Collegeaantekeningen Onderneming en Recht - Rechten UL B2 - 2019/2020
- 2055 keer gelezen
Personenvennootschappen (definitie en varianten: Maatschap, vof, cv). Aansprakelijkheid bij personenvennootschappen. Het vermogen van de vennootschap.
Er worden geen onderwerpen besproken die niet worden behandeld in de literatuur.
Er worden geen recente ontwikkelingen besproken. Het gaat om de basisbegrippen van het ondernemingsrecht.
Er worden geen opmerkingen m.b.t. het tentamen gedaan.
Er worden geen tentamenvragen behandeld. Een mogelijke vraag zou echter kunnen zijn: Wat bepaalde de Hoge Raad in de casus Astense Dierenartspraktijk? Het antwoord zou dan zijn: Om te bepalen of er sprake is van een maatschap, zijn de volgende elementen van belang:
Er moet sprake zijn van: een overeenkomst
Samenwerking op voet van gelijkheid/gelijkwaardigheid
Verdeling van voordeel
Inbreng van de maten
Gerichtheid op voordeel voor alle deelnemers
De basisvorm personenvennootschap is de maatschap. In een verder uitgewerkte vorm kan er sprake zijn van een vof (vennootschap onder firma) of een cv (commanditaire vennootschap). Een maatschap wordt 'aangegaan'. Dit betekent dat er sprake is van een overeenkomst, en dat er dus in beginsel geen vormvereisten zijn. Bij een vof is er wel het schriftelijkheidsvereiste voor de afspraken tussen de vennoten onderling. De naam die de betrokkenen aan hun verhouding geven, is niet altijd de rechtens juiste naam. De rechter kijkt naar de omstandigheden, dat wat de betrokkenen feitelijk hebben gedaan, in plaats van dat wat ze dachten dat ze aan het doen waren.
Volgens art. 7A:1679 zijn de maten proportioneel (voor het deel van hun inbreng) aansprakelijk voor de verbintenissen van de maatschap. In de artikelen 7A:1680 en 1681 wordt dit verder uitgewerkt. Wanneer er dus vijf maten zijn, zijn zij alle vijf voor 1/5 van de schuld aansprakelijk. Soms is er wel hoofdelijke aansprakelijkheid buiten het maatschapsrecht om mogelijk (7:407 lid 2). Dit is het geval wanneer men op persoonlijke titel een verbintenis aangegaan is. In de regel is een volmacht van de andere maten nodig om hen hoofdelijk te kunnen verbinden.
De vof is een maatschap, 'tot de uitoefening van een bedrijf onder eenen gemeenschappelijken naam aangegaan'. Hier geldt een strenger aansprakelijkheidsregime. Volgens art. 18 WvK zijn de vennoten hoofdelijk verbonden voor verbintenissen van de vennootschap. Dit is de hoofdregel. Hier kunnen uitzonderingen op gemaakt worden wanneer een vennoot door de andere vennoten uitgesloten is van of beperkt is in de vertegenwoordigingsbevoegdheid.
De cv is een 'vennootschap bij wijze van geldschieting'. De commanditaire vennoot is niet hoofdelijk aansprakelijk, de overige vennoten wel. De inbreng van de commanditaire vennoot gaat niet verder dan zijn financiële inbreng. De commanditaire vennoot mag geen beheerwerkzaamheden voor de vennootschap verrichten. Ook mag zijn naam niet gevoerd worden in de bedrijfsnaam, behalve als hij eerst een 'gewone' vennoot was en ervoor kiest om verder te gaan als commanditaire vennoot. In zo'n geval hoeft de bedrijfsnaam niet gewijzigd te worden.
Het verschil tussen de maatschap en de vof/cv zit erin dat er bij de maatschap geen gemeenschappelijke naam aangenomen wordt. Bij de vof/cv is dit wel het geval. Omdat de vof en de cv bijzondere maatschappen zijn, zijn de maatschapsbepalingen, tenzij anders aangegeven, ook op hen van toepassing.
De vermogensbestanddelen die zich in de vennootschap bevinden behoren toe aan de vennoten. Er is sprake van een gemeenschap (art 3:166 lid 1 BW). Deze vennootschappelijke gemeenschap is en exclusief verhaalsobject voor schuldeisers van de vennootschap. Privé-schuldeisers van de vennoten kunnen er in principe niet bij komen. Schuldeisers van de vennootschap kunnen hun vordering echter zowel voldoen uit het vennootschappelijke vermogen als uit het privé-vermogen van de vennoten (omdat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn). Omdat de inbreng van de vennoten onderdeel is van de gebonden gemeenschap, kunnen zij hun 'aandeel' niet overdragen aan derden. De personenvennootschap is immers een persoonlijke overeenkomst.
