Pedagogische Wetenschappen: Bachelor in Groningen - Samenvattingen en studiehulp

Startpagina pedagogische wetenschappen: Bachelor 1 + 2 + 3 - RU Groningen

Online studeren & Samenvattingen checken

Beschikbare studiematerialen op WorldSupporter voor de verschillende Bachelor 1 vakken.

Onderzoeksmethoden - Scheepers e.a. - Boeksamenvatting 7e druk

Onderzoeksmethoden - Scheepers e.a. - Boeksamenvatting 7e druk


Hoofdstuk 1 Introductie: wetenschap als communicatieproces

Wetenschap is te zien als een systematisch geheel van kennis. Om een systematische samenhang tijdens onderzoek te krijgen maken wetenschappers gebruik van een aantal methoden en technieken.

Er zijn twee typen wetenschappelijk onderzoek. Het eerste type is fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en wil wetenschappelijke kennis uitbreiden. Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek is gericht op de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van oplossingen die bestaan voor problemen in de praktijk.

Het boek gaat over de onderzoeksmethoden van de sociale wetenschappen, en heeft een multidisciplinaire insteek. Dit wil zeggen dat er over de grenzen van sociaal-wetenschappelijke disciplines heen wordt gekeken. Sociaal-wetenschappelijke disciplines zijn bijvoorbeeld sociologie, psychologie en communicatiewetenschap, en deze disciplines bestuderen allemaal een ander onderdeel van de mens en maatschappij.

Methodeleer is het geheel van onderzoeksmethoden die er bestaan binnen de sociale wetenschappen. Methodologie betreft de wetenschappelijke bestudering van methoden van onderzoek. Om verschijnselen in de sociale werkelijkheid op een systematische manier te ordenen, maakt men gebruik van methoden. Technieken zijn over het algemeen een klein onderdeel van een methode, bijvoorbeeld een steekproeftechniek die wordt gebruikt om een enquête te maken.

Wetenschap is een communicatieproces. Dit communicatieproces is als volgt te beschrijven: Wie zegt Wat tegen Wie, op welke Manier (Hoe), met welk Effect, met welke Feedback (terugkoppeling), in welke Context?

Een boodschap kan voor een ontvanger vier functies hebben, namelijk als bron van informatie, als vermaak, voor versterking van de identiteit en als middel voor integratie en interactie. Alledaagse kennis is vaak fragmentarisch en tegenstrijdig. Sociaal-wetenschappelijk onderzoek kan deze ideeën bevestigen maar vooroordelen ook onderuithalen. In het boek komen vervolgens een aantal krantenartikelen aan de orde die hier niet worden behandeld. Lees ze zelf even door, omdat het een voorbeeld is van de manier waarop wetenschappelijk onderzoek in de dagelijkse media verschijnt en hoe dit gepresenteerd wordt.

De dagelijkse stroom van informatie leidt via discussies tot een publieke opinie, en informatie is daarom (onder andere) belangrijk voor politiek en bestuur. Toch kunnen gegevens ook uit hun verband worden gehaald of een emotionele lading meekrijgen, waardoor feitelijke gegevens een andere functie krijgen. Er worden in dat geval bijvoorbeeld geen vragen gesteld naar de kwaliteit van het onderzoek (validiteit, representativiteit en herhaalbaarheid). Onderzoek is dus een communicatieproces over uitkomsten en methoden, en is onlosmakelijk verbonden met de maatschappij. 

Hoofdstuk 2 Het onderzoeksplan

Het hoofdstuk begint met een onderzoeksvoorbeeld naar

.......read more
Access: 
JoHo members
Boeksamenvatting bij Perspectieven op mens en opvoeding van Meijer

Boeksamenvatting bij Perspectieven op mens en opvoeding van Meijer


Hoofdstuk 1 – Perspectieven op de mens.

Descartes en Aristoteles.

Descartes onderscheid de mens in twee delen; geest en lichaam. Deze manier van denken is dualistisch. Het lichaam van de mens is maar een ding, hierin onderscheidt de mens zich niet van dieren. Dit onderscheid wordt pas gemaakt door de geest. De mens bezit het bewustzijn. Het is iets anders als zijn lichaam, in zijn lichaam gelden natuurwetten. Maar voor zijn geest geldt dit niet. Doordat Descartes lichaam ziet als iets mechanisch, kan Descartes komen tot een dualisme. In zijn opvatting zijn lichaam en geest een perfecte tegenstelling. Aristoteles denkt daar anders over. Aristoteles gebruikt drie termen; lichaam, geest en ziel. Hij ziet levende wezens als een verzameling van lichaam en ziel. Zijn argument hiervoor is dat een lichaam van binnenuit een bouwplan heeft. Aristoteles is onduidelijk gebleven over de verhouding tussen bezield lichaam en geest.

Oud en Nieuw bij Max Scheler

Scheler valt vaak terug op Aristoteles. Scheler schreef het werk ‘Die Stellung des Menschen im Kosmos.’ Dit is een moderne antropologie: hij vraagt naar het bijzondere van de mens in vergelijking met plant en dier. Volgens Scheler is het begrip mens te plaatsen in enerzijds het biologische begrip. In dit begrip wordt de mens geplaatst in een classificatie van diersoorten. Anderzijds is de mens een wezensbegrip. In dit kader is de mens een tegenstelling van het dier. De vraag die Scheler zichzelf stelt is als het terecht is dat je de mens een wezensbegrip noemt. Scheler onderscheidt vier niveaus, en hierbij zijn de hogere niveaus gebaseerd op de lagere niveaus. De niveaus die Scheler onderscheidt zijn:

  • ‘Gefuhlsdrang’

Een drang tot leven; groei en voortplanting vallen hieronder. Planten zijn op dit niveau te plaatsen.

  • Instinct

Dit gedrag verloopt via en vast en onveranderlijk patroon, altijd in situaties met bepaalde kenmerken. Het is aangepast gedrag dat ervoor moet zorgen dat een diersoort in kwestie niet uitsterft. Instinct is iets wat aangeboren is, en niet iets wat geleerd is.

  • Het associatieve geheugen/leerprocessen.

Dit is het leren van nieuw gedrag op bepaalde prikkels. Het gaat vaak om onwillekeurige en automatische reacties. Dergelijke leerprocessen worden tegenwoordig conditionering genoemd. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen klassieke conditionering en operante conditionering. Bij klassieke conditionering gaat het om het aanleren van een nieuwe prikkel met behulp van een (aangeboren) reflex. Bijvoorbeeld het afscheiden van speeksel bij het horen van een bel die meerdere keren werd geluid als de maaltijd tevoorschijn kwam (Pavlov).  Van operante conditionering is sprake als er nieuw

.......read more
Access: 
JoHo members
Boeksamenvatting bij Sociologie: Een inleiding van Elchardus

Boeksamenvatting bij Sociologie: Een inleiding van Elchardus


1. De sociologische verzuchting

Een poging tot een definitie van het woord sociologie

Het is erg lastig om een definitie van sociologie te geven. Toch zijn er wel pogingen gedaan. Hieronder een aantal citaten uit het boek: ‘Sociologie. Een inleiding van M. Elchardus – pagina 6’.

Sociologie is de studie van het menselijke, sociale leven, van menselijke groepen en maatschappijen. Het is een overweldigende en dwingende onderneming omdat het over ons eigen handelen als sociale wezens gaat. De sociologie heeft een zeer breed belangstellingsveld, gaande van de analyse kortstondige ontmoetingen van mensen op straat tot onderzoek naar globale sociale processen”.(Giddens, 2001:2)

Sociologie is ‘de wetenschap die zich bezighoudt met het analyseren, beschrijven en verklaren van: 1. Het gedrag van en tussen mensen voor zover dat beïnvloed wordt door het feit dat zij in bepaalde verhoudingen tot elkaar staan; en van 2. De daaruit voortgekomen – min of meer vaste – gedragspatronen, structuren en bindende opvattingen in hun ontstaan, voortbestaan en veranderen”. (De Jager en Mok, 1978:21)

De sociologie is… de wetenschap van de enigszins stabiele structuren en processen van sociale aard”. (Van Doorn en Lammers, 1967:24)

De sociologie is de wetenschap die de totale verschijnselen bestudeert in het geheel van hun aspecten en hun beweging, door deze onder te brengen in gedialectiseerde typen, hetzij microsociale, dan wel op groepen of op de gehele maatschappij betrekking hebbende typen, welke bezig zijn zich te vormen en tot ontbinding te geraken”. (Gurvitch, 1968:52)

Bovengenoemde citaten zijn allemaal afkomstig uit succesvolle handboeken. Voor iemand die niet weet wat sociologie is zeggen deze begrippen niet zoveel. Degenen die wel weten wat sociologie inhoudt zullen merken dat deze begrippen oppervlakkig en niet volledig zijn. Vakmensen zijn het met elkaar eens over het feit dat het erg moeilijk is om een definitie te vinden voor sociologie.

Max Weber (1864-1920) omschreef de sociologie als volgt: “… wetenschappelijke poging om het sociale handelen te begrijpen, met de bedoeling op die manier tot een causale verklaring voor het verloop van de effecten van dat handelen te komen”. Op deze verklaring zijn wel twee opmerkingen te geven. Ten eerste noemt Weber de taak van de sociologie ook als iets wat al.......read more

Access: 
Public
Boeksamenvatting bij de 7e druk van The Sociology of Education van Ballantine en Hammack

Boeksamenvatting bij de 7e druk van The Sociology of Education van Ballantine en Hammack


Hoofdstuk 1. De sociologie van onderwijs: een uniek perspectief voor het begrijpen van scholen

Kwesties binnen het onderwijs gaan onder andere over hoe academische prestatie verbeterd kan worden, welke morele en religieuze overtuigingen doorgegeven moeten worden en in hoeverre technologie een bijdrage levert. Het zijn morele, politieke en religieuze vraagstukken.

Onderwijs (education) is een proces wat je hele leven lang plaatsvindt. Het gaat om leren op school, leren door ervaring, leren in een landelijke of stedelijke omgeving, industrieel of niet industrieel, voor jong en voor oud. De sociologie van onderwijs kijkt naar hoe je om moet gaan met deze kwesties, wat voor regelingen er getroffen worden die effect hebben op de scholen, en wat precies goed werkt binnen het onderwijs. Samenvattend: sociologie kijkt niet naar wat goed of fout is, maar hoe het onderwijs er voor staat en wat voor consequenties bepaalde regelingen hebben op het onderwijs.

Sociologie en onderwijs

Sociologie bekijkt hoe mensen in kleine en grote groepen met elkaar omgaan. Er zijn hierin verschillende takken te onderscheiden:

  1. Onderzoek naar instellingen in de samenleving en de kenmerken ervan.

  2. Onderzoek naar processen.

  3. Onderzoek naar de interacties tussen mensen en groepen.

De structuur van een samenleving bestaat uit terugkerende patronen van gedrag en relaties en brengt de behoeftes van mensen in kaart. Dit kan opgedeeld worden in zes domeinen: familie, religie, onderwijs, politiek, economie en gezondheid.

