Strafrecht 2: College aantekeningen - Rechten RUG B2
- 1516 keer gelezen
Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?
Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?
Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?
Geen sprake van recente ontwikkelingen.
Wat is belangrijk voor het tentamen?
- Eerst kijken naar de overtreding, kan de verboden gedraging aan X worden toegerekend?
- Vervolgens kijken of je te maken hebt met een natuurlijk- (ijzerdraadarrest) of rechtspersoon (drijfmestarrest)?
Art. 47 Sr.: als daders van een strafbaar feit worden gestraft:
zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen
zij die door giften, beloften, … het feit opzettelijk uitlokken.
Art. 48 Sr.: als medeplichtigen van een misdrijf worden gestraft:
zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf
zij die opzettelijk gelegenheid, … verschaffen tot het plegen van het misdrijf
Onder daderschap wordt dus verstaan: plegen, doen plegen, medeplegen en uitlokken.
Sinds 1886 kennen we fysieke en functionele daderschap:
Functionele dader (pleger): een ander dandegene die fysiek de verboden gedraging verricht is pleger en heeft dus (functioneel) de delictsgedraging verricht.
Delictsgedraging verkopen (uitvoeren bijvoorbeeld) hoeft niet alleen fysiek te worden geïnterpreteerd, maar kan ook “functioneel” worden geïnterpreteerd.
De vraag hierbij is wanneer je kan spreken van ‘functioneel verkopen/uitvoeren/etc.’
Vaak wordt die vraag geformuleerd als: Wanneer kan de fysieke gedraging worden ‘toegerekend’?
IJzerdraar arrest
‘Handelingen zijn slechts dan aan te merken als gedragingen van verd., indien verd. erover vermocht te beschikken, of die handelingen al dan niet plaatsvonden, en deze behoorden tot de zodanige, welker plaatsvinden blijkens den loop van zaken door verd. werd aanvaard of placht te worden aanvaard’ => hij vermocht erover beschikken of die handelingen al dan niet zouden plaatsvinden (hij moet het dus voor het zeggen hebben over het plaatsvinden van de verboden gedraging. Dit veronderstelt min of meer een hiërarchische verhouding tussen functionele dader en fysieke dader)
...en hij moet ze hebben aanvaard.
Aanvaarden kan zijn: direct de opdracht geven tot de verboden gedraging, of nalaten in te grijpen wetende dat …, dus er zit een zekere vorm van opzet in.
Maar het kan ook zijn: ‘niet betrachten van de zorg die in redelijkheid kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging (Drijfmestarrest)
Zoals het niet instrueren van werknemers omtrent de toepasselijke regelgeving
Of het wel instrueren maar niet controleren, etc.
Deze vorm van aanvaarden bevat geen opzet.
Verhouding tussen aanvaarden en avas
Onder aanvaarden is dus begrepen: het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging. Wat is dan de verhouding tot AVAS in de zin van maximale zorg te hebben betracht?
Bij functioneel daderschap is een avas-verweer geen strafuitsluitingsgrond maar een bewijsverweer
Waar speelt de vraag van daderschap in art. 350 Sv?
Boer wordt tll dat hij aangelengde melk als volle melk heeft afgeleverd. Bij de eerste materiële vraag wordt al gekeken of hij dader was: het is dus een bewijsvraag of hij dader is.
HR: ‘opzet t.a.v. enig delict of delictsbestanddeel wordt nergens toegerekend aan een natuurlijk persoon, indien die geestesgesteldheid bij hem of haar niet persoonlijk aanwezig is geweest.’
Opzet/culpa van ongergeschikte kan dus niet aan de baas worden toegerekend, de functionele dader moet zelf opzet/culpa hebben.
Rechtspersoon als dader (pleger)
Art. 51: rechtspersonen kunnen (sinds kort, aangezien voorheen alleen gesproken werd over fysiek daders) ook strafbare feiten plegen. Er wordt niks gezegd over wanneer rechtspersonen strafbare feiten plegen.
Wanneer is er sprake van een functionele daderschap van een rechtspersoon? Hiervoor zijn criteria vastgelegd in het Drijfmest arrest.
‘Het is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de gedraging. Een algemene regel laat zich dus bezwaarlijk formuleren. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is nochtans of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon
de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon
de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf (heeft de rechtspersoon ervan geprofiteerd?)
de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of gedraging zou plaatsvinden en vergelijkbaar gedrag werd tijdens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard.
Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in relijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging (IJzerdraad criteria)
Uiteindelijke vraag is dus of het redelijk is om de gedraging verricht door een natuurlijke persoon toe te rekenen aan de verdachte rechtspersoon.
