Psychology and behavorial sciences - Theme
- 16815 reads
De menselijke agressie is altijd een belangrijk onderwerp geweest voor psychologen. Men dat dat mensen minder agressief zouden zijn na de gebeurtenissen van de WO II, maar niks is minder waar. Het aantal moorden is toegenomen in geïndustrialiseerde landen, vooral in de Verenigde Staten. In de afgelopen paar jaar is er een hernieuwde belangstelling voor het onderzoek naar de reden van agressie van mensen. Er is al een aantal dingen geïdentificeerd dat agressie kan veroorzaken. De beschikbaarheid van wapens, geweld tegen kinderen op school en thuis, globale opwarming en de verspreiding van geweld via de media. Al deze dingen dragen bij aan hoge levels van geweld in moderne samenlevingen. De schrijvers van het artikel beschreven eerst een aantal definities, gaven daarna specifieke theorieën over agressie en ze bespraken tenslotte het generale agressiemodel. Deze volgorde wordt hier ook aangehouden.
Menselijke agressie is elk gedrag dat er op gericht tegen een ander individu dat uitgevoerd is om onmiddellijk iemand pijn te doen. De dader moet ook denken dat het gedrag het slachtoffer pijn kan doen en dat het slachtoffer het gedrag probeert te ontwijken. Als iemand per ongeluk een ander verwondt, dan spreken we niet van agressie, omdat het niet opzettelijk was. Geweld is agressie dat extreem pijn als doel heeft. Vijandelijke agressie kan gezien worden als impulsief, gestuurd door woede, gemotiveerd om de ontvanger pijn te doen en als reactie op een waargenomen provocatie. Het wordt ook wel affectieve of reactieve agressie genoemd. Instrumentele agressie wordt gezien als een manier om een doel, ander dan het pijn doen van de ontvanger, te bereiken. Deze vorm is proactief in plaats van reactief. In de analyse van de schrijvers van dit artikel wordt er een onderscheid tussen proximale en ultieme doelen. Zij zien de intentie om iemand pijn te doen als een noodzakelijke kenmerk van agressie. Het is daarnaast ook alleen noodzakelijk als een proximale doel. Daarnaast onderscheiden ze tussen verschillende types van agressie van het niveau van ultieme doelen. Zowel diefstal als zinloos geweld zijn acties van agressie, omdat ze beide de intentie hebben om anderen pijn te doen. Ze verschillen echter wel in ultieme doelen.
Er zijn vijf theorieën die het agressie-onderzoek leiden. De theorieën komen enigszins overeen en daarom willen veel onderzoekers deze vijf samenvoegen in een raamwerk. De eerste theorie is de cognitieve neo-associatie theorie. Berkowitz stelde voor dat aversieve gebeurtenissen, zoals harde geluiden, frustratie, provocatie, onprettige geuren en onaangename temperaturen negatieve effecten produceren. Negatieve effecten zullen verschillende gedachten, herinneringen en motorische uitdrukkingen stimuleren. Ook zullen er fysiologische responsen die te maken hebben met de vecht of vlucht reactie gestimuleerd worden. De vechtassociaties zullen gevoelens van woede oproepen en de vluchtassociaties zullen angstgevoelens oproepen. Ook gaat de theorie er van uit dat kenmerken die aanwezig zijn bij zo’n aversieve gebeurtenis geassocieerd worden met de gebeurtenis en met de cognitieve en emotionele responsen die door de gebeurtenis opgeroepen zijn. Agressieve gedachten, emoties en gedragsneigingen zijn gelinkt in het geheugen. Als mensen gemotiveerd zijn, dan zullen ze nadenken waarom ze zich op een bepaalde manier voelen en waarom ze boos waren en zich zo gedragen hebben. Dit model kan goed vijandelijke agressie uitleggen.
