Artikelsamenvatting bij Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland van Huijnk & Dagevos - 2012

Het rapport begint met een voorwoord, waarin benadrukt wordt dat de positie van niet-westerse migranten (Turks, Marokkaans, Surinaams en Antilliaans) van de eerste en tweede generatie centraal staan, en dat er gebruik is gemaakt van SIM'11 (Survey Integratie Minderheden 2011). Vervolgens wordt een samenvatting gegeven en wordt vooruit geblikt op de conclusies.

De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland

Zorgen over de sociaal-culturele positie

De Volkskrant uitte in 2011 grote zorgen over de positie van Turkse jongeren. Het lijkt erop dat zorgen over economie en inkomen zijn toegenomen en de ervaren minderheden-problematiek minder duidelijk aanwezig is. Toch bestaan deze zorgen nog wel.

De sociaal-culturele positie gemeten

We maken onderscheid tussen integratie in de structurele of formele aspecten van de samenleving (dwz, positie binnen de sociale stratificatie) en integratie in de sociaal-culturele of informele aspecten van de samenleving (de mate waarin migranten groepen zich als aparte groep onderscheiden). Klassieke assimilatietheorieën voorspelden dat migranten-groepen en de oorspronkelijke bevolking uiteindelijk samen zouden gaan, maar die zijn sterk bekritiseerd en kloppen voor veel groepen niet. Ook zijn deze theorieën volgens velen te normatief.

Het denkraam van de integratietheorieën zijn dominant in dit rapport. Deze beschrijven hoe migranten zich verhouden tov autochtonen, en hoe dit zich ontwikkeld in de tijd. We gaan uit van een lineaire ontwikkeling en zetten daar bevindingen tegen af, die dus zeker niet lineair hoeven te zijn.

Esser conceptualiseerde 'platzierung', de structurele indicatoren van integratie, en drie dimensies die in verband kunnen worden gebracht met de sociaal-culturele positie:

  • Kulturation (verwerven van kennis en vaardigheden)

  • Interaktion (sociale afstand tussen minderheden en autochtonen

  • Identifikation (mentale en emotionele verhouding tussen minderheden en autochtonen)

Stand van zaken, ontwikkelingen en inzicht in verschillen

De studie is gericht op de stand van zaken en de factoren die de verschillen tussen groepen verklaren. 11% van de Nederlandse bevolking in 2011is van niet-westerse afkomst. 2/3e behoort tot 4 grote herkomstgroepen: het grootst is de Turkse groep, daarna de Marokkaanse, dan de Surinaamse en dan de Antilliaanse groep. Ook zijn er nieuwe migrantengroepen: vluchtelingen en Oost-Europeanen. Deze laatsten zijn niet meegenomen in dit rapport.

Gebruikte bronnen

De belangrijkste empirische bron is SIM'11, dat gebruik maakte van face to face interviews, en mixed mode onderzoek. 4125 + 2698 mensen deden mee. Voor het beschrijven van ontwikkelingen over tijd maken we gebruik van eerdere surveys zolang die beschikbaar zijn.

Het maatschappelijke klimaat: discriminatie en ervaren acceptatie

Insluiting of uitsluiting?

De positie van migranten is afhankelijk van zowel henzelf als de ontvangende samenleving. Intolerantie, uitsluiting, afwijzing en dis- criminatie kunnen ertoe leiden dat migranten zich afkeren van de samenleving en zich terugtrekken binnen de eigen etnische herkomstgroep. Hoe staat de Nederlandse bevolking tegenover niet-westerse migranten, en voelen migranten zich hier geaccepteerd? De beeldvorming over de integratie van migranten blijkt het meest negatief te zijn geweest aan het begin van deze eeuw. Sinds 2005 is dit iets beter geworden.

De ontvangende samenleving: opvattingen onder de Nederlandse bevolking

Veel mensen (53% in 2000 en 39% in 2010) zijn negatief over het aantal migranten in Nederland. Over de toelating van politieke vluchtelingen staat het overgrote deel van de Nederlanders positief, maar over economische migranten en huwelijksmigranten zijn we een stuk negatiever. Sinds 2004 wordt deze groep wel steeds iets positiever bekeken.

