Image

Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Hoorcollege Intelligentiediagnostiek en Neuropsychologie

Sheetnotes 19/20

Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege? 
In dit hoorcollege wordt het onderwerp neuropsychologie en intelligentiediagnostiek behandeld. De bijbehorende literatuur is H8, 9, 13 en 16 van Mastery Modern Psychological Testing. 

Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur? 
In de literatuur wordt er minder sterk ingegaan op het onderwerp neuropsychologie, zie de hoorcollege aantekeningen voor meer diepgang in dit onderwerp.

Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?
Tegenwoordig wordt er meer gekeken naar hoe gehele systemen/netwerken in de hersenen functioneren en niet naar slechts één bepaald gebied. Er wordt nog steeds gebruik gemaakt van patiënten met hersenschade.

Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?
Er worden geen opmerkingen gemaakt over het tentamen. 

Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen? 
Er worden geen tentamenvragen behandeld. 

Hoorcollege aantekeningen 19/20

Geschiedenis van de neuropsychologie

Frans Joseph Gall is begonnen met lokaliseren van functies in de hersenen. Fronologie = aan vorm van schedel kijken welke functies daar gelokaliseerd zijn. Paul Pierre Broca ondekte het gebied van Broca die verantwoordelijk is voor de taalproductie. Er wordt nog steeds heel veel kennis opgedaan d.m.v. onderzoek bij mensen met hersenschade. Voorbeelden zijn Phineas Gage die extreme gedragsveranderingen kreeg door beschadiging van de frontaalkwab, patiënt H.M. waarvan de hippocampus verwijderd werd vanwege epilepsie, met als gevolg extreme geheugenstoornis en Clive Wearing (vergelijkbaar met H.M.). 

Moderne neuropsychologie

Er wordt nog steeds onderzoek gedaan naar specifieke patiënten met hersenletsel. Bijvoorbeeld specifieke stoornissen in visuele waarneming hebben geleid tot de verdeling van de visuele hersendelen. Dubbele dissociatie = als je twee patiënten hebt met verschillende laesies zie je het tegenovergestelde beeld. Functielokalisatie = toeschrijven van een functie aan een specifieke locatie in het brein. Hierin kunnen nog individuele verschillen naar voren komen. Er is tegenwoordig steeds meer individueel onderzoek mogelijk d.m.v. beeldvorming, zoals de EEG, MRI of anchiogram (röntgenfoto van bloedvaten). Tegenwoordig meer aandacht voor netwerken in het brein, o.a. door nieuwe technieken (DDI brengt zenuwen in kaart). Neuropsychologie houdt zich bezig met de relatie tussen het (dis)functioneren van het brein en gedrag. Er wordt zowel gekeken naar cognitie als emotie. 

Neuropsychologische diagnostiek

Diagnostiek gericht op het meten van cognitieve functies bij een individuele patiënt (sociaal/gedrag). Voorkomende vragen zijn: heeft deze patiënt een geheugenstoornis? Dementie? Kan hij zijn werk nog doen? Je gaat het gedrag meten aan de hand van neuropsychologisch onderzoek. Je gaat het gedrag uitlokken waarvan je de onderliggende functie wilt testen. Onderdelen diagnostisch proces:

  • Verwijzing door huisarts/specialist/werkgever.
  • Vraagstelling en hypothesevorming.
  • Anamnese (= gesprek met iemand) en heteroanamnese (= gesprek met hechte relatie van patiënt).
  • Testselectie en testafname.
  • Observaties (gedrag bekijken bij de taak).
  • Interpretatie.
  • Schriftelijke en mondelinge rapportage.

Als dit gekoppeld kan worden aan de diagnostische cyclus ziet dit er als volgt uit:

  • Klachtenanalyse = (hetero)anamnese 
  • Probleemanalyse = testonderzoek 
  • Verklaringsanalyse = diagnosestelling
  • Indicatieanalyse = advies

Er is vaak sprake van een verklarende vraagstelling, maar onderkennende of indicerende vragen komen ook voor. Als je in de klinische praktijk werkt, moet je op de hoogte zijn van de richtlijnen en die volgen (DSM-5). Heldere richtlijnen bieden hulpverleners houvast bij diagnostiek. Ondanks onderlinge afspraken is er niet altijd consensus met complexe ethische discussies tot gevolg.

Hypothesetoetsend model

Hypotheses genereren en toetsen. Binnen neuropsychologische diagnostiek is het hypothesetoetsend werken van groot belang. Er worden geen random testen afgenomen, maar altijd met reden. Hypothesen worden voorafgaand en tijdens NPO gesteld. Vooraf bedenk je wat je verwacht en tijdens het testen kijk je of dit wordt bevestigd en of er nieuwe hypothesen nodig zijn. Je begint bij vraagstelling, hierbij vorm je een hypothese, deze ga je toetsen, interpreteren en daarna maak je weer een nieuw hypothese. 

