Samenvatting week 6 Inleiding Strafrecht

Week VI 

Als de OvJ wil laten vervolgen moet er sprake zijn van een dagvaarding voor de strafrechter. De dagvaarding heeft vier functies: 

 
1. Aanduiding van de persoon van de verdachte (aanduidingsfunctie) --> personalia verdachte, maar als jij dit niet bent/voor iets verdacht worden dat niet kan, kan je bezwaar maken tegen dagvaarding (art. 262 Sv) 
2. Oproeping om te verschijnen op terechtzitting onder vermelding van tijd en plaats daarvan (oproepingsfunctie) 
3. Tenlastelegging (art. 261 lid 1 en 2) (beschuldigingsfunctie) --> juridische waarheid (niet echte waarheid want ooggetuigen zeggen bijvoorbeeld tegengestelde dingen) 
4. Aanduiding van de rechten van verdachte (art. 260 lid 4) (informatiefunctie) 

De rechter mag bij de tenlastelegging niet zelfstandig besluiten om een ander feit bewezen te verklaren (art. 350 Sv). Vormen van tenlastelegging: 

  • Enkelvoudige tenlastelegging --> één feit 

  • Primair-subsidiaire tenlastelegging --> als het primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden dan het subsidiaire. Vaak bij delicten met opzettelijke en culpoze variant, als opzet niet bewezen kan worden dan schuld 

  • Cumulatieve of meervoudige tenlastelegging --> bij meerdere feiten zouden meerdere onderzoeken gestart moeten worden. Dit is niet praktisch en daarom kunnen alle feiten, ook al zijn het ander soort feiten, bij elkaar worden gestopt. Op de tenlastelegging staan dan alle feiten achter elkaar op de tenlastelegging vermeld 

  • Alternatieve tenlastelegging --> deze heeft de rechter vrije keuze om een van de twee feiten bewezen te verklaren, zonder het andere feit in onderzoek te nemen. In tegenstelling tot de primair-subsidiaire tenlastelegging waar als het primaire feit niet bewezen kan worden, dan het subsidiaire feit, hebben de feiten bij de alternatieve tenlastelegging gelijke status. Een gestolen auto in iemand garage kan bijvoorbeeld heling of diefstal zijn.  

Ook zijn er combinaties mogelijk zoals: 

  1. Bedreiging met de dood (art. 285 Sr) 

  1. Verboden wapenbezit (art. 26 Wet wapens en munitie) 

  1. Primair: poging tot doodslag (art. 45 jo. 287 Sr) 
    Subsidiair: zware mishandeling (art. 302 Sr) 

Er volgt dan een onderzoek ter terechtzitting. Dit speelt zich af in de zittingszaal van de rechtbank. De vaste procesdeelnemers zijn: de rechters, de griffier, de OvJ en de raadsman. In het midden van de rechters zit de voorzitter die is belast met het onderzoek ter terechtzitting (art. 272 Sv). Aan de linkerzijde zit de oudste rechters in anciënniteit en aan de rechterkant de jongste. Behalve de rechters en de griffier mag niemand aan de tafel zitten van de rechters (art. 268 lid 3 Sv). De plaats van de verdachte is direct tegenover de voorzitter. Schuin achter de verdachte staat een katheder waar de raadsman staat, letterlijk achter zijn cliënt. 

Tijdens het onderzoek ter terechtzitting gaat de rechter actief op zoek baar de materiële waarheid aan de hand van de stukken van het voorbereidend onderzoek en de ondervraging van de verdachte. Toch is de verdachte de belangrijkste bron, omdat de rechter hem vraagt om reacties en toelichtingen zodat vast kan worden gesteld of het dossier juist en volledig is. Omdat strafzittingen sterk leunen op de bespreking van de resultaten van het voorbereidend onderzoek, spreekt men in dit verband wel eens van het verificatiekarakter van het onderzoek ter terechtzitting. 
Het horen van getuigen op de terechtzitting is een uitzondering te noemen, want meestal is er een schriftelijk stuk waarin al de verklaring is opgenomen. Dit wordt besproken tijdens de zitting, samen met deskundigenverklaringen. Uitgangspunten van onderzoek ter terechtzitting zijn: 