Ook het COB schetst het beeld dat de Multi-etnische samenleving niet populair is: twee derde vindt dat migranten zich moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur; bijna de helft vindt dat zo veel mogelijk asielzoekers moeten worden teruggestuurd. Dit verandert langzaam naar een wat positiever beeld van de multiculturele samenleving.

De ruime meerderheid vindt dat bij ontslag of promotie geen verschil mag worden gemaakt met migranten. Met de economische crisis zijn we iets meer onderscheid gaan maken. 35% vindt dat bij toewijzing van wonen Nederlandse gezinnen voorrang moeten krijgen. Ook dit daalde na 2004 en steeg weer wat sinds 2008.

Economische schaarste kan leiden tot uitsluiting van groepen, crisis kan leiden tot negatieve houdingen. Dit zien we een heel klein beetje terug in de cijfers, al zijn we sinds 2008 iets negatiever naar economische migranten en discrimineren we iets meer. Waarschijnlijk komen de kleine veranderingen doordat de werkloosheid onder autochtonen nog niet sterk is toegenomen, in Spanje is dat wel anders.

Het beeld van de migranten zelf (die zijn ondervertegenwoordigd in het onderzoek) is ook niet onverdeeld gunstig over de multi-etnische samenleving. Bijna de helft vindt dat het voor een wijk slecht is als er veel migranten komen wonen. Wel vinden veel migranten dat het goed is dat de samenleving bestaat uit mensen van verschillende culturen en dat migranten gelijke sociale rechten hebben. Autochtone Nederlanders denken dus het minst positief over de multi-etnische samenleving.

Percepties van discriminatie en acceptatie onder niet-westerse migranten

Discriminatie meten is moeilijk, omdat dader het niet snel toegeven en feitelijke discriminatie niet altijd zo wordt ervaren. Door praktijktests weten we wel dat er discriminatie plaatsvindt. Deze meten het gedrag van werkgevers, bij twee fictieve kandidaten met dezelfde relevante arbeidskenmerken en een andere etnische achtergrond. Ook simpelweg het vragen naar niet-westerse migranten over discriminatie is een manier van onderzoek. Veel migranten zegt af en toe zelf te maken hebben gehad met discriminatie: Surinamers 47%, Antillianen 43%, Marokkanen 41% en Turken 37%. 10% zegt heel vaak gediscrimineerd te worden. Ook blijkt dat migranten zelf vinden dat in de Nederlandse samenleving af en toe wordt gediscrimineerd.

Bij de Marokkaanse Nederlanders ervaart de tweede generatie meer discriminatie dan de eerste, vooral jongeren. Dit komt misschien door de associatie die er is tussen Marokkaanse jongeren en overlast. Bij andere groepen voelt de eerste generatie zich juist meer gediscrimineerd. Vooral bij Antillianen, die erg gesegmenteerd zijn: tweede generatie is goed geintegreerd, eerste generatie zijn veel kansarme jongeren. Die laatsten krijgen geen gunstigere positie, hebben vaak geen baan en zijn relatief vaak verdacht van criminaliteit.

Marokkaanse vrouwen zeggen meer gediscrimineerd te worden dan Marokkaanse mannen, terwijl bij andere groepen het juist vooral mannen zijn die dat zeggen. De laagst opgeleiden zeggen het minst te worden gediscrimineerd, maar ook de Antilliaanse hoogst opgeleiden ervaren weinig discriminatie. De hoogst opgeleiden ondervinden dit vaker, dit is de integratie-paradox: de best geïntegreerden voelen zich het meest gediscrimineerd. Dit kan deels worden verklaard door relatieve deprivatie: het voltooien van een opleiding leidt minder automatisch tot maatschappelijk succes. Ook volgen hoger opgeleiden misschien beter de politieke discussie en berichtgeving die vaak somber is.

Over tijd is de ontwikkeling in de perceptie van discriminatie grotendeels gelijk aan die van de persoonlijk ervaren discriminatie, behalve bij Turken. Bij Surinamers is een scherpe toename in ervaren discriminatie.

De reden van discriminatie (de aard) kan sterk uiteenlopen, vooral tussen Turkse / Marokkaanse Nederlanders (1) en Surinaamse / Antilliaanse Nederlanders (2). Bij (1) is het vaak etnische herkomst, en geloof (hoofddoek). Bij (2) is het vaak vanwege uiterlijk (huidskleur). Discriminatie in het openbaar kwam het vaakst voor, daarna op het werk en daarna in officiële instanties. Een derde van de ervaren discriminatie was bij het vinden van een baan, al is dit niet altijd zichtbaar. Uitzendbureaus blijken mee te werken aan discriminatoire verzoeken van werkgevers.

