Week V
De volgende personen spelen een rol in het strafprocesrecht, ofwel formele strafrecht:
Verdachte:
Als verdachte wordt voordat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit (art. 27 lid 1 Sv). Daarna wordt als verdachte aangemerkt degene tegen wie de vervolging is gericht (art. 27 lid 2). Voordat de feiten zijn opgehelderd, kan slechts gesproken worden van een vermoedelijk strafbaar feit en een vermoedelijke dader. Aldus een verdachte. Op grond van feiten en omstandigheden die worden geconstateerd in het onderzoek, kan het redelijke vermoeden ontstaan dat een strafbaar feit heeft plaatsgevonden (verdenking) en dat een bepaalde persoon dat feit heeft begaan (verdachte). Het is echter niet zo dat de politie zomaar mensen mag aanhouden voor een redelijk vermoeden (politie houdt man aan omdat hij een donkere huidskleur heeft en hand in zakken heeft). Echter bij het Stormsteeg-arrest was het zo dat een man met zijn hand stevig in zijn rechterjaszak liep en hij wegrende toen hij de politie zag. De Stormsteef stond bekend als een plaats waar veelvuldig verdovende middelen werden gebruikt en verhandeld. De Hoge Raad oordeelde dat onder deze omstandigheden sprake was van ernstige bezwaren, op grond waarvan de verdachte mocht worden gefouilleerd. Concretisbaarheid (concreet voor welk strafbaar feit, duidelijk zijn welk feit iemand gepleegd zou hebben waar iemand verdacht kan worden. Doodslag of moord is voldoende, maar niet hij zal wel iets gedaan hebben), objectiveerbaarheid (een politieagent kan niet zomaar iemand aanhouden, maar wel als die bijvoorbeeld opeens wegrent want dat zijn feiten en omstandigheden) en individualiseerbaarheid (op persoon gericht, moet om bepaald persoon gaan niet alle mensen met blond haar zijn verdacht, bij verdachte omschrijving moet dus gezegd worden: een man, met bril, blond haar, etc. Niet simpelweg iemand met haar, dat is niet individualiseerbaar).
Tot het moment van de veroordeling wordt uitgegaan van de onschuld van de verdachte. Ook heeft hij rechten, zoals:
Zwijgrecht (art. 29 Sv) --> verdachte mag niet worden gedwongen zichzelf te belasten in een strafrechtelijke procedure, nemo tenetur. Dit staat echter niet in de weg voor DNA-onderzoek. Volgens lid 2 moet diegene ook op de hoogte worden gesteld van zijn zwijgrecht, de cautie. Het moet wel om vragen gaan die gesteld worden over het feit waarvan hij verdacht wordt. Een vraag over zijn naam of adres geldt dit dus niet. Het verzuim van de cautie te geven kan gevolg hebben dat het niet kan worden gebruikt voor het bewijs (art. 359a Sv).
Recht op rechtsbijstand (art. 28 Sv) --> dit is het bijstaan van een advocaat. Dit kan vanaf het moment van het politieverhoor. Niet iedere verdachte zal een zelfgekozen raadsman hebben (art. 38-39). Dit heet dan een piketadvocaat en door de overheid betaald. Deze wordt gekozen door de raad van rechtsbijstand, als de verdachte dit wil (art. 28b lid 2, 28a en 39 Sv). Als de verdachte wordt verdacht voor iets van meer dan twaalf jaar dan wordt er zonder toestemming een advocaat ingeschakeld (art. 28b lid 1 Sv). Als de verdachte is aangehouden voor iets zonder voorlopige hechtenis dan kan hij zelf een raadsman uitkiezen, maar wel zelf betalen (art. 28b lid 3 Sv). Als de verdachte wordt veroordeeld zal hij de kosten wel mogelijk terug moeten betalen als zijn financiële positie dat toelaat (art. 43 lid 3 WRB). Wanneer raadsman is verschenen op het politiebureau is er het recht om een half uur voor het verhoor met de raadsman te praten (art. 28c Sr). Dit is consultatiebijstand.
Recht op kennisneming van processtukken (art. 30 Sv). Verhoorbijstand gaat verder: de verdachte heeft recht op bijstand door een raadsman tijdens het (politie)verhoor en het verstrekken van een verklaring (art. 28d). De verdachte en raadsman moeten elkaar kunnen spreken, zonder dat anderen meeluisteren (art. 45 Sv). Dit kan wel beperkt worden door OVJ (art. 46 Sv).
Recht op kennisneming van processtukken --> Alle processtukken samen vormen het dossier, waar de verdachte ook kennis van mag nemen (art. 30 Sv) en vanaf het begin dat de dagvaarding is uitgereikt (art. 33 Sv). Wel kan dit beperkt worden door belang van onderzoek (art. 30 lid 3 Sv). Hierop kan de verdachte bezwaar maken tegen de rechter-commissaris (art. 30 lid 4 Sv). Bepaalde processtukken mag alleen op het politiebureau worden ingezien (art. 32 lid 2 Sv).
Andere rechten --> recht om te worden geïnformeerd over beschuldiging tegen hem (art. 27c Sv), recht op tolk (art. 29b Sv), recht op tegenonderzoek (art. 150a lid 3 Sv)
Raadsman:
Advocaat die de verdachte adviseert en met hem de verdediging voert. Om zijn werk goed te kunnen doen, ontvangt de raadsman de processtukken die de verdachte zelf ook ontvangt (art. 48 Sv). De verdachte en zijn raadsman samen worden de verdediging genoemd. Verdachte heeft recht om zich, overeenkomstig de bepalingen van dit wetboek, te doen bijstaan door een raadsman (art. 28 lid 1 Sv). Recht op een advocaat op het moment van aanhouding en moet daarop worden gewezen. Op verzoek van verdachte kan advocaat erbij zijn bij het verhoor. De advocaat voert een pleidooi tijdens de zitting
Getuige:
Slachtoffer kan ook getuige zijn. Deze verklaring kan door de rechtbank worden gebruikt voor het bewijs. Horen bij de politie (getuigen niet verplicht om te verschijnen of een verklaring af te leggen). Horen bij de rechter-commissaris (verplichte verschijning art. 213 Sv (onder ede)). Horen bij de rechter op zitting. Wanneer een getuigen ter zitting wordt gehoord moet hij altijd worden beëdigd (art. 290 lid 4 Sv). De getuigen is in tegenstelling tot de verdachte, verplicht te verklaren wanneer hij door de rechter-commissaris of ter zitting wordt gehoord. Als hij dit weigert kan hij worden gegijzeld (art. 221 en 294 Sv). Redenen om dit niet te doen is dat hij zelf wordt vervolgd wanneer verklaren of gevaar zou lopen (art. 219 Sv). Hier is sprake van het verschoningsrecht (art. 219 Sv)
Slachtoffer:
Zij hebben bepaalde rechten (art. 51aa-51g Sv). Hij heeft ook recht op schadevergoeding. Hij heeft het recht om een civielrechtelijke schadeclaim in te dienen die door veroordeling door de strafrechter kan worden toegewezen (art. 51f Sv). Wel moet het slachtoffer getroffen zijn door een belang dat de strafbepaling beoogt te beschermen (Schutz-norm). Ook moet er een rechtstreeks verband zijn tussen strafbare feit en geleden schade, anders vordering niet-ontvankelijk (art. 361 lid 2 sub b Sv). Ook kan de vordering slechts slagen als de verdachte wordt veroordeeld (art. 361 Sv).