  • Interne en externe openbaarheid (art. 269 Sv). Er is altijd ruimte voor publiek uit de openbaarheid van het onderzoek ter terechtzitting (art. 121 GW), die meerderjarig zijn (art. 269 lid 5 Sv). Externe openbaarheid is als het strafproces openstaat tot het publiek. Slechts door zwaarwegende redenen kan de rechter het publiek niet toestaan (art. 269 Sv). Maar meestal komt er sowieso niemand, echter moet de einduitspraak wel in het openbaar geschieden (art. 362 Sv). Je geeft de samenleving kans om de rechters te controleren. Niet te openbaar, want wel namen die worden weggepiept, zwarte balk voor ogen, maar wel weer tekening van terechtzitting voor privacy en niet in het belang van doelen die we willen behalen, dus controle van samenleving) 
    Interne openbaarheid is binnen alle partijen, dus als er iets wordt toegevoegd aan het dossier wordt het bij alle procesdeelnemers toegevoegd, gelijk speelveld. 

  • Actieve rechter ter terechtzitting is dat de rechter regie heeft en onderzoeken kan aanvragen. Het heet daarom gematigd inquisitoir stelsel. 

  • Equality of arms is dat bij het onderzoek ter terechtzitting kan de verdachte zich verdedigen tegen de beschuldigingen die hem is ingebracht. Niet meer is hij het voorwerp van onderzoek, zoals bij het voorbereidend onderzoek. In dat onderzoek mogen er aan de verdachte processtukken worden onthouden (art. 30 lid 3). Die fase is daarom voornamelijk inquisitoir (onderzoekend). De verdachte mag: getuigen opgeven, verzoeken doen om contra-expertise (tegenonderzoek), vragen stellen aan getuigen en verzoeken om aanhouding van de zitting of om schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze rechten heeft de OvJ ook en daarom heet dit equality of arms. Ook mogen er geen processtukken onthouden worden. Deze fase is dus overwegend accusatoir (beschuldigend). Gedurende het strafproces verschuift het accent dus van inquisitoir naar accusatoir. OvJ en verdediging zijn dus gelijk, lijkt op interne openbaarheid. 

  • Contradictoire procedure is als de persoon er is, is er sprake van tegenspraak en dan is er sprake van contradictoire procedure. Soms is de verdachte er niet, als hij dan raadsman machtigt is er toch een procedure op tegenspraak en dus een contradictoire procedure. Wel moet worden vastgesteld of de verdachte er niet is doordat dagvaarding nooit is bereikt) 

  • Onmiddellijkheidsbeginsel is het beginsel dat voorschrijft dat de zittingsrechter voor het bewijs in principe de meest authentieke bron raadpleegt, noemt men het onmiddellijkheidsbeginsel. Dit is het wettelijk uitgangspunt dat de strafrechter zijn oordeel alleen maar mag baseren op hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen. Maar getuigen nog een keer horen is niet noodzakelijk, want zij hebben het al schriftelijk afgenomen. Alleen waar nodig is zal de strafrechter wel getuigen horen door bijvoorbeeld een zwijgende verdachte of verklaringen te betwisten. Alle stukken van onderzoek ter terechtzitting moeten worden gepresenteerd. Althans volgens de wet, wat veel stukken geschreven en meegebracht naar zitting. Andere landen hebben een zuivere onmiddellijkheidsbeginsel door bijvoorbeeld wel getuigen ter terechtzitting te horen) 

 

Rechtsgeding: 

  • Aanhangig maken van de zaak ter terechtzitting door middel van een dagvaarding (art. 258 Sv) 

