Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Werkgroepopdrachten 2017/2018
- 2032 keer gelezen
In de hoofdstukken 13 en 36 van het Handboek wordt onder meer geschreven over de (rol van de rechter bij de) interpretatie van de Grondwet.
A: Wat wordt bedoeld met ‘’tweesporigheid’’ in de uitleg van de Gw?
B: Wat is het verband tussen het toetsingsverbod van art. 120 Gw en de vanaf p. 849 beschreven grenzen aan de rechtsvormende taak van de rechter?
Verhey en Aal bespreken in hun artikel Delegatie van regelgevende bevoegdheid in Nederland: tijd voor herbezinning de grenzen die het Nederlandse staatsrecht stelt aan delegatie van de bevoegdheid tot regelgeving.
A: Wat wordt verstaan onder een zelfstandige algemene maatregel van bestuur?
B: Het uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) is een zelfstandig bestuursorgaan dat belast is met onder meer de uitvoering van de Werkloosheidwet en de Ziektewet. Daartoe heeft het UWV bij wet de bevoegdheid gekregen om algemeen verbindende voorschriften vast te stellen over de wijze van inning van premies. Artikel 73, tweede en derde lid van de Wet financiering sociale verzekeringen bepaalt daarover:
1. Het UWV kan nadere regels stellen met betrekking tot de premie.
2. De door het UWV op grond van het tweede lid gestelde regels behoeven de goedkeuring van onze Minister.
Wat is de staatsrechtelijke verklaring voor het bestaan van het derde lid?
C: In de moderne verhoudingen is de praktijk van het opnemen van ruime delegatiegrondslagen een groter probleem dan de uitgifte van zelfstandige algemene maatregelen van bestuur. Welke bezwaren kunnen worden ingebracht tegen zulke ruime delegatie?
D: Hoe kunnen de bezwaren zoals geformuleerd naar aanleiding van vraag 2c worden ondervangen?
In 1989 wees de HR het Harmonisatiewet-arrest.
A: De Hoge Raad bespreekt diverse argumenten die steun geven aan het oordeel de rechter bevoegd te achten een wet in formele zin te toetsen. Welke rol speelt de kwaliteit van het proces van wetgeving in dit verband?
B: In het arrest worden ook argumenten besproken die tot de conclusie voeren dat de rechter niet bevoegd is een wet in formele zin te toetsen. Welke zijn dat?
C: Acht de Hoge Raad rechterlijke toetsing van de formele wet aan fundamentele rechtsbeginselen onder alle omstandigheden uitgesloten?
In het geschil dat leidde tot het Faunaverordening Fryslan-arrest werd een zogeheten bevel tot wetgeving geëist.
A: Welke staatsrechtelijke bezwaren kunnen worden ingebracht tegen een rechterlijk bevel tot wetgeving?
B: Gaan de argumenten die de Hoge Raad er in deze zaak toe brengen de vordering af te wijzen, in gelijke mate op wanneer gevorderd wordt dat de rechter de vaststelling van een amvb of een ministeriele regeling zou bevelen?
De Wet Algemene regels herindeling (Wet Arhi) bepaalt onder meer dat het provinciebestuur aan de minister van Binnenlandse zaken een voorrstel kan doen voor een gemeenschappelijke herindeling. De daadwerkelijke herindeling vindt plaats bij wet. Enkele jaren geleden nam het bestuur van de provincie Groningen het initiatief voor een fusie van de gemeenten Haren, Ten Boer en Groningen. Vooral in Haren bestond daartegen veel verzet. Een burgercomité heeft geprobeerd de herindeling via de burgerlijke rechter tegen te houden. Het vorderde daartoe dat de rechter de pronvincie Groningen zou ‘verbieden verdere (juridische of feitelijke) stappen te zetten in het proces dat is gericht op het in een formele wet vastleggen van een herindelingsvoorstel, waarbij behalve de gemeente Groningen en de gemeente Ten Boer ook de gemeente Haren zal zijn betrokken (…)’, totdat aan bepaalde voorwaarden zou zijn voldaan. Eind december 2016 wees de rechtbank de vordering af. Het rechtbankvonnis is in mei 2017 in hoger beroep bekrachtigd. Tegen het arrest van het Hof is geen cassatie ingesteld. De fusie is uiteindelijk per 1 januari 2019 gerealiseerd. Leg uit waarom de rechterlijke beslissingen in deze procedure naar Nederlands staatsrecht niet zo verrassend zijn.
