Strafrecht 2: College aantekeningen - Rechten RUG B2
- 1516 keer gelezen
Wat zijn de veranderingen in de hoorcolleges?
Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?
Geen sprake van een onderwerp dat niet in de literatuur wordt behandeld.
Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?
Geen sprake van recente ontwikkelingen.
Wat is belangrijk voor het tentamen?
- Allereerst dient er altijd een grondfeit/gronddelict te zijn, dit wordt accessoriteit genoemd ("het feit/het misdrijf"). Een. grondfeit kan ook een strafbare poging of voorbereiding zijn (art. 45/46 Sr). Hierbij is belangrijk dat de strafbaarheid wegens deelneming niet verder gaat dan het gepleegd gronddelict ongeacht de opzet van de deelnemer.
- Naast de accessoriteit dient er sprake te zijn van een deelnemingsgedraging. Objectief gezien dient deze bij te dragen aan de totstandkoming aan het strafbare feit, dit wordt causaal verband gneoemd. Subjectief gezien moet het opzet gericht zijn op de eigen deelnemingsgedraging. Hierbij kun je denken aan bewuste samenwerking of het opzettelijk een ander aanzetten tot.
Sinds het plegen is uitgebreid, is ook de deelneming uitgebreid, in het bijzonder medeplegen.
Algemene kenmerken van deelneming
Directe deelneming:
medeplegen
(doen plegen)
Dit is sterk verwant aan plegen.
Indirecte deelneming:
uitlokking
medeplichtigheid
Minder sterk verwant aan het plegen. Het onderscheid tussen dirrect-indirect is van belang voor onder andere spreiding van bestanddelen en het vereiste opzet.
Verdeling van bestanddelen is alleen mogelijk bij directe deelnemingsvormen, niet bij indirecte.
Voorbeeld: A slaat een ruit in (braak) en B steelt het goed uit de woning (diefstal). Dit samen levert art. 311, diefstal met braak, op.
A en B kunnen, afhankelijk van de omstandigheden, beiden medepleger van diefstal met braak zijn.
Indien A geen medepleger van diefstal met braak is, kan B slechts pleger van diefstal (art. 310) zijn en A slechts medeplichtige aan dat delict.
Het afhankelijke/accessoire karakter van deelneming
Art. 47 is pas strafbaar als er een strafbaar grondfeit is gepleegd. Het feit moet dus gepleegd zijn. Alle deelnemingsvormen zijn dus afhankelijk van het feit.
Een grondfeit kan zijn:
een voltooid delict. Op verzoek van B verschaft A aan B een wapen waarmee B een moordp leegt: A is dan strafbaar wegens medeplichtigheid aan moord.
strafbare poging (art. 45). A geeft B geld opdat B diefstal pleegt. B is bezig met diefstal, maar vindt niets van zijn gading en gaat onverrichter zake naar huis. A is dan strafbaar wegens uitlokking van poging tot diefstal.
Strafbare voorbereiding (art. 46). Op verzoek van B verschaft A aan B ee nwapen waarmee B een moord zal plegen.
Poging tot uitlokking: als A geld geeft aan B opdat B een moord pleegt, maar B er geen zin in heeft en niks doet, is er geen uitlokking in de zin van art. 47 Sr omdat er geen strafbaar grondfeit is.
Poging tot medeplichtigheid: C wil een misdrijf plegen. D wil C daarbij behulpzaam zijn en verschaft hem daartoe een wapen. C doet toch niets: er is geen medeplichtigheid want er is geen strafbaar grondfeit.
Strafbaar grondfeit kan ook zijn: deelneming aan strafbaar feit.
A geeft B en C geld opdat zij samen D mishandelne, B en C mishandelen samen D. A is dan strafbaar wegens uitlokking van medeplegen van mishandeling door B en C.
Zonder strafbaar grondfeit is geen strafbare deelneming, maar strafbaarheid wegens deelneming gaat niet verder dan gepleegd grondfeit, ook al gaat opzet van deelnemer verder.