Discriminatie en acceptatie zijn onderling verweven, ervaren acceptatie is bij (2) hoger dan bij (1). Autochtonen zijn nog positiever. Hogeropgeleiden zijn relatief negatief over de ervaren acceptatie van migranten in de Nederlandse samenleving. De ervaren acceptatie is sinds 2002 afgenomen.

Beeldvorming over en van moslims

De discussie over de integratie gaat vaak over moslims. De helft van de Turkse en Marokkaanse Nederlanders vindt dat Nederlanders geen respect hebben voor de islamitische cultuur, en een kwart vindt de leefwijzen van het Westen onverenigbaar met de islam. Moslims voelen zich grotendeels niet of nauwelijks gerespecteerd door de Nederlandse samenleving. Bijna de helft vindt dat Nederlandse vrouwen te veel vrijheden hebben. Veel autochtonen zijn inderdaad kritisch over de opvattingen en het gedrag van moslims. Slechts een derde vindt dat de meeste moslims in Nederland respect hebben voor de Nederlandse cultuur. Dat moslimvrouwen te weinig vrijheden hebben vindt maar liefst 81% van de autochtone Nederlanders.

Conclusies

Het maatschappelijke klimaat in Nederland is niet onverdeeld gunstig voor niet-westerse migranten. Het gaat iets de positieve kant op, maar er is veel onvrede. Over het geheel genomen zijn de opvattingen van autochtone Nederlanders over de multi-etnische samenleving in de afgelopen jaren weer wat positiever geworden. Hierin zijn Pim Fortuyn en Theo van Gogh belangrijk geweest. Migranten zijn ook de laatste jaren somberder geworden over de kansen van zichzelf.

Sociale verhoudingen tussen groepen

Sociale contacten en sociale afstand

Nu zullen feitelijke sociale contacten die groepen met elkaar onderhouden en hun opvattingen over de wenselijkheid daarvan centraal staan. Dit is relevant omdat onderling contact begrip kan vergroten, vooroordelen en conflicten kan doen afnemen, het vinden van een baan en taalvaardigheid bevorderen en etnische solidariteit mobiliseren.

De sociale afstand tussen groepen

De afstand die personen wensen te bewaren tussen henzelf en leden van andere groepen wordt onderzocht door te vragen hoe wordt gedacht over interetnische vriendschappen en huwelijken.

Vriendschappen worden door beide kanten niet afgewezen, maar huwelijken wel. Vooral Turkse en Marokkaanse Nederlanders hebben hier weerstand tegen. Antilliaanse en Suri- naamse Nederlanders staan overwegend positief tegenover Nederlanders als partner. Dit blijkt van invloed te zijn op daadwerkelijke sociale contacten. Hogeropgeleiden hebben minder bezwaar tegen een gemengd huwelijk dan lager opgeleiden, verschillen tussen de generaties zijn niet groot.

De gevoelsthermometer meet de sociaal-emotionele band door personen te vragen wat hun gevoel is voor een groep op een schaal van 1-100. Er is onder Nederlanders een neiging om groepen die lager in de hiërarchie staan meer te discrimineren.

De eigen groep wordt altijd het meest positief ervaren. Bij Nederlanders staan Surinamers het hoogst, daarna Turken, daarna Antillianen en Marokkanen. Ook bij veel andere groepen staan Marokkanen het laagst. Antillianen staan steeds lager in de lijst. De slechte beeldvorming wordt mede veroorzaakt door criminaliteit. Preferenties bij werknemers laten deze rangorde ook zien. Ouderen hebben een positiever gevoel bij autochtone Nederlanders dan jongeren. Opvallend zijn de lage scores bij jongere en Turkse en Marokkaanse Nederlanders van de tweede generatie.

