In dit artikel wordt beschreven in hoeverre rechters, advocaten en juristen op de hoogte zijn van wetenschappelijke bevindingen met betrekking juridisch bewijs en in hoeverre zij deze kennis toepassen in de praktijk.
Goede wetgeving hangt af van goede wetenschap. Wetenschappers verwijten rechters, advocaten of juristen steeds meer dat ze wettelijke beslissingen nemen zonder gebruik te maken van de basisprincipes van de wetenschap. De wetenschap daarentegen, negeert weer vaak de praktische problemen van rechters, advocaten en juristen. Rechters moeten meer doen dan slechts misleidende wetenschap verwerpen; ze moeten ernaar streven om beslissingen te maken op basis van de recente wetenschappelijke bevindingen. Veel rechters zien zichzelf echter als onbekwaam om dit te doen. De meeste rechters kunnen zelfs niet de meest algemene principes van de wetenschappelijke methoden uitleggen. Er is een nieuwe benadering nodig, omdat zij dit niet kunnen. In de eerste plaats moeten we de verleiding om alle wetenschap als een enkel veld te zien, vermijden. Gevallen van kindermishandeling werpen licht op de interactie tussen wetenschap en het recht. Causatie is belangrijk bij juridische kwesties. Bij verwondingen wordt altijd de vraag gesteld of de verwondingen veroorzaakt zijn door mishandeling of per ongeluk. Met deze twee mogelijke diagnoses is het enige wetenschappelijke bewijs wat relevant is voor de causatie, bewijs wat één van de twee verklaringen meer of minder waarschijnlijk maakt. Alleen wanneer de wetenschap bepaald heeft dat er sprake is van causatie, zal de overtreder vervolgd worden. Een onderzoek in de medische wetenschap heeft twee voordelen:
In de eerste plaats verklaart het hoe de rechtbank om moet gaan met complex, nieuw en controversieel wetenschappelijk bewijs. De meest voorkomende medische verdediging tegen kindermishandeling is dat het kind lijdt aan ‘Osteogenesis Imperfecta’ (OI), of broze bottenziekte. In de tweede plaats stellen gevallen van kindermishandeling ons in staat om te focussen op wat de echte vraag is: Hoe past een verklaring van een expert in de rechtspraak?
Als de kwaliteit van de voorlopige bepalingen kunnen verbeteren, moet dit de nauwkeurigheid van de rechtspraak vergroten en kunnen er levens gespaard worden. Fouten met betrekking tot kindermishandeling zijn vaak kostbaar en soms fataal. Veel gevallen met dodelijke afloop hadden voorkomen kunnen worden. Hoe rechters de betrouwbaarheid van het onderzoek zien, kan beïnvloeden hoe goed ze de wetenschappelijke vragen kunnen begrijpen en de accuraatheid van hun wettelijke beslissingen kunnen verbeteren. Rechtbanken hebben moeite met wetenschappelijk bewijs en kunnen baat hebben bij nuttige aanwijzingen. De vier Daubert factoren, gemaakt om de lokale en globale betrouwbaarheid bij elkaar te brengen, werken in de praktijk niet zo goed als gedacht werd.
Een bruikbaar rechterlijk onderzoek moet inhoud-specifiek zijn en moet helpen om de betrouwbaarheid te bepalen. Door een effectief onderzoek moet de rechter gefocust worden op de vraag of de expert betrouwbare wetenschappelijke informatie heeft en of hij de juiste conclusies trekt. Dit artikel biedt een praktische oplossing. De doelen zijn (1) het creëren van een context-specifiek model wat beschrijft hoe we nieuw, complex medisch bewijs moeten gebruiken en begrijpen en (2) ons begrip van de validiteit van gevallen die een wetenschappelijke determinant hebben, te verhogen.
