Poot/ABP - Arrest

Poot/ABP (HR 2 december 1994, NJ 1995, 288)

Casus

Het Poot-concern bouwde tennishallen, welke zij verkocht aan het ABP, waarbij de tennishallen werden terugverhuurd aan het Poot-concern met samenwerking van Sportfondsen Nederland nv. De samenwerking tussen Poot en Sportfondsen Nederland verviel en derhalve wijzigde de samenwerking met het ABP ook, in die zin, dat Poot geen opdrachten meer kreeg van het ABP. Hierdoor zijn de vennootschappen behorende tot het Poot-concern in de jaren 1980 en 1981 allemaal failliet verklaard. Poot stelt zich op het standpunt, dat het ABP door zijn handelswijze een onrechtmatige daad dan wel wanprestatie jegens Poot heeft gepleegd, welke wanprestatie c.q. onrechtmatige daad ook gepleegd is tegen Poot als privé-persoon.

Het gaat in deze zaak om de vraag of aandeelhouders vanwege waardevermindering van hun aandelen (afgeleide) schadevergoeding kunnen verhalen op een derde die door wanprestatie of onrechtmatige daad schade heeft toegebracht aan het vermogen van de vennootschap.

Procesverloop

Poot heeft op 18 februari 1988 het ABP voor de rechtbank in Zwolle gedaagd, waarbij de vorderingen van Poot zijn afgewezen. Poot is in hoger beroep gegaan bij het Hof Arnhem, welke het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Poot gaat in cassatie.

Hoge Raad

NV’s en BV’s met beperkte aansprakelijkheid zijn rechtspersonen die zelfstandig, als dragers van eigen rechten en verplichtingen, aan het rechtsverkeer deelnemen, ook indien zij, zoals hier het geval is, door één persoon (enig directeur en enig aandeelhouder) worden beheerst. Het vermogen van een vennootschap is afgescheiden van dat van zijn aandeelhouders. Indien aan een vennootschap door een derde vermogensschade wordt toegebracht door het niet behoorlijk nakomen van contractuele verplichtingen jegens de vennootschap of door gedragingen die tegenover de vennootschap onrechtmatig zijn, heeft alleen de vennootschap het recht uit dien hoofde van de derde vergoeding van deze aan haar toegebrachte schade te vorderen. Die vermogensschade van de vennootschap zal, zolang zij niet is vergoed, een vermindering van de waarde van de aandelen in de vennootschap meebrengen. In beginsel kunnen de aandeelhouders echter op grond van dit (aanvankelijk) voor hen ontstane nadeel niet een eigen vordering tot schadevergoeding tegen de bedoelde derde geldend maken. Het ligt op de weg van de vennootschap om ter bescherming van de belangen van allen die bij het in stand houden van haar vermogen belang hebben, van de derde schadevergoeding te vorderen; slaagt zij daarin, dan moet ook de met die schade corresponderende waardevermindering van de aandelen geacht worden ongedaan te zijn gemaakt. Zou de vennootschap het vorderen van schadevergoeding nalaten, dan behoeven de belanghebbenden daarin niet te berusten; het Nederlandse rechtsstelsel biedt dan voldoende mogelijkheden om het bestuur van de vennootschap tot het alsnog instellen van de vordering te nopen. Er is geen grond om op dit punt onderscheid te maken tussen het geval van een vennootschap met een aantal aandeelhouders en dat van een vennootschap waarvan de aandelen in één hand zijn. Ook is in dit verband niet van belang in hoeverre bij een vennootschap met slechts één aandeelhouder deze laatste tevens als (enig) directeur het doen en laten van de vennootschap beheerst.

Het ‘waardeloos maken’ van de aandelen door het veroorzaken van het faillissement kan niet worden aangemerkt als een inbreuk op een subjectief recht van de directeur-enig aandeelhouder, welke inbreuk onrechtmatig zou zijn ook zonder dat een zorgvuldigheidsplicht jegens laatstgenoemde is geschonden.

De regel dat onrechtmatig is een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, heeft betrekking op de zorgvuldigheid die in een bepaalde verhouding tegenover een of meer bepaalde anderen behoort te worden betracht en is dus naar haar aard niet een norm die strekt tot bescherming van de belangen van allen die schade lijden als gevolg van het feit dat de vereiste zorgvuldigheid tegenover die bepaalde anderen niet in acht is genomen. De directeur-enig aandeelhouder diende als eisende partij te stellen welke specifieke zorgvuldigheidsnorm jegens hem in privé in acht had moeten worden genomen. Hij kon niet volstaan met het stellen van wanprestatie of onzorgvuldig handelen jegens het concern.

Image

Access: 
Public

Image

Click & Go to more related summaries or chapters

Samenvattingen: de beste jurisprudentie en arresten voor ondernemingsrecht en rechtspersonenrecht samengevat

Join WorldSupporter!
This content is related to:
Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org
Submenu: Summaries & Activities
Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
Search a summary, study help or student organization