HC32+33. Hersenzenuwen en schedelbasis
Algemene informatie
- Welke onderwerpen worden behandeld in het hoorcollege?
- In deze colleges wordt ingegaan op de bouw, structuur en functie van de hersenen, schedel en de bijbehorende zenuwen
- Welke onderwerpen worden besproken die niet worden behandeld in de literatuur?
- Alle onderwerpen in dit college worden ook behandeld in de literatuur
- Welke recente ontwikkelingen in het vakgebied worden besproken?
- Er zijn geen recente ontwikkelingen in het vakgebied besproken
- Welke opmerkingen worden er tijdens het college gedaan door de docent met betrekking tot het tentamen?
- Niet alles wat in dit college wordt besproken is tentamenstof
- Functies en van de 12 craniale zenuwen is wel tentamenstof
- Oorsprong van sympatische vezels is wel tentamenstof
- Doorgangen door de schedelbasis en de inhoud van die doorgangen is geen tentamenstof
- Welke vragen worden behandeld die gesteld kunnen worden op het tentamen?
- Welke 5 hersenzenuwen innerveren de tong?
Anatomische indeling zenuwstelsel
Het zenuwstelsel wordt ingedeeld in een centraal en een perifeer zenuwstelsel:
- Centrale zenuwstelsel
- Brein
- Grote hersenen
- Tussenhersenen
- Hersenstam
- Kleine hersenen
- Ruggenmerg
- Perifere zenuwstelsel
- Hersenzenuwen
- Ruggenmergzenuwen
- Grensstreng & zenuwen van het vegetatieve zenuwstelsel
Benige omhulling van het CZS
De twee onderdelen van het CZS hebben beiden een benige omhulling:
- Ruggenmerg: → wervelkolom: wervels + tussenwervelschijven (discus intervertebralis)
- Brein → schedel (cranium)
De wervelkolom:
De wervelkolom bestaat uit wervels en tussenwervelschijven (discus intervertebralis). Een wervel heeft verschillende onderdelen:
- Corpus vertebrae (wervellichaam)
- Arcus vertebrae (wervelboog)
- Foramen vertebrale (“gat” binnen de wervels)
- Foramen intevertebrale (“gat” tussen de verschillende wervels)
De schedel:
De schedel bestaat uit verschillende beenderen met verschillende namen, die nu nog niet van belang zijn. Er zijn 22 schedelbeenderen die door sutuur/sutura, een dunne laag bindweefsel, aan elkaar verbonden worden. Schedelbeenderen kunnen op verschillende manieren geclassificeerd worden:
- Gepaard → komen in tweetallen voor
- Ongepaard
Op basis van verbening:
- Desmocranium: ontstaat via desmale verbening (GRIJS op het plaatje)
- Chondrocranium: ontstaat via enchondrale verbening (BLAUW op het plaatje)
Op basis van plaats:
- Visceraal cranium: aangezichtsschedel (bevat de zintuigen)
- Neurocranium: hersenschedel (brein)
In de schedel zitten allerlei openingen (aperturae) die structuren van of naar het brein doorlaten:
- Foramen (foramina) → gaten
- Fissura (fissurae) → spleten
Wanneer men de schedel van onderaf bekijkt (uitwendige schedelbasis) ziet men 6 aperturae:
- Foramen magnum: het verlengde merg → hier gaat de hersenstam over in het ruggenmerg
- Foramen jugulare: hierdoor lopen 4 hersenzenuwen en ontspringt de vena jugulare, die belangrijk is voor de hals
- Foramen ovale: biedt ruimte aan uittredende hersenzenuwen
- Foramen spinosum: biedt ruimte aan de meningeale bloedvaten
- Meningeale bloedvaten voorzien de hersenvliezen van bloed
- Foramen stylomastoïdeum: laat de nervus facialis en de stylomastoïde arteriën door
- Canalis caroticus: laat de arteria carotis communis interna door → belangrijke intredeplaats voor arteriën uit de hals
Wanneer men de schedel van binnen bekijkt (inwendige schedelbasis) zijn dezelfde openingen zichtbaar. Ook is de schedel in te delen in 3 schedelgroeven, waarin verschillende onderdelen van het CZS liggen:
- Voorste schedelgroef (anterior)
- Voorhersenen (prosencephalon) → bestaan uit:
- Telencephalon (eindhersenen)
- Bestaat uit 2 cerebrale hemisferen
- Diencephalon (tussenhersenen)
- Middelste schedelgroef
- Hersenstam → bestaat uit:
- Mesencephalon (middenhersenen)
- Pons
- Medulla oblongata (verlengde merg)
- Achterste schedelgroef (posterior)
- Cerebellum (kleine hersenen)
In sommige boeken wordt het diencephalon tot de middenhersenen gerekend → dit wordt fout gerekend op het tentamen.