Processen (het “actieve” gedeelte van de samenleving) zorgt ervoor dat structuren tot leven komen. Socialisatie is het proces waarbij mensen leren hoe ze in een samenleving passen en hoe ze zich moeten gedragen. Stratificatie (stratification) is een proces wat bepaalt in welke sociale structuur mensen passen. Verandering is een proces dat constant aanwezig is en ervoor zorgt dat organisaties zich constant moeten aanpassen. Leren is een proces wat formeel plaatsvindt (op school) en informeel (via familie, vrienden, media).

De sociologie van onderwijs probeert onderwijssystemen te begrijpen. Het gaat om de interacties tussen docent en student, maar ook over de grotere onderwijssystemen van landen. Sociologen geven inzicht over het schoolbeleid door middel van systematisch onderzoek. Het doel van de sociologen is om te kijken naar allerlei (ook controversiële) toepassingen voor het onderwijs om het onderwijssysteem te begrijpen.

Verschillende groepen die te maken hebben met onderwijssociologie

Onderwijzers en andere professionals. Er wordt verwacht dat tussen 2008 en 2018 de meeste vacatures voor mensen met een bachelor vrij

.......read more
Access: 
Public
Boeksamenvatting bij de 2e druk van Onderwijskunde: Een kennisbasis voor professionals van Verloop en Lowyck

Boeksamenvatting bij de 2e druk van Onderwijskunde: Een kennisbasis voor professionals van Verloop en Lowyck


Hoofdstuk 1: Het onderwijs in de maatschappij

Inleiding

Binnen het onderwijs is er sprake van georganiseerde en geprofessionaliseerde socialisatie. Met socialisatie wordt bedoeld: het proces van ‘inlijven’ van nieuwkomers in een groepsverband. Dit gebeurt bijvoorbeeld binnen een samenleving, een gezin, een school, een bedrijf enzovoorts. Het is georganiseerd omdat het systematisch gebeurt en het is geprofessionaliseerd omdat het door professionals uitgevoerd wordt.

Socialisatie betekent ook wel iemand vertrouwd maken met de cultuur van een groep. Onder cultuur wordt verstaan: de kennis, vaardigheden, normen, waarden, gewoonten, smaken, voorkeuzen enzovoort. Je kunt het ook wel zien als cultuuroverdracht, waarbij afzonderlijke individuen een rol spelen.

Er worden drie hoofdfuncties binnen het onderwijs onderscheiden door sociologen:

  1. kwalificatie

  2. integratie

  3. differentiatie

1) Het onderwijs kwalificeert, dat wil zeggen dat het kinderen kennis aanbiedt en vaardigheden leert. Als je het in enge zin omschrijft, dan wordt er een onderscheid gemaakt in technisch-instrumentele en sociaal-normatieve kwalificaties. Technisch-instrumentele kwalificaties hebben betrekking op de vakinhoudelijke kennis en vaardigheiden die nodig zijn voor het uitoefenen van een beroep. De sociaal-normatieve kwalificaties hebben betrekking op de vaardigheden, normen en gewoontes die belangrijk zijn voor effectieve omgang met anderen in het arbeidsbestel.

2) De integratiefunctie is belangrijk bij het aanleren van de kennis, vaardigheden, waarden, normen en attitudes die horen bij burgerschap. Deze heten ook wel de burgerschapscompetenties. Hierbij is de sociaal-culturele integratie erg belangrijk, want gedeelde waarden, normen en gewoonten zijn noodzakelijk voor een samenleving.

3) De differentiatiefunctie is belangrijk voor de voorbereiding voor leerlingen op uiteenlopende posities in de samenleving. De differentiatie heeft betrekking op de posities die verschillen naar niveau en aard.

Het onderwijs zorgt er voor dat een nieuwe generatie de principes van het maatschappelijke ‘voortbrengingsproces’ en de voorwaarden voor het samenleven leren en uiteindelijk worden de individuen toegewezen aan specifieke posities in de samenleving.

Aan het einde van de twintigste eeuw hebben de volgende ontwikkelingen voor veranderingen gezorgd: technologisering, veranderingen in het arbeidsbestel en de arbeidsmarkt, internationalisering, groeiende culturele verschillen, neo-liberale besturingsvisies en toename van sociale ongelijkheid. Het onderwijsbestel en het onderwijsbeleid worden hier zo veel mogelijk op aangepast, zodat het onderwijs haar functies in een veranderende maatschappij goed kan vervullen.

De ongelijkheid binnen het onderwijs

Het kernthema van onderzoek en beleid is altijd al de thematiek van onderwijs geweest. Hierbij gaat het om de vraag of het onderwijs als socialiserende instantie zodanig vervult dat ieder individu gelijke kansen krijgt om zich.......read more

Access: 
JoHo members
Samenvatting: Understanding Ethics. An introduction to Moral Theory (Tannsjo, Torbjorn) - 3e druk

Samenvatting: Understanding Ethics. An introduction to Moral Theory (Tannsjo, Torbjorn) - 3e druk


Hoofdstuk 1. Normatieve ethiek en praktische problemen

Terugkijkend naar de 19de eeuw met een moreel kritische blik word je al snel een beetje verdrietig. Aan het begin van de eeuw leek men ervan overtuigd dat er een ongeschreven wet was betreffende moreel acceptabel gedrag. Aan het eind van de eeuw bleek daar echter weinig van over. Niet alleen hebben politiek leiders en invloedrijke personen, met hun achterban, misdaden gepleegd en openlijke gruweldaden verricht tegen de gehele mensheid maar daarnaast zijn er zoveel 'gewone' burgers geweest die hier stilzwijgend naar gekeken hebben zonder een poging te doen het tegen te gaan. Je zou bijna denken dat er sprake was van morele blindheid.

Bestond er wel een morele code? Of waren de geaccepteerde normen en waarden toentertijd zo verschillend van nu dat wat wij als misdaad zien voor hun meer op gerechtigdheid leek? Het is moeilijk vast te stellen of men 100 jaar geleden onwetend was of gewoon een andere instelling had. Het is makkelijk om het verleden te bekritiseren, maar hoe zit het eigenlijk met het heden? Vinden er in onze hedendaagse samenleving nog steeds praktijken plaats die eigenlijk, moreel gezien, niet door de beugel kunnen? Hier zijn drie voorbeelden van verschrikkelijke situaties die zich al langere tijd relatief onopgemerkt voordoen.

  • Onze (het menselijk wezen) onderdrukking van andere wezens (dieren).

  • Onze (het menselijk wezen) bijdrage aan de verwoesting van onze leefomgeving, denk hierbij bijvoorbeeld aan het broeikaseffect.

  • Onze (het rijke gedeelte van de wereld) tolerantie ten opzichte van hongersnood en armoede in de armere delen van de wereld.

We zien bijna dagelijks afbeeldingen op televisie of het internet van kinderen die zwaar ondervoed zijn, of langzaam dood aan het gaan zijn als gevolg van een besmettelijke ziekte. Toch doen we vrij weinig om deze mensen te helpen. Betekent dit dat we immoreel bezig zijn? Neem nou bijvoorbeeld een man die elke dag naar zijn werk gaat, zijn studie afgerond heeft, zorgt voor de mensen om hem heen en braaf zijn belasting afdraagt. Houdt deze man zich aan de morele code? Of overtreedt hij deze? Dit voorbeeld noemen we ook wel een praktische vraag.

Een praktische vraag wordt beantwoord met een handeling, deze handeling is afhankelijk van wat je besluit te doen met je leven. We worden continu geconfronteerd met dergelijke praktische vragen. Wat moeten we met de rest van ons leven doen? Een jonge vrouw is zwanger, moet ze het houden of zou een abortus beter zijn? Praktische vragen hoeven niet van individuele aard te zijn, vaak is het een vraag waar we

.......read more
Access: 
JoHo members
Samenvatting What is this thing called Knowledge? - Pritchard (2e druk)

Samenvatting What is this thing called Knowledge? - Pritchard (2e druk)


Hoofdstuk 1. Kennis

Er zijn allerlei soorten kennis. Alles wat wij weten, of denken te weten is een vorm van kennis. De studie die zich bezighoudt met de verschillen en overeenkomsten tussen deze vormen van kennis noemen wij epistemologie, de kennis-theorie. Dit is een tak van de filosofie die de aard, oorsprong, beperkingen en geldigheid van menselijke kennis bestudeert. De twee meest voorkomende vormen van kennis zijn propositionele kennis en toepasbare kennis, oftewel know-how.

Propositionele kennis is kennis gebaseerd op feiten, bijvoorbeeld twee plus twee is vier, of de wereld is rond. Toepasbare kennis, of procedurele kennis, daarentegen is de praktische kennis en de vaardigheden die iemand in staat stellen om met bepaalde situaties om te gaan. Iemand weet hoe hij moet zwemmen, dit betekent echter niet dat diegene feitelijk in staat is uit te leggen hoe dit moet. Een groot verschil tussen propositionele kennis en toepasbare kennis is echter dat toepasbare kennis toegankelijk lijkt voor de meeste wezens, terwijl propositionele kennis bepaalde intellectuele capaciteiten vereist, menselijke capaciteiten.

Als er in dit boek over kennis gesproken wordt gaat het, behalve wanneer anders aangegeven, over propositionele kennis. Voordat we over kennis kunnen spreken zijn er eerst twee vereisten. Ten eerste moet de kennis waar zijn, je kunt niet spreken van kennis als het niet klopt (truth requirement). Wanneer we over iemand spreken die over kennis beschikt dan gaan we er vanuit dat deze persoon het bij het juiste eind heeft. 

De kennis dient dus wel te kloppen. Ten tweede dient de kennis geloofd te worden, wanneer iemand aangeeft over bepaalde kennis te beschikken maar zelf gelooft dat het anders zit wordt het lastig om te geloven dat het echte kennis is (belief requirement). Kennis is aanzien, kennis wordt gezien als een soort van succes. Maar om het als succes te zien moet het wel geloofd worden, ook door die persoon zelf. Vandaar dat kennis bestaat uit een combinatie van het beschikken over kennis, het weten dat iets waar is, en het geloof in de juistheid en het belang van deze kennis.

Kennis is iets anders dan ervan uitgaan dat iets klopt. Om over ware kennis te spreken moet kennis het resultaat zijn van iemands inspanningen, in plaats van toeval. Zo zal een getrainde

.......read more
Access: 
JoHo members

Beschikbare studiematerialen op WorldSupporter voor de verschillende Bachelor 2 vakken.

SPSS Hulp: verzameling samenvattingen, uitleg en gebruiksinstructies

SPSS Hulp: verzameling samenvattingen, uitleg en gebruiksinstructies

Deze bundel bevat instructies voor het gebruik van het statistische programma SPSS (24e versie). Voor veel studies is SPSS het standaard programma voor het analyseren van datasets en het doen van statistische berekeningen.