Het slachtoffer heeft ook in veel gevallen het spreekrecht. Hierdoor kan hij vertellen wat de gevolgen van het strafbare feit hebben gehad (art. 51e Sv). Dit kan wanneer een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld. Dit kan ook door nabestaanden en ouders van minderjarige slachtoffers (art. 51 e lid 2 en 3 Sv). Ook de rechter kan vragen stellen aan de spreekgerechtigde (art. 302 Sv). Dit wordt ook wel de benadeelde partij genoemd.
Deskundige:
De OVJ of rechter kan een deskundige benoemen (art. 51i, 150 en 227 Sv). Een belangrijke is het NFI. De verdachte kan een tegenonderzoek instellen als hij het uitgevoerde onderzoek niet vertrouwt (art. 150a lid 3 Sv). Zo bijvoorbeeld ook voor DNA-onderzoek (art. 151a Sv). In art. 51i-51m Sv worden de belangrijkste regels gegeven voor de deskundigen. De deskundige brengt aan zijn opdrachtgever een met redenen omkleed schriftelijk verslag uit (art. 51l lid 2 Sv). Hij heeft daarbij zo mogelijk aan welke methode hij heeft toegepast, in welke mate deze methode en de resultaten daarvan betrouwbaar kunnen worden geacht en welke bekwaamheid hij heeft bij de toepassing van de methode (art. 51l lid 1). Ook verklaart hij daarin over hetgeen zijn wetenschap en kennis hem leren omtrent datgene wat aan zijn oordeel onderworpen is (art. 51l lid 3 Sv). De rechter is niet gebonden aan dit oordeel
Rechtbank, gerechtshof en Hoge Raad:
Officier van justitie bepaalt niet alleen of zij gaat vervolgen, maar ook bij welke soort rechter:
Kantonrechter --> enkelvoudig en de meeste overtredingen (art. 382 Sv)
Kinderrechter --> minderjarige verdachte
Politierechter --> eenvoudige misdrijven en max 1 jaar gevangenisstraf (art. 368 Sv)
Meervoudige kamer (art. 369 lid 2 Sv)
Openbaar ministerie:
Dit is het overheidsorgaan dat is belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en andere bij wet vastgestelde taken (art. 124 Wet RO). Het OM neemt de beslissing om een zaak aan de rechter voor te leggen (art. 9 Sv). Van private vervolging kan nooit sprake zijn. Het OM zal voorafgaand belastend materiaal verzameld moeten hebben en is tevens verantwoordelijk voor het opsporingsonderzoek. Ieder arrondissement heeft een eigen bureau van het OM. Dit wordt het parket genoemd. Bij de rechtbank heet dit dus een arrondissementsparket en bij het gerechtshof een ressortsparket. Bij het arrondissementsparket werken officieren van justitie onder leiding van een hoofdofficier van justitie. Bij ressortsparket worden zij advocaten-generaal genoemd en dus hoofd advocaat-generaal. Voor internationale georganiseerde criminaliteit bestaat het landelijk parket en voor de opsporing en vervolgen van milieudelicten, economische delicten en fraude het functioneel parket. De leiding van het gehele OM is in handen van het college van procureurs-generaal (art. 130 RO).
Een speciale rol is de rechter-commissaris. Hij is de onderzoeksrechter. Als er een onderzoek door de OvJ wordt gevorderd bij de rechter-commissaris is er sprake van vervolging. Hij kan onderzoekshandelingen uitvoeren door bijvoorbeeld getuigen en verdachten te horen (art. 181-182 Sv). 1. Soms is de rechter-commissaris de enige autoriteit die een bevoegdheid mag uitoefenen, bijvoorbeeld bewaring van een verdachte (art. 63 Sv). 2. Bij andere bevoegdheden is gekozen voor een getrapte bevoegdheid: alleen wanneer het optreden van de rechter-commissaris niet kan worden afgewacht komt de bevoegdheid tot doorzoeking ter inbeslagneming in een woning toe aan de OvJ (art. 97 en 110 Sv). 3. Voor de uitoefening van bevoegdheden is goedkeuring van rechtercommissaris vereist. Bijvoorbeeld bij telefoontap (art. 126m lid 5 Sv).
Ook heeft hij de taak toezicht te houden op de voortgang van het opsporingsonderzoek (art. 180 Sv).
Vanaf het begin van het onderzoek door de politie kunnen verschillende fasen worden onderscheiden tot aan de uiteindelijke tenuitvoerlegging van een veroordelend vonnis:
Opsporingsonderzoek:
Tijdens het opsporingsonderzoek wordt bewijsmateriaal verzameld. Er is ook een verdenking (art. 27 Sv). Op basis van die resultaten zal de OvJ besluiten om een zaak wel of niet aan de rechter voor te leggen. Er wordt ook wel gesproken van het voorbereidend onderzoek (art. 132 Sv) van het onderzoek dat voorafgaat aan het onderzoek ter terechtzitting. Er wordt onderzocht of er een strafbaar feit is gepleegd en of er een verdachte is. Het opsporingsonderzoek maakt deel uit van het voorbereidend onderzoek. In twee opzichten is dit een voorbereiding. In eerste plaats zal de OvJ hiermee beslissen of de verdachte voor een rechter zal worden gedagvaard, hierdoor kan de OvJ ook seponeren (art. 167 Sv jo. Art. 9 Sv), het opportuniteitsbeginsel en dus niet voor te leggen aan de rechter, door bijvoorbeeld niet genoeg bewijs of verdachte jonger dan 12 (art. 486 Sv), dan is er sprake van een technisch sepot. Ook kan er een beleidssepot zijn waar het OM wel kan vervolgen, maar niet doet (bijv als echtgenoten het goed hebben gemaakt na mishandeling en in therapie). De negatieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel is dat het OM in beginsel niet vervolgt, tenzij het algemeen belang daardoor wordt gediend. De positieve interpretatie houdt in dat het OM alle haalbare zaken vervolgt. In tweede instantie is het voorbereiding om materiaal te verzamelen op basis waarvan de vragen van art. 350 Sv kan worden beantwoord. De OvJ dus OM, is formeel verantwoordelijk voor het opsporingsonderzoek (art. 148 lid 2 Sv), maar de rechter-commissaris heeft ook een belangrijke rol. Indien seponeren moet de OvJ een schriftelijke mededeling daarvan doen (art. 243 lid 3 Sv).