Craniale zenuwen
De hersenen hebben bijzondere vezeleigenschappen en bevatten de volgende soorten vezels:
- Algemene visceraal afferente (viscerosensibele) zenuwen:
- Ingewanden
- Bloedvaten
- Nociceptie = pijn gerelateerd aan de viscera
- Algemene somatisch afferente (somatosensibele) zenuwen:
- Algemene visceraal efferente (visceromotorische) zenuwen:
- Gladde spieren van de ingewanden
- Inwendige oogspieren
- Hart en klieren
- Algemene somatisch efferente (somatomotorische) zenuwen:
- Speciale somatische afferente zenuwen:
- Retina (ogen)
- Gehoor- en evenwichtsorgaan
- Speciale viscerale afferente zenuwen:
- Speciale viscerale efferente (branchiogene) zenuwen:
- Dwarsgestreepte spieren die van de kieuwbogen afstammen
- Innerveren dus niet de spieren die afkomstig zijn uit somieten
Alle autonome visceromotorische vezels in de hersenzenuwen zijn parasympatische vezels. Als er sympatische vezels aanwezig zijn, zijn deze geen onderdeel van de hersenzenuw.
De 12 craniale zenuwen:
Er zijn 12 craniale zenuwen met een vaste nummering. Deze gaat van craniaal naar caudaal. Het grootste deel van de hersenzenuwen heeft als oorsprong de hersenstam. De eerste twee hersenzenuwen vormen een uitzondering: zij ontspringen uit het voorbrein.
- Nervus olfactorius → reukzenuw
- Ontspringt uit de telencephalon in de voorhersenen
- Bevat speciaal viscerale afferente zenuwen
- Begint als bulbus olfactorius en wordt tractus olfactorius →komt via een gaatje in de voorste schedelgroeve in de schedelplaat bij het olfactorius epitheel in de neus
- In het reukslijmvlies in de neus bevinden zich fila olfactoriua: bundels van axonen die afkomstig zijn van de nervus olfactorius
- Is niet direct zichtbaar in het brein
- Nervus opticus → visus
- Ontspringt uit het diencephalon in de voorhersenen → loopt door het canalis opticus
- Bevat somatische afferente vezels
- Nervus oculomotorius → beweging van het oog
- Ontspringt uit het mesencephalon in de hersenstam
- Efferente vezels
- Autonoom → glad spierweefsel
- Aansturing 4 extrinsieke en intrinsieke oogspieren:
- Rectus superior
- Rectus inferior
- Rectus medius
- Musculus inferior obliquus
- Innervatie levator palpebrae superior: trekt je ooglid omhoog
- Bij uitval van de zenuw ontstaat er een hangend oog
- De functie van deze spieren is nog niet van belang!