Access: 
Public
Samenvatting bij Kinder- en Jeugdpsychiatrie: onderzoek en diagnostiek van Verheij en Verhulst

Samenvatting bij Kinder- en Jeugdpsychiatrie: onderzoek en diagnostiek van Verheij en Verhulst


1. De opkomst van de kinder- en jeugd-psychiatrie

In de oudheid bestond al interesse voor de kinderontwikkeling. Toch bestonden er in het oude Griekenland en in het Klassieke China geen woorden die de kindertijd aanduidden. In Griekenland werd grote waarde toegekend aan het latere belang van het kind voor de maatschappij. In de middeleeuwen werden kinderen als kleine volwassenen beschouwd met belangrijke economische waarde. Door het sterk christelijke karakter van de middeleeuwen, werden kinderen enerzijds gezien als een wonder en anderzijds was het kind het bewijs van een zonde van de ouders. Ten tijde van het Calvinisme werden kinderen gezien als weinig belangrijk en ze werden vaak vergeleken met gekken en dronkaards.

Erasmus (1469-1536) benadrukte het belang van een liefdevolle omgang met het kind en goed onderwijs. Kinderen moesten goed opgevoed worden: verdraagzaam, ridderlijk en hoffelijk en met een groot gevoel van verantwoordelijkheid.

Maar toch is er ook onderzoek dat aantoont dat de kindertijd, te herkennen aan beperkingen op gebied van emoties, cognities en sociaal gedrag, ook vroeger herkend werd.

Rond de 18e en de 19e eeuw begonnen er dingen te veranderen. Aan het einde van de 17e eeuw werd een school opgericht (door Itard) voor dove en stomme kinderen. Locke en Rousseau hebben er deels voor gezorgd dat kinderen anders werden gezien. De eerste opvoedkundige materialen, zoals speelgoed en plaatjes, komen uit het einde van de 17e eeuw. Rond de 19e.......read more

Access: 
Public
Samenvatting bij Kinder- en Jeugdpsychiatrie: behandeling en begeleiding van Verheij en Verhulst

Samenvatting bij Kinder- en Jeugdpsychiatrie: behandeling en begeleiding van Verheij en Verhulst


1. Stoornissen bij zuigelingen en peuters

1.1 Reactieve hechtingsproblematiek

Psychoeducatie
Ziektebeeld: DSM-V-TR geeft de volgende beschrijving bij een reactieve hechtingsstoornis: er zijn vanaf het vijfde levensjaar problemen in het aangaan van sociale relaties in verschillende situaties, waarbij de band tussen het kind en verzorger niet goed tot stand komt (hechting), doordat deze band niet stabiel is en er niet ingegaan wordt op de lichamelijke en emotionele behoeften van het kind (pathogene zorg).

Er zijn twee vormen van de reactieve hechtingsstoornis:

  • Geremde type: dit type lijkt gerelateerd te zijn aan ernstige mishandeling. Er is sprake van een gebrek aan initiatief en het kind kan niet op een passende manier inspelen op sociale relaties. Kenmerkend voor dit type is een geremde, angstige wantrouwende en dubbelzinnige houding in het aangaan of vermijden van contacten. Troost wordt afgewezen.

  • Ontremde type: dit type komt voor bij kinderen waar in de eerste jaren van de ontwikkeling weinig zorg is geweest en bij kinderen die opgroeiden in kindertehuizen. Het ontremde type maakt geen onderscheid in contacten en maakt gemakkelijk contact met zowel bekenden als onbekenden.

Etiologie

Hechting is de emotionele band tussen kind en ouder waarbij de gedragingen van het kind leiden tot nabijheid van de moeder/verzorger wanneer het kind troost, steun, voeding of bescherming nodig heeft. Pasgeborenen kunnen de geur of het geluid van hun moeder herkennen. Tussen twee en zeven maanden kunnen kinderen door anderen getroost worden. Bij zeven en negen maanden worden kinderen angstig bij onbekenden en gaan in verzet bij scheiding van de moeder/verzorger. Vanaf negen maanden kunnen kinderen zich hechten aan een nieuwe verzorger, wat bijvoorbeeld voor komt bij kinderen die bij pleegouders terecht zijn gekomen na een verblijf in een kindertehuis. Wel blijkt deze hechting wat beperkt te zijn.

Behandeling: Met behulp van de klassieke methode Strange Situation Procedure wordt gekeken wat de reactie van het jonge kind is op het vertrek en de terugkeer van de belangrijkste opvoeder om hechting te kunnen classificeren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen vier vormen van hechtingsgedrag: 1) veilig, 2) angstig-vermijdend, 3) angstig-afwerend en 4) gedesorganiseerd. Deze gedragspatronen zijn gerelateerd aan verschillende opvoedingsstijlen van ouders in het eerste jaar. Daarbij blijken deze patronen in hechting invloed te hebben op het aanpassingsvermogen van peuters en oudere kinderen in nieuwe situaties. Wel moet hierbij vermeld worden dat dit hechtingsgedrag geen specifiek kenmerk is van.......read more

Access: 
Public
Samenvatting: Voor het goede doel, werken met hulpverleningsdoelen in de jeugdzorg van Yperen & Van der Steege

Samenvatting: Voor het goede doel, werken met hulpverleningsdoelen in de jeugdzorg van Yperen & Van der Steege


Hoofdstuk 1 - Inleiding

Vroeger was hulpverlenen een vorm van liefdadigheid tegenwoordig is het een beroep . Als cliënten de hulp inroepen van jeugdzorg, omdat er een opgroei - of opvoedingsprobleem is, dan is de hulp erop gericht deze problemen te helpen oplossen of draaglijk te maken. Er wordt dan doelgerichte hulp geboden. Het stellen van goede doelen en het bieden van gerichte hulp is echter niet altijd makkelijk.

Als een cliënt hulp krijgt worden er doelen gevormd. Deze doelen zijn een soort richtlijn voor de hulp. Ook bij de geformuleerde doelen kunnen zich nog verschillende vragen voordoen. De casus van Bas is hier een voorbeeld van.

Hoofdstuk 2 - Achtergronden en essentie

GAS (Goal Attainment Scaling)

Sinds langer tijd is het opstellen van doelen in het behandelproces een belangrijk methodisch principe. Dit principe is in de loop van de jaren steeds belangrijker geworden. In de jaren zestig kwam GAS (Goal Attainment Scaling) sterk in opgang. Deze methode werd geïntroduceerd in de psychotherapie door Kiresuk en Sherman. Deze methode geeft een aantal stappen aan die de cliënt en hulpverlener moeten doorlopen. De stappen zijn:

  1. Op grond van een intake en een eerste screening worden de voor de behandeling relevante probleemgebieden genoteerd. Wat wel en niet relevant is bepalen de hulpverlener en cliënt in overleg.

  2. Per probleemgebied kiezen de hulpverlener en de cliënt één of meerdere doelen.

  3. Per doel verzinnen de cliënt en hulpverlener een meetlat waarop is aan te geven in welke mate het doel is bereikt en een norm die aangeeft bij welke score op de meetlat het doel is bereikt.

  4. De cliënt en hulpverlener proberen per doel aan te geven hoe belangrijk ze dit aandachtspunt vinden. Hierdoor ontstaan er doelen die uiterst belangrijk zijn en doelen van geringe betekenis.

  5. Er wordt een periode afgesproken waarbinnen elk doel bereikt moet zijn.

  6. Alles wordt op een formulier genoteerd.

Deze methode zorgt ervoor dat er geen impliciete verwachtingen zijn bij de cliënt en de hulpverlener. Voor beide partijen is helder waaraan ze werken. Ook is het belangrijk dat de cliënt en de hulpverlener de doelen samen hebben geformuleerd.

In de jaren zeventig is deze methode geïntroduceerd in Nederland. Hierna is de methode een tijdje op de achtergrond geraakt. In de jaren negentig

.......read more
Access: 
JoHo members
Boeksamenvatting bij de 7e druk van Children with disabilities van Batshaw

Boeksamenvatting bij de 7e druk van Children with disabilities van Batshaw


Genetica en ontwikkelingsstoornissen - Chapter 1

Sommige stoornissen zijn puur genetisch bepaald, andere stoornissen worden door de omgeving veroorzaakt. Er zijn ook condities waarin genen worden beïnvloed door hun omgeving, wat leidt tot epigenetische stoornissen.

Genetische stoornissen

Alle cellen, behalve rode bloedcellen, bestaan uit een nucleus en cytoplasma. In de nucleus bevinden zich chromosomen, structuren die de genetische code bevatten (DNA). De genetische code bestaat uit honderden eenheden van erfelijkheid: genen. De producten die nodig zijn voor de ontwikkeling van het organisme worden door onder leiding van de genen in het cytoplasma geproduceerd. De nucleus bevat de blauwdruk van de groei en ontwikkeling van het organisme en het cytoplasma fabriceert de producten die nodig zijn om de taak te volbrengen. Als er een defect in dit systeem is, kan dat leiden tot een genetische stoornis.

Chromosomen

Elk organisme heeft een aantal paar chromosomen, bij de mens zijn het er 46 die worden georganiseerd in 23 paren. 1 chromosoom in elk paar komt van de moeder en de ander van de vader. In tegenstelling tot andere cellen hebben eicellen en spermacellen maar 23 chromosomen. Van de 23 chromosomen paren worden er 22 autosomen genoemd, het 23ste paar chromosomen bevat de X en Y of de seks-chromosomen.

Celdeling en stoornissen

Cellen kunnen.......read more

Access: 
JoHo members
Boeksamenvatting bij de 8e druk van Diagnostiek van technisch lezen en aanvankelijk spellen van Struiksma

Boeksamenvatting bij de 8e druk van Diagnostiek van technisch lezen en aanvankelijk spellen van Struiksma


Inleiding - Chapter 1

Technisch lezen is een middel om toegang te krijgen tot informatie, als alles goed gaat. Op het moment dat er problemen optreden bij het technisch lezen kan dit het belangrijkste doel van onderwijs worden. Zonder goede leesvaardigheid zal de leerling in alles achterblijven, van begrijpend lezen tot kennisverwerving bij de zaakvakken en rekenen.

Het zwaartepunt voor technisch lezen ligt in de groepen drie tot en met zes. Op het moment dat een kind in de bovenbouw zit zal het voldoende technische leesvaardigheden moeten bezitten. In de bovenbouw is het nog maar moeilijk om een leesachterstand weg te werken.

Uit onderzoek blijkt dat zo’n 14 procent in groep vier onder de maat leest. Dit heeft niets te maken met etnische of sociale achtergrond van de leerlingen. Ook heeft het niets met de school te maken.

Wanneer is er sprake van uitval en wanneer is er sprake van achterstand?

