Europese Unie (lidmaatschap is beperkt tot staten in Europa, maar haar functie is algemeen).
Open specifieke: Wereld Handels Organisatie (lidmaatschap is open, maar functie is beperkt) (RN 196).
Gemaakte vergissingen:
N.B. Open/gesloten algemeen/specifiek voorbeelden regelmatig onjuist (zoals VN specifiek met toelichting vrede & veiligheid, terwijl het boek (artikel 1 VN Handvest) ook andere doelstellingen noemt (RN 181)).
Voor een succesvol beroep op een fundamentele verandering van omstandigheden moeten de gewijzigde omstandigheden waar men zich op beroept onvoorzien zijn en een wezenlijke grond hebben gevormd voor Westerië om in te stemmen met het verdrag. Ook moet de verandering tot gevolg hebben dat de strekking van de krachtens het verdrag nog na te komen verplichtingen fundamenteel wordt gewijzigd . Artikel 62 Verdragenverdrag en Gabcíkovo-Nagymaros par. 104 (RN 336).
Gemaakte vergissingen:
N.B. Het meest miste dat het niet het resultaat mag zijn van een eigen schending; bovendien wordt praktisch nooit genoemd dat het WVV internationaal gewoonterecht is (en vandaar niet van belang of staten in casu partij).
NB. Ook wordt er weleens verwezen naar dat het nadelig moet zijn, maar dat is in de Gabcíkovo-Nagymaros zaak enkel genoemd in verband met het radicaal wijzigen van de verplichtingen.
NB. Het niet noemen van een bron.
Nietigheid van een verdrag is van rechtswege en een automatisch gevolg van een bepaalde omstandigheid. Bijvoorbeeld wanneer een verdrag in strijd is met jus cogens (Art. 53 WVV), bedreiging met of gebruik van gebruik van geweld tegen een staat (Art. 52 WVV). Vernietigbaarheid is niet van rechtswege en kan, maar hoeft niet, ingeroepen worden, wanneer instemming gegeven is in strijd met nationaal recht (Art. 46 WVV), of wanneer eer dwaling, fraude, corruptie van een vertegenwoordiger plaatsgevonden heeft (Art. 48-50).
NB. DWANG van een vertegenwoordiger (Art. 51) leidt tot NIETIGheid van de instemming, dus is een derde categorie – waar strikt genomen niet naar wordt gevraagd.
De WVV artikelen op een rijtje:
46 nationaal recht – vernietigbaarheid instemming: als in strijd met nationaal recht niet tenzij manifest en regel van fundamenteel belang;
47 beperking volmacht – vernietigbaarheid instemming: als in strijd met specifieke beperking mandaat niet tenzij andere staten op de hoogte;
48 dwaling – vernietigbaarheid instemming: als error indertijd essentiële basis instemming en niet zelf deel aan error of enkel tekstueel;
49 bedrog – vernietigbaarheid instemming: als fraude door andere staat;
50 corruptie – vernietigbaarheid instemming: als corruptie door andere staat;
51 dwang vertegenwoordiger – nietigheid instemming: wordt niet naar gevraagd;
52 dwang staat – nietigheid verdrag als dreiging met of gebruik van geweld;
53 jus cogens – nietigheid verdrag als in strijd met dwingend recht;
64 nieuw jus cogens – nietigheid verdrag als in strijd daarmee.
Gemaakte vergissingen:
NB. Artikel 69 WVV spreekt over nietig verdrag ook indien ingeroepen vernietigbaarheid, leidt regelmatig tot (verdere) verwarring (terminologie).
Feitelijke handelingen, aanvaarding, erkenning, berusting, protest en toezeggingen (RN 267 en uitgewerkt in 268-272.)
NB. De eenzijdige beëindiging van een verdrag op grond van artikel 62 WVV is goed gerekend, hoewel dit strikt genomen geen ‘type’ eenzijdige rechtshandeling is.
Gemaakte vergissingen en goed gekeurde afwijkingen:
NB. Vaak geven studenten ‘verklaring’ als antwoord. Een losse verklaring is toch echt wat anders dan een toezegging. Het is allesbehalve zo dat elke verklaring tot rechtsgevolgen leidt. Maar indien uit het antwoord kan afleiden dat de student bedoelt: een verklaring kan onder bepaalde voorwaarden (zie Nuclear tests) tot binding leiden, dan is dit goedgekeurd.