RO 3.5.: het hiervoor overwogene heeft slechts betrekking op de vraag of de rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van de gedraging, dus ongeacht of het een overtreding dan wel misdrijf betreft. Opzet of schuld wordt dus niet besproken, slechts de objectieve bestanddelen.
Rechtspersoon, opzet en culpa
Hoe kan de rechtspersoon dan opzet/culpa hebben?
Via opzet/culpa van natuurlijke personen. Hulpregels: hoe hoger het opzet, hoe eerder het toe te rekenen is aan de rechtspersoon. Dus opzet van de baas is al vrij snel toe te rekenen. Daarnaast is het opzet eerder toe te rekenen aan de rechtspersoon indien er vrijheid aan de werknemer is gegeven om de taak naar eigen inzicht te verrichten.
Er is opzet/culpa bij rechtspersoon zelf als het af te leiden is uit bedrijfspolitiek, delicten systematisch worden begaan, toezicht ontbreekt (gebrekkig toezicht of er een totaal gebrek aan toezicht is. Er is een graduele overgang van culpa naar opzet)
Aanvaarden in ruime betekenis: ‘het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging’ /= voorwaardelijk opzet.
Altijd IJzerdraad of Drijfmest criteria gebruiken?
‘Overtreding van vergunningvoorschrift is verboden. Voorschrift: verboden binnen de inrichting afval te verbranden.
Vergunning is verleend aan X (rechtspersoon of natuurlijke persoon, eigenaar van eenmansbedrijf). Werknemer Y verbrandt afval binnen de inrichting, ondanks instructies en controles van X. Wie is pleger van het delict?
X wordt tll dat hij er geen zorg voor heeft gedragen dat binnen de inrichting afval werd verbrand.
Hem wordt niet verweten dat hij functionele dader is van het verbranden van afvalstoffen (daarom geen IJzerdraad criteria), maar hem wordt verweten dat hij niet heeft voorkomen dat afval werd verbrand. Dat kan prima bewezen worden verklaard.
Meerdere aansprakelijken
Rechtspersoon kan dader zijn. Daarbinnen kunnen natuurlijke personen ook dader/pleger zijn. Bij fysieke plegers kun je denken aan de werknemer die rotzooi loost, facturen vervalst etc. Hierbij is afdelingshoofd en/of directeur functioneel dader. Meerdere personen (natuurlijke of rechtspersonen) kunnen dus ten aanzien van hetzelfde criminele gebeuren dader/pleger zijn en vervolgd worden.
Eén voorvraag: wie is normadressaat van ene strafbepaling? Wie kan het delict plegen?
Meestal is de bepaling tot eenieder gericht, maar soms niet.
Soms duidelijk (expliciet kwaliteitsdelict): de werkgever is gehouden …’, ‘de bestuurder is verplicht …’ Hier is het dus niet tot een ieder gericht, maar tot de werkgever of bestuurder.
Soms is de wet niet duidelijk (impliciet kwaliteitsdelict), zie bijv. sproeibliegtuig
Alleen degene met die kwaliteit kan het delict plegen!
En de rechtspersoon in het bijzonder? Kan de rechtspersoon ‘van het leven beroven’, of ‘dronken rijden’?
Functioneel daderschap, een korte en schematische samenvatting
Voorvraag: is X, als natuurlijke of rechtspersoon, normadressaat? Kán hij het delict uberhaupt plegen? Zo nee, is hij geen pleger. Wellicht deelnemer.
Zo ja, hééft X het feit gepleegd?
Is de objectieve delictsgedraging verricht? Bij natuurlijke personen moet je de IJzerdraad criteria hanteren, bij rechtspersonen de Drijfmest criteria.
Eventueel: zijn de subjectieve bestanddelen vervuld?
Deelneming betekend een uitbreiding van de strafrechtelijke aansprakelijkheid net als het geval is bij poging.
Deelneming: algemeen kenmerken
Drie vuistregels
1. wat is de concrete bijdrage?
2. opzet: er moet sprake zijn van dubbele opzet, zowel op het gronddelict als op deelneming
3. accessoriteit: de deelneming moet te herleiden zijn tot het gronddelict. Dit betekend dat een poging tot deelneming niet strafbaar is. In art. 460 is dit beschreven.
Algemene deelnemingsvormen
De verschillende deelnemingsvormen overlappen elkaar niet maar zijn wel allen strafbaar.
Medeplegen
Medeplichtigheid
Uitlokken
Doen plegen
Medeplegen
Bewuste, nauwe en volledige samenwerking.