Bij het opsporingsonderzoek moet eerst een redelijk vermoeden hebben dat er een strafbaar feit heeft plaatsgevonden. Er is dus een verdenking (art. 27 Sv). Het opsporingsonderzoek kan starten wanneer de opsporingsambtenaar (twee soorten: algemeen art. 141 Sv en buitengewone art. 142 Sv) op de hoogte is geraak van verdachte feiten. Hier helpt aangifte van het slachtoffer mee. Dit is een verklaring dat er een strafbaar feit heeft plaatsgevonden. Dit kan mondeling (opgenomen in proces-verbaal art. 163 lid 2 Sv), schriftelijk of digitaal (art. 163 lid 1 en 4 Sv). Soms is het alleen mogelijk te vervolgen als het slachtoffer een aangifte heeft gedaan. Dit is een klacht (art. 164 lid 1 Sv). Soms is het zelfs verplicht, zoals bij mishandeling, anders strafbaar (art. 135 en 136 Sv)
Soms wordt er echter een opsporingsonderzoek gestart zonder verdenking, dit heet een proactief onderzoek. Opsporingsbevoegdheden voor verdenking worden in het leven geroepen, bijvoorbeeld observatie en infiltratie (art. 1260-126z Sv)
Onderzoek ter terechtzitting:
Dit wordt ingeleid door een dagvaarding (art. 258 Sv). Hierin staat de tenlastelegging. Het onderzoek ter terechtzitting begint doordat de strafzaak wordt uitgeroepen (art. 270 Sv). Er wordt gezocht naar de materiële waarheid. De rechtbank stelt eerst vast of de persoon daadwerkelijk de verdachte is. Daarna weergeeft de OvJ kort waarvan de verdachte wordt beschuldigd, waarna de feiten worden onderzocht. De voorzitter confronteert de verdachte met stukken uit het dossier. Vervolgens krijgt de OvJ het woord voor zijn requisitoir waarop de raadsman zijn pleidooi houdt. De OvJ kan reageren op het pleidooi (repliek) en de raadsman moet kunnen reageren op de repliek (dupliek). De verdachte eindigt met het laatste woord.
Beraadslaging en uitspraak:
Art. 348 en 350 Sv geeft aan op welke manier de beraadslaging daarover moet plaatsvinden. Dit toetsingsmodel baseert zich op bewijsmateriaal, zowel in het onderzoek als tijdens de terechtzitting (bijvoorbeeld een verklaring). De rechtbank moet zich houden aan de hoogte in de wet. Wel kunnen er naast onvoorwaardelijke straffen ook voorwaardelijke straffen worden gegeven. Dit heeft een proefperiode dat betekent dat als de verdachte een strafbaar feit pleegt gedurende de proefperiode de voorwaardelijke straf erbij komt. De beslissing van de rechtbank wordt in een vonnis opgenomen. Hierin staat de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen, de opgelegde straf en een motivering van de beslissing (art. 359 Sv). De belangrijkste overweging en de beslissing worden tijdens een openbare zitting van de rechtbank uitgesproken (art. 362 Sv). Ook als de rechter bij een van de voorragen blijft steken moet hij die beslissing motiveren en opnemen in het vonnis
Rechtsmiddelen:
Deze staan geregeld in art. 404-482i Sv. De veroordeelde en het OM kunnen in hoger beroep (art. 423 Sv). Als zij niet eens zijn met dit arrest, kunnen zij in cassatie (art. 440 Sv). Rechtsmiddelen zijn dus middelen om een beslissing van een overheidsinstantie te kunnen aanvechten. Ook in art. 14 lid 5 IVBPR staat dat ieder een recht heeft op herbeoordeling van zijn zaak.
Gewone rechtsmiddelen is in hoger beroep (art. 404 Sv), dit wordt medegedeeld en de termijn wordt gegeven door voorzitter (art. 364 Sv) wat meestal veertien dagen is (art. 408 Sv). Dit wordt aangewend voor een mondelinge verklaring bij de griffier, of door de advocaat met machtiging (art. 450 Sv). Er is ook een mogelijkheid tot hoger beroep bij overtredingen, maar niet als: 1. er geen straf of maatregel is opgelegd of 2. Er is een straf opgelegd, maar het is een geldboete van niet hoger of gelijk aan dan 50,- in geval van overtreding, bij misdrijf van 40, - bijvoorbeeld mag wel. De zaak wordt in hoger beroep aanhangig gemaakt door een dagvaarding van de advocaat-generaal bij het Hof (art. 412 Sv). Dit is de vertegenwoordiger van het OM bij het ressortsparket. Tussen dagvaarding en onderzoek ter terechtzitting moeten ten minste tien dagen verlopen (art. 413 Sv). Om duidelijk te maken welke punten ze het niet eens zijn in het vonnis, kunnen zij een schriftuur houdende grieven indienen (art. 410 lid 1 Sv). Ook hoger beroep behandelt de vragen van art. 348 en 350 Sv (art. 422 Sv). De einduitspraak wordt dan bevestigd (art. 423 Sv). Als de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd kan het Hof zelf uitspraak doen. Als echter de rechtbank bleef steken in de formele vragen van art. 348 kan het Hof de zaak terugwijzen naar de rechtbank (art. 423 lid 2 Sv). Tegen het vonnis van de rechtbank kan opnieuw hoger beroep worden ingesteld.