Contacten van migranten met autochtonen

Surinaamse en Antil- liaanse Nederlanders vaker om met autochtone Nederlanders in de vrije tijd dan Turkse en Marokkaanse Nederlanders. Een derde van de Turken heeft in de vrije tijd nooit contact met autochtonen. Lager opgeleiden, ouderen en leden van de eerste generatie hebben veel vaker in de vrije tijd geen contact met autochtone Nederlanders. Het aandeel migranten dat zegt ‘vaak’ met autochtone Nederlanders om te gaan gaat omlaag.

Is er meer contact met autochtone Nederlanders of met de eigen etnische herkomstgroep? Vooral Marokkaanse en Turkse Nederlanders gaan vooral met de eigen herkomstgroep om. De verschillen tussen de migrantengroepen zijn groot, en ook binnen de groepen varieert het sterk.

Tussen 1994 en 2011 is het aandeel dat in de vrije tijd meer contact heeft met de eigen herkomstgroep bij de Surinaamse, Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders niet erg veranderd. Er is geen duidelijke trend naar meer vrijetijdscontacten met autochtone Nederlanders.

Migranten die nooit autochtonen op bezoek krijgen zijn er bij Turken 45%, Marokkanen 35%, Surinamers 30% en Antillianen 29%. Er is sinds 2002 voor alle migrantengroepen een duidelijke ontwikkeling naar een steeds groter aandeel dat nooit bezoek krijgt van autochtone vrienden of buren. Er is dus een gelijkblijvend of teruglopend contact tussen migranten en autochtonen.

Er zijn vier groepen onderscheiden:

  • personen die zowel met autochtonen als met eigen groep omgaan

  • personen die alleen met autochtonen veel omgaan

  • personen alleen met eigen groep omgaan

  • personen die met beide niet veel omgaan

Veel Turken horen bij de eerste groep, en weinig Turken die weinig contact hebben met andere Turken. Dit geldt ook voor Marokkanen: vooral in de eerste groep. Alleen Antillianen zitten overwegend vaak in de tweede groep, maar ook vaak in de dubbele contacten-groep. Surinamers hebben vaak weinig contacten met autochtonen en met andere Surinaamse Nederlanders, vooral bij ouderen. Bij alle groepen zijn het vooral de jongeren en de tweede generatie die vaak contacten met autochtonen en met leden van de eigen groep hebben. De Antilliaanse tweede generatie kenmerkt zich met name doordat ze veel met autochtone Nederlanders en weinig met Antilliaanse Nederlanders omgaan.

Een gemengd huwelijk is een teken van vergevorderde integratie. Turkse en Marokkaanse Nederlanders met een huwelijk met een autochtoon schommelt rond de 10%. Huwelijkspartners van de eigen etnische herkomst komen veel vaker uit Nederland en steeds minder uit het land van herkomst. Er is dus een daling van het aantal migratiehuwelijken. Personen van Surinaamse en Antilliaanse origine trouwen veel vaker met een autochtone partner.

Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders hebben vaak contacten met andere migrantengroepen. Marokkaanse en vooral Turkse Nederlanders hebben minder contacten met andere migranten. Bij alle vier de migrantengroepen geeft meer dan de helft aan dat de vriendenkring gemengd is.

De beste vriend(in) komt hoofdzakelijk uit eigen etnische kring. Ook hier hebben de Turkse en Marokkaanse groepen nauwere banden met de eigen herkomstgroep dan Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders. De Turkse groep is het sterkst intern gericht.

Het perspectief omgekeerd: contacten van autochtonen met migranten

Autochtone Nederlanders gaan weinig met migranten om. Dit hangt samen met de gelegenheid tot contact, migrantenpopulaties zijn sterk geconcentreerd in de steden. Oudere en lager opgeleide autochtonen hebben het minst vaak contact met migranten.

Conclusies

De vier grootste niet-westerse groepen in Nederland verschillen onderling sterk, niet alleen tussen, ook binnen groepen zijn de verschillen groot, en autochtonen hebben weinig contacten met leden van migrantengroepen.

