Oefententamens Burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht - UU
- 2795 reads
Dit oefententamen is gebaseerd op het oude curriculum en omvat het gedeelte Bestuursprocesrecht. Inhoudelijk is het oefententamen een prima voorbereiding op het vak Burgerlijk- en Bestuursprocesrecht.
Casus Diane
Diane Beukenboom heeft een bouwvergunning aangevraagd en gekregen voor het verbouwen van de voorgevel van haar huis. Omwonenden vinden dit maar niks. Onder leiding van Loek Cornuit, die tegenover Diane woont, wordt een buurtcomité opgericht. Het buurtcomité maakt bezwaar tegen de vergunningverlening. Willem de Groot, ook een buurtbewoner, maakt zelfstandig bezwaar. B&W verklaren het bezwaar van het buurtcomité niet-ontvankelijk, omdat het buurtcomité geen belanghebbende is. Het bezwaar van Willem wordt door B&W ongegrond verklaard, na een advies door een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb. Willem stelt beroep in tegen de beslissing op bezwaar. Loek besluit ook beroep in te stellen, maar nu eveneens op eigen naam.
Hoe zal de rechter beslissen met betrekking tot het beroep van Loek?
De rechtbank verklaart het beroep van Willem op 1 februari 2012 gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Diane wordt ongeduldig en wil aan de verbouwing beginnen.
Mag Diane op 2 februari 2012 met de verbouwing aanvangen?
Op 15 juni 2009 wordt het bezwaar van Willem gegrond verklaard en wordt de verlening van de bouwvergunning herroepen.
Is het besluit van 15 juni 2012 tijdig genomen?
Diane is inmiddels begonnen met bouwen. Omdat de gemeente geen actie onderneemt, verzoekt Willem B&W een last onder dwangsom op te leggen. Bij besluit van 5 januari 2010 leggen B&W naar aanleiding van de aanvraag van Willem aan Diane een last onder dwangsom op, haar sommerend de bouw stil te leggen. Het besluit wordt nog diezelfde dag aan Diane verstuurd en wordt op 7 januari door haar ontvangen. Op 6 januari wordt het besluit naar Willem verstuurd, die het op 8 januari ontvangt.
Wat is de laatste dag waarop Diane bezwaar kan maken?
Diane legt de bouw meteen stil en maakt tijdig bezwaar tegen het dwangsombesluit. In haar bezwaar voert ze aan dat de last herroepen moet worden, omdat de bouw inmiddels stil ligt en zij dus geen overtreding meer begaat. Aangezien B&W ex nunc moeten beslissen, mogen zij de last niet in stand laten.
Heeft Diane gelijk?
Casus Asielzoeken
Joao Calzone, die zegt uit Guyana te komen en daar vervolgd te worden, heeft een asielaanvraag ingediend, maar die aanvraag is afgewezen omdat Joao volgens de minister niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden van artikel 29 Vw 2000.
Welk rechtsmiddel kan Joao tegen dit besluit aanwenden?
In beroep voert Joao aan dat hem de vergunning ten onrechte geweigerd is, omdat hij een vluchteling is als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a Vw 2000 (de a-grond) en dat hij bovendien toegelaten moet worden in verband met klemmende redenen van humanitaire aard, als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c Vw 2000 (de c-grond). De rechtbank verwerpt het betoog van Joao met betrekking tot de a-grond, maar verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, omdat de weigering om hem toe te laten in verband met de c-grond onvoldoende gemotiveerd is.
De minister besluit opnieuw om Joao niet toe te laten, ditmaal met een betere motivering. Ook tegen dit besluit stelt Joao beroep in. In zijn beroepschrift voert Joao wederom aan dat hij toegelaten moet worden in verband met de a-grond en de c-grond. Om zijn betoog met betrekking tot de c-grond te onderbouwen legt hij 8 dagen voor de zitting nog enige, in het Spaans gestelde, documenten over.
Mag de rechter de Spaanstalige documenten bij de uitspraak betrekken?
Mag de rechter de argumenten met betrekking tot de a-grond bij de uitspraak betrekken?
Uiteindelijk wordt de verblijfsvergunning op 21 april 2009 door de minister aan Joao verleend. Een jaar later komt de minister er echter achter dat Joao helemaal niet uit Guyana afkomstig is, maar uit Peru. Om die reden trekt de minister de verblijfsvergunning weer in. In beroep tegen het intrekkingsbesluit voert Joao aan dat hij wel degelijk een Guyanees is.
Wie draagt de bewijslast met betrekking tot de vraag of Joao uit Guyana komt?