Cassatieberoep mag slechts worden ingesteld wanneer hoger beroep niet meer openstaat (art. 78 lid 5 RO en 427 lid 4 Sv) en binnen veertien dagen na uitspraak van Hof (art. 432 Sv). De gevallen wanneer dit mag staan in art. 427 Sv, waar ook de vrijgesproken verdachte gerechtigd is cassatieberoep in te stellen. Ook bij een overtreding geldt weer dat geen overtredingen in cassatie kunnen als: 1. er geen straf of maatregel is opgelegd of 2. Er is een straf opgelegd, maar het is een geldboete van niet hoger dan 250, -. De procedure wijkt veel af van de voorafgaande rechtsmiddelen doordat de Hoge Raad geen feiten vaststelt, maar uitgaat van de feiten van het Hof. De partij die in cassatie wil moet zijn klachten over het arrest van het Hof schriftelijk indienen (art. 437 Sv). De procureur-generaal doet een conclusie waarin hij als onafhankelijke instantie de Hoge Raad adviseert (art 439 Sv). Twee gronden zijn er om een arrest te vernietigen (art. 79 RO): 1. Verzuim van vormen (bijvoorbeeld motiveringsgebrek) of 2. Schending van het recht (inhoudelijke klacht). De Hoge Raad kan het cassatieberoep verwerpen of het arrest van het Hof wordt vernietigd (art. 440 Sv). De Hoge Raad kan dan de zaak zelf afdoen of de zaak wordt terugverwezen naar een hof (art. 440 lid 2 Sv). De einduitspraak van het Hof kan weer in cassatie gaan (art. 427 Sv)
Buitengewone rechtsmiddelen zijn:
- Cassatieberoep in het belang der wet (art. 456 Sv) --> besluit door procureur-generaal om belangrijke vragen voor rechtseenheid en rechtsvorming aan te brengen bij de Hoge Raad. Wanneer dit wordt aangenomen doet de Hoge Rad zelf uitspraak (art. 456 lid 3 Sv).
- Herziening ten voordele (art. 457 Sv) --> ingesteld in geval van rechterlijke dwaling. Dit kan wanneer 1. Bewezenverklaringen van verschillende arrest/vonnissen zijn niet met elkaar in overeenstemming te brengen (ene arrest veroordeling, andere niet) 2. EHRM heeft mensenrechtenschending geconstateerd 3. Er zijn nieuwe gegevens (nova --> wetgever wil dit verruimen) die wanneer bekend waren geleid zouden hebben tot een andere einduitspraak. Puttense moorzaak-arrest
- Herziening ten nadele (art. 482a Sv) --> nu kan er ook herziening zijn ten nadele van de verdachte, dus een vrijspraak of OVAR. Ook hierbij wordt een novum genoemd. Dit wordt ingediend door het college van procureurs-generaal (art. 482b Sv). Als dit wordt aanvaardt zal het verwezen worden naar een rechtbank. Als verdachte bijvoorbeeld wordt vrijgesproken, vanwege eigen onrechtmatig gedrag (bedriegen van getuigen), mag hij daar geen voordeel aan ontlenen
Tenuitvoerlegging:
Wanneer het niet meer mogelijk is hoger beroep of cassatieberoep aan te tekenen, wordt de uitspraak onherroepelijk (art. 557 Sv). Het vonnis gaat in kracht van gewijsde, het vonnis kan ten uitvoer gelegd worden.
In het strafprocesrecht worden onderzoekshandelingen verricht die erg ingrijpend zijn. Deze mogen daarom nooit mensenrechten schaden en deze handelingen moeten gebaseerd zijn op wettelijke bepaling, oftewel een bevoegdheidverlenende norm. Dit uitgangspunt wordt het legaliteitsbeginsel genoemd. Art. 1 Sv bevestigt het legaliteitsbeginsel voor strafvorderlijke handelingen. Bevoegdheidverlenende normen hebben de soortgelijke opbouw als een strafbaar feit, namelijk dat alle bestanddelen vervuld moeten worden. Bevoegdheidverlenende normen kennen drie soorten bestanddelen:
De handeling (welke handeling mag verricht worden)
De bevoegde (door wie mag de handeling worden verricht)
De bevoegdheidsvoorwaarden (onder welke voorwaarden is de bevoegde gerechtigd die handeling te verrichten)
Bijvoorbeeld “De OvJ voor wie de verdachte wordt geleid of die zelf de verdachte heeft aangehouden, met ernstige bezwaren in het belang van het onderzoek bepalen dat deze aan zijn lichaam of kleding zal worden onderzocht.”
Zij mogen de persoon dus onderzoeken als:
De betrokken persoon is verdachte
Tegen hem bestaan ernstige bezwaren
De verdachte is aangehouden
De handelingen vinden plaats ‘in het belang van het onderzoek’
Naar mate de te verrichten handeling ingrijpender is, de wet een hogere autoriteit aanwijst als bevoegde om die handeling te verrichten en strengere voorwaarden stelt waaronder die bevoegdheid mag worden uitgeoefend. De politie mag bijvoorbeeld een verdachte aanhouden, maar alleen de OvJ mag iemand een aantal uur opsluiten voor een bepaalde tijd en de rechter-commissaris is bevoegd de bewaring te verlengen. Dit is wel slechts een bevoegdheid en niet een verplichting, dit heet een discretionaire bevoegdheid.
Deze bevoegdheden moeten voldaan aan:
Beginsel van redelijke en billijke belangenafweging
De eisen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn hierbij van belang. Er moet gekeken worden of er een minder vergaande alternatieve weg voorhanden is waarmee hetzelfde doel bereikt kan worden (subsidiariteit) en of er geen lichter alternatief is dan de gekozen methode (proportionaliteit). Een opsporingsambtenaar mag bijvoorbeeld niet zomaar inbreken.
Beginsel van zuiverheid van oogmerk
Wanneer zij met een ander doel worden toegepast wordt er gesproken van détournement de pouvoir.
Vertrouwensbeginsel
Burger erop moet kunnen vertrouwen, dat een bepaalde toezegging van een bestuursorgaan ook wordt nagekomen.
Gelijkheidsbeginsel
_______________________________________________________________Het minst ingrijpende vrijheidsbeperkende dwangmiddel is staandehouding. De opsporingsambtenaar mag de verdachte vragen naar de naam, geboorteplaats, geboortedatum en adres (art. 52 Sv). Politie mag alleen identiteit vragen voor de uitoefening van de politietaak. De verdachte mag worden vastgegrepen om hem te laten stilstaan, als hij niet luistert is er sprake van wederspanningheid (art. 180 Sr). De verdachte is zolang ouder dan veertien jaar verplicht een legitimatiebewijs te tonen (art. 2 Identificatieplicht). Als hij dat niet doet is hij in overtreding (art. 447e Sr).
