Oefententamen 11: Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht - UU

Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Burgerlijk Procesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.

Vragen

Vraag 1

De op een boerderij in Bedum geboren en getogen geliefden Jan en Marie, beiden met de Nederlandse nationaliteit, zien het boerenleven in Nederland niet langer zitten. Ze besluiten direct na hun huwelijksvoltrekking te emigreren naar Belarus (Wit-Rusland). De spanningen van het leven daar en de stress van het opzetten van een nieuw bedrijf, blijken echter na vijf jaar te groot voor het huwelijksleven. Marie keert terug naar Bedum waar ze tijdelijk haar intrek neemt bij haar ouders. Een maand na haar terugkeer wil ze een echtscheidingsverzoek indienen. Jan wil niet scheiden en kondigt aan in rechte te zullen verschijnen en alle mogelijke verweren aan te gaan voeren.

Kan Marie het echtscheidingsverzoek meteen al indienen bij de Nederlandse, als internationaal bevoegde, rechter? Zo ja, welke rechter binnen Nederland is absoluut en relatief bevoegd?

Vraag 2

Meertens heeft vanwege een geschil met Koenders, advocaat Douma in de arm genomen om Koenders in rechte te betrekken. In opdracht van Douma heeft deurwaarder Hendriks op geldige wijze de dagvaarding uitgebracht. Op de aangezegde rechtsdag blijkt echter dat Douma verzuimd heeft de zaak tijdig bij de rechtbank op de rol te doen inschrijven.

Wat zijn de gevolgen van dit verzuim voor de procedure en welke twee mogelijkheden zijn er om dit recht te zetten?

Vraag 3

Tijdens een procedure bij de rechtbank, waarin Elmer B.V. is gedagvaard door Okal B.V. in verband met oneerlijke concurrentie, wordt door de rechter een comparitie van partijen gelast. Tijdens de comparitie brengt Okal B.V. voor het eerst een 150 pagina’s tellend stuk in het geding, waarmee zij de rechter wil proberen te overtuigen van haar gelijk.

Mag Okal B.V. dit stuk tijdens de comparitie nog in het geding brengen en wat zal de rechter in zo’n geval met deze informatie doen?

Vraag 4

Melse en Putter sluiten een overeenkomst van opdracht. Melse stelt dat Putter wanprestatie heeft gepleegd. Putter betwist dat. Melse dagvaardt Putter voor de rechtbank, sector civiel. In die procedure biedt Putter bewijs aan van een bepaald (door Melse betwist) feit door het horen van een aantal met naam genoemde getuigen. De rechtbank meent dat dit bewijsaanbod ter zake dienend en voldoende gespecificeerd is.

Toch passeert de rechtbank het bewijsaanbod, omdat het haar onwaarschijnlijk voorkomt dat het betwiste feit bewezen zal worden door de door Putter genoemde getuigen. De rechtbank komt mede tot dat oordeel op grond van de (vele) door Melse in het geding gebrachte schriftelijke bewijsmiddelen. Al deze bewijsmiddelen ondersteunen het door Melse ingenomen standpunt. Putter beschikt niet over schriftelijk bewijs dat zijn kant van het verhaal van het betwiste feit ondersteunt. Een en ander brengt de rechtbank ertoe het bewijsaanbod te passeren en de vordering van Melse toe te wijzen.

Geef uw gemotiveerde oordeel over genoemde overwegingen van de rechtbank.

Vraag 5

Jan Horowitz is werkzaam bij het bedrijf De Geldersche IJssel (DGIJ). Op een gegeven moment beschuldigt DGIJ hem ervan gelden te hebben verduisterd. Jan ontkent heftig, maar kan zijn werkgever niet overtuigen. De verhouding is zo verziekt dat besloten wordt om de arbeidsovereenkomst langs de weg van ontbinding wegens gewichtige redenen te beëindigen. De kantonrechter wijst het daartoe strekkende verzoek van DGIJ toe en kent Jan een vergoeding toe op de voet van artikel 7:685 lid 8 BW. Jan, die niet onmiddellijk ander werk kan vinden, heeft het geld hard nodig. In zijn verweerschrift had hij om die reden al verzocht dat de kantonrechter de beschikking met toepassing van artikel 288 Rv uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren.

Is uitvoerbaarverklaring bij voorraad in dit geval mogelijk en/of zinvol gelet op de aard en strekking van deze voorziening?