B wil C vermoorden. A vertelt B waar C is. B vermoordt C niet, maar laat het bij een mishandeling. A is geen medeplichtige aan moord omdat er geen moord is gepleegd; hij is wel medeplichtig aan mishandeling, aangezien dat feit wel is gepleegd.
Wat gebeurt er als de pleger beroep kan doen op een strafuitsluitingsgrond?
De deelnemer kan strafbaar zijn, ook als pleger niet strafbaar is (uitzondering ligt bij uitlokking).
Is de deelnemer strafbaar als pleger niet strafbaar is wegens strafuitsluitingsgronden? Art. 50 Sr.: de persoonlijke omstandigheden waardoor de strafbaarheid wordt uitgesloten, komen bij de toepassing van de strafwet alleen in aanmerking ten aanzien van die dader (= pleger, medepleger, doen pleger, uitlokkker) of medeplichtige wie zij persoonlijk betreffen.
Een rechtvaardigingsgrond is doorgaans geen persoonlijke strafuitsluitende omstandigheid.
Schulduitsluitingsgronden zijn daarentegen wel persoonlijke strafuitsluitende omstandigheden.
Deelnemer kan prima vervolgd worden zonder dat de pleger vervolgd wordt.
Maar als de pleger niet vervolgbaar is? Art. 50 Sr. wordt analoog toegepast:
persoonlijke vervolgingsuitsluitingsgronden werken niet door naar de deelnemer, bijvoorbeeld als de pleger jonger is dan 12 jaar of overleden
onpersoonlijke vervolgingsuitsluitingsgronden werken wel door naar de deelnemer, bijvoorbeeld als het gepleegde grondfeit is verjaard, of er is geen klacht bij een klachtdelict. Dan kan de deelnemer ook niet worden vervolgd.
Er moet opzet zijn op eigen deelnemingsgedraging (als A per ongeluk een deur open laat en B de woning binnen gaat en diefstal pleegt, is A niet medeplichtig), maar moet de deelnemer ook opzet hebben op het grondfeit? Dit verschilt per deelnemingsvorm en delictsoort.
Als er sprake is van medeplegen bij diefstal, is dat art. 311 lid 4: diefstal door twee of meer verenigde personen.
Zelfstandig strafbaar gestelde ‘deelnemingsachtige’ delicten
Enkele voorbeelden:
Art. 311 lid 1 sub 4 Sr: diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen levert 6 jaar op, in plaats van 4 jaar. Medeplegen werkt hier dus strafverzwarend. Let op: medeplegen bij diefstal levert dus ‘plegenvan diefstal door twee of meer verenigde personen’ op, en niet medeplegen van diefstal.
Art. 294 lid 2: ‘Hij die opzettelijk een ander bij zelfdoding behulpzaam is of hem de middelen daartoe verschaft’. In dit geval is het medeplegen strafbaar terwijl zelfdoding geen strafbaar grondfeit is.
Art. 46a Sr: ‘Poging om een ander … te bewegen om een misdrijf te begaan …’ In dit geval is er helemaal geen grondfeit.
Art. 416 Sr, heling. In dit geval is deelneming achteraf mogelijk.
Medeplegen
Drie vormen van medeplegen:
samenwerkende plegers. A en B brengen allebei volgens plan een slachtoffer klappen toe. A en B zijn ieder afzonderlijk pleger van mishandeling. A en B zijn ook medeplegers van mishandeling.
samenwerkende pleger en medepleger. Volgens plan brengt A klappen toe aa nslachtoffer, terwijl B slachtoffer vasthoudt. A is pleger van mishandeling, B niet. A en B zijn tevens medepleger van mishandeling.
samenwerkende medeplegers. Meerdere personen werken samen, geen enkele persoon vervult zelf de gehele delictsomschrijving.
Vereisten medeplegen (vergelijkbaar met algemene vereisten van deelneming):
Totstandkoming van een strafbaar grondfeit: accessoriteit
Deelnemingsgedraging: objectief moet er sprake zijn van samenwerkend plegen van een delict. Subjectief moet er opzet zijn op het samenwerken (dit is bewuste samenwerking/deelnemingsopzet) en een schuldvorm zijn ten aanzien van het grondfeit (wel dezelfde schuldvorm die vereist is voor het plegen, omdat medeplegen sterk verwant is aan plegen).