In de beleidsredactie heeft de Onderwijsinspectie het volgende gezegd; “er is behoefte aan referentieniveaus en leerstandaarden voor de basisvaardigheden op verschillende momenten in het onderwijstraject van elke leerling, met daarbij behorende toetsen”. Met het referentieniveau wordt de leerstof bedoeld waarvan we als samenleving vinden dat leerlingen die op een bepaald moment moeten beheersen. Dat oordeel staat niet los van wat we weten op basis van toetsgegevens uit het leerlingvolgsysteem over het vaardigheidsniveau van groepen leerlingen. Tegelijkertijd is dat wat LVS-toetsen meten, een weerslag van de inhouden van het gebruikelijke curriculum. Het curriculum is op zijn beurt weer een neerslag van wat we met elkaar vinden dat leerlingen op een bepaald niveau moeten kunnen. En zo is de cirkel weer rond.

De term referentieniveau wordt gereserveerd voor een inhoudelijk gedefinieerd eindresultaat. Een leerstandaard is de weg er naartoe, het is dus een ordening van concrete tussendoelen die de leerlijn vormen.

Het begrip leerstandaard wordt door de Onderwijsraad al gebruikt in 1999. De raad pleitte voor een voldoende en een minimum standaard. De voldoende standaard is het niveau dat de school met driekwart van haar leerlingen wil bereiken. Voor de leerlingen die dit niet halen geldt de minimum standaard. In 2009 is de gevorderde standaard toegevoegd, dit gaat om de 25% van de beste leerlingen. De minimum standaard is vervangen door de basisstandaard.

Geoperationaliseerde standaarden mogen door de scholen zelf bepaald worden, al worden vaak de technisch lezen genormeerde toetsen van het CITO-leerlingvolgsysteem voor de hand. Dit systeem werkt met een niveau-indeling gebaseerd op de letters A t/m E.

  • Niveau A: goed tot zeer goed, de 25% hoogst scorende leerlingen.

  • Niveau B: ruim voldoende tot goed, de 25% net boven

.......read more
Access: 
JoHo members
Samenvatting Zorg om dyslexie - Verhoeven et al - 1e druk

Samenvatting Zorg om dyslexie - Verhoeven et al - 1e druk

Deze samenvatting is gebaseerd op de 1e druk uit 2010


1. Introductie

Het doel van dit boek  is de onderkenning en aanpak van leesproblemen en dyslexie vanuit een perspectief van kwaliteitszorg te beschrijven. Twee centrale aspecten hierbij zijn de definitie van dyslexie en de noodzakelijke zorg om dyslexie.

Definiëren van dyslexie

Dyslexie wordt gekenmerkt door een hardnekkig probleem met de verwerking van talige informatie, wat zich uit in het lezen en spellen op woordniveau. De oorzaken hiervoor zijn bepaalde neurobiologische afwijkingen in gebieden van de hersenen die betrokken zijn bij de verwerking van taaleenheden, vooral het verwerken van letters en klanken. Dyslexie is aangeboren ten gevolge van afwijkingen in verschillende genen. Naast dyslexie bestaan er ook mildere vormen van leesproblemen, die door passende opvang binnen de school kunnen worden aangepakt. Ook bestaan er leesproblemen die het gevolg zijn van complexere problematiek, zoals aandachtsproblemen.

Leesproblemen kunnen al vroeg worden herkend. Voor zwakke lezers op jonge leeftijd is het analyseren van de samenstelling van woorden erg lastig. Hierdoor wordt de klank-letterkoppeling niet of nauwelijks gelegd. Hoewel er verschillende oorzaken voor leesproblemen zijn, is het kernprobleem voor zwakke lezers het omzetten van een geschreven letterreeks in de corresponderende klankcode. Lees- en spellingsproblemen gaan vaak samen.

Voor het vaststellen van dyslexie moeten verscheidene testen afgenomen worden, omdat de persistentie aangetoond moet worden. Er moet bepaald worden of de lees- en spellingsproblemen resistent zijn tegen planmatige, systematische en taakgerichte hulp door de leerkracht en de remedial teacher, intern begeleider, gespecialiseerde logopedist of andere leesspecialist op school. Dyslexie wordt als aparte diagnostische categorie gezien en gedefinieerd, omdat de behandeling van dyslexie afwijkt van reguliere remedial teaching. De behandeling van dyslexie is individueel, intensief en heeft een lange duur.

Zorg om dyslexie

Door het Expertisecentrum Nederlands zijn verschillende protocollen ontwikkeld voor de groepen in het basisonderwijs. Ook zijn er protocollen ontwikkeld voor het speciaal onderwijs, het voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs. In deze protocollen wordt een systematische aanpak voor het verhogen van de kwaliteit van drie niveaus van handelen beschreven: Het handelen in de groep, het handelen op instellingsniveau en het handelen op het niveau van de zorg.

De behandeling van dyslexie is ofwel psycholinguïstisch, ofwel orthodidactisch ingesteld. De psycholinguïstische instelling gaat ervan uit dat leerlingen met.......read more

Access: 
JoHo members
Boeksamenvatting - In verzekerde bewaring. Honderdvijftig jaar kinderen, ouders en kinderopvang - Vandenbroeck - 2009

Boeksamenvatting - In verzekerde bewaring. Honderdvijftig jaar kinderen, ouders en kinderopvang - Vandenbroeck - 2009


Hoofdstuk 1: het begin van de twintigste eeuw

Maatschappelijke en politieke context

De 19e eeuw wordt gekenmerkt door mechanisatie en industrialisatie. Er gaan steeds meer arbeiders in fabrieken werken waardoor het aantal arbeiders in de steden groeit (urbanisatie). De gevolgen hiervan zijn o.a. een scheiding tussen woning en werkplaats en een verschuiving van gezinsinkomen naar een individueel loon. Aanvankelijk staat de liberale politiek centraal tijdens deze industrialisatie, waarbij de sociale orde als een feit wordt beschouwd waarvan de staat zich afzijdig houdt.

Eind 19e eeuw treedt er een politieke verandering op, waarbij begeleidende (sociale) maatregelen als noodzakelijk worden gezien, o.a. ter bescherming van de lagere klassen. Er ontstaan nieuwe politieke krachten als socialisten, progressieve katholieken en progressieve liberalen. Zij streven na dat de staat wel invloed heeft op de verhouding werkgever-werknemer en kan interveniëren in gezinnen. Er worden wetten opgesteld o.a. over arbeidsvoorwaarden en vrouwen- en kinderarbeid. In 1912 komt er een wet op de kinderbescherming, welke het mogelijk maakt dat de Staat de opvoeding overneemt (‘ontzetting uit de ouderlijke macht’).

Ondanks deze maatregelen blijven de levensomstandigheden van arbeiders te wensen overlaten: lange werkdagen,lage lonen en gebrekkige huisvesting. Dit alles leidt tot het ontstaan van een (bedreigende) solidariteit en arbeidersbeweging. De rol van de vrouwen is hierin ondergeschikt. De arbeidersparticipatie van vrouwen in de industrie ligt tot het eind van de 19e eeuw vrij hoog vanwege de financiële noodzaak. Zij werkten echter voor minder loon onder dezelfde miserabele omstandigheden.

De gedachte van geïsoleerde kerngezinnen in deze tijd blijkt een mythe. De hoge kindersterfte is typerend voor het einde van de 19e eeuw. Deze hoge mortaliteit van jonge kinderen is een oorzaak van ongenoegen en onrust bij de arbeidersklasse. De voedingsgewoonten, o.a. leidend tot diarree en darminfecties, zijn de belangrijkste reden voor de hoge kindersterfte. Dit speelt met name in de arbeidersklasse, waar financiële middelen beperkt zijn én moeders genoodzaakt zijn te werken. De kindersterfte wordt duidelijk verbonden met de arbeidersklasse en met name toegeschreven aan opvoedingsgewoonten. Rond de eeuwwisseling doen arbeiders bewust aan geboortebeperking en maakt abortus provocatus opgang.

De burgerij ziet zich eind 19e eeuw, net als de arbeidersklasse en een stedelijk fenomeen, als zeer belangrijk voor de maatschappij. Zij willen zelfstandig handelen en willen geen bemoeienis van de Staat, die alleen mocht interveniëren als de individuele vrijheden in gevaar zijn (l’Etat Gendarme). De filantropie ontstaat, die zich het lot van de nieuwe armen aantrekken. Deze nieuwe armen zouden een gevaar vormen voor de samenleving, haar sociale cohesie en haar morele waarden. Zowel verlichte liberale

.......read more
Access: 
JoHo members
Pedagogy and education - Theme
Statistics: summaries and study assistance - Theme
Internships Abroad - Theme
Study your way around the world - Theme

Onderwijsaantekeningen en artikelsamenvattingen voor pedagogische wetenschappen: Bachelor - RU Groningen

Pedagogische wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen jaar 1

Pedagogische wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen jaar 1

Study Notes bij Inleiding Pedagogiek B1 - RUG (2015-2016)

Study Notes bij Inleiding Pedagogiek B1 - RUG (2015-2016)

Collegeaantekeningen gebaseerd op 2015-2016, ook te gebruiken bij andere studiejaren.


College 1

Pedagogische wetenschappen is een alledaagse wetenschap, mensen worden beïnvloed door hun dagelijkse omgeving. Hierdoor heeft pedagogiek veel te maken met factoren die in de samenleving een rol spelen, zoals social media of het overheidsbeleid in een land. Wat voor jou heel vanzelfsprekend is, hoeft voor een buitenlander helemaal niet vanzelfsprekend te zijn. De omgeving die om een kind heen is, heeft veel invloed op het gedrag en op de opvatting van een kind.

Het is daarom belangrijk dat men kijkt naar wat er in de praktijk echt nodig is. De praktijk moet niet zomaar geaccepteerd worden, er moet kritisch naar gekeken worden. Dit kan door middel van een brede sociaalwetenschappelijke analyse, maar er kan ook gekeken worden het lange-termijn perspectief: Hoe is iets tot stand gekomen? Bestaande theorieën en ideeën over pedagogiek moeten goed en kritisch bekeken worden.

De definitie van pedagogiek kan verschillend beschreven worden. Het wordt opvoedingskunst genoemd, oftewel iets doen en bezig zijn met opvoeding, maar het wordt ook wel leer van de opvoeding genoemd, kennis tot je nemen over opvoeding. Over de definitie van een pedagoog worden ook verschillende dingen gezegd, het kan iemand zijn die alles al weet, maar juist ook iemand die bezig is met het bestuderen van en leren over pedagogiek. Binnen pedagogische wetenschappen is er kennis beschikbaar die gaat óver de opvoeding, maar ook kennis die ten dienste van opvoeding is.

Kennis kan objectief en neutraal zijn, maar ook normatief. Normatieve informatie is waarde geladen, je laat je handelen sturen door kennis en normen die je hebt. Als er in een onderzoek is vastgesteld dat een kind sneller leert door het te straffen door middel van het kind slaan met een stok, kan jij je afvragen of je deze kennis moet toepassen in de praktijk. Het is inderdaad een snelle en effectieve methode, maar door je eigen normen zou je dit niet in de praktijk uitvoeren. Kennis staat soms tegenover normen en waarden. Waardegeladenheid is voor iedereen verschillend, wat iemand een goede opvoeding vindt, wordt beïnvloed door zijn opvatting over hoe opvoeding volgens hem hoort te zijn. Per persoon kan de mening over goede opvoeding verschillen door invloeden van het geloof, door invloed van een mensbeeld en door invloed van maatschappelijke idealen. Meningen en opvattingen interpreteren is riskant, hier hangen consequenties aan, omdat dingen anders bedoelt kunnen zijn dan dat de interpretatie beweert.

