Staatsrecht 2 - RUG - B2 - Werkgroepopdrachten 2017/2018
- 2030 keer gelezen
Het SGP-arrest betreft de consequenties van de anti-discriminatiebepaling zoals die is opgenomen in het VN-Vrouwenverdrag.
A: Wat is voor de Staat het inhoudelijke argument om te bepleiten dat het arrest van het gerechtshof zou worden vernietigd?
B: Waarom moet volgens de HR in dit geval een beperking op de vrijheid van de SGP om uiting te geven aan haar levensbeschouwelijke of godsdienstige overtuiging worden aanvaard?
De Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) werkt met de begrippen ‘’direct onderscheid’’ en ‘’indirect onderscheid’’.
A: Waarin verschilt direct onderscheid van indirect onderscheid?
B: Commerciële aanbieders van producten of diensten hanteren soms verlaagde tarieven voor bepaalde groepen, bijvoorbeeld voor vrouwen of senioren. Onder welke voorwaarde zijn deze praktijken in overeenstemming met de Awgb?
In zijn noot onder de Jezus redt-uitspraak beschrijft Schutgens de stand van de jurisprudentie over art. 7 Gw.
A: Wat is het voornaamste verschil in beschermingsreikdwijdte tussen de leden 1 en 3 van art. 7 Gw?
B: Waarom concludeert de Afdeling Bestuursrechtspraak in de zaak- Jezus redt dat de appellant zich niet met succes op zijn recht op vrije meningsuiting kan beroepen?
In de uitspraak van het EHRM in de zaak Von Hannover t. Duitsland II draaide het onder meer om de bescherming die roddelbladen genieten onder art. 10 EVRM.
A: Waarom kan van art. 10 EVRM worden gezegd dat het zowel een ruimere als beperktere mate van bescherming biedt dan art. 7 Grondwet?
B: Welke betekenis hecht het Hof aan de positie of status van de persoon over wie gepubliceerd wordt, de positie of status van het medium dat publiceert en de aard van het onderwerp waarover de publicatie handelt?
De Onderwijsraad heeft in 2012 op verzoek van de Tweede Kamer een advies uitgebracht over de vraag of de interpretatie van art. 23 Gw nog past in de huidige maatschappelijke context.
A: Welke garanties biedt art. 23 Gw aan het openbaar onderwijs?
B: Welke garanties biedt art. 23 Gw aan het bijzonder onderwijs?
Enkele jaren geleden werd bekend dat de kwaliteit van het onderwijs op sommige bijzondere scholen (vooral in de grote steden) onder de maat was. De verantwoordelijke wethouders zinden op manieren om de betreffende scholen te dwingen de kwaliteit te verbeteren. Zijn de gemeenten bevoegd slecht presterende scholen om die reden te korten op hun financiering?
Naast de Grondwet bevatten ook diverse verdragen garanties inzake het onderwijs. Waarin verschilt de verdragsrechtelijke bescherming van de garanties die de Grondwet biedt?