Casus Hamer
Jo Hamer is eigenaar van café Buskruit en vraagt bij de burgemeester een terrasvergunning aan, die hem echter geweigerd wordt, omdat volgens de burgemeester het bestemmingsplan een terras niet toestaat. In de bezwaarschriftprocedure tegen deze weigering blijkt echter dat het bestemmingsplan wel degelijk een terras toestaat. Bij de beslissing op bezwaar wordt hem de vergunning dan ook toegekend.
Jo verzoekt de burgemeester enige weken later om schadevergoeding. Hij claimt in totaal 50.000 euro schade, waarvan 10.000 in verband met de huur van terrasmeubilair en 40.000 in verband met gederfde omzet. De burgemeester weigert echter de schade te vergoeden, omdat Jo volgens hem de schade niet aannemelijk heeft gemaakt. Jo maakt tegen dit besluit bezwaar, waarop de burgemeester bij het besluit op bezwaar alsnog 10.000 euro toekent in verband met de kosten van het terrasmeubilair. Vervolgens gaat Jo in beroep, waar hij wederom stelt dat zijn schade 50.000 euro bedraagt. De rechter vindt op grond van de stukken, die Jo al in de bestuurlijke fase had overgelegd, dat Jo aannemelijk heeft gemaakt dat hij 20.000 euro omzetschade heeft geleden en dus (samen met de schade in verband met het terrasmeubilair) aanspraak kan maken op een vergoeding van 30.000.
a. Kan de rechter, gelet op artikel 8:72 Awb, het geschil definitief beslechten?
b. Zo ja, hoe luidt het dictum van de uitspraak van de rechtbank?
- Artikel 6:13 Awb bepaalt dat een belanghebbende die verwijtbaar geen bezwaar heeft
gemaakt tegen een besluit, geen beroep tegen dat besluit kan instellen.
Loek is niet gelijk te stellen met het buurtcomité
- Loek heeft dus geen bezwaar gemaakt
- Dat valt hem te verwijten, want hij had wel die mogelijkheid, omdat hij belanghebbende is
- Gelet op art 6:13 Awb kan Loek dus geen beroep instellen, zodat de rechtbank zijn beroep niet-ontvankelijk zal verklaren, zoals bedoeld in artikel 8:70, aanhef en onder b Awb
- De rechtbank vernietigt de beslissing op bezwaar, de vergunning was echter verleend bij de beslissing in primo
- Diane beschikt dus nog over een bouwvergunning, omdat de beslissing
in primo nog bestaat
- Uit artikel 6:16 Awb blijkt dat het instellen van bezwaar of beroep geen schorsende werking heeft
- Ook uit de Woningwet blijkt niet dat het instellen van een rechtsmiddel schorsende werking heeft, dus Diane beschikt niet alleen over een vergunning, maar mag deze ook gebruiken
De wet bepaalt niet binnen welke termijn een bestuursorgaan een vernietigd besluit opnieuw moet nemen.
In de jurisprudentie is echter bepaald dat in die gevallen de termijn die gold voor het vernietigde besluit van overeenkomstige toepassing is
Het vernietigde besluit was de beslissing op bezwaar
De woningwet geeft hier geen termijn voor
Dus geldt de algemene termijn voor beslissingen op bezwaar uit artikel 7:10 Awb. Die termijn, die aanvangt een dag na de verzending van de uitspraak, bedraagt zes weken. De beslissing was dus te laat genomen
- Art 6:7 Awb bepaalt de bezwaartermijn op 6 weken, terwijl in casu geen afwijkende termijn van toepassing is
- art 6:8 Awb bepaalt dat de termijn aanvangt de dag na de voorgeschreven bekendmaking. Nu bij of onder dwangsom een persoonsgerichte beschikking
is, is art 3:41 Awb van toepassing, dus moet de bekendmaking geschieden door toezending aan degene tot wie het besluit gericht is (Diane), en aan de
aanvrager (i.c. Willem).
Besluit is aan Diane toegezonden 5 januari, aan Willem 6 januari. Gaat
de termijn nu lopen op 6 of 7 januari? + bespreking
- laatste dag: zie art 6:9 leden 1 en 2 Awb: afhankelijk van het voorgaande,
dus 16 of 17 februari
- beide dagen zijn geen dagen als bedoeld in de Algemene termijnenwet
- In bezwaar moet het bestuursorgaan in beginsel ex nunc heroverwegen:
dus wordt uitgegaan van de feiten, omstandigheden, recht, beleid zoals die
zijn ten tijde van de beslissing op bezwaar
- op die heroverweging zijn echter uitzonderingen, zoals bij sanctiebesluiten,
dan wordt de ex nunc toetsing gerelativeerd en kan zelfs soms ex tunc getoetst moeten
worden door het bestuursorgaan
- de last onder dwangsom is een herstelsanctie, dus geldt de uitzondering
(dit temeer daar Diane geen bouwvergunning heeft en de bouwstop nog steeds relevant is)
Eerst kijken in de bijzondere wet: de Vw 2000; Zie Hoofdstuk 7 Vw 2000
Art 69: afwijkende termijn om rechtsmiddel aan te wenden (art 6:7 Awb)
Art 71: afwijkende rechtbank bevoegd (art 8:7 Awb)
Art 80: art 7:1 Awb is niet van toepassing op beslissingen m.b.t. aanvragen om een verblijfsvergunning asiel
- een afwijzing van een asielaanvraag is een beschikking (zie art 1:3 lid 2 Awb)
- Gesus is de aanvrager, de belanghebbende, gaat om zijn rechtspositie
- o.g.v. art 8:1 Awb kan hij in beroep bij de rechtbank;
Art 8:2 t/m 8:5 n.v.t.