Samenwerking
Het bereik van medeplegen is ook verruimd: van “bewuste samenwerking en gezamenlijke uitvoering” naar “zó bewust en nauw samenwerken dat sprake is van medeplegen”. Het is dus niet meer vereist dat er sprake is van fysiek medeplegen.
Bij het oude criterium was medeplegen gemakkelijk te onderscheiden van uitlokking en medeplichtigheid. Bij het huidige criterium is het echter lastiger: wanneer wordt er ‘zo bewust en nauw samengewerkt dat er sprake is van medeplegen’?
Overzichtsarrest medeplegen
Enkele aandachtspunten van de HR. Medeplegen vereist voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Er moet een wezenlijke bijdrage zijn aan het delict. Indien er géén gezamenlijke uitvoering was:
moet er een goede motivering zijn.
moet er gekeken worden naar relevante factoren, zoals intensiteit van de samenwerking, onderlinge taakverdeling, rol inde voorbereiding, de uitvoering/afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte.
ten slotte moet er gekeken worden of er sprake is van aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage moet voorafgaand aan of tijdens het delict zijn. HR noemt de bijdrage na afloop alleen relevant indien het gebaseerd is op een voorafgaandeafspraak, anders is het allen relevant als bewijsindicatie.
Moet het opzet van de medepleger gericht zijn op de precieze wijze van vervulling van het bestanddeel?
Voor plegen van diefstal met geweld, art. 312 Sr, is opzet op geweld vereist. Voor medeplegen dus ook. A en B hebben afgesproken diefstal met geweld te plegen. A denkt dat B het slachtoffer hooguit een klap zal geven, maar B slaat het slachtoffer met een stuk hout. A (en B) zijn toch medepleger van diefstal met geweld, want er is globaal opzet op geweld. Dat de wijze waarop dat bestanddeel wordt vervuld verschilt van hoe A het voor zich zou zien, maakt niet uit.
Stel het loopt dodelijk af: B slaat met een stuk hout, het slachtoffer verliest evenwicht en valt met zijkant van zijn hoofd tegen een scherpe punt waardoor hij overlijdt. In dat geval is A (net als B) medepleger van diefstal met geweld, de dood ten gevolge hebbend (art. 312 lid 3).
Medeplegen en uiteenlopend opzet
A en B beramen diefstal in een woning. A weet niet dat B een wapen bij zich heeft en heeft zelf geen opzet op geweld. Terwijl A op de uitkijk staat, neemt B goederen weg en gebruikt geweld met het wapen tegen de bewoner. A heeft verder niets van het geweld meegekregen.
Voor het plegen van diefstal met geweld, art. 312 Sr, is opzet op geweld vereist. Voor het medeplegen dus ook. A is daarom niet strafbaar voor medeplegen aan diefstal met geweld, wel strafbaar voor medeplegen aan diefstal.
Mocht A wel weet hebben van het wapen en van dat wapen wordt gebruik gemaakt, is er een grote kans dat A veroordeeld wordt voor medeplegen aan diefstal met geweld. A wist namelijk van het wapen en dus is voorwaardelijk opzet wel te bewijzen (aanmerkelijke kans dat B van dat wapen gebruik maakt).
TLL van medeplegen
In de tll staat niet welke gedragingen het medeplegen opleveren, en wie wat heeft gedaan. ‘...tezamen en in vereniging met een ander of anderen’ is een voorbeeld hoe medeplegen ten laste wordt gelegd.
Rechtvaardigingsgronden
Dogmatiek van de strafuitsluitingsgronden
Aan de elementen wederrechtelijkheid en schuld moet altijd voldaan zijn wil er spraken zijn van een strafbaar feit. De rechtvaardigingsgrond is de tegenhanger van de wederrechtelijkheid. De schulduitsluitingsgrond is de tegenhanger van schuld.
Overzicht strafuitsluitingsgronden
Ontoerekeningsvatbaarheid (art. 39)dit is een schulduitsluitingsgrond en heeft geen tegenhanger, geen rechtvaardigingsgrond.