HR Wormerveerse brandstichting: verweer slechts medeplichtigheid. De verweerder had alleen een bosje brandend stro aangegeven. Eis werd afgewezen. Beide zijn medeplegers, de rollen zijn inwisselbaar.
HR Containter-diefstal: het is niet noodzakelijk dat je er als medepleger bij bent, je kunt je mannetjes het werk laat doen. Dit is ook medeplegen, zeker in het licht van van tevoren gemaakte afspraken.
Hoe meer contact en afspraken vooraf hoe minder vereist is dat men het tijdens de uitvoering samen doet.
HR Nijmeegse scooter: gezamenlijk plan heeft een dubbele functie. Hoe kan hier sprake zijn van medeplegen? Volgens de AG gaat het om:
valt het strafbare feit wel onder het samenwerkingsverband?
is het opzet daarop gericht?
De Hoge raad stelt dat samenwerking reeds eerder ontstaan is. Met betrekking tot de volstrekte inwisselbaarheid maakt de HR in dit arrest een correctie, deze is niet noodzakelijk meer.
In geval van gijzeling in een auto is er sprake van wederrechtelijke vrijheidsbeneming waardoor er al snel sprake is van medepleging. (HR Gijzeling in auto)
Echter in geval van vernieling en medepleging levert alleen het aanwezig zijn + instemmen + niet distantieren geen bewuste en volledige samenwerking op. De regel 'je was er bij en je bent erbij' gaat niet op. (HR vlinderbom)
Medeplichtigheid
De bijdrage die je levert is behulpzaam zijn. Ook in gevallen van een zorgplicht kan nalaten strafbaar zijn. Een zorgplicht is meestal gekoppeld aan een bepaalde kwaliteit bijv een verpleegster, ouders of werkgever. Voorbeeld: een beveiliger van een museum knijpt even een oogje dicht wanneer er dieven een schilderij weghalen. Tevens in geval van opzet op assistentie en opzet op het gronddelict kan sprake zijn van medeplichtigheid. In geval van de bijdrage gaat het om enige effectiviteit, er hoeft geen sprake te zijn van condition sine qua non. Samenwerking is niet noodzakelijk, je hoeft elkaar niet eens te kennen. Er is al sprake van medeplichtigheid wanneer je een ladder gebruiken die iemand neer heeft gezet maar je die persoon niet kent. Je ziet dat de HR probeert de medeplichtigheid op te rekken ten opzichte van medeplegen.
Doen plegen: kenmerken
De 'doen pleger' bewerkstelligt het delict. De feitelijke uitvoerder is straffeloos. Het gaat hier om 'HR Melk en water praktijken' bijvoorbeeld in geval van:
dwaling
geweld (gedwongen worden door geweld)
ontbreken van een bepaalde kwaliteit
Uitlokken: kenmerken
Het initiatief ligt bij de uitlokken. De uitlokkingsmiddelen zijn: giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, misleiding, gelegenheid, middelen, inlichtingen. Deze laatste drie zijn er later bijgekomen. Samenwerking is niet noodzakelijk, dit is een parallel met medepleging. De uitlokker moet opzet hebben op het gebruik van uitlokkingsmiddelen (opzet op deelneming) en op het gronddelict. Ingeval van uiteenlopende opzet: kwalificatie naar delict waarop het opzet van de uitlokker was gericht (art. 47 lid 2).
Bijzondere deelnemingsvormen
deelneming criminele organisatie
openlijke geweldpleging
Deelneming aan criminele organisatie
Bijdrage: aandeel/ondersteunen van gedragingen die strekken tot verwenzelijking van een misdadig oogmerk. Het moet gaan om het oogmerkt tot het verwezenlijken van een misdaad art. 140. Het gaat erom dat jij gedragingen ondersteund die misdaad als oogmerk hebben.
Opzet moet gericht zijn op het oogmerk van de criminele organisatie, niet op het gronddelict. Met betrekking tot de samenwerking moet je behoren tot het duurzame samenwekringsverband van de
organisatie. Bijv bijwonen van vergaderingen of overmaken van maandelijkse bijdrage.
Openlijke geweldpleging
Openlijk in vereniging geweld plegen. De bijdrage moet significant zijn, de enkele aanwezigheid is onvoldoende. Ingeval van opzet moet er sprake zijn van openlijke geweldpleging. De samenwerking moet 'in vereniging' zijn, dit is een lichte graad van samenwerkings opzet. Voor deelneming aan een criminele organisatie moet de samenwerking veel nauwer en langer zijn. Ingeval van opelijke geweldpleging kan je gewoon iemand op straat ontmoeten en op dat moment afspreken dat jullie even een voorbijganger in elkaar slaan.