A. Daubert verandert de regels
De rechtszaak tussen Daubert en Merrell Dow Pharmaceuticals (in het vervolg ‘Daubert’ genoemd) heeft de rol van de rechter in gevallen van wetenschappelijk bewijs enorm veranderd. Daubert heeft ervoor gezorgd dat het Frye onderzoek, waarbij de rechter een begrensde rol heeft en gebruik maakt van ‘algemene acceptatie’ als basis voor wetenschappelijke validiteit, vervangen werd. De rechtbank creëerde een nieuwe rol voor de rechter als poortwachter en ontwikkelde een twee-stappentest om het onderzoek te leiden. Als eerste stap moeten rechters bepalen of het bewijs ‘wetenschappelijke kennis’ is. Daarbij moet de focus van de rechter alleen op de beginselen en methodologie zijn en niet op de conclusies die daaruit voortkomen. Om de rechters te helpen om bewijs te lokaliseren op het continuüm van betrouwbaar en onbetrouwbaar, zijn vier criteria opgesteld: (1) testbaarheid; (2) peer review en publicatie; (3) foutenmarge; en (4) algemene acceptatie. Daubert heeft het afgelopen decennium de gerechtelijke besluitvorming ten aanzien van wetenschap en recht veranderd. Rechters doen vaker vooronderzoek of ontwikkelen andere methoden om de relevantie en de validiteit van het aangeboden wetenschappelijke bewijs te bepalen.
B. Rechters kunnen geen wetenschappelijke validiteit beoordelen
Recent onderzoek heeft aangetoond dat de meeste rechters de basisconcepten van de wetenschap, beschreven door de Daubert Court, niet begrijpt. Hieruit bleek ook dat Daubert niet accuraat en consistent toegepast wordt in de rechtbanken. De rechters vonden echter wel dat Daubert van waarde is en toegepast moet worden.
Directe vragen van rechters heeft veel voordelen vergeleken met eerdere methoden. Allereerst elimineert het de behoefte aan en de onbetrouwbaarheid van de geconcludeerde rechterlijke drijfveren. Ten tweede kunnen meer direct de gedachten en het wetenschappelijk begrip van de rechter getoond worden. Ten derde stelt het proces van vraag en antwoord de rechters in staat om te beschrijven hoe ze de Daubert criteria gebruiken om aan wetenschappelijk bewijs te komen, niet beïnvloed door hun beoordeling van de feiten of wet bij een bepaald geval. Resultaten van een studie toonden aan dat rechters geen inzicht hebben in twee van de vier Daubert criteria. Zo rapporteerde het overgrote deel van de rechters dat ze ‘falsifieerbaarheid’ belangrijk vonden, terwijl bijna niemand wist wat dit was. Falsifieerbaarheid wordt omschreven als de mate waarin een theorie getoetst kan worden. Verder rapporteerden bijna alle rechters dat ze foutenmarges belangrijk vonden, maar begrepen ze weinig daarvan. Foutenmarges kunnen valse negatieve fouten (missen van een echt effect), valse positieve fouten (waarnemen van een effect wat niet plaatsvond) en steekproeffouten (conclusies trekken op basis van een kleine steekproef) bevatten. Rechters scoorden echter wel veel hoger op hun begrip van de laatste twee Daubert criteria: peer review en publicatie en algemene acceptatie. De onderzoekers concludeerden dan ook dat rechters vooral moeite hebben met falsifieerbaarheid en foutenmarge. Een implicatie hiervan is, dat als rechters de Daubert criteria niet begrijpen, ze ook geen betekenisvolle, accurate of consistente beoordelingen van wetenschappelijk bewijs kunnen maken.
Uit twee zaken die na Daubert volgden, is gebleken dat er twee structurele problemen bij Daubert spelen. Het eerste probleem is een interpretatieprobleem. Eerst wordt bepaald of het bewijs ‘wetenschappelijke kennis’ is, voordat wordt gekeken of het wel relevant is. Hierdoor moeten rechters een oneindige hoeveelheid wetenschappelijk bewijs bekijken, waarvan het meeste irrelevant is. Het tweede probleem is een probleem van toepassing. Beide problemen werden opgelost door modelling van het gepaste gerechtelijke onderzoek, zodat het bijna helemaal gefocust wordt op de fit/relevantie van Daubert. Daubert zou de focus van het gerechtelijk onderzoek moeten verplaatsen van algemene wetenschappelijke validiteit naar een evaluatie van het specifieke wetenschappelijke bewijs en conclusies die uit dit bewijs komen, om te bepalen wat relevant is.