Noodtoestand en relatieve overmacht (art. 40) zowel een rechtvaardigingsgrond (noodtoestand) als een schulduitsluitingsgrond (relatieve overmacht). In artikel 40 vindt je dus zowel een rechtvaardigings- als een schulduitsluitingsgrond.
Als een element tegelijkertijd een bestanddeel is dan wordt het opgenomen in de tenlastelegging en richt de rechtvaardigingsgrond zich tegen dat bestandeel, dan volgt er vrijspraak. Bij overtredingen zul je nooit wederrechtelijkheid als bestandeel aantreffen.
Noodweer en noodweerexces (art. 41 lid 1 en lid 2). Noodweer is de rechtvaardigingsgrond (lid 1) en noodweerexces de schuluitsluitingsgrond (lid 2). Deze twee vormen vallen samen.
Soms lukt het niet met een rechtvaardingsgrond maar kan je je nog wel beroepen op een schulduitsluitingsgrond.
Wetelijk voorschrift (art. 42) is een rechtvaardigingsgrond en heeft geen wettelijke tegenhanger in de vorm van een schulduitsluitingsgrond.
(onbevoegd) ambtelijke bevel (art. 43 lid 1 en 2). Het ambtelijk bevel is een rechtvaardigingsgrond (lid 1), het onbevoegd gegeven ambtelijk bevel is een schulduitsluitingsgrond (lid 2).
Restcategorie: ontbreken van materiele wederrechtelijkheid dit is een rechtvaardigingsgrond en de afwezigheid van alles schuld (AVAS) dit is een schulduitsluitingsgrond. Dit zijn ongeschreven strafuitsluitingsgronden.
De schulduitsluitingsgrond geldt alleen voor de desbetreffende persoon dus een eventuele deelnemer profiteerd hier niet van. In geval van een rechtvaardigingsgrond is het feit in zijn geheel niet meer strafbaar dus ook niet voor een eventuele deelnemer.
Wederrechtelijkheid
Wederrechtelijkheid is altijd een element en leidt in dat geval tot ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR). Ook kan er sprake zijn van wederrechtelijkheid als bestanddeel in dat geval is de wederrechtelijkheid opgenomen in de tenlastelegging en kan er vrijspraak volgen. Volgens de Hulu betekend wederrechtelijkheid strijd met objectief recht. Soms zit de wederrechtelijkheid al ingebakken in het delict bijv bij mishandeling art. 300 Sr.
Overmacht - rechtvaardigende vorm
Vormen van overmacht
absolute overmacht (vis absoluta) Dik pak sneeuw waardoor je de deur niet uit kunt. Je bent als het ware een willoos object
'psychische' overmacht (volgende week)
noodtoestand ('theory of lesser evels') afweging maken
Opticien arrest
Dit is het klassieke arrest met betrekking tot overmacht. Het gaat om de maatschappelijke verplichting om hulp te bieden. Deze verplichting staat hoger dan de wet.
Noodweer - noodweerexces
Beschermde rechtsgoederen: lijf, eerbaarheid, goed
art. 41 Sr voorwaarden:
ogenblikkelijke (dreigende) aanval
wederrechtelijke aanranding
proportioneel (ligt besloten in 'noodzakelijk')
subsidiariteit: geen minder zwaar middel is mogelijk, ligt besloten in 'geboden'
Geen 'culpa in causa': je kan niet eerst uitlokken en vervolgens zeggen ik beroep mij op noodweer.
Meta Hofman arrest: proportionaliteit en subsidiariteit
Drie stappen met betrekking tot Garantenstellung
A geen ander middel beschikbaar (subsidiariteit)
B bij de proportionele toets speelt garantenstellung in algemene zin (van een politie mag je in deze situatie meer verwachten)
C ook binnen beroepscategorie onderscheiden naar bijvoorbeel opleiding
Culpa in causa in jurisprudentie
Als de verdachte de confrontatie zelf uitlokt dan is er culpa in causa en dus geen straffeloosheid. Dat is de uitkomt van het gezochte confrontatie arrest.