Het hoorcollege van week 4 gaat over daderschap. Daderschap kan worden onderscheiden in functioneel daderschap bij natuurlijke personen en daderschap bij rechtspersonen. Het hoorcollege wordt wederom gegeven door professor Wolswijk.
Een arts geeft de opdracht tot het verrichten van abortus bij een vrouw die meer dan 24 weken zwanger is. De afgedreven vrucht had buiten moederlichaam in leven kunnen blijven. De arts weet dit. Hij laat de abortus verrichten door een assistent die dit niet weet. De vraag is in casu wie de dader is. Het plegen van abortus in deze staat is namelijk strafbaar op grond van art. 82a Sr: “onder een ander van het leven beroven wordt begrepen: het doden van een vrucht die naar redelijkerwijs verwacht mag worden in staat is buiten het moederlichaam te blijven leven”.
Een persoon die strafbaar handelt, kan worden gestraft. De personen die hieronder vallen zijn: zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen en uitlokkers, zo blijkt uit art. 47 lid 1 Sr. Ook medeplichtigen zijn strafbaar op grond van art. 48 Sr. Deze personen kunnen eveneens worden onderscheiden in natuurlijke personen en rechtspersonen. Er is een opvallend verschil tussen de personen genoemd in art. 47 Sr en art. 48 Sr. In artikel 47 Sr heeft de wetgever het over ‘daders’ en in artikel 48 Sr heeft de wetgever het over ‘medeplichtigen’. De medeplichtigen worden dus in wettelijke oogpunt niet als daders gezien.
Uit het Water en Melk-arrest blijkt dat boer A aangelengde melk laat verkopen, door de onwetende knecht B. A is strafbaar als dader, terwijl B niet strafbaar is; zo blijkt uit het arrest. De Hoge Raad oordeelde namelijk dat, aangezien B niet wist en ook niet behoorde te weten dat de melk aangelengd was, aan B schuld ontbrak. In beginsel zou B namelijk strafbaar zijn als pleger. Onder plegen wordt namelijk de fysieke oorzaak van het delict verstaan. De pleger is degene die fysiek, middels een gewilde spierbeweging, de delictsomschrijving vervult. Plegen door nalaten wordt gezien als een uitzondering; degene die nalaat een gewilde spierbeweging te verrichten in een noodzakelijke situatie wordt ook gezien als pleger.
De wetgever van 1886 oordeelde dat alleen knecht B melk verkocht. Knecht B was dus strafbaar als pleger. Boer A zou hooguit strafbaar zijn als deelnemer. Hier ging men dus uit van fysiek daderschap. Tegenwoordig bestaat er naast fysiek daderschap ook functioneel daderschap. Verkopen moet in de moderne tijd niet alleen worden geïnterpreteerd als fysiek verkopen, maar ook als functioneel verkopen. Verkopen kan ook worden gezien als bewerkstelligen dat er melk wordt verkocht. In casu kan dus ook boer A de melk verkopen, dus ook pleger zijn. De functionele dader (pleger) is een ander dan degene die fysiek de verboden gedraging verricht. De pleger heeft dus functioneel de delictsgedraging verricht. De vraag die hierbij moet worden gesteld is echter: wanneer kan het fysieke verkoopgedrag van knecht B aan boer A worden toegerekend? In het Melk en Water-arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het fysieke koopgedrag van knecht B aan boer A kan worden toegerekend als knecht B geen verwijt kan worden getroffen.
“Indien de verdachte erover vermocht te beschikken of die handelingen al dan niet zouden plaatsvinden en beschikkingsmacht; zeggenschap over het plaatsvinden van de verboden gedraging heeft, dan veronderstelt men min of meer een hiërarchische verhouding tussen de functionele dader en degene die de verboden gedraging heeft verricht”. Deze voorwaarde is afkomstig uit het IJzerdraad-arrest. Een andere voorwaarde die uit dit arrest blijkt is de voorwaarde dat deze gedragingen “behoorden tot de zodanige welker plaatsvinden blijkens de feitelijke gang van zaken door de verdachte werd aanvaard of placht te worden aanvaard”. Onder aanvaarden kan worden verstaan het ‘direct opdracht geven tot het verrichten van de verboden gedraging, of nalaten in te grijpen wetende dat […] of het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging”.