IV. Praktische problemen vragen om praktische oplossingen
A. Het belang van het begrijpen van de wetenschap
Rechters moeten goed gebruik leren maken van wetenschappelijk bewijs. Het is echter niet de bedoeling dat ze wetenschappers worden, maar dat ze gebruikmaken van de wetenschap in een bredere context. Niet-wetenschappers kunnen bepaalde regels goed gebruiken, maar alleen in een bepaalde context, als de taak concreet is. Rechters kunnen dus leren door het exploreren van echte wetenschappelijke geschillen.
B. De drie fasen van een geval van kindermishandeling
Fase 1: Het detecteren en diagnosticeren van fysieke mishandeling
Een verwond lichaam vormt vaak het meest overtuigende bewijs voor kindermishandeling. Kindermishandeling wordt gedefinieerd als ‘elke recente handeling of het nalaten van een handeling door een ouder of verzorger, die resulteert in de dood, ernstige fysieke of emotionele schade, seksuele mishandeling of uitbuiting of een handeling of nalaten van een handeling wat voor onmiddellijk risico op ernstige schade zorgt’. Onder kindermishandeling valt fysieke, seksuele, emotionele en mentale mishandeling, verwaarlozing en de dreiging van toekomstige schade.
Steeds meer professionals worden betrokken bij het verplicht rapporteren van kindermishandeling. Echter, het stellen van de diagnose mishandeling vereist een bepaalde mate van medische training en expertise. Als een kind verschillende botten gebroken heeft, moet men zich in het ziekenhuis afvragen of het kind mishandeld is of dat het kind een onopzettelijk trauma heeft meegemaakt. Er is ook een zeldzame conditie waarin het kind lijdt aan Osteogenesis Imperfecta (OI), de broze bottenziekte. Deze diagnose kan duidelijk maken dat het om ongelukken gaat, in plaats van om mishandeling. Echter, deze kinderen kunnen net zo goed het slachtoffer worden van mishandeling. De conditie van OI wordt getest om dokters in staat te stellen om zeldzame botziekten uit te sluiten.
Wanneer dokters kindermishandeling vermoeden, verwijzen ze vaak naar verwondingen als ‘vermoeden’ van mishandeling. Daarna is er meer onderzoek nodig om deze diagnose te bevestigen of te ontkrachten. Er zijn drie typen radiologisch bewijs die vermoedens van kindermishandeling kunnen bevestigen. Allereerst kunnen dokters andere typen verwondingen vinden die wijzen op kindermishandeling. Ten tweede kunnen dokters breuken vinden in verschillende fasen van genezing, wat wijst op meerdere verwondingen over een langere tijdsperiode. Als derde kunnen dokter concluderen dat het type breuk niet in overeenstemming is met een ongeluk. Over het algemeen wordt ook gekeken naar de verwondingen van het kind en de verklaring van de ouder. Hoewel kindermishandeling alleen vastgesteld kan worden op basis van radiologisch bewijs, zijn discrepanties tussen het verhaal van de ouder en de aard en de ernst van de verwondingen van het kind ook belangrijk. In het proces is dit soort medische informatie belangrijk en kan het mogelijke verdediging beperken.
Fase 2: Onderzoek naar fysieke mishandeling
In deze onderzoeksfase worden de rechten van de ouder/verzorger gewogen tegen de verplichting van de staat om het kind te beschermen. Als kindermishandeling gedetecteerd en bevestigd wordt in onderzoek, komt de zaak in de rechtbank. De staat en plaatselijke instellingen die verantwoordelijk zijn voor onderzoek naar mishandelde kinderen, zullen bepalen of verder gegaan wordt met een civiele actie. Hoe ernstiger de mishandeling, hoe groter de kans op strafrechtelijke vervolging.