Taalbeheersing, waardeoriëntaties en het geloof

Culturele afstand

Positief voor het samenleven tussen groepen zijn gedeelde opvattingen, overtuigingen en een gemeenschappelijke taal. Negatief zijn grote ver- schillen in opvattingen en waarden de onderlinge sociale interactie. Culturele integratie (Kulturation) verwijst naar het verwerven van kennis en vaardigheden die nodig zijn voor verstandig en succesvol handelen en voor betekenisvolle interactie in een samenleving (Esser). Het brede proces van indivi- dualisering leert dat opvattingen en gedrag steeds minder worden bepaald door religie, familie of andere groepsbanden. Modernisering brengt secularisering, individualisering, democratisering en emancipatie. Traditionele opvattingen over de rolverdeling tussen mannen en vrouwen kunnen een belemmering zijn voor de onderwijs- en arbeidsloopbaan van vrouwen. Niet-westerse migranten, met name van Turkse en Marokkaanse herkomst, hebben relatief vaak problemen met de acceptatie van homo- seksualiteit.

Taalbeheersing

Zowel de structurele als de sociaal-culturele integratie van migranten, als het verkrijgen van een baan worden beïnvloed door taal. Turkse Nederlanders praten thuis het vaakst geen Nederlands. Dit geldt voor een kwart van de Marokkaanse Nederlanders. Jongeren, leden van de tweede generatie en hogeropgeleiden spreker veel vaker Nederlands in de thuissituatie. Vooral bij Marokkanen is er een duidelijke toename in het gebruik van Nederlands in de thuissituatie, bij Turkse Nederlanders zien we dit niet. Van de Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders spraken de meesten al langer thuis Nederlands. Het in de her- komsttaal praten met de vader of moeder is in elf jaar tijd meer dan gehalveerd onder schoolgaande kinderen van Marokkaanse afkomst.

Nederlandse taalvaardigheid bestaat uit lezen, spreken en schrijven. Turkse Nederlanders beheersen de Nederlandse taal het minst, Surinaamse Nederlanders hebben de minste moeite met het Nederlands.

Bij de ouderen en de leden van de eerste generatie van Turkse of Marokkaanse afkomst zijn veel taalproblemen. Turks- en Marokkaans-Nederlandse vrouwen hebben gemiddeld genomen aanzienlijk meer moeite met het spreken van de Nederlandse taal dan mannen. Taalbeheersing is onder alle groepen sinds 1998 toegenomen.

Opvattingen

Autochtone Nederlanders hebben de meest progressieve opvattingen over de positie van mannen en vrouwen, al zijn de verschillen met Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders niet groot. Turkse en Marokkaanse Nederlanders denken minder modern, een kwart is het eens met de stellingen over de traditionele rolverdeling tussen man en vrouw. Er wordt niet erg verschillend geoordeeld over de stelling dat een kind naar een school moet gaan die past bij het geloof van de ouders. Een merendeel van de Turkse en met name Marokkaanse Nederlanders (respectievelijk 62% en 74%) vindt het vervelend wanneer een dochter zou trouwen met iemand van een ander geloof.

Bij alle migranten zijn vrouwen wat moderner dan mannen. Ouder, lager opgeleid en van een eerste generatie zorgt voor wat minder moderne opvattingen. Over ongeveer dertien jaar was er een ontwikkeling naar modernere opvattingen, maar de laatste 4 jaar staakte dit.

Nederlanders zijn steeds liberaler gaan denken over medisch- ethische kwesties zoals euthanasie en abortus. De tweede generatie Antilliaanse en Surinaamse Nederlanders wijken hier nauwelijks van af. De afstand van de Turkse en Marokkaanse Nederlanders in de tweede generatie tot de autochtone bevolking is aanzienlijk.

Turkse en Marokkaanse Nederlanders hebben een negatievere houding tegenover homoseksualiteit. Media berichten vaak over weggepeste homostellen, docenten en/of leerlingen die niet uit de kast durven te komen en geweld op straat tegen homoseksuelen door niet-westerse migranten. Een meerderheid van de Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders is van mening dat homoseksuelen met elkaar mogen trouwen. Het verschil in homoacceptatie is opvallend klein tussen de eerste en tweede generatie.

Het geloof

Bijna alle Turkse (94%) en Marokkaanse (98%) Nederlanders zijn moslim. Ongeveer twee derde van de Surinaamse (67%) en Antilliaanse Nederlanders (64%) en minder dan de helft van de autochtone Nederlanders (45%) rekent zichzelf tot een bepaald geloof. Bij de drie laatstgenoemde groepen zijn christenen sterk vertegenwoordigd. De Surinaams- Nederlandse groep bestaat voor een deel ook uit personen die het hindoeïsme (21%) en de islam (9%) aanhangen. Een deel van de Surinaamse Hindoestanen is moslim. Verder zijn binnen de Surinaamse groep ook de Javanen bijna allemaal moslim.