Een andere theorie is de sociale leertheorie van Bandura. Volgens deze theorie leren mensen agressieve responsen net zoals ze andere vormen van sociaal gedrag leren: door directe ervaring of door observatie van anderen. Volgens deze theorie worden agressieve gedragingen dus aangeleerd via observatie. De sociale leertheorie is vooral belangrijk voor het begrijpen van het verkrijgen van agressie en voor instrumentele agressie. Een andere theorie is de script theorie. Huesmann stelde dat wanneer kinderen agressieve dingen in de media zien, ze scripts van agressie ontwikkelen. Scripts definiëren situaties en leiden gedrag. Een script zal gekozen worden om een situatie te representeren en de persoon zal zich volgens de script gedragen. Scripts zijn goed geoefende, hoog geassocieerde concepten in het geheugen en ze hebben vaak te maken met doelen, links en actieplannen. Als dingen zo sterk gelinkt zijn met elkaar, dan worden ze een script. Een vaak geoefende script kan op twee manieren toegankelijkheid krijgen: door links met andere concepten in het geheugen en dit zorgt er voor dat het aantal paden waar een script door geactiveerd kan worden toeneemt en door de sterkte van de links. Deze theorie is vooral belangrijk voor automatische gedragingen.
Een andere theorie is de excitatie overdracht theorie. Volgens deze theorie gaat fysiologische opwinding langzaam weg en als twee opwindende gebeurtenissen vlak achter elkaar gebeuren, dan kan de opwinding van de eerste gebeurtenis aan de tweede toegeschreven worden. Als de tweede gebeurtenis met woede te maken heeft, dan zal de additionele opwinding de persoon nog meer boos maken. De vijfde theorie is de sociale interactietheorie. Deze interpreteert agressief gedrag als sociaal beïnvloedbaar gedrag. Een persoon gedraagt zich dwangmatig om het gedrag van een andere persoon te veranderen. Ook kan de persoon woede gebruiken om iets te krijgen (geld, seks) of om wraak te nemen. De keuzes die de handelaar maakt zullen gestuurd worden door de verwachte uitkomsten van het gedrag. Sociale interactietheorie geeft een verklaring van agressieve handelingen die gemotiveerd zijn door hogere doelen.
De schrijvers van het artikel hebben een integratief raamwerk gemaakt van de agressietheorieën. Ze hebben bestaande theorieën samengevoegd in een geheel. Deze theorie heeft ten minste vier voordelen op afzonderlijke theorieën. Het is ten eerste meer zuinig dan afzonderlijke theorieën. Het legt daarnaast agressieve handelingen die gebaseerd zijn op meerdere motieven beter uit. Het zal ten derde helpen bij interventies voor de behandeling van mensen die chronisch agressief zijn. Tenslotte geeft het een beter inzicht in opvoedmethoden en ontwikkelingsissues. Het GAM is er gebaseerd op het feit dat kennisstructuren uit ervaring ontwikkeld zijn, ze perceptie op meerdere levels beïnvloeden, geautomatiseerd kunnen worden met gebruik, affectieve staten kunnen bevatten en gebruikt worden om de interpretatie van mensen te leiden. Er zijn drie relevante subtypes van kennisstructuren: perceptuele schema’s (het identificeren van fysieke objecten), persoon schema’s (overtuigingen over bepaalde groepen mensen) en gedragsscripts (informatie over hoe mensen zich gedragen onder verschillende omstandigheden). Een bepaalde gebeurtenis heeft inputs van personen en situaties, heeft cognitieve en affectieve routes waarlangs input variabelen hun invloed hebben en uitkomsten van de onderliggende keuzeprocessen.