A: De Staat heeft een aantal inhoudelijke argumenten. Als eerste stelt de Staat dat de bestaande wetgeving al voldoende mogelijkheid biedt om discriminatie tegen te gaan en dat zij en afweging heeft gemaakt tussen de twee grondrechten en besloten heeft dat het recht op vrijheid van godsdienst van de SGP voorgaat gelet op de rol van politieke partijen in ons democratische stelsel. De twee criteria ‘convincing and compelling reasons’ and ‘a pressing social need’ worden hierbij meegenomen. Het laatste argument is dat de burgerlijke rechter niet bevoegd is wetgeving te maken, en dit verwijst weer naar de eerdere arresten Waterpakt en Faunabescherming. Zie r.o. 4.2.4
B: Volgens de Hoge Raad moet een beperking worden aanvaard aangezien het actief en passief kiesrecht niet als twee losse dingen gezien kunnen worden. R.o. 4.5.5
A: Antwoord niet bekend
B: Antwoord niet bekend
A: Direct onderscheid is verboden volgens de grondwet, het kent een gesloten stelsel, tenzij het indirect onderscheid oplevert. Indirect onderscheid is onderscheid op een ogenschijnlijk neutrale grond, dat leidt tot direct onderscheid. Indirect onderscheid zou wel objectief gerechtvaardigd kunnen zijn. Een voorbeeld van indirect onderscheid is bijvoorbeeld kort haar hebben (want dan betreft het meer mannen dan vrouwen) en lengte (mannen zijn meestal langer dan vrouwen)
B: Zoiets zou in overeenstemming met de Awgb als het een legitiem doel nastreeft en de gebruikte middelen hiervoor passend en noodzakelijk zijn, ex art. Je moet het ook objectief kunnen rechtvaardigen, wat hier niet het geval is! Het stappenplan wat je bij dit soort vragen moet hanteren:
Geslacht wordt wel genoemd in de Awgb dus hier is sprake van direct onderscheid, maar leeftijd wordt niet genoemd dus hier kan je je niet op beroepen.
A: Wat betreft de reikwijdte heeft art. 10 EVRM een grotere, omdat dit artikel bijvoorbeeld ook gaat over het recht om informatie te kunnen ontvangen, en art. 7 Gw heeft dit niet. Ook betekent ''wet'' in het EVRM al het mogelijke recht, terwijl ''wet'' in de Grondwet slechts een wet in formele zin betekent. art. 7 Gw biedt meer bescherming vanwege het duidelijk neergelegde censuurverbod, art 10 EVRM zegt dit niet met zoveel woorden.
B: Status van de persoon: acht het Hof belangrijk, zie r.o. 110. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen personen die privé handelen en mensen die in publieke context handelen, waaronder beroemdheden. Mensen die in publieke context handelen hebben minder bescherming op hun privéleven. Positie of status van het medium: de pers wordt gezien als een ‘’publieke waakhond’’ zie r.o. 110 alinea 2. De aard van het onderwerp: ook belangrijk volgens het Hof, er moet een onderscheid worden gemaakt tussen het rapporteren van feiten die bijdragen aan een politiek debat, of publicaties die hier niets mee te maken hebben, ook r.o. 110.
Vanaf r.o. 107 worden er criteria op een rij gezet die van belang zijn voor afweging tussen meningsuiting vs privacy. Dit wordt de Hannoverchecklist/hannovertest genoemd 5 criteria.
A: De Gw garandeert dat openbaar basisonderwijs in iedere gemeente gevolgd kan worden, en dat dit door de staat wordt bekostigd. Ook garandeert de Gw dat het openbaar onderwijs ongeacht de levensbeschouwing algemeen toegankelijk is voor zowel medewerkers als leerlingen, en dat de kwaliteit van het onderwijs gewaarborgd wordt door de overheid.
B: De Gw garandeert dat het bijzonder onderwijs door de staat wordt betaald. Een school met bijzonder onderwijs mag zijn eigen religieuze opvattingen tot uitdrukking brengen. Ook komt het bijzonder onderwijs 3 vrijheden toe: de vrijheid van stichting, richting en inrichting. (Zie blz. 226 klapper).
Nee, gemeenten zijn hier niet toe bevoegd. De Grondwet gaat er van uit dat toezicht op onderwijskwaliteit een zorg is van de rijksoverheid, en niet van de lagere overheden.
Zie art. 2 eerste Protocol EVRM of art. 14 handvest EU: de bescherming is hier meer gericht op het recht om onderwijs te genieten, ‘’droit d’apprendre’’. Terwijl art 23 Gw meer laat zien welke rol de overheid speelt bij het geven van onderwijs, en de aanbieder van onderwijs beschermt (zie dit met de schoolstrijd in het achterhoofd). Verdragen beschermen meer de volger van het onderwijs.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat werkgroepopdrachten uit 2018/2019 bij het vak Staatsrecht 2, Rijksuniversiteit Groningen, B2.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1861 |
Add new contribution