Vraag 6

Joukes heeft bij Garage Meijer te Groningen een nieuwe auto gekocht. Al tijdens de eerste rit met de auto blijkt dat er een probleem met de motor is. Joukes gaat met de auto terug naar de garage en daar wordt door een welwillende monteur direct geprobeerd het mankement te verhelpen. Dat lijkt te lukken, maar na twee weken beginnen de problemen opnieuw. De garage voert nogmaals een reparatie uit, maar ook nu helpt dit niet afdoende. Het blijkt uiteindelijk een telkens terugkerend probleem te zijn bij deze auto. Joukes heeft er op een gegeven moment genoeg van en vordert in kort geding ontbinding van de overeenkomst.

Wat voor soort uitspraak wordt hier gevraagd en kan de voorzieningenrechter in kort geding een dergelijke vordering toewijzen? (Bij de beantwoording van de vraag kunt u ervan uitgaan dat materieelrechtelijk is voldaan aan de voorwaarden om tot ontbinding over te gaan.)

Vraag 7

Geurling stelt dat hij schade heeft geleden door een aan Bitter toerekenbare onrechtmatige daad. Bitter betwist dat hij verplicht is Geurling schadevergoeding te betalen. Geurling betrekt Bitter daarom in rechte en vordert vergoeding van in totaal € 280.000, namelijk € 200.000 bedrijfsschade en € 80.000 letselschade. In de procedure bij de rechtbank Rotterdam stelt Bitter zich op het standpunt dat hij Geurling geen enkele vergoeding hoeft te betalen. In het dictum van een vonnis wijst de rechtbank de gevorderde vergoeding voor bedrijfsschade af, en geeft zij Geurling een bewijsopdracht ten aanzien van de letselschade. Acht maanden later wijst de rechtbank in een eindvonnis (ook) de vordering tot vergoeding van de letselschade af. Geurling overweegt om in hoger beroep te gaan.
Kan Geurling na ontvangst van het eindvonnis nog in hoger beroep tegen het eerste vonnis van de rechtbank?

Vraag 8

Kunstschilders De Vries en Sanders hebben in de binnenstad van Groningen een prachtig, maar enigszins vervallen oud pand gekocht. Dit pand is uitermate geschikt voor de inrichting van een kunstgalerie, maar er zal nog een heleboel aan moeten gebeuren voordat het zover is. Nadat er offertes bij verschillende bouwbedrijven zijn aangevraagd, gaan zij uiteindelijk in zee met aannemer Prins. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van aannemer Prins van toepassing. Daarin is een bepaling opgenomen dat eventuele geschillen zullen worden beslecht door een arbitraal scheidsgerecht. Nadat de verbouwing voltooid is, wordt het pand door beide kunstschilders ingericht. De enorme zolder van het huis wordt benut als atelier. Na de eerste herfststorm blijkt echter dat de grote zolderramen niet goed zijn geplaatst, waardoor er een enorme lekkage ontstaat. De schade is groot: zo’n 15 schilderijen die klaar stonden voor een expositie zijn bedorven. De Vries en Sanders zijn razend op de aannemer, die volgens hen slecht werk heeft geleverd. Zij eisen dan ook schadevergoeding, maar de aannemer weigert te betalen. De Vries en Sanders besluiten dat zij de betaling van de schadevergoeding dan maar in rechte moeten afdwingen en zij dagvaarden aannemer Prins voor de Rechtbank Groningen. In zijn conclusie van antwoord wijst Prins echter op het arbitrale beding in de algemene voorwaarden.

Wat moet de rechter in dit geval beslissen?

Vraag 9

Beumer heeft zich bij notariële akte verbonden om op een bepaald tijdstip € 150.000 aan De Vries terug te betalen. Als Beumer in gebreke blijft om te betalen, laat De Vries ex artikel 439 Rv beslag leggen op de aan Beumer toebehorende Porsche met een netto-executiewaarde van € 100.000. Kort nadat het beslag gelegd is, verkoopt en levert Beumer de Porsche voor € 50.000 aan zijn goede vriend Kools die van het beslag afweet en hem wil helpen. Als duidelijk wordt dat De Vries zijn beslag wil doorzetten en de Porsche executoriaal wil verkopen, laat Kools ex artikel 711 Rv beslag leggen op de Porsche (die inmiddels in zijn garage staat) om verhaal van zijn vordering tot betaling van de koopprijs zeker te stellen.