Pedagogiek is een wetenschap vol handelingen, met als doel de praktijk te verbeteren. Instellingen die vormen van leren, educatie en training verzorgen wil men

.....read more
Access: 
JoHo members
Boeksamenvatting bij de 7e druk van The Sociology of Education van Ballantine en Hammack

Boeksamenvatting bij de 7e druk van The Sociology of Education van Ballantine en Hammack


Hoofdstuk 1. De sociologie van onderwijs: een uniek perspectief voor het begrijpen van scholen

Kwesties binnen het onderwijs gaan onder andere over hoe academische prestatie verbeterd kan worden, welke morele en religieuze overtuigingen doorgegeven moeten worden en in hoeverre technologie een bijdrage levert. Het zijn morele, politieke en religieuze vraagstukken.

Onderwijs (education) is een proces wat je hele leven lang plaatsvindt. Het gaat om leren op school, leren door ervaring, leren in een landelijke of stedelijke omgeving, industrieel of niet industrieel, voor jong en voor oud. De sociologie van onderwijs kijkt naar hoe je om moet gaan met deze kwesties, wat voor regelingen er getroffen worden die effect hebben op de scholen, en wat precies goed werkt binnen het onderwijs. Samenvattend: sociologie kijkt niet naar wat goed of fout is, maar hoe het onderwijs er voor staat en wat voor consequenties bepaalde regelingen hebben op het onderwijs.

Sociologie en onderwijs

Sociologie bekijkt hoe mensen in kleine en grote groepen met elkaar omgaan. Er zijn hierin verschillende takken te onderscheiden:

  1. Onderzoek naar instellingen in de samenleving en de kenmerken ervan.

  2. Onderzoek naar processen.

  3. Onderzoek naar de interacties tussen mensen en groepen.

De structuur van een samenleving bestaat uit terugkerende patronen van gedrag en relaties en brengt de behoeftes van mensen in kaart. Dit kan opgedeeld worden in zes domeinen: familie, religie, onderwijs, politiek, economie en gezondheid.

Processen (het “actieve” gedeelte van de samenleving) zorgt ervoor dat structuren tot leven komen. Socialisatie is het proces waarbij mensen leren hoe ze in een samenleving passen en hoe ze zich moeten gedragen. Stratificatie (stratification) is een proces wat bepaalt in welke sociale structuur mensen passen. Verandering is een proces dat constant aanwezig is en ervoor zorgt dat organisaties zich constant moeten aanpassen. Leren is een proces wat formeel plaatsvindt (op school) en informeel (via familie, vrienden, media).

De sociologie van onderwijs probeert onderwijssystemen te begrijpen. Het gaat om de interacties tussen docent en student, maar ook over de grotere onderwijssystemen van landen. Sociologen geven inzicht over het schoolbeleid door middel van systematisch onderzoek. Het doel van de sociologen is om te kijken naar allerlei (ook controversiële) toepassingen voor het onderwijs om het onderwijssysteem te begrijpen.

Verschillende groepen die te maken hebben met onderwijssociologie

Onderwijzers en andere professionals. Er wordt verwacht dat tussen 2008 en 2018 de meeste vacatures voor mensen met een bachelor vrij

.....read more
Access: 
Public
Boeksamenvatting bij Sociologie: Een inleiding van Elchardus

Boeksamenvatting bij Sociologie: Een inleiding van Elchardus


1. De sociologische verzuchting

Een poging tot een definitie van het woord sociologie

Het is erg lastig om een definitie van sociologie te geven. Toch zijn er wel pogingen gedaan. Hieronder een aantal citaten uit het boek: ‘Sociologie. Een inleiding van M. Elchardus – pagina 6’.

Sociologie is de studie van het menselijke, sociale leven, van menselijke groepen en maatschappijen. Het is een overweldigende en dwingende onderneming omdat het over ons eigen handelen als sociale wezens gaat. De sociologie heeft een zeer breed belangstellingsveld, gaande van de analyse kortstondige ontmoetingen van mensen op straat tot onderzoek naar globale sociale processen”.(Giddens, 2001:2)

Sociologie is ‘de wetenschap die zich bezighoudt met het analyseren, beschrijven en verklaren van: 1. Het gedrag van en tussen mensen voor zover dat beïnvloed wordt door het feit dat zij in bepaalde verhoudingen tot elkaar staan; en van 2. De daaruit voortgekomen – min of meer vaste – gedragspatronen, structuren en bindende opvattingen in hun ontstaan, voortbestaan en veranderen”. (De Jager en Mok, 1978:21)

De sociologie is… de wetenschap van de enigszins stabiele structuren en processen van sociale aard”. (Van Doorn en Lammers, 1967:24)

De sociologie is de wetenschap die de totale verschijnselen bestudeert in het geheel van hun aspecten en hun beweging, door deze onder te brengen in gedialectiseerde typen, hetzij microsociale, dan wel op groepen of op de gehele maatschappij betrekking hebbende typen, welke bezig zijn zich te vormen en tot ontbinding te geraken”. (Gurvitch, 1968:52)

Bovengenoemde citaten zijn allemaal afkomstig uit succesvolle handboeken. Voor iemand die niet weet wat sociologie is zeggen deze begrippen niet zoveel. Degenen die wel weten wat sociologie inhoudt zullen merken dat deze begrippen oppervlakkig en niet volledig zijn. Vakmensen zijn het met elkaar eens over het feit dat het erg moeilijk is om een definitie te vinden voor sociologie.

Max Weber (1864-1920) omschreef de sociologie als volgt: “… wetenschappelijke poging om het sociale handelen te begrijpen, met de bedoeling op die manier tot een causale verklaring voor het verloop van de effecten van dat handelen te komen”. Op deze verklaring zijn wel twee opmerkingen te geven. Ten eerste noemt Weber de taak van de sociologie ook als iets wat al.....read more

Access: 
Public
Samenvatting: Understanding Ethics. An introduction to Moral Theory (Tannsjo, Torbjorn) - 3e druk

Samenvatting: Understanding Ethics. An introduction to Moral Theory (Tannsjo, Torbjorn) - 3e druk


Hoofdstuk 1. Normatieve ethiek en praktische problemen

Terugkijkend naar de 19de eeuw met een moreel kritische blik word je al snel een beetje verdrietig. Aan het begin van de eeuw leek men ervan overtuigd dat er een ongeschreven wet was betreffende moreel acceptabel gedrag. Aan het eind van de eeuw bleek daar echter weinig van over. Niet alleen hebben politiek leiders en invloedrijke personen, met hun achterban, misdaden gepleegd en openlijke gruweldaden verricht tegen de gehele mensheid maar daarnaast zijn er zoveel 'gewone' burgers geweest die hier stilzwijgend naar gekeken hebben zonder een poging te doen het tegen te gaan. Je zou bijna denken dat er sprake was van morele blindheid.

Bestond er wel een morele code? Of waren de geaccepteerde normen en waarden toentertijd zo verschillend van nu dat wat wij als misdaad zien voor hun meer op gerechtigdheid leek? Het is moeilijk vast te stellen of men 100 jaar geleden onwetend was of gewoon een andere instelling had. Het is makkelijk om het verleden te bekritiseren, maar hoe zit het eigenlijk met het heden? Vinden er in onze hedendaagse samenleving nog steeds praktijken plaats die eigenlijk, moreel gezien, niet door de beugel kunnen? Hier zijn drie voorbeelden van verschrikkelijke situaties die zich al langere tijd relatief onopgemerkt voordoen.

  • Onze (het menselijk wezen) onderdrukking van andere wezens (dieren).

  • Onze (het menselijk wezen) bijdrage aan de verwoesting van onze leefomgeving, denk hierbij bijvoorbeeld aan het broeikaseffect.

  • Onze (het rijke gedeelte van de wereld) tolerantie ten opzichte van hongersnood en armoede in de armere delen van de wereld.

We zien bijna dagelijks afbeeldingen op televisie of het internet van kinderen die zwaar ondervoed zijn, of langzaam dood aan het gaan zijn als gevolg van een besmettelijke ziekte. Toch doen we vrij weinig om deze mensen te helpen. Betekent dit dat we immoreel bezig zijn? Neem nou bijvoorbeeld een man die elke dag naar zijn werk gaat, zijn studie afgerond heeft, zorgt voor de mensen om hem heen en braaf zijn belasting afdraagt. Houdt deze man zich aan de morele code? Of overtreedt hij deze? Dit voorbeeld noemen we ook wel een praktische vraag.

Een praktische vraag wordt beantwoord met een handeling, deze handeling is afhankelijk van wat je besluit te doen met je leven. We worden continu geconfronteerd met dergelijke praktische vragen. Wat moeten we met de rest van ons leven doen? Een jonge vrouw is zwanger, moet ze het houden of zou een abortus beter zijn? Praktische vragen hoeven niet van individuele aard te zijn, vaak is het een vraag waar we

.....read more
Access: 
JoHo members
Notes Inleiding in de Sociologie, RUG, jaar 1

Notes Inleiding in de Sociologie, RUG, jaar 1

Aantekeningen bij de hoorcolleges uit 2015/2016.


College 1

Sociologen kijken naar het gedrag van mensen en de maatschappelijke invloeden hierop. Het is voornamelijk interessant welke invloed de maatschappij heeft op de keuzes van mensen. Het gaat niet alleen om een individu, maar vooral om het individu in een groep. Hierbij is het opvallend dat er bepaalde patronen zijn, een sociale orde. Deze sociale orde houdt puur waarneembare patronen / ordening en de inrichting van de maatschappij in.

Het onderwijs heeft invloed op de maatschappij en andersom geldt hetzelfde.

Stratificatie: de samenleving bestaat uit verschillende lagen, deze zijn opgedeeld door middel van verschillende indicatoren, zoals sekse of opleidingsniveau. Er is een bepaalde ongelijkheid tussen deze lagen. Door sociale mobiliteit kan men bijvoorbeeld gaan klimmen, een hogere opleiding volgen dan dat de ouders deden.

Verzuchting kan uitgelegd worden als het heel moeilijk eens kunnen worden van sociologen over hun vakgebied, of als het ontstaan van de sociologie, namelijk door verwondering en belangstelling voor de maatschappij.

150 jaar geleden kende men de samenleving slecht, maar door ontwikkelingen in de maatschappij is dat gaan veranderen:

  1. Industrialisatie = de kracht van het werk komt niet langer van mensen of dieren, maar van machines. Dit heeft een grote impact op de samenleving gehad, er werden fabrieken gebouwd, mensen gingen massaal naar de steden verhuizen en er ontstonden arbeiderswijken. Dit zorgt voor een belang naar kennis over deze situatie en de gevolgen.

