Werkcollege week 4 Inleiding Strafrecht

Opdrachten 

1. Poging  

2. D 

3. Conny kan geen beroep doen op noodweerexces. Beroep op noodweerexces is alleen mogelijk als een beroep op noodweer niet mogelijk is wegens schenden van proportionaliteitsvereiste. Deze werd echter niet geschonden. Er was wel sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van lijf, eerbaarheid of goed en geboden en noodzakelijke verdediging (art. 41 Sr). Subsidiariteit is voldaan, want ze werd in hoek gedreven en ze kon niet vluchten 

4. Proportionaliteit staat in verhouding. Hij wordt met dood bedreigt en daardoor met inbraak doorgegaan. Subsidiariteit ook, hij kon niet wegvluchten omdat hij onder schot stond. Garantenstellung is er niet, want je wordt bedreigd met de dood.  Ook ongelijkheid, want zijn wapen is nep en die van Diego echt. Ook al is hij karatenleraar, maar betekent niet dat hij zich kan verdedigen tegen een pistool. Wel culpa en causa, want je hebt jezelf in deze situatie gebracht. Maar wel vrijwillige terugtred (art. 46b Sr), dit lukte echter niet. Melvin gaat dus wel gestraft worden 

Vraag 1 

Een succesvol beroep op een schulduitsluitingsgrond staat in beginsel niet in de weg aan het bewijzen van het bestanddeel opzet. 

a) Dit is juist; 

b) Dit is onjuist. 

A

Vraag 2 

Het Nederlandse strafrecht kent alleen geschreven strafuitsluitingsgronden. 

a) Dit is juist; 

b) Dit is onjuist.

B 

Vraag 3 

De surveillerende opsporingsambtenaar Jos ziet in het park Martin zitten. Enige dagen geleden is Martin weggerend toen Jos hem wilde aanhouden wegens een poging tot diefstal in een winkel (art. 45 jo. 310 Sr). Jos wil nu zijn kans grijpen door Martin buiten heterdaad aan te houden. Terwijl Jos op Martin afloopt, maken de twee oogcontact. Martin glimlacht en vraagt vriendelijk of er iets is. Jos neemt geen enkel risico en wil Martin door middel van een karatetrap tegen de grond werken om hem te kunnen aanhouden. Martin weet Jos echter eenvoudig af te weren door hem een stevige duw te geven. Jos valt achterover, komt ten val en raakt met zijn hoofd een stoeprand. Hij loopt daarbij een schedelbasisfractuur op. Martin wordt vervolgd voor 'zware mishandeling' (art. 302 lid 1 Sr). Op welke strafuitsluitingsgrond zou Martin zich succesvol kunnen beroepen? 

a) Noodweer; 

b) Niet op noodweer, maar wel op noodweerexces; 

c) Zowel op noodweer, als op noodweerexces; 

d) Noch op noodweer, noch op noodweerexces. 

A

Vraag 4 

Hilal gaat op 30 december 2018 naar het kerstcircus in Carré. Tijdens een jongleer act met brandende fakkels gaat het echter mis. Een fakkel raakt een doek dat bij de ingang van de zaal hangt. De brand grijpt snel om zich heen. Al spoedig worden de bezoekers omgeven door een vlammenzee waardoor de (nood)uitgangen onbereikbaar zijn geworden. Hilal bedenkt zich geen moment en rent naar de artiesteningang achter de piste. De deur bij de artiesteningang blijkt echter gesloten te zijn. Hilal twijfelt niet en trapt de deur in. Nadat de bezoekers in veiligheid zijn gebracht, wacht Hilal een onaangename verrassing. Zij wordt vervolgd voor vernieling van de deur (artikel 350 Sr). Hilal stelt ter zitting dat zij vindt dat de kapotte deur niets voorstelt in vergelijking met het belang om de levens van haar en de andere bezoekers te redden. Op welke strafuitsluitingsgrond doet Hilal een beroep?f 

a) Noodweer; 

b) Onbevoegd gegeven ambtelijk bevel; 

c) Overmacht in de zin van noodtoestand; 

d) Psychische overmacht. 

C

Vraag 5 

Stel dat een verdachte niet wist en ook niet kon weten dat een gedraging die hij verrichte bij wet verboden was. Op welke strafuitsluitingsgrond zou deze verdachte met de meeste kans op succes een beroep kunnen doen? 

a) Afwezigheid van alle schuld; 

b) Overmacht in de zin van noodtoestand; 

c) Ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid; 

d) Wettelijk voorschrift. 