De Vries en Kools proberen in der minne tot een regeling te komen. Dat valt nog niet mee. De Vries eist de opbrengst in zijn geheel op om daaruit zijn vordering te voldoen. Kools stelt zich op het standpunt dat hij als eigenaar het beslag van De Vries niet tegen zich hoeft te laten werken, dan wel, zo dat wel het geval zou zijn, dat hij recht heeft om naar evenredigheid mee te delen in de executieopbrengst en € 25.000 krijgt.

Welk standpunt is rechtens het juiste?

Antwoordindicatie

Vraag 1

Zoals uit de vraagstelling blijkt, is het noodzakelijk om éérst vast te stellen of de Nederlandse rechter internationaal bevoegdheid is. Ontbreekt deze, dan heeft het natuurlijk geen zin om de vragen naar de absolute en relatieve bevoegdheid te beantwoorden. De internationale bevoegdheid in echtscheidingszaken wordt geregeld door de ‘Brussel IIbis-verordening’. Die is hier van toepassing omdat beide echtgenoten de nationaliteit hebben van een door de verordening gebonden lidstaat. Dat Jan woonplaats heeft in Belarus doet aan de toepasselijkheid niet af (art. 6 en art. 7). Ook al zou de verordening niet toepasselijk zou (quod non, dus), dan zou men terecht komen bij artikel 4 Rv (niet: art. 3 Rv!). Voor de rechtsmacht in echtscheidingszaken verwijst artikel 4 Rv naar de artikelen 3, 4 en 5 van de verordening (niet: Rv!) zodat men toch weer bij Brussel IIbis terecht komt. De verordening wijst in artikel 3 lid 1 letter b bij een gezamenlijke nationaliteit de rechter van dat land als bevoegd aan. Nadat aldus is vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, kan worden overgegaan tot verdere specificering welke rechter binnen Nederland bevoegd is: echtscheidingsverzoeken moeten worden ingediend bij de rechtbank, sector civiel, nu de wet nergens de sector kanton als bevoegd aanwijst (art. 42 Wet RO). Voor de relatieve (anders dan de internationale) bevoegdheid is de enkele woonplaats c.q. werkelijk verblijf van verzoeker voldoende. Relatief bevoegd is de rechtbank te Groningen waar Bedum onder valt (art. 262 onder a Rv juncto art. 1:10 lid 1 BW). NB: de zaak heeft geen betrekking op aanvulling van de registers van de burgerlijke stand. Artikel 263 Rv is niet van toepassing.

(CBP, paragraaf 3.1, 13.3.2 en 13.3.3)

Vraag 2

De aanhangigheid van de zaak vervalt met terugwerkende kracht. Het verzuim kan worden hersteld door een herstelexploot uit te brengen, en wel binnen twee weken na de in de dagvaarding vermelde roldatum (art. 125 lid 4 Rv). Een andere mogelijkheid is dat de zaak met toestemming van Koenders alsnog op de rol wordt geplaatst.

(CBP, paragraaf 6.1)

Vraag 3

Gezien de omvang van het stuk lijkt het erop dat Elmer niet voldoende gelegenheid heeft om van de inhoud kennis te nemen. Hierdoor zou er sprake zijn van schending van het beginsel hoor en wederhoor (art. 19 Rv). In beginsel moet er vooraf een afschrift van de stukken aan de wederpartij worden gezonden (art. 85 lid 3 Rv). Als dat niet is gebeurd, kan de wederpartij zich er op grond van artikel 85 lid 4 Rv tot aan het eindvonnis op beroepen dat zij niet voldoende in staat is zich over dit stuk uit te laten. De rechter kan (eventueel ambtshalve) Elmer de gelegenheid bieden zich alsnog over het stuk uit te laten of er voor kiezen het stuk helemaal buiten beschouwing te laten. (CBP paragraaf 2.3.1)

Vraag 4

De rechtbank handelt hier in strijd met het zogenaamde prognose-verbod. De rechtbank mag een ter zake dienend en voldoende gespecificeerd bewijsaanbod niet passeren, omdat het haar onwaarschijnlijk voorkomt dat de verklaringen van de genoemde getuigen zullen leiden tot het bewijs.