De inputs kunnen biologische, psychologische, omgevingsfactoren en sociale factoren zijn. Persoonlijke factoren zijn alle factoren die een persoon meebrengt in een situatie. Er zijn bepaalde kenmerken van een persoon die hem/haar blootstellen aan hogere levels van agressie. Mensen met veel zelf vertrouwen zullen over het algemeen meer agressie produceren dan mensen met een lager zelf vertrouwen. Er zijn meer mannen dan vrouwen die agressief zijn en mannen en vrouwen verschillen in de manieren die hun kunnen provoceren en de manieren om agressie te uiten. Vrouwen zullen vaker gebruik maken van indirecte agressie. Mannen zijn meer overstuur als hun vrouwen seksueel vreemdgaan dan wanneer hun vrouwen emotioneel vreemdgaan. Bij vrouwen is dit andersom. Overtuigingen zijn ook belangrijk bij agressie. Mensen die denken dat ze iets goed kunnen uitvoeren en hun doel zullen bereiken, zullen eerder bereid zijn om dit uit te voeren. Attitudes zijn evaluaties over mensen, objecten en issues. Bepaalde mensen zullen niet agressief zijn tegen iedereen, maar alleen agressief tegen een groep (bijv. vrouwen, homoseksuelen, donkergekleurde mensen). Waarden spelen ook een rol bij agressie. Als agressie als een acceptabele manier wordt gezien om te handelen met interpersoonlijke conflicten, dan zal deze persoon ook eerder agressie tonen dan een persoon die agressie niet als acceptabel ziet. Lange termijndoelen zullen de bereidheid van het individu om agressie te tonen beïnvloeden. Ook zullen scripts de bereidheid om agressie te tonen beïnvloeden.
Situationele factoren bevatten belangrijke kenmerken van een situatie, zoals de aanwezigheid van provocerende of agressieve tekenen. Situationele factoren beïnvloeden agressie door invloed uit te oefenen op cognities, opwinding en affectie. Agressieve tekenen zijn objecten die concepten die te maken hebben met agressie omhoog halen. Zo kan de aanwezigheid van wapens mensen meer agressief maken. Provocatie kan ook voor agressie zorgen. Ook frustratie speelt een belangrijke rol bij agressie. Frustratie kan gezien worden als een blokkade van doelbereiking. Mensen zullen daardoor meer frustratie krijgen en zullen eerder geneigd zijn om agressie te tonen. Ook aversieve condities, zoals pijn, hoge temperaturen, stank en harde geluiden zullen voor meer agressie zorgen. Drugs en alcohol kunnen ook op een indirecte manieren agressie verhogen.
De routes waarlangs input variabelen gaan, zijn ook belangrijk. Sommige factoren kunnen invloed hebben op een persoon door cognities, affect of opwinding. Sommige factoren zullen invloed hebben op agressie door de toegankelijkheid van agressieve concepten in het geheugen groter te maken. Pijn, ongemak en het zien van bijvoorbeeld agressieve programma’s kan vijandelijkheid laten toenemen. Opwinding kan agressie op drie manieren beïnvloeden. Opwinding van een irrelevante bron kan de dominante actieneiging versterken. Ook kan opwinding door irrelevante bronnen misplaats worden als agressie in provocerende situaties. Dit zorgt voor woede-gemotiveerde agressief gedrag. Een derde (en nog niet goed geteste) manier waarop opwinding invloed kan hebben is dat hoge en lage levels van opwinding aversieve staten kunnen zijn en agressie dus op dezelfde manier als andere aversieve of pijnlijke stimuli beïnvloeden. De interconnectie tussen opwinding, affect en cognities zijn hoog.
De uitkomsten bevatten complexe informatieprocessen die gaan van de relatief automatische tot gecontroleerde processen. De uitkomsten van keuzeprocessen zullen bepalen welke actie iemand onderneemt. Als een persoon aan agressieve dingen denkt en iemand botst tegen deze persoon aan, dan zal de eerste persoon denken dat de tweede persoon uit agressie tegen hem aanbotste. Als de eerste persoon niet denken aan agressieve dingen, maar bijvoorbeeld aan het feit dat hij zich in een drukke ruimte bevindt, dan zal hij niet denken dat iemand die tegen hem aanbotst dat uit agressie deed. De huidige interne staat bepaald voor een groot deel welke type automatische processen er gedaan zullen worden. Mensen kunnen ook controle uitoefenen op de situatie en alternatieve routes van de situatie opzoeken. Relevante informatie over de oorzaak van de gebeurtenissen kan er gezocht worden, relevante gedachten kunnen opgezocht worden en de kenmerken van de huidige situatie kunnen opgezocht worden. Daarna zullen ze besluiten hoe ze verder willen handelen.