In het Knooble b.v./Stat der Nederlanden-arrest draait het om de status van zogeheten NEN-normen.
A: Wat zijn NEN-normen?
B: Waarom zijn NEN-normen niet aan te merken als algemeen verbindende voorschriften?
C: Welke staatsrechtelijke bezwaren kunnen worden ingebracht tegen de verwijzingspraktijk die bij de NEN-normen is gehanteerd?
A: De tweesporigheid heeft betrekking op de uitleg van de rechter met betrekking tot de grondwet. Hoe de rechter de Grondwet interpreteert kan verschillen van de uitleg die staatsorganen geven.
B: De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen, volgens art. 120 GW. Zou hij dit wel doen, dan zou hij verder gaan dan zijn rechtsvormende taak en op de stoel van de wetgever gaan zitten. De democratische legitimatie kom dan in het geding! Die is wel aanwezig bij de wetgever, we kiezen de Staten-Generaal, maar de wetgever is niet democratisch gekozen.
A: Een zelfstandige algemene maatregel van bestuur heeft geen wettelijke grondslag. R.o. 3.1.
B: Antwoord niet bekend
C: Ruime delegatie kan afbreuk doen aan het legaliteitsbeginsel, en daaruit volgend ook aan het primaat van de wetgever. Par. 3.3.
D: Kernelementen dienen in de regeling te worden opgenomen. Daarnaast zie je in par 3.2. dat vage begrippen open normen etc. zoveel mogelijk moeten worden vermeden. Tot slot 3.7: bij delegatie heb je ook een vorm van parlementaire betrokkenheid, voorhang.
A: r.o. 3.4. : het derde argument betoogt: ‘Het parlementaire stelsel wordt steeds meer monistisch en de uitvoerende macht krijgt een overwicht. Hierdoor groeit de behoefte aan rechterlijke toetsing’.
B: r.o.3.5: Ze zijn besproken in het parlement maar niet weersproken. Daarnaast vind je een argument in r.o. 3.5/3.6 : het toetsingsverbod is wezenlijk voor de traditionele plaats van de rechter in ons staatsstelsel, er is geen verandering ontstaan.
C: Nee, dit blijkt uit r.o. 3.4 en ook uit het sclerose arrest.
A: r.o. 3.3.4: De rechter mag niet ingrijpen in de procedure van politieke besluitvorming en afweging van belangen. Er worden hiervoor vier argumenten gegeven in r.o. 3.3.
B: Ja, r.o. 3.3.5: ook dan treedt de rechter op in de politieke besluitvorming, en dit is voorbehouden aan de gekozen vertegenwoordigers
Wanneer een rechter beslist over het maken van wetgeving gaat de rechter op de stoel van de wetgever zitten. Ook als de rechter beslist dat er wetgeving gemaakt moet worden, gaat de rechter op de stoel van de wetgever zitten.
A: NEN-normen zijn technische normen die omschrijven hoe aan bepaalde eisen moeten worden voldaan. Ze zijn in het kader van NNI tot stand gekomen, r.o. 3.1.
B: NEN-normen zijn privaatrechtelijk, ze moeten ook gekocht worden. Het NNI is niet bij of krachtens de wet bevoegd om algemeen verbindende voorschriften te maken. Ze zijn dus ook geen algemeen verbindende voorschriften. R.o. 3.8.
C: Het kenbaarheidsvereiste en de onbetrokkenheid van de Staten-Generaal.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat werkgroepopdrachten uit 2018/2019 bij het vak Staatsrecht 2, Rijksuniversiteit Groningen, B2.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1612 |
Add new contribution