Tussen 1998 en 2011 is het aandeel Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders dat zich tot een geloof rekent gedaald. Bij de Turks- en Marokkaans-Nederlandse groep is dit niet het geval; het aandeel dat zich moslim noemt ligt in deze periode op hetzelfde hoge niveau.

Iets meer dan 40% van de gelovige Turkse en Marokkaanse Nederlanders gaat ten min- ste één keer per week naar de moskee. Vrouwen gaan veel minder vaak, voor hen is moskeebezoek geen religieuze verplichting. Ouderen, lageropgeleiden en leden van de eerste generatie bezoeken het vaakst een moskee. Iets minder dan 40% van de Turkse en Marokkaanse Nederlanders tussen de 15 en 24 jaar gaat ten minste wekelijks naar de moskee. Dit is dus een iets lager cijfer dan het cijfer voor de groepen als geheel. In het achterliggende decennium is het moskeebezoek van Marokkaanse en Turkse Nederlanders toegenomen. Ook het moskeebezoek van de tweede generatie is in die periode gestegen (Maliepaard en Gijsberts 2012). Dit wijst dus niet op secularisering. Het geloof is en blijft belangrijk bij de Turkse en Marokkaanse groep. Dat blijkt ook uit de identificatie met het geloof. Het geloof onder moslims is sterk geïnternaliseerd, bij mos- lims van Marokkaanse komaf nog sterker dan bij de Turkse moslims. Wat verder opvalt is dat de identificatie met het geloof weinig varieert naar bijvoorbeeld leeftijd, generatie en opleidingsniveau. Ook jongeren en de tweede generatie hechten sterk aan het geloof en identificeren zich daarmee, waarbij de Marokkaans-Nederlandse jongeren en tweede generatie zich sterker met het geloof identificeren dan hun Turks-Nederlandse leeftijd- en generatiegenoten. Marokkaans-Nederlandse moslims zijn over het geheel genomen ook orthodoxer en vaker religieus actief dan de Turkse moslims.

Conclusies

Voornamelijk bij de eerste generatie migranten van Marokkaanse en vooral Turkse herkomst zijn taalproblemen. Alle indicatoren wijzen op een toenemend gebruik en betere beheersing van de Nederlandse taal. De opvattingen van Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders zijn minder progressief dan die van autochtone Nederlanders. Marokkaanse en Turkse Nederlanders zijn gemiddeld het meest behoudend over genoemde onderwerpen. Het aandeel dat zich tot een geloof rekent is tussen 1998 en 2011 voor Turkse en Marokkaanse Nederlanders vrijwel stabiel gebleven en ligt op een hoog niveau. Ook de religieuze identificatie is bij hen onverminderd hoog.

Bindingen en sociaal vertrouwen

Binding met herkomstgroep en binding met Nederland

Turkse en Marok- kaanse Nederlanders identificeren zich vaak vooral met de herkomstgroep: een ruime meerderheid voelt zich in de eerste plaats lid van de eigen groep. Bij de Surinaamse en Antil liaanse Nederlanders voelt een minderheid zich vooral lid van de herkomstgroep. Onder personen van Marokkaanse origine voelt ongeveer een derde zich zowel Marokkaan als Nederlander. Bijna twee derde van de jongere Turkse Nederlanders (15-24 jaar) zich vooral Turks. Bij de Marokkaanse jongeren voelt meer dan de helft zich vooral Marokkaans. De Antilliaanse tweede generatie voelt zich maar zelden vooral Antilliaans. Er is een duidelijke relatie met opleidingsniveau. Bij Turken en Marokkanen is er weinig veranderd tussen 2002 en 2011, Antillianen en Surinamers voelen zich steeds meer Nederlander. Een derde van de personen van Turkse origine en bijna een kwart van de personen van Marokkaanse komaf voelt zich (helemaal) geen Nederlander. Surinamers en Antillianen voelen zich vaak beide, een dubbele identiteit.

Bij personen van Turkse en Marokkaanse origine komt de combinatie van een sterke identificatie met het herkomstgroep en een geringe identificatie als Nederlander het vaakst voor. Het verschil met Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders is groot. Zij voelen zich veel vaker Nederlander, al dan niet in combinatie met een sterke identificatie met de herkomstgroep.