(CBP, paragraaf 7.2.1)

Vraag 5

De strekking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad is om de schorsende werking uit te schakelen die het instellen van een gewoon rechtsmiddel op de tenuitvoerlegging heeft (art. 288 jo. 360 Rv). Tegen ontbindingsbeschikkingen staat echter geen hoger beroep of beroep in cassatie open (art. 7:685 lid 11 BW). De in de beschikking vervatte veroordeling tot betaling van de vergoeding kan dus ten uitvoer worden gelegd, zonder dat zich het gevaar van schorsing wegens instelling van een rechtsmiddel voor zal doen. Uitvoerbaarverklaring bij voorraad zou dus geen toegevoegde waarde hebben. Partijen zijn het wel eens over de ontbinding, maar niet gegeven is dat DGIJ instemt met de hoogte van de door haar te betalen vergoeding. Ook blijkt in de praktijk achteraf wel eens dat een werknemer allang een nieuwe baan heeft. Dat stimuleert werkgevers in zijn algemeenheid niet om aan dergelijke werknemers de vertrekpremie te betalen.

(CBP, paragraaf 13.3.8 e.v.)

Vraag 6

Het gaat hier om een constitutief vonnis. In kort geding wordt een dergelijk vonnis niet toegewezen. Een kortgedingvonnis kan namelijk niet de vereiste definitieve wijziging van de rechtstoestand teweegbrengen. Zo’n uitspraak zou immers de plaats innemen van de beslissing in de bodemprocedure en dat kan niet.

(CBP paragraaf 9.2 e.v.)

Vraag 7

Het eerste vonnis van de rechtbank is deels een tussenvonnis. De rechtbank gelast immers een bewijsopdracht. De rechtbank wijst echter ook een deel van het gevorderde (de bedrijfsschade) in het dictum af. Daarmee is het ook een eindvonnis. Deze combinatie van tussenvonnis en eindvonnis wordt deelvonnis genoemd. Tegen het tussenvonnis-deel kan (behoudens de mogelijkheid dat de rechter tussentijds appel heeft opengesteld) pas na het eindvonnis hoger beroep worden aangetekend (art. 337 lid 2 Rv). Acht maanden na het deelvonnis kan dat dus nog. Het appel tegen het eindvonnis-deel (afwijzing bedrijfsschade) moet echter binnen drie maanden na dat vonnis worden ingesteld (art. 339 Rv). Acht maanden na het deelvonnis kan dus geen hoger beroep meer worden ingesteld tegen het eindvonnis-deel

(CBP paragraaf 10.3 e.v.)

Vraag 8

Als de overeenkomst tot arbitrage geldig is (en dat moet hier worden aangenomen), dan verklaart de rechter zich onbevoegd nu Prins zich vóór alle weren op het beding beroept (art. 1022 lid 1 Rv). Het gaat hier om een exceptief verweer in de zin van artikel 128 lid 3 Rv. Nu dit verweer wordt opgeworpen in de conclusie van antwoord, is dit tijdig genoeg.

(CBP paragraaf 6.1 e.v.)

Vraag 9

Gegeven is dat De Vries executoriaal verhaalsbeslag legt ex artikel 439 Rv en Kools conservatoir verhaalbeslag ex artikel 711 Rv. De beslagvorm en alle daaraan verbonden formaliteiten en voorwaarden staan daarmee vast. De Vries kan zich met een beroep op het door hem gelegde beslag op de Porsche verhalen zonder dat hem het eigendomsrecht van Kools kan worden tegengeworpen. Diens eigendomsrecht berust immers op een vervreemding die na de beslaglegging heeft plaatsgevonden (art. 453a lid 1 Rv). Kools kan niet de bescherming inroepen van het tweede lid omdat gegeven is dat hij van de beslaglegging afwist. Kools is echter wel eigenaar geworden: de blokkerende werking van het beslag verhindert de eigendomsovergang niet. Er heeft een rechtsgeldige koop en overdracht plaatsgevonden, zij het één die niet tegen de beslaglegger (De Vries) kan worden ingeroepen. Het door Kools gelegde medebeslag is gericht op verhaal van zijn geldvordering. Op eigen goederen is echter geen verhaal mogelijk (art. 3:276 BW). Hij heeft dus geen recht op een deel van de executieopbrengst. De Vries kan zijn vordering ad 150.000 op het volledige bedrag van de executieopbrengst verhalen.

(CBP paragraaf 16.3 e.v.)

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1818