- Nervus trochlearis → beweging van het oog
- Ontspringt uit het mesencephalon in de hersenstam → gaat door de fissura orbitalis superior
- Aansturing overige 2 extrinsieke oogspieren
- Bevat algemene somatische efferente vezels
- Nervus trigeminus
- Ontspringt uit de pons in de hersenstam
- Drielingszenuw → splitst in 3 kleinere zenuwen:
- Ramus ophtalmicus (V1)
- Gaat door fissura orbitalis superior
- Verzorgt innervatie midden neus tot en met voorhoofd
- Ramus maxillaris (V2)
- Gaat door het foramen rotundum
- Verzorgt innervatie voor het gebied van de slaap, zijkant van de neus t/m de bovenlip
- Ramus mandibularis (V3)
- Gaat door het foramen ovale
- Verzorgt innervatie voor de zijkant van het voorhoofd, een deel van de kaak t/m de onderlip
- Bevat ook motorische zenuwen → kauwspieren
- Somatische afferente vezels
- Speciaal efferente vezels
- Nervus abducens → aansturing extrinsieke oogspier
- Ontspringt uit de hersenstam, tussen de pons en medulla → loopt door fissura orbitalis superior
- Algemene somatische efferente vezels
- Nervus facialis → aangezichtszenuw
- Ontspringt uit de hersenstam, tussen de pons en medulla → verlaat de schedel via internal acoustic meatus → komt bij het foramen stylomastoïdeum naar buiten en vertakt middenin de oor-speekselklier
- Nervus facialis innerveert de oor-speekselklier niet, maar loopt er wel doorheen
- Belangrijke hersenzenuw met veel verschillende vezeleigenschappen
- Bestaat uit 2 zenuwtakken:
- Nervus facialis
- Nervus intermedius
- Speciaal viscerale afferente zenuwen
- Inwendige gehoorschelp
- Smaakzin voorste en tweede deel van de tong
- Speciaal viscerale efferente vezels
- Innervatie spieren in het gezicht
- Algemene somatische en viscerale afferente zenuwen
- Nervus vestibulocochlearis → evenwichts- en gehoorzin
- Ontspringt uit de hersenstam, tussen de pons en medulla → gaat naar buiten via de interne akoestische meatus
- Speciaal somatische afferente vezels
- Nervus vestibulus → evenwicht
- Nervus cochlearis → gehoor
- Nervus glossopharyngeus → tong en keel
- Ontspringt uit het verlengde merg → gaat door het foramen jugulare naar buiten
- Speciaal viscerale efferente vezels
- Speciaal viscerale afferente vezels
- Smaakzin
- Innervatie laatste deel tong
- Algemene viscerale afferente vezels
- Algemene viscerale efferente vezels
- Innervatie paratis klier/oorspeekselklier
- Nervus vagus → zwervende zenuw
- Ontspringt uit de medulla
- Enige hersenzenuw die ook buiten het hoofd-halsgebied innerveert
- Speciale viscerale efferente zenuwen
- Innervatie spieren in de pharynx en larynx
- Speciale afferente vezels
- Algemene viscerale afferente en efferente vezels
- Innervatie alle organen tot 2/3 van het colon
- Algemene somatische afferente vezels
- Nervus (spinalis) accessorius → hulpzenuw
- Ontspringt uit het ruggenmerg (C1 t/m C5)
- Eigenlijk is het dus geen echte hersenzenuw
- Arriveert via het foramen magnum
- Verlaat het brein via het foramen jugulare
- Aansturing van 2 halsspieren:
- Musculus sternocleidomastoïdeus
- Musculus trapezius
- Bevat algemene somatische efferente vezels
- Nervus hypoglossus → ondertong
- Ontspringt uit de medulla → gaat via het canalis hypoglossi naar buiten
- Algemene somatische efferente vezels
- Innervatie intrinsieke tongspieren
- Innervatie van bijna alle extrinsieke tongspieren, m.u.v. de palatoglossus
- De palatoglossus wordt geïnnerveerd door de nervus vagus
De tong:
Er zijn dus 5 hersenzenuwen gerelateerd aan de tong:
- Nervus facialis: smaakzin
- Nervus trigeminus: sensibiliteit voorste 2/3 van de tong
- Nervus glossopharyngeus: sensibiliteit achterste 1/3 van de tong
- Nervus vagus: aansturing palatoglossus
- Nervus hypoglossus: alle overige spieren van de tong
Parasympatische distributie:
Hersenzenuwen hebben postganglionaire neuronen die naar de periferie gaan:
- Nervus oculomotorius → ganglion ciliare
- Nervus facialis → ganglion pterygopalatine en ganglion submandibulare
- Nervus glossopharyngeus → ganglion oticum
- Nervus vagus → ganglia in de wand van verschillende viscera
Postganglionaire vezels verspreiden zich vooral naar de periferie door mee te lopen met de nervus trigeminus.
Sympatische innervatie hoofd:
Preganglionaire vezels ontspringen uit ruggenmergsegment T1 en gaan naar het ganglion cervicale superius. De postganglionaire vezel gaat dan via zenuwplexus a. carotis naar de schedelbasis en de periferie.
Add new contribution