  2. Modernisering = het omslaan van de gelaagdheid in de samenleving. Eerst bestond de maatschappij uit drie verschillende standen, nu wordt de samenleving meer egalitair, mede door het onderwijs.

    Er wordt niet alleen informatie verzameld, maar men gaat ook interpreteren: wat vinden we van de resultaten en wat willen we hiermee gaan doen?

Men is het vaak niet eens over de definitie van sociologie, waardoor er heel algemene, brede definities worden opgesteld, zo breed, dat ze vaak nietszeggend zijn. Een werkdefinitie is beter en zal na de uitbreiding van de sociologie eventueel meer worden afgebakend.

Waar sociologen het wel over eens zijn is het volgende:

  • De discussie over de sociale orde in de samenleving.

  • Dingen die een socioloog doet en moet kunnen.

  • Twee manieren van kijken naar de basis van de maatschappij.

Contingentie staat voor variatie en voor keuzevrijheid waarbij er nog van alles mogelijk is. De samenleving had dus ook een andere vorm kunnen aannemen. Bij het voorbeeld van de hogere onderwijssystemen is er te zien dat er heel verschillende invullingen aan het systeem gegeven kunnen worden.

De keuzes en manieren van doen zijn niet volledig willekeurig zo gegaan, het is voor een socioloog interessant wat de.....read more

Access: 
JoHo members
Notes Inleiding in de onderwijskunde, RUG jaar 1

Notes Inleiding in de onderwijskunde, RUG jaar 1

Aantekeningen bij de hoorcolleges uit 2015/2016.


College 1

De definities van de Van Dale of van Wikipedia zijn te beperkt, het gaat over het vergaren en toepassen van wetenschappelijke kennis. Hierbij is het belangrijk om de verschillende niveaus van de samenleving telkens in het oog te houden, de verbanden tussen de verschillende hoofdstukken zijn hiermee in een schema te plaatsten:

  1. De maatschappij, het beleid dat gevoerd wordt.

  2. De leraren zelf in opleiding en de organisatie op scholen.

  3. Onder het leren vinden in een leerling veel processen plaats.

Onderwijskundigen richten zich op het verbeteren. Er wordt naar gestreefd dat degenen die minder goed presteren, ook goed gaan presteren. Bij een falend systeem werkt dit niet goed en er wordt vaak naar andere landen gekeken om te zien wanneer en hoe dit mis gaat.

PISA is een toets van wiskunde, lezen en natuurvakken die in verschillende landen onder 15-jarigen wordt gehouden. De minister die gaat over het beleid van het onderwijs, moet zich verantwoorden over de scores die Nederland hierop behaald. Er wordt in Nederland minder aandacht besteed aan wiskunde en taal, waardoor er meer bezig kan worden gegaan met andere vakken, bijvoorbeeld meer culturele vakken. Vanuit de overheid is er bedacht dat er meer aandacht moet gaan naar de al goed presterende leerlingen, zodat de beste prestaties steeds beter worden. De slechtste leerlingen van Nederland presteren beter dan de slechtste leerlingen uit andere landen, dit komt doordat er in Nederland minder grote verschillen bestaan tussen leerlingen.

Van het onderwijs kunnen er verschillende aspecten beschreven worden:

  • Onderwijs moet in een instelling plaatsvinden, waarbij er gehouden moet worden aan wetten en regels. Online cursussen worden onderwijs genoemd, maar het is geen instelling.

  • De organisatie is via een vast systeem en wordt bewust gedaan.

  • Er moeten mensen in het onderwijs werken die de juiste opleiding hebben.

  • Het bekend worden in de maatschappij gebeurd via de school, het begint klein, maar de manieren van de omgang die worden aangeleerd, worden steeds meer en breder.

Differentiatie

Het onderwijs moet zorgen voor differentiëren. Hierbij gaat het om het verzorgen van een goede aanpak, waarbij er een goede plek is voor de leerling in het onderwijs. Er moet sprake zijn van een juist type onderwijs of opleiding en er moet gezorgd worden voor het de juiste moeilijkheidsgraad van het onderwijs.

  • Differentiatie wordt in de praktijk niet echt toegepast, voor iedereen zijn er dezelfde toetsen en iedereen krijgt eenzelfde manier van instructies. Het is onzeker of er wel onderscheid kan worden gemaakt in onder andere niveaus.

Hoe meer er geïnvesteerd.....read more

Access: 
JoHo members
Notes Geschiedenis opvoeding & onderwijs - RUG jaar 1

Notes Geschiedenis opvoeding & onderwijs - RUG jaar 1

Aantekeningen bij de hoorcolleges uit 2015/2016.


College 1

Verschillende soorten teksten als bronnen:

  1. Prescriptief: er wordt aan de lezer een norm voorgehouden, dit moet niet voor waar aangenomen worden. Er worden adviezen of moralen voorgehouden die uitgevoerd zouden moeten worden volgens de bron.

  2. Descriptief: pas vanaf de 19e eeuw kwam er vanaf de overheid interesse in statistieken, dus vanaf die periode zijn er steeds meer dingen (jaarlijks) gemeten.

  3. Egodocumenten: wat men over zichzelf schreef, ervaringen of gevoelens geschreven in dagboeken, brieven of autobiografieën.

  4. Literaire fictie: voornamelijk het realistische genre is waardevol, bijvoorbeeld door de dingen die docenten vroeger opschreven, weten we nu hoe men toen leefde.

Afbeeldingen als bronnen:

  1. Men moet niet alles voor waar aannemen wat er op een afbeelding te zien is. Er is een genre waarin juist alles tegenovergesteld aan de waarheid wordt weergegeven, dit is het omgekeerde genre van de vroeg moderne tijd.

  2. Vaak bevatten de afbeeldingen een les of boodschap die geleerd kon worden, bijvoorbeeld hoe kinderen opgevoed zouden moeten worden.

Eén van de schilderijen laat veel spelende kinderen zien, maar alle activiteiten hebben andere betekenissen. Zo staat het vliegeren voor hoogmoed, omdat dit het omgekeerde genre is, betekend dit dat een kind juist niet hoogmoedig moet zijn. Het touwtjespringen staat voor volharding, dit is wel een positieve eigenschap.

Allerlei elementen uit de schilderijen bevatten symbolische betekenissen. De afbeeldingen laten zien wat men in die tijd dacht over verschillende bevolkingsgroepen, onder andere door wie er geschilderd werden in een bepaalde tijd.

Evolutionisten: grote verandering

De verschillende argumenten beweren allemaal dat de kindertijd net is ontstaan, hiervoor was het er nog niet. Daarnaast is het gezin rond de kinderen als een warmtevol en emotioneel gezin gaan ontwikkelen.

Revisionisten: revisie betekend herziening (tegen de evolutionisten)

Zij beweren juist dat er in de middeleeuwen ook al sprake was van kinderen die op de opvoeding waren aangewezen.

Tussen beiden is er een verschil in de bronnen die gebruikt worden. Evolutionisten maken vooral gebruik van moralistische teksten, revisionisten maken gebruik van egodocumenten.

Philip Ariès is een evolutionist

  • Het kind is kwetsbaar en te vormen tot een deugdzaam mens.

  • De vorming van kinderen is in eerste instantie in het onderwijs te bereiken, hier is een andere relatie tussen kind en volwassene dan thuis.

  • Kinderen moesten leren en studeren, hierbij hoort het gedragen volgens de regels en het leren van discipline.

Sentiment de l’enfance = het gevoel voor het kind.

Sentiment de la famille =.....read more

Access: 
JoHo members
Notes Theoretische Pedagogiek, Jaar 1, RUG

Notes Theoretische Pedagogiek, Jaar 1, RUG

Collegeaantekeningen gebaseerd op 2015-2016, ook te gebruiken bij andere studiejaren. Een college was komen te vervallen wegens weersomstandigheden, bij dit college zijn geen aantekeningen beschikbaar.


College 1

Pedagogiek is praktisch, omdat het gaat over dingen doen en over handelen in bepaalde situaties. Het theoretische deel is meer abstract en men wil situaties goed verwoorden en de goede concepten gebruiken in een logisch verband. Er wordt een conceptuele benadering gebruikt, dit wil zeggen dat er gekeken wordt naar de betekenis en definities van begrippen.

‘Clarity before commitment’ wil zeggen dat alles eerst helder en duidelijk geformuleerd moet zijn, voordat je ergens in meegaat. Dit wordt toegepast op onderwerpen die relevant zijn voor de pedagogiek, zoals opvoeding, vorming en ontwikkeling. Er wordt gekeken op welke manier dit een rol speelt in visies over onderwerpen zoals opvoeding. Redeneren uit een visie bedoelt men mee dat je vanuit een kader of beeld van een visie kan denken, en op deze manier de consequenties kan zien.

Analytische filosofie is het geïnteresseerd zijn in de betekenis van heel alledaagse begrippen en concepten, bijvoorbeeld: wat betekend het als je iets begrijpt? Door middel van de filosofen worden er verschillende posities en visies naar voren gebracht. Hierbij gaat het om de betekenissen, uitvoeringen van begrippen en begripsverwarring met verwante begrippen. Het boek wordt geschreven alsof er ‘hardop’ wordt nagedacht, op deze manier wil de schrijver laten zien dat er meerdere visies zijn en deze worden tegen elkaar af gezet.

Opvoeding kan op verschillende manieren omschreven of gebruikt worden als begrip. Alledaags wordt het vaak gezien als de band tussen kinderen en hun ouder, fatsoen bijbrengen, volgens sommigen is het ook een taak van de school om op te voeden. Opvoeding kan mislopen, dan is er bijsturing of heropvoeding nodig, en het africhten van een huisdier kan ook worden gezien als opvoeding, en mensen kunnen ook veel waarde hechten aan het bespelen van een instrument of het beoefenen van een sport.

Het doel van de opvoeding is dat het leidt tot persoonsvorming. Een mens is een biologische soort, de mens. Het verschil met een persoon is, dat een persoon ontwikkeld is, door een opvoeding of scholing. Je bent meer dan gewoon de biologische soort mens. Ontwikkeld zijn is ook weer een onduidelijk begrip, maar het gaat er vooral om dat je niet alleen bezig bent met overleven en nuttig zijn, maar dat je ook bezig bent met je vorming als persoon. Zowel de hogere vormen (cultuur en scholing) als de basale dingen zijn belangrijk bij de persoonsvorming. Er is duidelijkheid nodig.

Opvoeding is een proces waarin er

.....read more
Access: 
JoHo members
Notes Inleiding Orthopedagogiek, Jaar 1, RUG

Notes Inleiding Orthopedagogiek, Jaar 1, RUG

Collegeaantekeningen gebaseerd op 2015-2016, ook te gebruiken bij andere studiejaren.


College 1

Er worden twee boeken voor dit vak gebruikt, het handboek gaat voornamelijk over de toegepaste orthopedagogiek en het boek van Orthopedagogiek; ontwikkelingen, theorieën en modellen is vooral de theoretische kant.