Wat is normaal?

Prestaties van patiënt het liefst afzetten tegen eigen premorbide niveau (= voor de ziekte), maar meestal is er geen eerder onderzoek gedaan. Daarom wordt het vergeleken met een vergelijkbare groep (leeftijd, geslacht, opleidingsniveau). Alles binnen de -1 en +1 SD op de normaalverdeling is gemiddeld. Wanneer je hier minder dan 1 SD onder zit (tussen 1 en 2 SD), ben je beneden gemiddeld en heb je een tekort. Op het moment dat iemand onder de 2 SD zit, ben je afwijkend en is dit zorgwekkend. Op basis van de resultaten kun je zeggen of iets een stoornis is of tekort in cognitieve functies en vaak ook uitspraak over onderliggende verklaring (neurologisch of psychiatrisch). Mogelijke valkuilen zijn onvoldoende testcondities (afleiding of storende invloeden), test-hertest effect (tweede keer test maken gaat vaak beter), onderpresteren (minder goed doen dan hij kan) of beperkingen in de patiënt (rekening houden met problemen van patiënt). Goed neuropsychologisch onderzoek vereist een hoge psychometrische kwaliteit van meetinstrumenten, validiteit en betrouwbaarheid zijn van groot belang. 

Intelligentie

Bij intelligentie willen we weten hoe goed iemand iets kan en bij neuropsychologie juist wat minder goed gaat. Een IQ-score zegt wel wat over hoe iemand het kan doen op school, maar zegt niet alles.

Achievement test = hoe goed is een persoon in dit onderdeel waarin je getraind bent? Aptitude = wat kun je met de kennis en vaardigheden die je gedurende je leven hebt opgebouwd? 

Intelligentie is het vermogen doelgericht te handelen, rationeel te denken en effectief met de omgeving om te gaan. Intelligentie is de toepassing van cognitieve vaardigheden en kennis om problemen op te lossen, te leren en om doelen te bereiken. Alfred Binet wordt gezien als de grondlegger van de intelligentietest, omdat hij de eerse heeft ontwikkelt. Doel of kind geschikt is om naar school te gaan. Stern heeft het begrip IQ bedacht = mental age / chronologische leeftijd * 100. Wechsler ontwikkelde intelligentietests voor gebruik in leger, later gepubliceerd voor algemeen gebruik. Is intelligentie unimodaal of multimodaal? Unimodaal volgens Spearman, er zijn verschillende soorten intellectuele vermogens, maar er is een overkoepelende factor (G-factor). Catell zei multimodaal, er is flued intelligence (gebruik van kennis) en crystallized intelligence (feiten). Er is een general intelligence, maar die zijn op te delen in verschillende factoren die ook weer op te delen zijn. Dit samengevoegd is de Catell-Horn-Carrol theorie. Gardner stelde dat er verschillende soorten intelligentie zijn. 

Moderne kijk

Nature-nurture debat gaat ook door bij intelligentie. Er is onderzoek gedaan naar tweelingen en adoptiestudies en hieruit bleek dat het deels genetisch bepaald is (kindertijd 20% en volwassenen 80%). In recente literatuur is er gekeken naar meerdere componenten die bepaald worden door genen, en hieruit bleek dat intelligentie een beschermende factor is voor fysieke en mentale stoornissen.

Intelligentie onderzoek

Veelgebruikte instrumenten zijn de WAIS, de Raven of de Nederlandse Leestest voor Volwassenen (NLV). De KAIT is een voorbeeld van kristalliseerde intelligentie (mensen herkennen) en fluid intelligentie (patronen afmaken). De WAIS bevat heel veel verschillende componenten die uiteindelijk in vier indexscores en een totaal IQ-score uitkomen. Disharmonisch profiel = onderscheid in verschillende resultaten op verschillende subtesten van bijvoorbeeld de WAIS. Mogelijke valkuilen zijn invloed van cognitieve stoornissen (meten van intelligentie in neuropsychologische setting is lastig, dit wordt gedaan d.m.v. hold-taken = taken die niet beïnvloed worden door hersenschade), culturele bias (test gebaseerd op een bepaalde cultuur), flynn-effect (IQ-scores stijgen wereldwijd) en normen.

Betekenis IQ-score

Een IQ-score binnen 1SD (85-115) is gemiddeld. Boven de 115 is bovengemiddeld en boven 130 is hoogbegaafd. Als iemand laag scoort, onder 85, ben je zwak begaafd. Een IQ score onder 75 is een verstandelijke beperking. 

 

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Statistics
2203