Tweetrapsredenering (HR niet betaalde taxirit)
is er een noodweersituatie? zo ja, in principe komt jou verzoek op noodweer toe
is er sprake van 'eigen schuld'? zo nee, geen beroep op noodweer
Je gaat eerst kijken of er sprake is van noodweer voordat je de 'eigen schuld' toetst.
Onbevoegd gegeven ambtelijk bevel
art. 43 sr lid 1 en 2
Dit speelt voornamelijk in oorlogssituaties en is een afweging tussen
military duty to obey
no war crimes
Het uitgangspunt is dat je af mag gaan op het bevel van je meerdere
Het hoorcollege van week 5 gaat over deelneming, waarbij voornamelijk zal worden ingegaan op de algemene aspecten van deelname en medeplegen. Dit hoorcollege zal zoals gewoonlijk worden gegeven door professor Wolswijk.
Zoals vorige week al aan bod kwam worden als daders van een strafbaar feit gestraft zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen, zo blijkt uit art. 47 lid 1 Sr. Als medeplichtigen van een misdrijf worden daarentegen bestraft zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van een misdrijf en zij die opzettelijk gelegenheid verschaffen tot het plegen van een misdrijf. De wetgever maakt dus een onderscheid tussen daders en deelnemers, zoals medeplichtigen. Medeplichtigen zijn alleen strafbaar bij misdrijven en niet bij overtredingen. Het strafmaximum zal voor hen één derde lager zijn dan voor de daders. De daders zijn wel strafbaar ten aanzien van alle delicten.
De wetgever vond het nodig om doen plegen in het wetboek vast te stellen. In het Melk en Water-arrest stuurde de boer de knecht op pad om aangelengde melk te verkopen. De boer wist dat, maar de knecht niet. Er is hierdoor geen sprake van plegen, maar van doen plegen. Hierdoor kon de boer toch strafbaar zijn. De wetgever maakt eveneens onderscheid tussen fysieke oorzaken van het delict, zoals medeplegen en psychische oorzaken van het delict, zoals uitlokking. Hierbij is niet iedere vorm van uitlokking strafbaar. Medeplichtigheid kan daarbij ook plaatsvinden in twee vormen. Voorafgaande medeplichtigheid houdt in dat de medeplichtige informatie verschaft over het delict. Medeplichtigheid bij het delict houdt in dat de medeplichtige aanwezig is bij het delict en behulpzaam is bij het plegen daarvan. Bij voorafgaande medeplichtigheid zal de medeplichtige dus verder van de daad af staan.
Heden ten dage heeft men het restrictieve fysieke gedragingsbegrip verlaten. Dit is aangevuld met een ruimer, functioneel gedragsbegrip. Een consequentie die hieraan is verbonden is dat plegen ruimer is geworden, waardoor er minder behoefte is aan deelneming. Er is nu namelijk ook sprake van functioneel daderschap, wat voorheen nog niet bestond.
Vroeger kende men bij deelneming voorafgaand aan het grondfeit doen plegen en uitlokken. Hier was er dus sprake van medeplichtigheid tot het plegen van het feit. Dit is verwerkt in art. 48 lid 1 sub 2 Sr: ‘zij die opzettelijk gelegenheid […] verschaft tot het plegen van het feit’. Bij deelneming gelijktijdig met het grondfeit kende men alleen medeplegen. Hier was dus sprake van medeplichtigheid bij het plegen van het feit. Dit is verwerkt in art. 48 lid 1 sub 1 Sr: ‘als dader van een strafbaar feit worden gestraft zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen’.
Verdeling van bestanddelen is alleen mogelijk bij directe deelnemingsvormen, zoals doen plegen en medeplegen. Dit is niet mogelijk bij indirecte deelnemingsvormen, zoals uitlokking en medeplichtigheid. Een voorbeeld luidt: Albert slaat een ruit in, wat kan worden gezien als braak, waarna Bert het goed uit de woning steelt, wat kan worden gekwalificeerd als diefstal. Albert en Bert kunnen, afhankelijk van de omstandigheden, beide medepleger van diefstal met braak zijn. Ze hebben beide namelijk bijgedragen aan de diefstal. De bestanddelen kunnen nu dus verdeeld worden. Albert heeft zich schuldig gemaakt aan braak en Bert heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal. Indien Albert geen medepleger van diefstal met braak is, kan Bert slechts pleger van diefstal zijn en Albert slechts medeplichtige aan dat delict. Hier kunnen de bestand- delen niet worden verdeeld onder de deelnemers.