Bij orthopedagogiek gaat het over interacties tussen mensen, bijvoorbeeld tussen het kind en de opvoeder. Er kan ook een probleem ontstaan in de interactie met de omgeving van het kind, hoe meer het misloopt in die communicatie, des te meer problematiek. Een orthopedagoog komt vaak in beeld als de opvoeding niet meer vanzelfsprekend verloopt. Vaak is er daarvoor al geprobeerd om tips te krijgen over hoe men het beste met de opvoeding bezig kan gaan, maar als dit niet werkt is er hulp van buitenaf nodig.

Orthopedagogiek heeft overlap met verschillende gebieden, maar is nu erkend als losstaand beroep in Nederland en Vlaanderen. Er zijn namelijk wel duidelijke verschillen te zien in bijvoorbeeld de psychologie, waar juist naar het individuele kind en zijn ontwikkeling wordt gekeken, en bij de orthopedagogiek, waar men juist op de context focust. De verandering moet niet plaatsvinden in de persoon, maar de omgeving (context) moet veranderen. Bijvoorbeeld de manier waarop de moeder over de beperking van haar kind denkt en hoe ze met het kind omgaat.

Rechttrekken wordt mee bedoeld dat het probleem rechtgetrokken wordt, of dat het verholpen wordt. In plaats van alleen kinderen, zijn er ook gebieden binnen de orthopedagogiek die ook met volwassenen werken. Het is een handelingswetenschap, omdat men veel bezig is met de toepassing van interventies, de problemen aanpakken, de situatie veranderen of verbeteren. Het probleem wordt in kaart gebracht en daar wordt wat aan gedaan.

Normen hebben te maken met een maatschappelijk kader van regels over hoe kinderen in een cultuur opgevoed moeten worden. Deze normen zijn per cultuur verschillend, maar met de tijd kunnen de normen ook veranderen. Vroeger mochten kinderen nog een tik krijgen van hun docent, tegenwoordig wordt dat gezien als een kind slaan en kan het zelfs onder kindermishandeling vallen.

Cultuur-historische normen: andere landen hebben andere kaders, deze zijn erg relatief en veranderlijk. De kaders kunnen te maken hebben met de omgang van mensen, verwachtingen van de maatschappij, welzijn en SES.

Handelingsverlegenheid houdt in dat men niet goed weet hoe er met een situatie moet worden omgegaan. Het doel is om mensen handelingsbekwaam te maken. Zo kunnen ze signalen herkennen en weten ze hoe ze om moeten gaan met de situatie.

Het vakgebied is op de afwijkingen bij het kind gericht, hoe kan dit worden opgelost? Vroeger

.....read more
Access: 
JoHo members
Notes Inleiding in de Filosofie, RUG jaar 1

Notes Inleiding in de Filosofie, RUG jaar 1

Aantekeningen bij de colleges uit 2015/2016


College 1

Filosofie bevat verschillende onderwerpen:

  1. Logica: theorieën over de kwaliteit van argumentaties en redeneringen.

Alleen het denken is nodig om een oplossing te kunnen bedenken, hierbij is het niet nodig om te weten hoe de werkelijkheid eruit ziet. Het is niet altijd te zeggen dat 1+1=2, want als twee druppels bij elkaar worden geteld, is dit samen een grote druppel en geen twee. Logisch gezien is er soms een opstapeling van bewijs, terwijl het empirisch niet klopt.

  1. Ethiek: wat goed of rechtvaardig is.

Het gaat om wat wel of niet mag, wat wel of niet hoort. Pedagogen wordt van verwacht dat zij van kinderen houden, het is onduidelijk waarom dit de verwachting is. Vaak wordt er ook gezegd dat je evenveel van je kinderen moet houden, in de praktijk heeft iedereen wel een voorkeur voor de een of de ander. Het gaat bij ethiek om het rechtvaardigen van kwesties.

  1. Epistemologie: wat ware kennis is.

Niet alle kennis is échte kennis. Er is een verschil in gelijk krijgen of iets weten. Er zijn verschillende soorten kennis, men vraagt zich af wat de waarheid en kennis is. Dit is het eerste onderwerp dat in dit en in de volgende colleges behandeld wordt.

Onderwerpen kunnen ook met elkaar gecombineerd worden, een paar voorbeelden:

  • Logica en ethiek: Rechten van dove kinderen, zij worden als hulpbehoevend bestempeld, maar dit is niet logisch, omdat het van de context, het perspectief en de gestelde eisen afhangt.

  • Logica en ethiek: Vanaf achttien jaar mag je stemmen, maar wat zijn de redenen om deze grens op achttien jaar te stellen? Empirisch gezien kan het niet worden aangetoond dat men voor hun achttiende geen kennis hebben en daarna opeens wel. De ongelijkheid in het stemmen is niet rechtvaardig en niet helemaal logisch.

  • Logica en ethiek: Jehova’s die een strenge overtuiging van hun geloof hebben, kunnen het verbieden om bloedtransfusie te krijgen, dit is erg lastig voor medici, helemaal als het gaat om kinderen die onder invloed zijn van hun ouders.

Twee soorten kennis:

  1. Procedureel = “kunnis”, iets kunnen doen, de vaardigheid.

  2. Propositioneel = (bevat) gedachten.

In een voorbeeld. Frans kunnen spreken is procedurele kennis, het kennen van iemand die Frans heet, is propositionele kennis. Weten dat er water uit de kraan komt als je de kraan opendraait is propositionele kennis, het daadwerkelijk kunnen opendraaien van de kraan is procedureel.

Dit onderscheid maakt de schrijver van het.....read more

Access: 
JoHo members
Oefententamens bij M&T II-1 Grondslagen van Onderzoek - RUG

Oefententamens bij M&T II-1 Grondslagen van Onderzoek - RUG

Oefententamens inclusief antwoorden voor M&T II-1: Grondslagen van Onderzoek.

  • Gebaseerd op tentamens van 2013-2014 en daarvoor


Vragen Oefententamen 1

  1. Welke stelling omtrent effectonderzoeken in de gedragswetenschappen is waar?

    1. Effectonderzoek in de gedragswetenschappen is niet complex, maar wel heel duur.

    2. Tegenwoordig sluit de hulpverleningspraktijk vaak goed aan op het ideale onderzoeksmodel.

    3. Onderzoekers zijn het wel eens over de toe te passen methoden en technieken, maar effectonderzoek in de wetenschap is heel complex.

    4. Effectonderzoek in de gedragswetenschappen is heel complex en onderzoekers zijn het niet altijd eens over de toe te passen methoden en technieken.

  1. Het aantonen van verschillend gebruik van dezelfde term in één theorie wijst erop dat er iets schort aan de theorie. Op welke formuleringseis heeft dit mankement betrekking?

    1. Economisch principe

    2. Logische consistentie

    3. Toetsbaarheid

    4. Empirische referenties.

  1. Welke stelling omtrent de effecten van hulpverleningsprogramma’s is waar?

    1. Van slechts een fractie van de aangeboden programma’s is het effect wetenschappelijk bewezen.

    2. Van de meeste programma’s is wetenschappelijk bewezen dat zij niet effectief zijn.

    3. Van deze programma’s is wetenschappelijk bewezen dat zij over het algemeen geen negatieve effecten sorteren.

    4. De meeste programma’s zijn wetenschappelijk bewezen effectief, maar het is onbekend of die effecten van blijvende aard zijn.

  1. In welke fase van de empirische cyclus valt de keuze voor welbepaald meetinstrument om bijvoorbeeld verbale intelligentie te meten?

    1. Inductie

    2. Observatie

    3. Toetsing

    4. Deductie.

  1. Het wetenschappelijk forum omvat de Groot als …

    1. De verzameling van alle ter zake kundige wetenschapsbeoefenaars.

    2. Alle wetenschappelijke tijdschriftreacties.

    3. Promotiecommissies die proefschriften moeten beoordelen.

    4. Een commissie die wetenschappelijke onderzoeksaanvragen beoordeelt.

  1. In ‘Effectonderzoeken in de gedragswetenschappen’ wordt onder gedragswetenschappen verstaan rationele activiteiten ter zake deskundigen, gericht op overeenstemming, waarbij met behulp van empirisch onderzoek zich wordt verkregen op gedrag en beleving. Welke stelling over gedrag in de in het boek gehanteerde definitie is waar?

    1. Essentieel bij de definitie van gedrag is dat ook het niet-waarneembare en niet-registreerbare inbegrepen is, zodat ook beleving onder de definitie valt.

    2. Essentieel bij de definitie van gedrag is dat het alleen via zelfreportage waarneembaar en registreerbaar is, net als de beleving.

    3. Essentieel bij de definitie van gedrag is dat de nadruk wordt gelegd op registratie en waarneming, terwijl ook beleving onder de definitie kan vallen, voor zover deze beleving waarneembaar

.....read more
Access: 
JoHo members
Pedagogische wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen jaar 3

Pedagogische wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen jaar 3

Boeksamenvatting bij de 8e druk van Diagnostiek van technisch lezen en aanvankelijk spellen van Struiksma

Boeksamenvatting bij de 8e druk van Diagnostiek van technisch lezen en aanvankelijk spellen van Struiksma


Inleiding - Chapter 1

Technisch lezen is een middel om toegang te krijgen tot informatie, als alles goed gaat. Op het moment dat er problemen optreden bij het technisch lezen kan dit het belangrijkste doel van onderwijs worden. Zonder goede leesvaardigheid zal de leerling in alles achterblijven, van begrijpend lezen tot kennisverwerving bij de zaakvakken en rekenen.

Het zwaartepunt voor technisch lezen ligt in de groepen drie tot en met zes. Op het moment dat een kind in de bovenbouw zit zal het voldoende technische leesvaardigheden moeten bezitten. In de bovenbouw is het nog maar moeilijk om een leesachterstand weg te werken.

Uit onderzoek blijkt dat zo’n 14 procent in groep vier onder de maat leest. Dit heeft niets te maken met etnische of sociale achtergrond van de leerlingen. Ook heeft het niets met de school te maken.

Wanneer is er sprake van uitval en wanneer is er sprake van achterstand?

In de beleidsredactie heeft de Onderwijsinspectie het volgende gezegd; “er is behoefte aan referentieniveaus en leerstandaarden voor de basisvaardigheden op verschillende momenten in het onderwijstraject van elke leerling, met daarbij behorende toetsen”. Met het referentieniveau wordt de leerstof bedoeld waarvan we als samenleving vinden dat leerlingen die op een bepaald moment moeten beheersen. Dat oordeel staat niet los van wat we weten op basis van toetsgegevens uit het leerlingvolgsysteem over het vaardigheidsniveau van groepen leerlingen. Tegelijkertijd is dat wat LVS-toetsen meten, een weerslag van de inhouden van het gebruikelijke curriculum. Het curriculum is op zijn beurt weer een neerslag van wat we met elkaar vinden dat leerlingen op een bepaald niveau moeten kunnen. En zo is de cirkel weer rond.