Sociaal-emotionele bindingen

Het oordeel van de verschillende groepen over de Nederlandse samenleving is gevraagd in de vorm van een rapportcijfer. Alle groepen beoordelen Nederland met een voldoende en de onderlinge verschillen zijn niet groot. Binnen de Marokkaanse groep geven leden van de tweede generatie, jongeren en hoger- opgeleiden de Nederlandse samenleving gemiddeld een vrij laag cijfer. Over het algemeen schalen vrouwen de Nederlandse samenleving hoger in dan mannen. Turkse en Marokkaanse Nederlanders voelen zich het minste thuis in Nederland, vooral van de tweede generatie is dit zorgwekkend.

Ruim een kwart van de Turkse en Marokkaanse groep ziet Nederland niet als vaderland. De Surinaamse Nederlanders zien Nederland het sterkst als vaderland. Heimwee naar het herkomstland komt veel voor, maar de meerderheid wil toch in Nederland blijven wonen. De gevoelens van heimwee zijn wat vaker aanwezig bij vrouwen.

De banden van veel migranten blijven vaak niet beperkt tot de nationale landsgrenzen, maar spelen zich ook af over de grens. Hoewel de betrokkenheid bij transnationale activiteiten vaak gepaard gaat met een sterke mate van identificatie met het land van herkomst, vormt deze geen belemmering voor de integratie in de Nederlandse samenleving. Slechts een kleine minderheid heeft nooit contact met familie in het land van herkomst en het merendeel van de niet-westerse migranten bezoekt soms of elk jaar het land van herkomst. Van de Turkse (32%) en Marokkaanse (28%) huishoudens bezit een aanzienlijk deel een huis in het herkomstland. Onder de Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders is dit aandeel minder dan 10%.

Politieke betrokkenheid

Een derde tot de helft van de migrantengroepen is niet in politiek geïnteresseerd. Van de migrantengroepen volgen de Surinaamse Nederlanders het vaakst de politiek, gevolgd door de Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders. Migranten hebben minder de intentie om te gaan stemmen voor de Tweede Kamer dan autochtone Nederlanders.

Sociaal vertrouwen

De cohesie binnen de samenleving uit zich onder andere in het sociaal vertrouwen. Institutioneel vertrouwen gaat samen met meer participatie in organisaties en de politiek. In de periode 2002-2008 is het institutioneel en sociaal vertrouwen toegenomen. Autochtone Nederlanders (60%) hebben beduidend meer vertrouwen in andere mensen dan niet-westerse migranten. Bij Surinaamse Nederlanders is er relatief weinig vertrouwen in andere mensen. De eerste generatie Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders heeft opvallend weinig vertrouwen. Ook het vertrouwen in instituties is over het algemeen hoger bij de autochtone Nederlanders dan bij de migranten. Geen enkele migrantengroep geeft de regering gemiddeld een voldoende, de Turkse Nederlanders geven gemiddeld slechts een 4,5 als cijfer.

Verklaringen voor de sociaal-culturele positie

Waarom zijn er verschillen in de sociaal-culturele positie tussen en binnen groepen

De vraag is in hoeverre het lineaire idee van de integratie van de onderzochte migrantengroepen goed is. De gestegen omvang van de groepen en de toegenomen etnische concentratie in wijken in met name de grote steden kan hebben geleid tot grillige ontwikkelingen. De integratietheorieën veronderstellen dat meer blootstelling aan de ontvangende samenleving leidt tot toenadering. Echter, de verharding van het klimaat en de processen van uitsluiting kunnen ertoe leiden dat migranten zich distantiëren van autochtone Nederlanders en de Nederlandse samenleving. Migranten die kennis hebben genomen van het politieke en maatschappelijke debat van de afgelopen jaren zijn misschien meer geneigd om zich op de eigen groep terug te trekken. De segmented assimilation theory wijst erop dat structurele integratie met behoud van de eigen etnische identiteit goed mogelijk is.

Image

Access: 
Public

Image

This content refers to .....
Psychology and behavorial sciences - Theme
Click & Go to more related summaries or chapters

Migration and policy: the best scientific articles summarized

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1642 1