NB. ‘Protest’ wordt vaak als ‘bezwaar maken’, ‘tegenstand’ of ‘afwijzing’ opgeschreven. Dat is allemaal goed gerekend.
NB. ‘Aanvaarding’ is fout, wanneer verwezen wordt naar aanvaarding als bedoeld in artikel 9 van het WVV.
Dat is immers een ander type ‘aanvaarding’ dan de ‘aanvaarding’ die bedoeld wordt met het type eenzijdige rechtshandelingen (zie RN 273).
Allereerst moeten de staten die de organisatie oprichten de intentie hebben om een ‘ zelfstandig samenwerkingsverband’ (niet alleen: ‘samenwerkingsverband’) te creëren, los van de staten zelf. Verder moet de organisatie de haar toegekende functies en rechten ook feitelijk / daadwerkelijk uitoefenen. Beide criteria worden genoemd in Reparation for Injuries (passage op p. 327 jurisprudentiebundel) (RN 193).
Gemaakte vergissingen:
NB. In antwoorden wordt a. het zijn van een organisatie en b. rechtssubjectiviteit regelmatig door elkaar gebruikt. Echter, als iets reëel en coherent is opgeschreven, worden er (niet de volle hoeveelheid) punten voor gegeven.
NB. Het verrichten van rechtshandelingen, het aansprakelijk kunnen stellen en gesteld worden – strikt genomen zijn dit gevolgen van rechtssubjectiviteit, niet criteria! De frase “which can only be explained” verwijst ook meer naar ‘indicatoren’ van rechtspersoonlijkheid dan naar de criteria voor het oprichten van een IO met RP.
NB. Belangrijk is dat de lidstaten de IO hebben opgericht met de intentie een zelfstandige entiteit in het leven te roepen. Met andere woorden: de ‘bedoeling’ is die van de oprichtende staten, niet van de organisatie zelf!
NB. Het tweede criterium ziet er niet op dat “IOs deze taken ook daadwerkelijk KUNNEN uitoefenen’. Dan was het hetzelfde als abstracte rechtsbekwaamheid. Het ziet erop of “IOs deze taken ook daadwerkelijk
UITOEFENEN’.
NB. Het specialiteitsbeginsel heeft met deze vraag niets te maken, evenmin als het implied powers leerstuk.
NB. Erkenning enz. is discours dat betrekking heeft op het ontstaan van staten, niet organisaties.
NB. Intention to be bound, en wilsovereenstemming en binding van de staten zijn begrippen die horen bij een ander discours: nl het verdragenrecht. Dit gaat niet over verdragenrecht.
NB. “Functionele soevereiniteit” van een IO bestaat niet. “Geïmpliceerde rechtssubjectiviteit” ook niet (een implied power is iets anders).
NB. Het niet noemen van een bron.
Er zijn twee mogelijkheden:
Voormalige koloniën hebben per definitie een recht op externe zelfbeschikking (Québec par. 131 en par. 132).
Niet-koloniale volken hebben dit wanneer zij onderworpen worden aan vreemde overheersing (Québec par. 131 en par. 133).
Mogelijke toevoeging (mits betwiste karakter genoemd): Ten derde is wel aangevoerd dat een volk zelfbeschikking recht heeft als ultimum remedium wanneer interne zelfbeschikking geen kans van slagen heeft. Deze leer is niet onbetwist (RN 99-102).
Gemaakte vergissingen:
NB. (Vaak op grond van Québec par. 136 of op grond van Katangese Peoples’ Congress) de derde, betwiste mogelijkheid noemen als een van de twee onbetwiste mogelijkheden.
NB. Mensenrechtenschendingen en/of genocide noemen als onbetwist geval.
NB. Alleen onderdrukking noemen en geen verwijzing naar par. 133. Enkele onderdrukking is niet voldoende (het moet gaan om onderdrukking door een vreemde mogendheid (“alien subjugation, domination or exploitation”). Echter, als iets reëel en coherent is opgeschreven, worden er (niet de volle hoeveelheid) punten voor gegeven.
NB. Het niet noemen van een bron.
Ten eerste moet gekeken worden naar de Montevideo criteria : is er een territoir, bevolking en effectief gezag en is de entiteit in staat betrekkingen aan te gaan met andere staten ?