Tot dusverre hebben we het alleen nog maar gehad over de objectieve delictsgedraging, zoals het verkopen of het invoeren van verboden goederen. In het IJzerdraad-arrest is ten laste gelegd het ‘opzettelijk invullen van formulieren; het opzettelijk uitvoeren van […]’. De vraag die hierbij moet worden gesteld is de vraag wanneer de functionele dader opzet of culpa heeft op de gedraging. De Hoge Raad oordeelde in dit arrest “dat echter het besproken oordeel onjuist is, daar opzet ten aanzien van enige delict of delictsbestanddeel door het Nederlandse strafrecht nergens wordt toegerekend aan een natuurlijk persoon, indien die geestesgesteld- heid bij hem of haar niet persoonlijk aanwezig is geweest”.
Terugkerend naar de casus van de abortus plegende arts. De wetgever van 1886 zou zeggen dat er sprake was van doen plegen van een doodslag. De huidige wetgever heeft de arts als pleger van een doodslag veroordeeld. De arts heeft zelf fysiek niets gedaan; hij beschikte namelijk over de handelingen van de assistent, maar was toch schuldig. Hij heeft namelijk de handelingen van de arts geaccepteerd, waardoor de arts strafbaar is volgens de IJzerdraad criteria.
De visie van de wetgever uit 1886 was van oordeel dat de rechtspersoon geen pleger kon zijn, en overigens ook geen deelnemer. Dit is in de loop der jaren veranderd. De rechtspersoon kon zo in een bepaalde periode wel strafbaar handelen, maar niet worden gestraft; de bestuurder werd dan gestraft. In het huidige wetboek staat aangegeven dat strafbare feiten kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen, zo blijkt uit art. 51 lid 1 Sr.
De strafbaarheid van rechtspersonen werkt op dezelfde manier als de strafbaarheid van natuurlijke personen. Hierdoor moet de vraag worden gesteld onder welke omstandigheden een rechtspersoon afvalstoffen heeft geloosd of een goed heeft verkocht. Hierover is een flinke discussie geweest; een rechtspersoon is namelijk geen fysiek persoon dus kan geen gewone handelingen verrichten. In het Drijfmest-arrest heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan over de strafbaarheid van rechtspersonen. In het Drijfmest-arrest stond de Hoge Raad voor de vraag of het redelijk is om een verboden gedraging, verricht door een natuurlijke persoon, toe te rekenen aan de verdachte rechtspersoon. De Hoge Raad oordeelde dat dit afhangt van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de verboden gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt hierbij is of de gedraging in de sfeer van de rechtspersoon is verricht. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn als een persoon die gedraging heeft verricht terwijl hij werkzaam was ten behoeve van de rechtspersoon. Ook als de gedraging passend is in de normale bedrijfsvoering, kan de gedraging verricht zijn in de sfeer van de rechtspersoon.
Opzet en culpa op rechtspersonen kan eveneens op dezelfde manier als bij natuurlijke personen worden toegerekend. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat “de mogelijkheid van toerekening van opzet van een natuurlijke persoon aan de rechtspersoon afhangt van de interne organisatie van de betreffende corporatie en van de taak en verantwoordelijkheid die aan die natuurlijke persoon is toebedeeld. Het is denkbaar dat, afhankelijk van de wijze waarop de verantwoordelijkheid en de macht binnen de corporatie is verdeeld, het bij een lagere functionaris aanwezige opzet in het ene geval wel beslissend kan worden geachte en in het andere geval niet”. Er is in casu dus geen duidelijke regelgeving met betrekking het toerekenen van culpa en opzet aan rechtspersonen. Bij het toerekenen van culpa en opzet aan rechts- personen moet men dus verschillende factoren in de gaten houden, dat kan worden afgeleid uit de woorden ‘afhangt van’ en ‘wijze waarop’.
Een rechtspersoon kan de dader zijn van een bepaald feit, maar daarbinnen kunnen natuurlijke personen ook dader en/ of pleger zijn. De natuurlijke personen kunnen dus binnen de rechtspersonen ook plegers zijn. De directeur kan als functioneel dader een werknemer opdragen om afval te lozen. De werknemer is in dat geval dan een fysieke pleger; hij is degene die de gedraging vertoont.
Een wettelijke bepaling is meestal tot één ieder gericht. In sommige gevallen is de bepaling echter gericht tot een bepaalde groep personen, zoals een ‘bestuurder’ of een ‘werknemer’. In dit geval is de wettelijke bepaling niet van toepassing op de algemene bevolking; dus op één ieder. Indien A, wat een natuurlijke persoon of rechtspersoon is, een normadressaat is, kan hij het delict niet plegen. Hij kan dan niet worden gezien als pleger, maar wel als deelnemer.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Inhoud van deze bundel
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1763 |
Add new contribution