Art 8:6 evenmin, gelet op art 71 Vw 2000
- aan het beroep dient geen bezwaar vooraf te gaan,
gelet op art 80 Vw 2000
- dus binnen de in art 69 Vw 2000 bedoelde termijn kan Joao in beroep
bij de rechtbank Den Haag
de bedoelde documenten zijn bedoeld als onderbouwing van de beroepsgrond
dat er klemmende redenen van humanitaire aard zijn; daarmee is sprake van ‘nadere stukken’ in de zin van art. 8:58 Awb
de documenten zijn niet binnen de in dit artikel gegeven termijn van 10 dagen voor de zitting ingediend. Omdat deze termijn een termijn van orde is, is dit niet zonder meer fataal, mits de goede procesorde niet geschonden is.
argumenten m.b.t. vraag of goede procesorde geschonden wordt (en de wederpartij –de minister – wordt overvallen) als de stukken toch worden meegenomen:
- documenten zijn Spaanstalig, dus noodzaak tot vertaling;
- noodzaak om het in de documenten bepaalde te verifiëren;
- geen belangen van derden;
- minister heeft zich over de klemmende redenen oordeel moeten vormen en moet dus in staat worden geacht over het in de documenten bepaalde op korte termijn een oordeel te geven.
rechter in eerste aanleg heeft beroep op de a-grond uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen;
tegen de uitspraak van deze rechter is geen hoger beroep ingesteld,
zodat – gelet op de Brummen-uitspraak van de ABRvS – de uitspraak,
voor zover het om de a-grond gaat, gezag van gewijsde heeft gekregen en de rechter deze eerder zonder voorbehoud verworpen grond niet in het kader van het beroep tegen het nieuwe besluit op bezwaar mag betrekken
De minister trekt de verblijfsvergunning van Joao in. Dit is een ambtshalve genomen besluit en daarbij draagt de minister op grond van artikel 3:2 Awb in beginsel de bewijslast van de feiten waaraan voldaan moet zijn om te kunnen intrekken. Dat betekent dat de minister bewijsplicht heeft.
Dit te meer daar de minister aanvankelijk de vergunning had verleend
- Een vuistregel is dat degene die de beste mogelijkheden heeft om het verlangde bewijs te leveren dat moet doen. Dat kan de minister zijn, die heeft kennelijk informatie over de nationaliteit van Joao, welke informatie hem tot de intrekking heeft doen besluiten. Maar je kunt ook stellen dat dit Joao is, die met documenten uit Guyana kan komen waaruit blijkt dat hij wel Guyanees is. Dat laatste ligt in dit geval voor de hand
- Er bestaat onduidelijkheid over de nationaliteit van Joao. Dit kan betekenen dat de minister informatie heeft waaruit blijkt dat Joao bij zijn aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt. joao zou dan de bewijslast kunnen krijgen om aan te tonen dat hij wel de juiste gegevens heeft verstrekt en Guyanees is.
a. De rechter kan het geschil definitief beslechten door zelf in de zaak te voorzien op grond van artikel 8:72 lid 4 Awb. In principe mag de rechter dit alleen doen indien er rechtens nog maar één besluit mogelijk is. Dit is zo omdat de rechter anders de keuzevrijheid van het bestuur doorkruist. Deze beperking speelt hier niet; het vaststellen van de hoogte van de schadevergoeding is juist een typisch rechterlijke taak.
b. De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond (art. 8:70 sub d Awb)
- vernietigt het bestreden besluit gedeeltelijk, namelijk voor zover het betreft de weigering schade toe te kennen met betrekking tot de gederfde omzet (art. 8:72 lid 1 Awb)
- verklaart dat de schadevergoeding voor de gederfde winst € 20.000 moet bedragen zodat het totaal aan te betalen schade € 30.000 bedraagt
- en verklaart dat zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit (8:72 lid 4 Awb)
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefententamens voor Burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht aan de Universiteit Utrecht
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1946 |
Add new contribution