Subject: ten aanzien van wie wordt het middel ingezet
Grond: met welk doel of welke reden wordt het middel ingezet
Geval: ten aanzien van wat voor soort feit/welke delicten wordt het middel ingezet
Duur: voor hoe lang mag het middel worden ingezet
Autoriteit: wie is bevoegd om het middel in te zetten/te bevelen
Subject: Wie mag staande gehouden worden? --> verdachte
Wie is de verdachte? --> (art. 27) Stormsteeg-arrest (ziet, schrikt en daardoor wegrent is verdachte) maar als de persoon als rende dan is er geen reden voor verdenking). Dus concretisbaarheid (concreet voor welk strafbaar feit), objectiveerbaarheid en individualiseerbaarheid (moet om bepaald persoon gaan)
Grond: verdenking
Geval: strafbaar feit
Duur: voor maar kort moment
Autoriteit: art. 141 Sv --> OVJ, ambtenaren politie, minister veiligheid en justitie, bijzondere opsporingsdienst
_______________________________________________________________Aanhouding is een vorm van vrijheidsberoving die tot doel heeft de verdachte over te brengen naar een plaats waar hij zal worden voorgeleid aan een OvJ, die hem zal verhoren. Hier zijn twee soorten van:
Ontdekking of heterdaad (art. 53 Sv). Van ontdekking op heterdaad is sprake wanneer het strafbare feit ontdekt wordt, terwijl het begaan wordt of terstond nadat het begaan is. Hierbij is ieder bevoegd de verdachte aan te houden.
Bij daadwerkelijk ingaan van gebouwen moet eerst toestemming zijn van eigenaar (art. 55 Sv)
Ontdekking buiten het geval van heterdaad (art. 54 Sv). Deze moet dan voldoen aan de eisen van lid 1. Er moet sprake zijn van een verdachte (art. 27 Sr lid 2). Verdachte moet worden verdacht van iets waarvoor tenminste voorlopige hechtenis is toegelaten (art. 54 lid 1). Dit is te vinden in art. 67 Sv lid 3. Aanhouding door bevoegd persoon
Subject: ten aanzien van wie wordt het middel ingezet
Grond: met welk doel of welke reden wordt het middel ingezet
Geval: ten aanzien van wat voor soort feit/welke delicten wordt het middel ingezet
Duur: voor hoe lang mag het middel worden ingezet
Autoriteit: wie is bevoegd om het middel in te zetten/te bevelen
Subject: verdachte (art. 27 Sv)
Grond: aanhouding en meenemen naar politiebureau
Geval: alle strafbare feiten bij art. 53 en zware feiten voor art. 54 waar voorlopige hechtenis is toegelaten (art. 67 Sv)
Duur: niet van toepassing, alleen reis naar politiebureau
Autoriteit: art. 53 iedereen, buiten heterdaad art. 54 OvJ, als het niet kan Hulp OvJ, anders zelf maar zo snel mogelijk afgeleverd bij politiebureau (kijk leden)
_______________________________________________________________Een apart dwangmiddel is het ophouden voor onderzoek (art. 56a Sv). De duurte is negen uur voor een feit waarop voorlopige hechtenis is toegelaten (bijvoorbeeld zware mishandeling) en zes uur voor een ander feit (art. 56a lid 2). Deze mag verlengd worden met zes uren als de tijd niet toereikend blijkt te zijn om de verdachte te identificeren (art. 56b Sv), mits het gaat om een verdenking waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten.
Tijd tussen middernacht tot 9 uur ‘s ochtends tellen niet mee met aantal uur.
Subject: ten aanzien van wie wordt het middel ingezet
Grond: met welk doel of welke reden wordt het middel ingezet
Geval: ten aanzien van wat voor soort feit/welke delicten wordt het middel ingezet
Duur: voor hoe lang mag het middel worden ingezet
Autoriteit: wie is bevoegd om het middel in te zetten/te bevelen
Subject: verdachte (art. 27 Sv)
Grond: Art. 56a lid 2, in het belang van het onderzoek
Geval: in alle feiten maar dan is duur anders, ligt feit 6 uur, zwaar feit 9 uur
Duur: 6 uur of 9 uur hangt af van feit, het kan verlengd worden bij feit van 6 uur (art. 56b) bij feit van 9 uur niet
Autoriteit: OvJ of de hulp OvJ
_______________________________________________________________Betreft de verdenking een feit waarvoor voorlopige hechtenis wel is toegelaten kan de verdachte in verzekering gesteld worden (art. 57 Sv). Eerste 9 uur kan het zijn dat de verdachte langer op het politiebureau moet blijven in belang van het onderzoek. De inverzekeringstelling duurt maximaal 3 dagen, maar kan in geval van 'dringende noodzakelijkheid' 1 keer met 3 dagen worden verlengd door de OvJ. De rechter-commissaris moet beoordelen of de inverzekeringstelling wel rechtmatig is (art. 59a lid 5 Sv). Na de inverzekeringstelling kan langere vrijheidsbeneming noodzakelijk blijken, zoals voorlopige hechtenis. Deze bestaan uit bewaring, gevangenhouding en gevangenneming (art. 133 Sv). Dit is nog niet vervolging, pas bij bewaring.
Subject: ten aanzien van wie wordt het middel ingezet
Grond: met welk doel of welke reden wordt het middel ingezet
Geval: ten aanzien van wat voor soort feit/welke delicten wordt het middel ingezet
Duur: voor hoe lang mag het middel worden ingezet
Autoriteit: wie is bevoegd om het middel in te zetten/te bevelen
Subject: verdachte (art. 27 Sv)
Grond: in het belang van het onderzoek, dus als alles al duidelijk is mag dit niet
Geval: feit voor voorlopige hechtenis (art. 67 Sv) LET OP EXTRA ARTIKELEN WAARVOOR INVERZEKERING WEL MAG: een der misdrijven omschreven in de artikelen 132, 138a, 138ab, 138b, 139c, 139d eerste en tweede lid, 141a, 137c tweede lid, 137d tweede lid, 137e tweede lid, 137g tweede lid, 151, 184a, 254a, 248d, 248e, 272, 284 eerste lid, 285 eerste lid, 285b, 285c, 300 eerste lid, 321, 323a, 326c tweede lid, 350, 350a, 350c, 350d 351, 395, 417bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.