De term referentieniveau wordt gereserveerd voor een inhoudelijk gedefinieerd eindresultaat. Een leerstandaard is de weg er naartoe, het is dus een ordening van concrete tussendoelen die de leerlijn vormen.

Het begrip leerstandaard wordt door de Onderwijsraad al gebruikt in 1999. De raad pleitte voor een voldoende en een minimum standaard. De voldoende standaard is het niveau dat de school met driekwart van haar leerlingen wil bereiken. Voor de leerlingen die dit niet halen geldt de minimum standaard. In 2009 is de gevorderde standaard toegevoegd, dit gaat om de 25% van de beste leerlingen. De minimum standaard is vervangen door de basisstandaard.

Geoperationaliseerde standaarden mogen door de scholen zelf bepaald worden, al worden vaak de technisch lezen genormeerde toetsen van het CITO-leerlingvolgsysteem voor de hand. Dit systeem werkt met een niveau-indeling gebaseerd op de letters A t/m E.

  • Niveau A: goed tot zeer goed, de 25% hoogst scorende leerlingen.

  • Niveau B: ruim voldoende tot goed, de 25% net boven

.....read more
Access: 
JoHo members
Boeksamenvatting bij de 1e druk van Interventies in het onderwijs: Leerproblemen van Taal en Snelling

Boeksamenvatting bij de 1e druk van Interventies in het onderwijs: Leerproblemen van Taal en Snelling

Deze samenvatting is gebaseerd op de eerste druk uit 2009 en bevat de eerste drie hoofdstukken.


1. Een cyclisch model van interventie

1.1 Invloed op leerlingen is een tweerichtingsverkeer: leerlingen beïnvloeden hun omgeving en de omgeving beïnvloed leerlingen. Bij interventies om het leren te bevorderen moet dus niet alleen de leerling, maar ook de schoolse omgeving worden betrokken.

Het speciaal onderwijs is in vier clusters verdeeld. In het boek worden alleen cluster 1 en cluster 4 besproken:

  • Cluster 1: visueel gehandicapte kinderen of kinderen met een meervoudige handicap waaronder een visuele handicap

  • Cluster 4: kinderen met ernstige gedragsstoornissen. De ernst moet worden vastgesteld met de DSM. Tegenwoordig krijgen meer kinderen dit label dan vroeger. Hierdoor kan wel de schoolse situatie beter worden aangepast op het gedrag van de kinderen.

Door de samenwerking tussen ‘normale’ scholen en scholen voor speciaal onderwijs wordt de groep kinderen die geen onderwijs op maat krijgt steeds kleiner.

Het schoolniveau gaat over de school van de betreffende leerling. Vragen op schoolniveau gelden dus alleen voor die school. Dit is in contrast met het bovenschoolse niveau: dit is meer gericht op het beleid en werkt samen met de overheid. Het klasniveau gaat over de klas van de betreffende leerling én de leerkracht die daarbij hoort. Leerlingen functioneren in een schoolse setting binnen al deze niveaus.

1.2 Een schoolpsycholoog heeft verschillende taken, zoals het vroeg signaleren van achterstanden en teambuilding. Bekijk tabel 1.1 op pagina 13 voor preventie en probleemoplossen. De regulatieve cyclus die leidend is voor het boek bestaat uit verschillende fasen die hieronder besproken worden.

De eerste fase van preventie heet probleemsignalering. Daarna komt de indicering/advisering, vervolgens een vorm van behandeling. De preventie wordt afgesloten met evaluatie. Binnen elk niveau (paragraaf 1.1) zijn deze fasen van toepassing. Het verschil tussen probleemsignalering en diagnostiek is genuanceerd: bij probleemsignalering gaat het om eventuele risico’s, bij diagnostiek om al aanwezige problemen. Het lastige aan preventie is dat een aanwezig probleem een duidelijke basis geeft voor interventie, terwijl eventuele risico’s een veel minder stevige basis zijn.

De onderkennende en verklarende diagnostiek omvat het vaststellen van persoonlijke eigenschappen, vermogens en prestaties én het vaststellen van belemmerende en bevorderende omstandigheden. Om diagnostiek uit te kunnen voeren spelen ouders een belangrijke rol, zeker wanneer het kind nog geen zestien jaar oud is. Vanaf twaalf jarige leeftijd worden de wensen van het kind meegenomen, vanaf zestien jaar mag het kind zelf beslissen om deel te nemen.

Diagnostiek wordt uitgevoerd aan de hand van hypothesen. Deze hypothesen zijn opgesteld aan de hand van een theorie over het probleem en de omstandigheden. De gebruikte testen zijn kwalitatief gecontroleerd door de COTAN. Naast testen wordt ook gebruik gemaakt.....read more

Access: 
Public
Het Nederlandse voortgezet onderwijs - Artikel over de geschiedenis en revolutie ervan

Tips

  • Op WorldSupporter worden door medestudenten nog veel meer studiematerialen gedeeld. Dit kunnen aantekeningen, tips, ervaringen, discussies, handige filmpjes of boeksamenvattingen zijn.
  • Heb je zelf tips voor medestudenten (of voor studenten die volgend jaar dit vak zullen volgen)? Deel je Tips dan via deze link
  • Ben je ook al WorldSupporter of aangemeld bij JoHo volg mij (dan als de auteur van deze pagina,  en blijf zo op de hoogte van nieuwe studiematerialen voor jouw studie.
  • Heb je zelf iets leuks gevonden of toegevoegd? Laat het weten door een reactie te plaatsen bij dze pagina, dan zal ik er naar kijken en eventuele koppelingen plaatsen.
Stats for students: Simple steps for passing your statistics courses

Stats for students: Simple steps for passing your statistics courses

Image

Stats of studentsTheory of statistics

  • The first years that you follow statistics, it is often a case of taking knowledge for granted and simply trying to pass the courses. Don't worry if you don't understand everything right away: in later years it will fall into place and you will see the importance of the theory you had to know before.
  • The book you need to study may be difficult to understand at first. Be patient: later in your studies, the effort you put in now will pay off.
  • Be a Gestalt Scientist! In other words, recognize that the whole of statistics is greater than the sum of its parts. It is very easy to get hung up on nit-picking details and fail to see the forest because of the trees
  • Tip: Precise use of language is important in research. Try to reproduce the theory verbatim (ie. learn by heart) where possible. With that, you don't have to understand it yet, you show that you've been working on it, you can't go wrong by using the wrong word and you practice for later reporting of research.
  • Tip: Keep study material, handouts, sheets, and other publications from your teacher for future reference.

Formulas of statistics

  • The direct relationship between data and results consists of mathematical formulas. These follow their own logic, are written in their own language and can therefore be complex to comprehend.
  • If you don't understand the math behind statistics, you don't understand statistics. This does not have to be a problem, because statistics is an applied science from which you can also get excellent results without understanding. None of your teachers will understand all the statistical formulas.
  • Please note: you will have to know and understand a number of formulas, so that you can demonstrate that you know the principle of how statistics work. Which formulas you need to know differs from subject to subject and lecturer to lecturer, but in general these are relatively simple formulas that occur frequently and your lecturer will tell you (often several times) that you should know this formula.
  • Tip: if you want to recognize statistical symbols you can use: Recognizing commonly used statistical symbols
  • Tip: have fun with LaTeX! LaTeX code gives us a simple way to write out mathematical formulas and make them look professional. Play with LaTeX. Wit that, you can include used formulas in your own papers and you learn to understand how a formula is built up – which greatly benefits your understanding and remembering that formula. See also (in Dutch): How to create formulas like a pro on JoHo WorldSupporter?
  • Tip: Are you interested in a career in sciences or programming? Then take your formulas seriously and go through them again after your course.

Practice of statistics

Selecting data

  • Your teacher will regularly use a dataset for lessons during the first years of your studying. It is instructive (and can be a lot of fun) to set up your own research for once with real data that is also used by other researchers.
  • Tip: scientific articles often indicate which datasets have been used for the research. There is a good chance that those datasets are valid. Sometimes there are also studies that determine which datasets are more valid for the topic you want to study than others. Make use of datasets other researchers point out.
  • Tip: Do you want an interesting research result? You can use the same method and question, but use an alternative dataset, and/or alternative variables, and/or alternative location, and/or alternative time span. This allows you to validate or falsify the results of earlier research.
  • Tip: for datasets you can look at Discovering datasets for statistical research

Operationalize

  • For the operationalization, it is usually sufficient to indicate the following three things:
    • What is the concept you want to study?
    • Which variable does that concept represent?
    • Which indicators do you select for those variables?
  • It is smart to argue that a variable is valid, or why you choose that indicator.
  • For example, if you want to know whether someone is currently a father or mother (concept), you can search the variables for how many children the respondent has (variable) and then select on the indicators greater than 0, or is not 0 (indicators). Where possible, use the terms 'concept', 'variable', 'indicator' and 'valid' in your communication. For example, as follows: “The variable [variable name] is a valid measure of the concept [concept name] (if applicable: source). The value [description of the value] is an indicator of [what you want to measure].” (ie.: The variable "Number of children" is a valid measure of the concept of parenthood. A value greater than 0 is an indicator of whether someone is currently a father or mother.)

Running analyses and drawing conclusions

  • The choice of your analyses depends, among other things, on what your research goal is, which methods are often used in the existing literature, and practical issues and limitations.
  • The more you learn, the more independently you can choose research methods that suit your research goal. In the beginning, follow the lecturer – at the end of your studies you will have a toolbox with which you can vary in your research yourself.
  • Try to link up as much as possible with research methods that are used in the existing literature, because otherwise you could be comparing apples with oranges. Deviating can sometimes lead to interesting results, but discuss this with your teacher first.
  • For as long as you need, keep a step-by-step plan at hand on how you can best run your analysis and achieve results. For every analysis you run, there is a step-by-step explanation of how to perform it; if you do not find it in your study literature, it can often be found quickly on the internet.
  • Tip: Practice a lot with statistics, so that you can show results quickly. You cannot learn statistics by just reading about it.
  • Tip: The measurement level of the variables you use (ratio, interval, ordinal, nominal) largely determines the research method you can use. Show your audience that you recognize this.
  • Tip: conclusions from statistical analyses will never be certain, but at the most likely. There is usually a standard formulation for each research method with which you can express the conclusions from that analysis and at the same time indicate that it is not certain. Use that standard wording when communicating about results from your analysis.
  • Tip: see explanation for various analyses: Introduction to statistics
This content is used in bundle:

Pedagogy Startmagazines: summaries and studynotes for study in The Netherlands - Bundle

Pedagogische Wetenschappen: Bachelor in Groningen - Samenvattingen en studiehulp
Pedagogiek: Leiden - Bachelor en Masters UL - Samenvattingen en studiehulp
Pedagogiek: Utrecht - Bachelor en Masters UU - Samenvattingen en studiehulp
Pedagogiek en onderwijskunde: samenvattingen en studiehulp - Thema
Pedagogy and education - Theme
Crossroads: activities, countries, competences, study fields and goals
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2826 1
Med: Last updated
15-07-2024