De onderneming is, net als bij bedrijfswetenschappen een economische entiteit. Het doel is waardecreatie. Wat voor de jurist interessant is, is de juridische ‘jas’. De onderneming heeft deze nodig om aan het rechtsverkeer deel te kunnen nemen. Dat betekent dat de onderneming verbintenissen kan aangaan, maar ook een rechtszaak aan kan spannen en aangeklaagd kan worden. Deze rechtsvormen vormen de basis van het ondernemingsrecht, omdat zij elk op een andere wijze met ondernemingskapitaal omgaan en omdat zij elk andere eisen aan de onderneming stellen.
De wetgever is niet eenduidig met ondernemingsdefinities. art. 2 lid 1 Handelsregisterbesluit en art. 1 lid 1 sub c Wet op de Ondernemingsraden kennen een eigen definitie, die niet tegenspreekt, maar ook niet identiek is. De WOR sluit de eenmanszaken uit. Het handelsregisterbesluit kent een ingewikkelde bepaling, maar deze is in 5 steekwoorden samen te vatten:
Goederen of diensten leveren (ondernemingsactiviteiten
tegen vergoeding (hier zit winstbejag als hoofddoel in besloten)
in het economisch verkeer (niet in besloten kring)
voor meerdere opdrachtgevers (ze verrichten hun activiteiten bij meer dan één partij)
naar eigen inzicht (dit vereiste uit de zelfstandigheid en sluit loondienst uit)
In dit vak wordt er enkel gefocust op privaatrechtelijke rechtsvormen. De staat blijft buiten beschouwing.
De eenmanszaak is de meest basale rechtsvorm, omdat er geen wettelijke regelingen voor zijn. Iedereen die wil, kan een eenmanszaak beginnen en is daarin vormvrij. De eenmanszaak kent geen scheiding van persoonlijk vermogen en ondernemingsvermogen, waardoor hij in zijn geheel aansprakelijk is voor schuldvorderingen, ook met zijn privébezit.
Personenvennootschappen ontstaan door een obligatoire meerzijdige overeenkomst. Voor de maatschap is dit art. 7A:1655 BW. Een personenvennootschap komt aan ondernemingsvermogen inbreng van goederen door de vennoten. De scheiding van persoonlijk vermogen en ondernemingsvermogen is beperkt. Daarom zijn vennoten ook persoonlijk aansprakelijk, naast de onderneming die zij drijven.
Indien een vennoot met de onderneming wil stoppen, moet hij dit met de andere vennoten overleggen. De overeenkomst ligt hieraan ten grondslag.
De kapitaalvennootschap heeft als grondslag kapitaal, geen personen. Het betreft dus een rechtspersoon. Deze mag op grond van art. 2:4 BW gelijkgesteld worden met de natuurlijke persoon wat betreft het vermogensrecht. De schuldeiser heeft dus alleen een vordering op de kapitaalvennootschap, nooit op de betrokken personen.
Kapitaal verwerft deze onderneming door storting op de aandelen door aandeelhouders. De onderneming financiert hiermee hun activiteiten en genereert zo waarde.
De maatschap is in het bijzonder uitgelicht, omdat de vof (vennootschap onder firma) en de cv (commanditaire vennootschap) verwijzen naar de maatschap. De vof en de cv zijn een gekwalificeerde maatschap.
Zoals al aangegeven, staat de obligatoire meerzijdige overeenkomst voor het ontstaan van een maatschap in art. 7A: 1665 BW. Achter dat artikel staat “(1838)”, om te duiden dat het artikel uit 1838 afkomstig is. De artikelen uit 1838 zijn niet alleen moeilijk Nederlands, maar ook nog een directe vertalingen van de Franse code civil (met hier en daar een vertaalfout). De 1838 functioneert dus als een waarschuwing voor moeilijke leesbaarheid.
De maatschap is gefixeerd op het delen van de maten. De vof en de cv zijn vooral geregeld in de Wet van Koophandel. De vof heeft de artikelen 15 – 34 en de cv art. 19 – 21.
De bv en de nv zijn in aandelen verdeeld. De bv heeft aandelen op naam en heeft beslotenheid als kenmerk, gecombineerd met de rechtspersoon die de risico’s draagt. De nv heeft geen beslotenheid van aandeelhouders, dus laagdrempeliger aandelenhandel. Verder zijn de twee niet heel erg verschillend.