Uitlokken is niet strafbaar, als er uiteindelijk geen strafbaar feit wordt gepleegd. Samen iets beramen, zonder dat er een strafbaar feit tot stand komt, kan niet worden gekwalificeerd als medeplegen.
Albert geeft Bert geld, opdat Bert een moord pleegt. Bert heeft er geen zin in en doet helemaal niets. Er is in casu geen sprake van uitlokking in de zin van art. 47 Sr, omdat er geen strafbaar feit van het grondfeit is. Er is echter wel sprake van poging tot uitlokking van een moord, wat ook strafbaar is gesteld. Carel wil een misdrijf plegen. Dirk wil Carel behulpzaam zijn en verschaft hem daartoe een wapen. Carel doet toch niets. Er is geen sprake van medeplichtig- heid, omdat er geen sprake is van een strafbaar grondfeit. Er is wel sprake van poging tot medeplichtigheid. Poging tot deelneming is echter niet hetzelfde als strafbare deelneming.
Een strafbaar grondfeit kan ook deelnemer aan een strafbaar feit zijn. Albert geeft Bert en Carel geld, opdat zij samen Dirk mishandelen. Bert en Carel mishandelen samen Dirk, waarna Albert strafbaar is wegens uitlokking van een strafbaar feit. Zonder strafbaar grondfeit is er geen sprake van strafbare deelneming. Albert wil Bert uitlokken tot doodslag. Als Bert beslist om niets te doen, is Albert geen uitlokker van doodslag. Strafbaarheid wegens deelneming gaat ook niet verder dan het gepleegde grondfeit, ook al gaat opzet van de deelnemer verder.
Een deelnemer kan alleen niet strafbaar zijn als de pleger ook niet strafbaar is. Dit vormt een uitzondering bij uitlokking. Indien de pleger niet strafbaar is wegens een strafuitsluitingsgrond, kan de deelnemer ook strafbaar zijn als de toepassing van de strafwet alleen in aanmerking ten aanzien van die dader of medeplichtige wie zij persoonlijk betreffen wordt uitgesloten, verminderd of verhoogd, zo blijkt uit art. 50 Sr. Een voorbeeld luidt: medeplichtige Albert geeft pleger Bert een stok om zich mee te verdedigen tegen aanrander Carel. Bert is niet strafbaar wegens noodweer, waardoor Albert ook niet strafbaar is. Dit heeft betrekking op rechtvaar-digingsgronden. Ten aanzien van schulduitsluitingsgronden gaat het wel om persoonlijke omstandigheden: Albert en Bert plegen samen mishandeling. Albert blijkt ontoerekenings-vatbaar op grond van art. 39 Sr. Albert is wel medepleger op grond van de 1e materiële vraag, maar is niet strafbaar op grond van de 3e materiële vraag. Bert is daardoor wel een strafbare dader.
Medeplegen kan zich voordoen in verschillende vormen. In de eerste plaats kan men spreken van samenwerkende plegers. Albert en Bert brengen allebei volgens plan het slachtoffer klappen toe. Albert en Bert zijn ieder afzonderlijk pleger van de mishandeling, waardoor Albert en Bert ook medeplegers zijn van de mishandeling. Bij deze deelnemingsvorm is medeplegen niet nodig, maar kan het wel aanwezig zijn. Ten tweede kan men spreken van samenwerkende pleger en medepleger. Volgens plan brengt Albert klappen toe aan het slachtoffer, terwijl Bert het slachtoffer vasthoudt. Albert is pleger van mishandeling, maar Bert niet. Albert en Bert zijn wel allebei medepleger van mishandeling. Medeplegen is alleen nodig voor Bert. Ten derde kan men spreken van samenwerkende medeplegers. Hierbij werken meerdere personen samen, waarbij geen enkele persoon de gehele delictsomschrijving vervult. In dat geval breekt Albert de deur open, terwijl Bert het goed wegneemt. Tezamen zijn ze dan medeplegers van diefstal met braak op grond van art. 311 Sr.