A

Vraag 6 

Welke strafuitsluitingsgrond past het best bij het volgende verweer: "Toen zij op het punt stond om mij met de houten snijplank te slaan, heb ik vanuit de hoek waarin ik stond het slagersmes van het aanrecht gegrepen. Dat was het enige wat ik kon doen. Ik kon niet weglopen en iets anders was niet voorhanden. Net voordat zij mij wilde slaan, heb ik haar tientallen malen met het mes gestoken. Ik was zo ontzettend bang dat zij mij zou mishandelen, dat ik van angst niet meer normaal kon denken en handelen. Ik heb radeloos met mijn ogen dicht in het wilde weg met het mes van mij afgestoken." 

a) Noodweer; 

b) Overmacht in de zin van noodtoestand; 

c) Noodweerexces; 

d) Psychische overmacht. 

C

Vraag 7 

Gerard ergert zich al maanden aan zijn buurman Yvo. Yvo parkeert het busje dat hij voor zijn klusbedrijf gebruikt steeds voor de woning van Gerard terwijl er elders voldoende parkeergelegenheid is. Als Gerard op een dag zijn hond uitlaat, ziet hij Yvo het busje voor zijn woning parkeren. Leunend op zijn wandelstok, besluit hij Yvo er eens op aan te spreken. Nog voordat Gerard iets kan zeggen, ontploft Yvo van woede en schreeuwt dat hij “voor eens en altijd een einde zal maken aan dat idiote gezeur.” Yvo pakt een stuk hout uit zijn busje en loopt in versnelde pas scheldend op Gerard af. Gerard raakt in paniek en probeert weg te lopen. Doordat hij slecht ter been is, lukt dat niet snel genoeg. Als hij zich omdraait, ziet hij dat Yvo hem op minder dan twee meter is genaderd en met het stuk hout een slaande beweging in zijn richting wil maken. Van hevige angst sluit Gerard zijn ogen en steekt zijn puntige wandelstok paniekerig vijf maal snel naar voren. Als gevolg daarvan loopt Yvo vier ernstige steekwonden in de buikstreek op. Gerard wordt vervolgd wegens het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan Yvo (art. 302 lid 1 Sr). 

Welke stelling is juist? 

a) Gerard kan een succesvol beroep doen op noodweer; 

b) Gerard kan een succesvol beroep doen op noodweerexces; 

c) Gerard kan zowel een succesvol beroep doen op noodweer als op noodweerexces; 

d) Gerard kan noch op noodweer noch op noodweerexces een succesvol beroep doen. 

B 

Vraag 8 

Welke van de onderstaande beweringen uit het Bijlmer Noodweer-arrest is niet juist? 

a) Het Hof achtte in de beoordeling van het beroep op noodweer en noodweerexces van belang dat de verdachte geen ongeoefend schutter was; 
b) Als gevolg van de onwettigheid van het wapenbezit kon het beroep op noodweerexces niet slagen; 
c) Het beroep op noodweer kon niet slagen nu de verdachte de grenzen van noodweer had overschreden door haar belagers in vitale delen van het lichaam te schieten; 
d) Omdat het eerdere waarschuwingsschot van de verdachte geen effect had, was het verdere gebruik van het vuurwapen noodzakelijk. 

B + C + D

Vraag 9 

Gertrude wordt al geruime tijd fysiek en mentaal mishandeld door haar echtgenoot Karel. Hij heeft haar meerdere malen gedreigd te doden als zij hierover iets aan een ander zou zeggen of hem zou verlaten. Op een avond gaat het weer mis. Karel is erg boos omdat Gertrude het bestek verkeerd op de eettafel heeft gelegd. Nadat hij haar eerst een harde schop heeft gegeven, grijpt hij haar bij haar keel en knijpt deze secondenlang dicht. In ademnood weet Gertrude zich los te wrikken. Zij rent hevig in paniek via de keuken de tuin in. Terwijl ze leunend tegen het tuinhek op adem is gekomen, maakt een kalmte zich van haar meester en lukt het haar om de situatie helder te overdenken. Omdat zij geen andere uitweg ziet, besluit Gertrude rustig terug te lopen naar de eetkamer, daar een mes van de eettafel te pakken en daarmee de nietsvermoedende aan de eettafel zittende Karel in de hartstreek te steken. Karel komt als gevolg daarvan te overlijden. Gertrude wordt vervolgd voor moord (art. 289 Sr). De raadsman van Gertrude vraagt zich af of zij met kans op succes beroep kan doen op een strafuitsluitingsgrond. Welke stelling is juist? 

a) Gertrude kan met kans op succes een beroep doen op noodweer; 

b) Gertrude kan met kans op succes een beroep doen op noodweerexces; 

c) Gertrude kan met kans op succes een beroep doen op psychische overmacht; 

d) Gertrude kan niet met kans op succes een beroep doen op een van de bovengenoemde strafuitsluitingsgronden. 

D