De 110-regel laat de overeenkomsten zien tussen de bv en de nv. Een artikel met een bepaling voor de nv staat (circa) 110 artikelen verder voor de bv geregeld. Hiermee kunnen verschillen kenbaar gemaakt worden.
Opmerkelijk dat de bv en nv elk een artikel hebben waarin staat dat betrokken personen niet verplicht zijn ondernemingsschulden te betalen. Dit volgt immers al uit art. 2:5 BW. De wetgever heeft dit extra willen benadrukken in art. 2:64 voor de nv en art. 2:175 voor de bv. Hier blijkt ook meteen dat de 110-regel niet sluitend is, maar is grote lijnen wel werkt.
De vereniging en de stichting lijken ook op elkaar. Deze rechtsvormen zijn ongeschikt voor ondernemingen, omdat zij wettelijk verboden zijn om winst uit te keren. De vereniging en stichting zijn gericht op een bepaald statutair doel. Dit mag van alles zijn, behalve als de cv er ‘geschikter’ voor is. Schoolvoorbeeld is verzekeringen.
De vereniging doet iets met mensen. Een voorbeeld is de studentenvereniging. De vereniging kent leden en een doel. Een vereniging hoeft geen notariële akte te hebben, maar dit mag wel, om meer bevoegdheden te hebben. De vereniging kan de notariële akte ook later aanvragen.
De stichting kent naast het verbod op winstuitkering ook het verbod op leden. Een stichting staat voor één doel, wat ze nastreven. Oftewel, er hoeft geen ingewikkelde besluitvorming te zijn. De stichting kan ook de doelen van een overledene realiseren, ook als de overledene zelf zijn stichting heeft opgericht en vererft heeft.
De materiële kenmerken van een onderneming staan in de wet. Het zijn de eisen van de wetgever en de voordelen die de wetgever aan een of meerdere rechtsvormen toekent. Welke rechtsvorm het meest geschikt is voor welk doel, hangt af wat de oprichter of oprichters ermee willen bereiken. Daarover meer in de werkgroepen.
Ondernemingsdefinities staan verwoord in art. 2 Handelsregisterbesluit 2008 en in art. 8 onderdeel b Handelsregisterwet 2007 is bepaald dat de Hrgb-definitie geldig is veklaard voor de gehele Hrgw. Deze definitie gaat uit van een zelfstandig optredende entiteit die goederen levert of diensten verricht ten behoeve van derden voor materieel voordeel. Het vereiste “in het economisch verkeer” zit besloten in het component “ten behoeve van derden”, zodat de onderneming niet als onderneming kwalificeert omdat deze alleen in een bepaalde kennissenkring werkzaam is.
Een andere definitie staat in art. 1 sub c Wet op de Ondernemingsraden wordt gesproken over een zelfstandig optredend organisatorisch verband waar krachtens arbeidsovereenkomst of publiekelijke aanstelling arbeid verricht wordt. Deze definitie vereist een organisatorisch verband, dus alleen personenvennootschappen en kapitaalvennootschappen kunnen hier kwalificeren als onderneming. Een eenmanszaak is hier dus geen ondernemer, naar deze definitie. Dat maakt voor de Wet op de Ondernemingsraden niet uit, omdat de WOR gaat over de inrichting en de positie van ondernemingsraden, die pas gevormd moeten worden als er minstens vijftig werknemers werkzaam zijn. Eenmanszaken hebben soms helemaal geen werknemers, en als ze wel een substantieel aantal werknemers hebben, is een rechtsvorm alleen maar beter, dus een eenmanszaak met vijftig werknemers komt dus helemaal nooit voor, dus voor de Wet op de Ondernemingsraden maakt die uitsluiting ook helemaal niets uit. Wees er echter wel van bewust dat de twee definities niet volledig identiek aan elkaar zijn.
De rechtsvorm is voor de jurist interessanter. De rechtsvorm bepaalt op welke manier de onderneming deelneemt aan het rechtsverkeer. De onderneming en de vennoten kunnen vermogens volledig of gedeeltelijk scheiden, om maar een voorbeeld te noemen wat speelt bij aansprakelijkheid. De onderneming moet zijn rechtsvorm in laten schrijven of heeft een notariële of onderhandse akte nodig.
In dit vak is het van belang dat de student inzicht heeft in wat een geschikte rechtsvorm is. Er wordt een casus gegeven, waaruit bepaalde zaken, doelen en interesses naar voren komen waar de student een adequate keuze moet maken om de best passende rechtsvorm te kunnen kwalificeren.