Een der misdrijven omschreven in: artikel 86i, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998; artikel 66h, eerste lid, van de Gaswet; artikel 8.12, eerste en tweede lid, van de Wet dieren; artikel 175, tweede lid, onderdeel b, of derde lid in verbinding met het eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994; artikel 30, tweede lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag; de artikelen 52, 53, eerste lid en 54 van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst; artikel 36 van de Wet op de kansspelen; de artikelen 11, tweede lid, en 11a van de Opiumwet; artikel 55, tweede lid, van de Wet wapens en munitie; de artikelen 5:56, 5:57 en 5:58 van de Wet op het financieel toezicht; artikel 11 van de Wet tijdelijk huisverbod.Duur: drie dagen, als het dringend noodzakelijk is nog drie dagen (art. 58 lid 2).
Autoriteit: OvJ (art. 57 lid 1)
_______________________________________________________________Bewaring wordt door de OvJ beveelt bij de rechter-commissaris (art. 63 lid 1 Sv). Dit is vervolging. Voor de oordeling moet de verdachte worden gehoord (lid 3), maar hij kan ook afwijzen (lid 2). Met een max van veertien dagen (art. 64 Sv) en geen verlenging.
Subject: ten aanzien van wie wordt het middel ingezet
Grond: met welk doel of welke reden wordt het middel ingezet
Geval: ten aanzien van wat voor soort feit/welke delicten wordt het middel ingezet
Duur: voor hoe lang mag het middel worden ingezet
Autoriteit: wie is bevoegd om het middel in te zetten/te bevelen
Subject: verdachte (art. 27 Sv) maar op dit moment wel ernstige bezwaren hebben (art. 67 lid 3 Sv) (bijna zeker dat hij het heeft gedaan)
Grond: bang voor vluchten, een feit dat heel erg is namelijk 12 jaar, opsporing verhinderen (art. 67a wel kijken per lid wat welke reden is).
Geval: ernstige feiten (art. 67)
Duur: veertien dagen (art. 64 Sv)
Autoriteit: rechter-commissaris (art. 63 lid 1)
DOOR INBEWARING WORD JE VERVOLGD
_______________________________________________________________Voor gevangenhouding (art. 65 Sv) beslist de raadskamer. Dit heeft een max duur van dertig dagen en kan tweemaal worden verlengd tot maximum van negentig dagen (art. 66 lid 1 Sv). DOOR GEVANGENHOUDING WORD JE VERVOLGD. Er moet aan deze voorwaarden worden voldaan:
Er moet sprake zijn van een geval waarin voorlopige hechtenis is toegelaten (art. 67 lid 1-2 Sv)
Er moeten ernstige bezwaren tegen de verdachte bestaan (art. 67 lid 3 Sv)
Er moet sprake zijn van een grond voor voorlopige hechtenis (art. 67a Sv) feit voor voorlopige hechtenis (art. 67 Sv) LET OP EXTRA ARTIKELEN WAARVOOR INVERZEKERING WEL MAG: een der misdrijven omschreven in de artikelen 132, 138a, 138ab, 138b, 139c, 139d, eerste en tweede lid, 141a, 137c, tweede lid, 137d, tweede lid, 137e, tweede lid, 137g, tweede lid, 151, 184a, 254a, 248d, 248e, 272, 284, eerste lid, 285, eerste lid, 285b, 285c, 300, eerste lid, 321, 323a, 326c, tweede lid, 350, 350a, 350c, 350d 351, 395, 417bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.
Een der misdrijven omschreven in: artikel 86i, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998; artikel 66h, eerste lid, van de Gaswet; artikel 8.12, eerste en tweede lid, van de Wet dieren; artikel 175, tweede lid, onderdeel b, of derde lid in verbinding met het eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994; artikel 30, tweede lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag; de artikelen 52, 53, eerste lid en 54 van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst; artikel 36 van de Wet op de kansspelen; de artikelen 11, tweede lid, en 11a van de Opiumwet; artikel 55, tweede lid, van de Wet wapens en munitie; de artikelen 5:56, 5:57 en 5:58 van de Wet op het financieel toezicht; artikel 11 van de Wet tijdelijk huisverbod.
Periode van vrijheidsbeneming bij toewijzing van voorlopige hechtenis niet langer duren dan de vrijheidsbenemende sanctie die de rechter naar verwachting zal opleggen (art. 67a lid 3 Sv)
_______________________________________________________________
Voorarrest (alle drie)
Inverzekeringstelling --> Bewaring --> Gevangenhouding
Voorlopige hechtenis (bewaring en gevangenhouding)
Dwangmiddel | Bevel door | Voorwaarden | Max. duur | Verlenging |
Ophouden voor onderzoek (art. 56a Sv) | (H)OvJ | Verdenking van strafbaar feit | 6 uur (waar geen voorlopige hechtenis is toegelaten) of 9 uur (waar wel voorlopige hechtenis is toegelaten) | 6 uur (alleen als geen hechtenis is toegestaan en de identiteit nog niet is vastgesteld) |
Inverzekeringstelling (art. 57-59a) | (H)OvJ | Verdenking van feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten | 3 dagen | 3 dagen (alleen door OvJ) |
Bewaring (art. 63-64 Sv) | Rechter-commissaris | Ernstige bezwaren, geval van en grond voor voorlopige hechtenis | 14 dagen | Nee |
Gevangenhouding (art. 65-66 Sv) | Rechtbank | Ernstige bezwaren, geval van en grond voor voorlopige hechtenis | Meestal 30 dagen | Tweemaal, tot maximum van 90 dagen |
Daden van vervolging door de OvJ:
Vorderen van de voorlopige hechtenis, dus bewaring en gevangenhouding (art. 63 Sv)
Vorderen van het onderzoek door de rechter-commissaris (art. 181 Sv)
Aanhangig maken van de zaak ter terechtzitting door te dagvaarden (art. 258 Sv)
Uitvaardigen van een strafbeschikking (art. 257a Sv)
Ook is er de mogelijkheid tot beslagneming (art. 94 Sv). Deze kunnen dienen voor bewijsmateriaal en kunnen uit het verkeer worden onttrokken (art. 36b Sr). Dit is door de rechter beslist ter bescherming van de maatschappij.
Bij betreden van plaatsen gaat het om niet-publiek toegankelijke ruimtes. Het kan hier gaan om:
Betreden van plaatsen ter aanhouding (art. 55 Sv)
Betreden van plaatsen ter inbeslagneming (art. 96 Sv)
Schouw (art. 151 Sv OvJ, art. 192-193 rechter-commissaris en art. 318 rechtbank) --> om rond te kijken
Wanneer echter bijvoorbeeld wietgeur uit een kast komt, maar hij niet de bevoegdheid heeft om het te openen, kan hij de zaak bevriezen: maatregelen treffen om te voorkomen dat de wiet wordt weggehaald.