Er zitten een aantal vereisten verbonden aan medeplegen. In de eerste plaats moet er sprake zijn van een strafbaar grondfeit (accessoriteit = afhankelijkheid). Ten tweede moet er sprake zijn van een deelnemingsgedraging, wat objectief en subjectief kan zijn. De objectieve deelnemingsgedraging heeft betrekking op het samenwerken tot het plegen van het delict. De subjectieve deelnemingsgedraging heeft betrekking op opzet op samenwerking; er is dan dus sprake van bewuste samenwerking. Ten derde moet er een schuldvorm zijn ten aanzien van het grondfeit. Dit moet dezelfde schuldvorm zijn als die vereist is voor plegen, omdat plegen en medeplegen sterk verwant aan elkaar zijn.
De wetgever van 1886 zag onder medeplegen: “twee of meer mensen die fysiek een gedraging verrichten”. Er moet dus sprake zijn van een bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. Een voorbeeld luidt: Albert en Bert gooien samen een bank naar beneden om Carel, die beneden loopt, te doden. In dat geval is er sprake van medeplegen. Volgens de wetgever van 1886 kon er ook sprake zijn van medeplegen bij verkrachting. Albert houdt Christine vast, terwijl Bert haar lichaam binnendringt. In het Wormerveerse Brandstichting-arrest ging het om verdachte, die samen met zijn medeverdachte had afgesproken om de schuur van meneer Bakker uit Wormerveer in brand te steken. Aangekomen bij de schuur heeft medeverdachte een trap gepakt, die door verdachte wordt vastgehouden. Medeverdachte loopt de trap op naar de zolder van de schuur, waarna hij probeert nat hooi in de fik te steken. Medeverdachte vraagt aan verdachte of hij een bosje stro wilt aanreiken. Ook dit vat geen vlam. Tenslotte lukt het medeverdachte toch om de brand te stichten, waarna de hele schuur uitbrandde. De vraag was: ‘is verdachte, die onderaan de trap stond, medepleger van brandstichting?’. Verdachte betoogde dat hij geen medepleger was, omdat hij geen brand had gesticht; aan de fysieke gedraging van brandstichting heeft hij dus niet voldaan. De Hoge Raad overwoog dat toch ook in verband met de gemaakte afspraak, de samenwerking tussen beide personen zo nauw en volledig is geweest dat het toevallig was dat medeverdachte de brandende lucifer bij de hooi heeft gebracht. De Hoge Raad nam hier dus afstand van ‘fysiek medeplegen’, zoals de wetgever van 1886 dat had verwoord. In deze zaak was verdachte dus aanwezig bij de brand- stichting.
In het Containerdiefstal-arrest ging het om verdachte die werd vervolgd voor medeplegen van diefstal van een oplegger met een container erop. Zelf was verdachte bij de diefstal niet aan- wezig. Hij had echter wel een aanzienlijke rol gespeeld in de voorbereiding van de diefstal. Verdachte had namelijk alles georganiseerd. Hij was als het ware de meesterbrein achter de diefstal. Ten tijde van het plegen van de diefstal zat hij echter gewoon thuis. Kan hij daarom medepleger zijn bij de diefstal? De Hoge Raad oordeelde dat de afwezigheid van verdachte niet toereikend was om niet te kunnen spreken van medeplegen. Medeplegen vereist dus niet langer dat er een fysieke gedraging wordt verricht. Sterker nog, verdachte hoeft niet langer aanwezig te zijn bij het plegen van het feit. Hierbij moet verdachte echter wel bij hebben gedragen aan het plegen van het strafbare feit. Medeplegen heef dus een veel ruimer bereik gekregen.