Het verleden van ervaringen en de toekomstverwachtingen van een persoon kunnen ook invloed hebben op het heden. Als kinderen herhaaldelijk blootgesteld worden aan bepaalde factoren (media geweld, slechte ouders) dan kunnen het agressieve volwassenen worden. Deze lange termijneffecten ontstaan door de ontwikkeling, automatisatie en versterking van agressieve structuren. Als een kind meer agressief wordt, dan zal de sociale omgeving daar ook op reageren. Sommige mensen zullen niet met het kind willen omgaan, anderen wel. Die interacties kunnen anders van aard zijn dan eerst. Interacties met leraren, vrienden en ouders zullen waarschijnlijk achteruitgaan en de relaties met andere agressieve individuen zullen vooruit gaan. Zo hebben situationele factoren ook invloed op lange termijn effecten.
Er zijn nog meer kenmerken van agressie die uitgelegd moeten worden. De sociale situatie of de gelegenheid zullen agressie tegenhouden. In een kerk zal iemand niet zo gauw agressief gedrag vertonen, want er zijn veel getuigen, sterke sociale normen tegen agressie en specifieke niet-agressieve gedragsrollen voor iedereen die aanwezig is. Alcohol, anonimiteit en mannen die om aandacht van vrouwen vechten zullen juist agressie opwekken. Maar ook al doet de kans zich voor en ook al is iemand heel erg boos, hij/zij zal niet altijd gewelddadige acties verrichten. Sommige mensen hebben een goede zelfregulatie en kunnen niet ontsnappen aan hun morele waarden die ze aan zichzelf stellen.
Een persoon niet als een mens zien (wat de nazi’s deden bij de Joden) kan er voor zorgen dat mensen juist gemakkelijk geweld vertonen. Bepaalde bedreigingen van behoeften kunnen ook agressie oproepen. De meeste mensen willen zichzelf in een positief licht zien, ze willen dat anderen hen positief zien, ze willen geloven dat de wereld een oprechte plaats is, ze willen bij een sociale groep horen en ze willen hun groep als goed zien. Bedreigingen voor een (of meerdere) van deze dingen kunnen agressie oproepen. Wat een persoon geleerd heeft zal bepalen wanneer hij agressief gedrag zal vertonen als een van deze dingen bedreigd wordt. Woede wordt vaak gelinkt met agressie. Woede zorgt er voor dat agressie als justificatie gezien kan worden en woede zorgt er ook voor dat men agressieve neigingen zal behouden over de tijd. Woede zal de aandacht naar provocerende gebeurtenissen richten en deze processen dieper verwerken.
Pogingen om agressieve individuen te veranderen zijn minder succesvol naarmate de persoon ouder wordt. Personen met meerdere levenservaringen zullen een sociale wereld geconstrueerd hebben en deze zullen gebaseerd zijn op kennisstructuren. Het is lastig om zoiets te veranderen. Volgens het GAM moeten interventies gericht zijn op meerdere bronnen, want agressie kan dus door vele dingen aangeleerd/veroorzaakt worden. Pogingen om agressieve volwassenen te rehabiliteren wordt meestal in gevangenissen gedaan, maar de meeste pogingen zijn gefaald. Ook zijn er veel behandelingen geweest voor jongeren, zoals bootcamps of afschrikmethoden, maar deze hebben ook geen groot effect gehad. Er zijn echter wel methoden die wel kunnen helpen. Dit zijn methoden die gericht zijn op meerdere factoren. Zo moeten er eerst de factoren die bijdragen aan agressie geïdentificeerd worden. Factoren van school, families, omgeving en vrienden moeten ook bekeken worden.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1425 | 1 |
Add new contribution