Wanneer daadwerkelijk kasten geopend moet worden is er sprake van doorzoeking van plaatsen waar een aparte bevoegdheid is vereist. Het kan hier gaan om:
Doorzoeking ter aanhouding (aart. 55a Sv) --> geen toestemming nodig van OvJ, dus bijvoorbeeld achtervolging dat in een winkel/huis gaat
Doorzoeking ter inbeslagneming (art. 96b, 96c en 97 Sv) --> dit kan ook achteraf gegeven worden (art. 96c lid 2). Een rechter-commissaris hoeft er alleen bij aan te pas te komen als een woning of kantoor van een verschoningsgerechtigde wordt doorzocht (art. 97Sv). Artikel 96c Sv is van toepassing als het niet gaat over een woning of kantoor van een verschoningsgerechtigde en evenmin een vervoermiddel betreft. Volgens deze bepaling is de officier van justitie de eerst aangewezene om de doorzoeking uit te voeren. Volgens lid 2 mag de hulpofficier van justitie de doorzoeking ook uitvoeren, maar alleen als het optreden van de officier niet kan afgewacht en de doorzoeking dringend noodzakelijk is. Bij woning alleen rechter-commissaris bevoegd (art. 110 Sv)
Soms is het wenselijk de verdachte te fouilleren. Er zijn twee vormen van fouilleren op de kleding:
Opsporingsfouillering (art. 56 Sv) --> moet gaan om een verdachte waartegen ernstige bezwaren bestaan. Dit moet in het belang van het onderzoek zijn. Wellicht wordt er in zijn kleding valse papieren aangetroffen.
Identificatiefouillering (art. 55b Sv) --> om zijn identiteit vast te stellen, maar hier hoeven geen ernstige bezwaren voor te zijn.
Ook is er de mogelijkheid te fouilleren op het lichaam (art. 56 lid 2 Sv). Dit tast iemands recht op lichamelijke integriteit (art. 11 GW) en daarom mogen niet alle opsporingsambtenaren dit doen. Dit moet door de OvJ worden geëist en er moet ernstige bezwaren zijn.
De fouilleringsbevoegdheid van opsporingsambtenaren op grond van de Opiumwet is ruimer dan de fouilleringsbevoegdheid op grond van het Wetboek van Strafvordering, aangezien de Opiumwet (art. 9 Opiumwet) niet vereist dat de verdachte ook formeel is aangehouden.
Infiltratie is het deelnemen aan een groep waar vermoedelijk misdrijven worden beraamd of gepleegd (art. 126h Sv). Hierdoor kan er informatie worden vergaard welke strafbare feiten er worden gepleegd. Ook burgers kunnen ingezet worden als infiltrant (art. 126w Sv). Soms zal de infiltrant strafbare feiten moeten plegen, maar hij kan zich beroepen op rechtvaardigingsgrond bevoegd gegeven ambtelijk bevel (art. 43 Sr).
Bij de pseudo-dienstverlening wordt er een opsporingsambtenaar ingezet die vervolgens (strafbare) goederen afneemt van de verdachte, of bepaalde (strafbare) diensten verleend aan de verdachte (art. 126i lid 1 Sv). In lid 2 en art. 126h lid 2 staan echter uitdrukkelijk omschreven dat de opsporingsambtenaren geen strafbare feiten mogen uitlokken. Dit is het Tallon-criterium.
Bij stelselmatige observatie is een persoon gedurende enige tijd in de gaten te houden. Dit moet ter goedkeuring door de OvJ en wanneer er verdenking is van een misdrijf (art. 126g Sv --> Feit: Misdrijf Grond: In het belang van het onderzoek Bevoegdheid: Schriftelijk bevel OvJ, of mondeling indien dringend noodzakelijk en binnen 3 dagen op schrift Machtiging R-C: Nee Tijdsduur: Max. 3 maanden, telkens te verlengen met max. 3 maanden). Om vast te stellen of het stelselmatig is wordt naar het geheel van de observatie gekeken. Als het niet stelselmatig is, dan wordt aangenomen dat deze is toegestaan zonder dat daarvoor een uitdrukkelijke bevoegdheid hoeft te zijn toegekend. Verschil is met stelselmatige observatie van art. 126o Sv (Feit: misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, gepleegd in georganiseerd verband of beraamd met ernstige inbreuk op rechtsorde Grond: In het belang van het onderzoek Bevoegdheid: Schriftelijk bevel OvJ, of mondeling indien dringend noodzakelijk en binnen 3 dagen op schrift Machtiging R-C: Nee Tijdsduur: Max. 3 maanden, telkens te verlengen met max. 3 maanden)
Ook is er een bevoegdheid met betrekking tot telecommunicatie, wat nodig is voor een rechtmatige inbreuk op brief- en telefoongegevens. Er zijn de volgende bevoegdheden voor telecommunicatie:
Opnemen van telecommunicatie (art. 126m Sv) --> telefoontap, e-mail doorzoeking en bezoeken van chatroom. Dit mag alleen per goedkeuring van rechter-commissaris ter vordering van OvJ (art. 126m lid 5)
Vorderen van gebruikersgegevens (art. 126n Sv) --> telecommunicatieverkeer die de bedrijven aan de politie moeten afstaan. Wanneer is er met wie gebeld?
Vorderen van toepassing nummeridentificatie (art. 126nb Sv) --> bedrijven hebben mogelijkheid nummer te identificeren met degene wie de verdachte belt
Bij vertrouwelijke informatie (art. 126l Sv) gaat het om bijvoorbeeld een bug op het toetsenbord van computer. Het klassieke afluisteren dus ook. Lid 2 voorziet de bevoegdheid woningen te betreden. Net zoals bij telecommunicatie heeft de OvJ toestemming nodig van de rechter-commissaris voor vertrouwelijke informatie (art. 126l lid 4 Sv).
De beslissing van de OvJ om een zaak voor te leggen aan een rechter is een vervolgingsbeslissing. De vervolging kan op twee manieren:
OM betrekt een (onderzoeks)rechter bij de strafzaak, die zelf een beslissing neemt
Tegen een verdachte wordt een strafbeschikking uitgevaardigd (buitenrechtelijke boete)
Als de OvJ wel het voor een rechter wil voorbrengen, moet hij de verdachte een dagvaarding sturen. Die in dagvaarding staat de tenlastelegging. Dit opportuniteitsbeginsel (art. 167 Sv) kan ook meteen gegeven worden bij een heterdaad (art. 370a Sv). Naast dagvaarding kan de OvJ ook een vordering tot bewaring instellen tot goedkeuring van de rechter-commissaris (art. 63 lid 1 Sv), waardoor er dus al sprake is van vervolging.