Elke rechtsvorm is gericht op materieel voordeel, behalve de stichting en de vereniging. Deze twee rechtsvormen zijn ideaal voor het realiseren van een ideëel doel. De vereniging realiseert dat doel met leden (en heeft dus te maken met een algemene ledenvergadering). De stichting kent ook een ledenverbod en realiseert zijn doelen zonder dat er leden betrokken zijn. Bij een stichting is de zeggenschap dus beperkter. Dus als conclusie: ideëel doel is vereniging of stichting. Zeggenschap wenselijk duidt op vereniging, zeggenschap niet wenselijk duidt op stichting.
De vereniging en de stichting kennen een verbod op winstuitdeling. Duwt een casus heel erg in de richting van een vereniging, maar willen ze toch winst uitkeren, dan is het uitgelezen antwoord de coöperatie. Deze heeft als doel om de leden te voorzien van stoffelijke voordelen. Dit kan gaan over financiële bevoordeling of bevoordeling in natura.
Bij veel risico is een bv juist ideaal, omdat de vermogens gescheiden worden. Loopt de ondernemer veel risico en lukt het niet, dan is hij daar niet persoonlijk aansprakelijk voor.
Voor het aantrekken van veel vreemd vermogen is de nv het meest geschikt, omdat de drempel voor aandelenverkoop laag is. Bovendien is de nv een rechtspersoon, dus voor veel schulden maken en niet meer kunnen afbetalen is de ondernemer niet zelf aansprakelijk.
De eenmanszaak is geen rechtsvorm, maar is wel een mogelijkheid voor de ondernemer. Typerend voor de eenmanszaak is dat de opstart heel eenvoudig gerealiseerd kan worden. Bedenk wel: de eenmanszaak is allergisch voor grote risico’s. Is er behoefte aan snelle start die gepaard gaat met grote risico’s, dan is het uiterst raadzaam om uit de casus argumenten te halen en dan af te wegen of de eenmanszaak echt een betere optie is dan de bv (of juist niet).
Elke rechtspersoon moet worden opgericht via een notariële akte. Een stichting moet ook via notariële akte, maar voor de vereniging is dit niet verplicht. De vereisten worden expliciet vermeld bij de afdeling corresponderend aan de rechtsvorm. De oprichting van de vereniging staat in art. 2:27 BW, de coöperatie in art. 2:53 BW, de nv in art. 2:64 BW, de bv in art. 2:175 lid 2 BW, de stichting in art. 2:286 lid 1 BW. De eenmanszaak heeft als enige vereiste inschrijving in het handelsregister (art. 5 onderdeel b Hrgw), net als iedere voorgenoemde personenvennootschap (art. 5 onderdeel a Hgrw)
art. 2:21 BW
Dit artikel kan een rechtsvorm rechterlijk ontbinden wat de wet, zijn eigen statuten en oprichtingsvormfouten bevat. De rechtsvorm bestaat dan wel, maar de rechter kan dit elk moment ongedaan maken.
Een andere optie is dat de rechter een termijn geeft om de vormfout recht te zetten (dit kan dus alleen ingeval van vormfout). Gedurende termijn is rechterlijke ontbinding onmogelijk.
Uiteraard hoeft de betrokken persoon echt niet te wachten met herstel van een fout totdat de rechter er iets van zegt.
In dit arrest is de situatie van de informele vereniging vastgesteld. De informele vereniging heeft in art. 2:30 BW al rechtspersoonlijkheid toegewezen gekregen, waar in art. 2:30 BW enkele uitzonderingen genoemd staan. Ze mogen bijvoorbeeld geen registergoederen bezitten.
De vraag ging als volgt: wie waren de eigenaar van de piano en het drumstel? De kerken, die intussen gefuseerd waren, of de informele vereniging Lord’s Choir? De informele vereniging mocht als bijna volledig rechtspersoon overeenkomst tot verkoop aangaan en was beschikkingsbevoegd tot leveren. De piano en het drumstel waren geen registergoederen, dus de verkoop was volledig geldig.
De rechtsregel van dit arrest: de informele vereniging heeft rechtspersoonlijkheid, maar mag bepaalde handelingen niet verrichten. Voor handelingen die ze niet mogen verrichten geldt art. 2:30 lid 2 BW, maar daar was in casu geen sprake van. Handel in niet-registergoederen is toegestaan voor de informele vereniging.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2193 |
Add new contribution