  • Onderzoek ter terechtzitting (art. 268 Sv) 

  • Beraadslaging (art. 345 Sv) 

  • Uitspraak (art. 348 Sv) 

Chronologische volgorde van onderzoek ter terechtzitting: 

  1. Opening van zitting --> voorzitter begint onderzoek door uitroepen van de zaak tegen de verdachte (art. 270 Sv). Het intrekken van de dagvaarding door de OvJ is dan niet meer mogelijk (art. 266 Sv) 

  1. Identiteit, oplettendheid, cautie --> de voorzitter vraagt naar identiteit en verblijfplaats van de verdachte. Verdachte wordt er ook op gewezen dat hij oplettend moet zijn en niet verplicht is om op vragen antwoord te geven. Dan de feitelijke behandeling van de zaak (art. 273 Sv) 

Doordat het soms onhandig is een heel onderzoek te starten terwijl er een probleem ontstaat bij de eerste drie voorvragen (bijvoorbeeld dagvaarding ongeldig of niet-ontvankelijkheid van OvJ) kan de raadsman een preliminair verweer aanvragen (art. 283 Sv) net na de ondervraging van identiteit, oplettendheid en cautie. De raadsman krijgt niet automatisch het woord en zal daarom moeten opstaan en vragen om het woord. Als de rechter hier mee eens zijn volgt meteen een einduitspraak. Dit mag echter door de raadsman opnieuw worden benoemd in het pleidooi. 
De rechter kan dit ook beslissen: niet op verzoek van een van de procespartijen, zonder inhoudelijk onderzoek in de zaak komen tot nietigheid van de dagvaarding, onbevoegdheid van de rechter of de niet-ontvankelijkheid van de OvJ (art. 283 lid 6 Sv). 

  1. Voordracht van de zaak --> OvJ leest tenlastelegging op (art. 284 Sv) 

  1. Ondervraging door de rechter --> ondervraging door voorzitter (art. 286 Sv). Eerst de feiten met betrekking tot het ten laste gelegde. Daarna vindt een bespreking van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte plaats. Hierna is er de mogelijkheid voor de OvJ en de raadsman om vragen te stellen aan de verdachte. Na deze vragen gaat de OvJ requireren 

  1. Requisitoir --> dit is het moment dat de OvJ zijn visie heeft en zijn strafeis (art. 311 Sv). Hierin verwerkt hij zijn redenen waarom het feit bewezen kan worden en redenen waarom de geëiste straf zou moeten worden opgelegd. Deze mening kan zijn veranderd naar mate het onderzoek vorderde 

  1. Pleidooi --> direct na het requisitoir komt het pleidooi van de verdediging (art. 311 lid 2 Sv). Het is gemodelleerd naar de opbouw van het rechterlijke beslissingsschema (art. 348 en 350 Sv). Bijvoorbeeld als de raadsman de OvJ niet ontvankelijk vindt, begint haar daarmee. Vervolgens kan de raadsman zijn standpunt naar voren brengen over de bewijsvraag. Ook zal hij de kwalificatie, wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid bezien. 
    Ook de het pleidooi kan een primair-subsidiaire vorm hebben. Hij kan bijvoorbeeld bepleiten dat het primair van mening is dat de OvJ niet-ontvankelijk is, maar als de rechtbank zijn mening niet deelt dat hij vrijgesproken moet worden vanwege het gebrek aan bewijs.  