De OvJ kan ook als hij besluit van vervolging af te wijzen, bepalen dat een voorwaarde zal worden verbonden aan het sepot. Dit heet een transactie (art. 74 Sr). Dit is het betalen van een geldbedrag en dus geen vorm van vervolgen.
De buitengerechtelijke afdoening maar wel vervolging, door het OM heet een strafbeschikking (art. 257a Sv). Hierbij kunnen straffen en maatregelen worden opgelegd, als het algemeen belang dat vordert. Dit mag slechts worden uitgevaardigd in geval van verdenking van een overtreding of van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving niet meer dan zes jaar gevangenisstraf is gesteld. Als de verdachte niet akkoord gaat met de straf zal het voor de rechter worden gebracht. Een strafbeschikking is een vorm van vervolging. Wanneer de boete hoger gaat dan 2.000 euro moet de verdachte worden gehoord en mag bijgestaan worden door een raadsman (art. 257c lid 2 Sv). Als de verdachte geen verzet instelt kan de strafbeschikking veertien dagen na toezending ten uitvoer worden gelegd (art. 257g Sv). Als hij heeft voldaan aan de sanctie vervalt het recht om verzet in te stellen (art. 257e Sv). Er mag pas een taakstraf worden opgelegd wanneer de verdachte is gehoord.
De OvJ kan beslissen of de verdachte voor een rechter zal worden gedagvaard, hierdoor kan de OvJ ook seponeren (art. 167 Sv), het opportuniteitsbeginsel en dus niet voor te leggen aan de rechter, door bijvoorbeeld niet genoeg bewijs of verdachte jonger dan 12 (aart. 486 Sv), dan is er sprake van een technisch sepot. Ook kan er een beleidssepot zijn waar het OM wel kan vervolgen, maar niet doet (bijv geen tijd, geld, capaciteit, als echtgenoten het goed hebben gemaakt na mishandeling en in therapie, etc). In de praktijk wordt er vervolgd als het algemeen belang dit vordert. Beletsels voor vervolging:
Rechtsmacht --> art. 2 Sv betekent dat alleen Nederlandse strafwet geldt voor strafbare feiten. Hier geldt dus het territorialiteitsbeginsel. Maar dit geldt niet als zij schade kunnen toebrengen aan de Nederlandse Staat (art. 4 Sv).
Leeftijd --> art. 486 Sv geeft als minimumleeftijd om gestraft te worden twaalf jaar aan. Wel kan een kind onder twaalf jaar een strafbaar feit plegen. De dwangmiddelen in art. 487 Sv kunnen dus ook gebruikt worden en maag ook worden staande gehouden, aangehouden en opgehouden worden voor onderzoek
Verjaring van het vervolgingsrecht --> art. 70 Sr regelt de verjaring van het ‘recht tot strafvordering’. De termijn van verjaring begint op de dag na de dag van het delict (art. 71 Sr). Voor misdrijven waar twaalf jaar voor kan worden opgelegd of zedenmisdrijven met minderjarige slachtoffers verjaart niet (art. 70 lid 2 Sr). Voor overtredingen na drie jaar en misdrijven na zes, twaalf of twintig jaar (art. 70 lid 1 Sr). Voor zedendelicten met minderjarige gaat pas lopen wanneer hij achttien is geworden (art. 71 lid 3). Belsuit de OvJ later alsnog te vervolgen, dan eindigt daarmee de ondertussen opgebouwde verjaringstermijn. Dit heet stuiting van de verjaring (art. 72 Sr)
Overlijden van de verdachte --> art. 69 Sr
Klacht --> art. 164 Sv enkele delicten zijn alleen vervolgbaar op klacht. Aangifte kan iedereen inleveren, maar een klacht alleen het slachtoffer. Als het OM toch vervolgt zonder klacht, dan wordt hij door de strafrechter als niet-ontvankelijk verklaard. Als er wel een klacht wordt ingediend is het niet noodzakelijk om te vervolgen. Een voorbeeld van een klachtdelict is eenvoudige belediging (art. 266 Sr)
Immunititeit van overheidsorganen --> art. 51 Sr bepaalt dat strafbare feiten alleen kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen. De Hoge Raad heeft in het Volkelarrest bepaald dat de Staat immuun is voor strafvervolging.
Ne bis in idem --> art. 68 Sr duidt aan dat niemand tweemaal voor hetzelfde strafbare feit vervolgd mag worden.
Beginselen van een behoorlijke procesorde:
Gelijkheidsbeginsel --> doordat het OM en de politie begrenzingen kennen door gelimiteerde mensenkracht en financiën, bestaat altijd een stelselmatige ongelijkheid in opsporing en vervolging van strafbare feiten. Toch moet worden geprobeerd dit tegen te gaan.
Vertrouwensbeginsel --> verdachten moeten de overheid in redelijkheid kunnen houden aan verwachtingen die zij heeft opgewekt. De strafzaak tegen een verdachte die in redelijkheid door een richtlijn het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gekregen dat hij niet zal worden vervolgd, moet eindigen in een niet-ontvankelijkheid van het OM.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Inleiding Strafrecht (samenvatting literatuur, hoorcolleges, werkcolleges en arresten)
- Samenvatting week 1 Inleiding Strafrecht
- Samenvatting week 2 Inleiding Strafrecht
- Samenvatting week 3 Inleiding Strafrecht
- Samenvatting week 4 Inleiding Strafrecht
- Samenvatting week 5 Inleiding Strafrecht
- Samenvatting week 6 Inleiding Strafrecht
- Samenvatting week 7 Inleiding Strafrecht
- Hoorcollege week 1 Inleiding Strafrecht
- Hoorcollege week 2 Inleiding Strafrecht
- Hoorcollege week 3 Inleiding Strafrecht
- Hoorcollege week 4 Inleiding Strafrecht
- Hoorcollege week 5 Inleiding Strafrecht
- Hoorcollege week 6 Inleiding Strafrecht
- Hoorcollege week 7 Inleiding Strafrecht
- Werkcollege week 1 Inleiding Strafrecht
- Werkcollege week 2 Inleiding Strafrecht
- Werkcollege week 3 Inleiding Strafrecht
- Werkcollege week 4 Inleiding Strafrecht
- Werkcollege week 5 Inleiding Strafrecht
- Werkcollege week 6 Inleiding Strafrecht
- Werkcollege week 7 Inleiding Strafrecht
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1277 |
Add new contribution