Ten tweede kan gekeken worden naar de aanvullende criteria van effectiviteit, legaliteit en erkenning (RN 84-98).
Gemaakte vergissingen:
NB. Het enkel noemen van de aanvullende criteria (en niet de Montevideo criteria).
NB. Het niet noemen van een bron (Montevideo of Repoeblik Maloekoe Selatan).
1. uiteenzetten art. 51+ de problematiek;
2. de positie van het Hof;
3. de kritiek daarop.
1. Deze zaak betreft het recht op zelfverdediging, gecodificeerd in art. 51 VN Handvest. Dit recht is een van de uitzonderingen op het internationaal geweldsverbod (art. 2 lid 4 VN Handvest). Een beroep op art. 51 VN Handvest is alleen mogelijk indien er een gewapende aanval is geweest vanuit een andere staat.
2. In casu is het de vraag of de ‘gewapende aanval’ afkomstig is van Congo. In het bijzonder is de vraag of de acties van de ADF kunnen worden toegerekend aan Congo. Het IGH oordeelt dat dit niet het geval is (par. 146). Het is dus niet mogelijk voor Uganda om hun gebruik van geweld te rechtvaardigen met een beroep op zelfverdediging (para 147).
3. De rest van het stuk is het uiteenzetten van de kritiek op het standpunt van het hof. Hierin heeft de student relatief veel vrijheid. Belangrijk was een helder betoog, bijvoorbeeld met verwijzing naar het ‘due diligence’ beginsel (Corfu- Channel zaak), of de ‘effective control’ doctrine van het IGH.
LET OP: de vraag is niet 'wat is uw mening', maar wat is naar uw mening de mogelijke kritiek. Het is dus niet voldoende om uitteleggen waarom je het wel eens bent met het Hof.
Een organisatie heeft naast expliciete bevoegdheden ook impliciete bevoegdheden , die zij geacht wordt te bezitten als zij nodig zijn/essentieel zijn/noodzakelijk zijn voor de vervulling van taken en doelstellingen die wel expliciet in het oprichtingsverdrag zijn opgenomen . Zie Reparation for Injuries en/of Legality of the Use or Threat of Nuclear Weapons (WHO), par. 25 (RN 206).
Gemaakte vergissingen:
NB. Het enkel verwijzen naar impliciete bevoegdheden, zonder uit te leggen wat de beperkingen daarvan zijn (essentieel/noodzakelijk voor uitoefening expliciete bevoegdheden).
NB. Het enkel noemen van praktijk van uitoefening van die bevoegdheden door de IO en geen verzet van staten.
NB. Het niet noemen van implied powers/geïmpliceerde bevoegdheden/bevoegdheden die geïmpliceerd zijn.
NB. Het niet noemen van een bron.
Hiervoor is van belang of het rapport blijk geeft van statenpraktijk en opinio juris . (RN 232-238) Zoals bepaald in de North Sea Continental Shelf Case par. 73, moet de statenpraktijk in ieder geval de praktijk van de ‘specially affected states’ bevatten (RN 234). Dit zijn de staten die wel over chemische wapens bezitten, en in deze casus zijn die niet bereid die wapens op te geven. Zoals in de Nuclear Weapons Advisory Opinion (GA), par. 64-73, is vastgesteld kan het feit dat een aantal staten de gewraakte wapens nog heeft en de mogelijkheid ze te gebruiken openhoud de vorming van gewoonterecht blokkeren (RN 236). De verklaringen van de andere staten, de have-nots, doet daar niet aan af. Er is dus geen sprake van gewoonterecht.
Gemaakte vergissingen:
NB. Het niet noemen van een bron.
(RN 204): een organisatie
Het gaat hier om het specialiteitsbeginsel heeft uitsluitend bevoegdheden verbonden aan het doel waarvoor de organisatie is opgericht . Zie ook de Nuclear Weapons Advisory Opinion (WHO) par. 19/25 (RN 206). De OPCW kan zich dus niet verbinden aan een verdrag dat ziet op voedselveiligheid, aangezien dit niet voldoende verbonden is met de doelstelling van chemische wapens uitbannen.
Deze bundel bevat oefententamens bij het vak Internationaal Publiekrecht aan de Universiteit van Amsterdam.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1526 | 1 |
dwfd rs.hiemstra@xs4... contributed on 20-03-2018 17:26
asda
Add new contribution