Bij het oude criterium was medeplegen gemakkelijk te onderscheiden van medeplichtigheid. Tegenwoordig is deze grens echter vervaagd. Bij medeplegen moet heden ten dage sprake zijn geweest van een substantiële bijdrage door middel van een nauwe en volledige samen- werking. Andere relevante factoren zijn: gezamenlijke beraming van het criminele plan, intensieve samenwerking, een duidelijke taakverdeling, het vervullen van een belangrijke rol in de voorbereiding en/ of de uitvoering.
In sommige gevallen kan het zijn dat een persoon aanwezig is bij het plegen van het strafbare feit, maar verdachte niet heeft bijgedragen aan het strafbare feit. In het Spin-arrest ging het om verdachte en medeverdachte, die onaangekondigd een bezoek hebben gebracht aan het slachtoffer, dat toen zij bij hen binnenkwamen, nog in leven was. Dat verdachte gedurende dit bezoek, steeds in de nabijheid van zijn medeverdachte was gebleven. Ze zijn samen gekomen en ze zijn samen ook weer weg gegaan. Op het moment dat ze de woning verlieten, was het slachtoffer reeds uitgeschakeld; er bestond geen vermoeden dat er nog anderen in de woning aanwezig zijn geweest na het weggaan van verdachte en medeverdachte. Het slachtoffer is gewurgd met een spin. Op de spin was DNA teruggevonden van medeverdachte. Verdachte heeft later in een brief nog aangegeven dat hij aanwezig was bij de moord en dat hij en mede- verdachte wisten wat er die avond was gebeurd. Het is in casu onduidelijk wat er binnen is gebeurd. Het kan dus zijn dat medeverdachte het slachtoffer had gewurgd met de spin, terwijl verdachte in een hoekje in een tijdschrift zat te bladeren. Volgens de Advocaat-Generaal kan uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat er sprake is van medeplegen. De Hoge Raad oordeelde dat verdachte kennelijk bij de wurging aanwezig is geweest.
Verdachte heeft zich echter niet van het feit gedistantieerd, daar waar de mogelijkheid bestond. Kennelijk heeft het Hof ook betekenis toegekend aan de gezamenlijkheid van het optreden van verdachte en medeverdachte, welke tot uitdrukking komt uit de komst in en vertrek uit de woning van verdachte. Het Hof heeft daarom medeplegen aangenomen. De Hoge Raad was het hier echter niet mee eens en oordeelde dat aanwezigheid van verdachte eerder zou leiden tot medeplichtigheid. De Hoge Raad leefde hier op de grens van medeplegen. In het onvrij- willige taxirit-arrest oordeelde de Hoge Raad over de passiviteit van verdachte dat er geen sprake was van een nauwe en volledige samenwerking, waardoor verdachte niet strafbaar was aan medeplegen. Deze uitspraak komt in grote lijnen overeen met de uitspraak in het Spin-arrest.
In het Vlinderbom-arrest ging het om een groepje jongens. Verdachte behoort tot het groepje jongens. Een van de jongens heeft een vlinderbom bij zich, die hij tot ontploffing brengt in een goot. Vervolgens loopt het groepje verder naar een NS-automaat, waar wederom een vlinderbom tot ontploffing wordt gebracht, door de bom in de automaat te stoppen. Volgens het Hof was er sprake van medeplegen, omdat de jongen kon en behoorde te weten dat er vernielingen op zouden treden bij het afsteken van vlinderbommen in automaten. Verdachte was echter passief aanwezig. Volgens het Hof stond hij erbij en vond hij het kennelijk prima. De Hoge Raad was het hier niet mee eens en oordeelde dat uit de bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat er sprake was van een nauwe en volledige samenwerking. Het louter aanwezig zijn en het zich niet distantiëren aan de gedraging leidt er in beginsel niet toe dat men kan spreken van medeplegen. Dat afzonderlijk en tezamen genomen is onvoldoende om te spreken van medeplegen. Hier trekt de Hoge Raad dus een grens. Het enkel aanwezig zijn is dus niet voldoende voor medeplegen. Voor medeplichtigheid is ook een bijdrage vereist, waardoor het nog maar de vraag is of men hier wel zou kunnen spreken van medeplichtigheid.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Inhoud van deze bundel
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1712 |
Add new contribution