  1. Repliek --> na het pleidooi krijgt de OvJ de gelegenheid te reageren op hetgeen de verdediging heeft aangevoerd (art. 311 lid 3 Sv). Dit is geen verplichting 

  1. Dupliek --> na repliek kan de raadsman ingaan op wat de OvJ bij repliek aan het debat heeft toegevoegd.  

  1. Laatste woord --> hier mag de verdachte aan het eind nog iets zeggen (art. 311 lid 4 Sv). Dit is geen verplichting 

  1. Sluiting --> de voorzitter sluit het onderzoek ter terechtzitting af en deelt aan de verdachte mee op welke dag en op welk tijdstip uitspraak gedaan zal worden in zijn zaak. De uiterste termijn is veertien dagen. Eerder mag wel, later niet (art. 345 Sv)  

De zitting kan worden onderbroken door bijvoorbeeld de uitgebreidheid van het onderzoek, vanwege de duur of het nemen van rust (art. 277 Sv). Langere onderbrekingen heeft een praktische en organisatorische achtergrond. Schorsing is echter in het belang van het onderzoek (art. 281 Sv), zoals een getuige inroepen (art. 260 lid 1 Sv). Dit kan zowel dus door de verdachte als de OvJ. 

De rechtbank beraadslaagt op grond van de tenlastelegging, deze gebondenheid aan de tenlastelegging is de grondslagleer. Soms kan het echter zo zijn dat tijdens het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat niet alleen diefstal is gepleegd, maar met geweld. De tenlastelegging kan dan mondeling worden veranderd door de OvJ (art. 312 Sv). Als het gaat om een ander soort wijziging moet de rechterbank daarover oordelen met een schriftelijke wijziging door de OvJ (art. 313 Sv). Voor hoger beroep kan advocaat-generaal wijziging in tenlastelegging brengen (art. 313 jo. 415 Sv). De wijziging zal niet worden toegelaten als het een ander feit inhoudt (art. 313 lid 2 Sv).  

De verdachte is niet verplicht te verschijnen, dan mag de raadsman alle bevoegdheden uitoefenen die aan de verdachte toekomen (art. 331 Sv). De verdachte machtigt de raadsman om voor hem de verdediging te voeren. Rechtbank is dan verplicht verdediging toe te laten, tenzij aanleiding voor verschijning (art. 279 Sv). De behandeling van de zaak heeft dan geen verschil met de situatie als de verdachte wel zou verschijnen (art. 279 lid 2 Sv). Soms kan de rechtbank de verdachte verplichten te verschijnen (art. 278 lid 2 Sv). Wanneer de verdachte het niet wist dat op die datum de terechtzitting was bekijkt de rechtbank of het geldig was uitgereikt (art. 278 lid 1 Sv). Als het geldig was kan er een verzoeking worden ingediend tot uitstel (art. 278 lid 3 Sv).  

Bij de beantwoording van de bewijsvraag worden vier deelvragen beantwoord: 

  1. Is er bewijsmateriaal voor het ten laste gelegde 

  1. Wordt het bewijsmateriaal toegelaten als bewijsmiddel 

  1. Zijn er voldoende bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring te kunnen komen 
    a. Wordt ieder onderdeel van de bewezenverklaring door ten minste één bewijsmiddel bewezen 
    b. Voldoet de bewezenverklaring als geheel aan de bewijsminimumregels 

  1. Is de rechter overtuigd dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan 

Niet alles hoeft echter bewezen te worden. Feiten en omstandigheden van algemene bekendheid behoeven geen bewijs (art. 339 lid 2 Sv), Goldflake-arrest. De rechter is niet vrij om te bepalen hoe hij het ten laste gelegde wil bewijzen. Deze worden geregeld door art. 338 t/m 344a Sv. Kern van bewijsregeling is art. 338 Sv. De vijf bewijsmiddelen zijn (art. 339 lid 1 Sv): verklaringen verdachte (art. 341 Sv), getuigen (art. 342 Sv), deskundigen (art. 343 Sv), eigen waarnemingen van rechter (art. 340 Sv) en schriftelijke bescheiden (art. 344 Sv). 

Verklaring voor getuigen (art. 342 Sv). De Auditu-arrest: Een man werd vervolgd voor het feit dat hij zou profiteren van het geld wat zijn vrouw als prostituee verdiende. Een vriendin van de man had hem horen zeggen dat zijn vrouw voor hem als prostituee geld moest verdienen. De rechter achtte het feit bewezen, onder andere door de verklaring van de vriendin. In cassatie ging het om de vraag of de verklaring van de vriendin gebruikt had mogen worden. Valt een verklaring van horen zeggen, een testimonium de auditu, onder art. 342 lid 1 Sv, en kan het derhalve als bewijs worden gebruikt? De Hoge Raad stelt dat een testimonium de auditu een weergave is van de gehoorsindruk van de getuige. Voorts stelt de Hoge Raad dat de tekst van de wet, haar systeem en de geschiedenis van haar totstandkoming een rechter niet verplicht om een verklaring van horen zeggen uit te sluiten van het bewijsmateriaal. In casu had de rechter de verklaring dus mogen gebruiken ter ondersteuning van zijn bewezenverklaring. 

De hoofdregel is dat voor een bewezenverklaring altijd minimaal twee bewijsmiddelen beschikbaar moeten zijn (art. 341 lid 4 en 342 lid 2 Sv). Hier is ‘één getuige is geen getuige’, dus naast een getuige moet er nog een getuige zijn of ander bewijsmiddel voor bewezenverklaring. 
De uitzondering op de hoofdregel (art. 344 lid 2) is wanneer het enige bewijsmateriaal een proces-verbaal is van een opsporingsambtenaar. Deze zijn dus heterdaad 

Onrechtmatig verkregen bewijs, zoals woning binnengetreden zonder de vereiste machtiging is onrechtmatig. In veel gevallen zal geen bewijsuitsluiting plaatsvinden, maar wel strafvermindering bijvoorbeeld.  

Afvoerpijp-arrest: De feiten Op basis van informatie van een getuige, gaan opsporingsambtenaren (met machtiging) naar een woning waar vermoedelijk marihuana wordt verkocht. In de woning treffen opsporingsambtenaren de verdachte (medeverdachte en Duitse kopers) en marihuana aan. Een opsporingsambtenaar ziet in de kelder enkele zwartgeschilderde afvoerbuizen, waarvan één verse krassporen had en beduidend nieuwer leek (ambtshalve was hem bekend dat deze pijpen vaker gebruikt werden om drugs te verstoppen). Verbalisant heeft deze pijp losgetrokken en ontdekte een bergplaats met een grote hoeveelheid softdrugs (5.175 gram hasjiesj).  Rechtsvraag 1. Welke algemene regels zijn verbonden aan art. 359a Sv?  2. Was in casu sprake van een doorzoeking?  3. Werd verdachte in zijn rechten geschonden toen de afvoerpijp werd losgetrokken?  Overweging De Hoge Raad overweegt dat art. 359a Sv door de rechter toegepast kan worden indien sprake is van een schending van vormvoorschriften bij het voorbereidend onderzoek (die niet met absolute nietigheid wordt bedreigd), waarbij herstel niet meer mogelijk is. Art 359a Sv is niet van toepassing bij vormverzuimen die betrekking hebben op bevelen inzake de toepassing van vrijheidsbenemende dwangmiddelen welke kunnen worden voorgelegd aan de rechter-commissaris (systeem van gesloten rechtsmiddelen).  De rechter dient bij toepassing van dit artikel rekening te houden met verschillende factoren (zie art. 359 lid 2 Sv): a) het belang dat het geschonden voorschrift beoogt te beschermen; b) de ernst van het verzuim (de omstandigheden waaronder het verzuim is begaan + verwijtbaarheid); en  c) het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt (in hoeverre de verdachte daadwerkelijk in zijn verdediging/belangen is geschaad). Indien het niet de verdachte is die door de niet-naleving van het voorschrift is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, dan hoeft in de te berechten zaak als regel geen rechtsgevolg te worden verbonden aan het verzuim (schutznorm). 

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Submenu: Summaries & Activities
Follow the author: Abel-Jan Scheffer
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1524
Search a summary, study help or student organization