Fase 3: Toewijzing van het geval van kindermishandeling
In een rechtszaak worden rechters vaak geconfronteerd met tegenstrijdige medische bewijzen van experts. De verdediging voert echter vaak aan dat er geen sprake is van mishandeling, maar dat de medische bevindingen wijzen op een ziekte of op iets anders. Om goed gebruik te kunnen maken van medisch bewijs, moeten rechters en advocaten basiskennis krijgen over de diagnostische en onderzoeksprocessen. Dit kan de kwaliteit van de wettelijke argumenten van de advocaat en de beslissingen van de rechter verbeteren. De medische wetenschap blijft echter voor hen vaak een raadsel. Daarom worden er vaak expert-getuigen uitgenodigd om het complexe bewijs uit te leggen.
Soms kunnen experts echter meer kwaad dan goed doen. Zij moeten zich bewust blijven van bepaalde professionele en ethische verplichtingen. Rechters moeten sceptisch zijn bij experts die definitieve conclusies geven die niet voldoende bewezen zijn door valide wetenschappelijk bewijs. De enige manier voor rechters om onbetrouwbaar medische informatie buiten te houden, is door de rol van poortwachter aan te nemen.
A. Osteogenesis Imperfecta en ongelukken
Soms is het moeilijk te zien of een kind mishandeld is of dat het lijdt aan Osteogenesis Imperfecta (OI). Deze diagnose kan gesteld worden als de breuken in verschillende fasen van genezing zijn, als het kind een negatieve uitkomst heeft op een test voor metabolische botziekten en als het kind geen nieuwe breuken krijgt in een beschermende omgeving. OI wordt omschreven als een ‘erfelijke stoornis van bindweefsel met tekorten van type I collageen, wat leidt tot abnormale botvorming en verhoogde botfragiliteit. Als gevolg daarvan kunnen triviale verwondingen breuken veroorzaken’. OI is in de rechtszaal de meest gebruikte conditie die ouders gebruiken om de breuken te verklaren. OI wordt ingedeeld in twee typen, afhankelijk van het begin van de breuken, extraskelatale uitingen en de manier van erfelijkheid. Type I en II komen in 80% van de gevallen van OI voor. OI mag nooit verward worden met kindermishandeling, omdat OI duidelijke klinische symptomen heeft. Kinderen met OI type III hebben wormian botten (afwijkende schedelnaad op de schedel) en botontkalking, wat gemakkelijk te zien is op radiologische beelden. De identificeerbare kenmerken van typen I, II en III verhogen de kans dat dokters een betrouwbare diagnose kunnen stellen.
Het enige type OI dat verward kan worden met kindermishandeling, is type IV, de minst ernstige vorm van OI. Deze vorm heeft echter ook bepaalde klinische indicatoren die bekeken moeten worden. Als niet duidelijk is of er sprake is van OI of van kindermishandeling, kan altijd nog het collageen geanaliseerd worden. Medische gegevens geven aan dat het over het algemeen ongecompliceerd is om OI te onderscheiden van kindermishandeling.
B. Temporary Brittle Bone Disease
In tegenstelling tot OI, zijn nieuwe ziekten moeilijk om te diagnosticeren. Dit wordt deels veroorzaakt door het feit dat gekeken wordt naar relatief weinig symptomen en signalen en dat deze kenmerken bij veel ziekten voorkomen. Temporary Brittle Bone Disease (TBBD) is een kortdurende ontwikkelingsziekte van botten die kan resulteren in het gemakkelijk breken van botten bij heel jonge kinderen, voor een beperkte tijdsperiode.
Als veel rechters slecht geïnformeerd zijn over wetenschappelijke basisprincipes, kan Daubert niet accuraat of consistent toegepast worden. Er zijn oplossingen voor de korte en lange termijn voor dit probleem. Op de lange termijn kunnen rechters samenwerken met wetenschappers en andere experts om hun wetenschappelijke kennis te vergroten en daarmee de accuraatheid van juridische beslissingen met betrekking tot wetenschappelijk bewijs te vergroten. Op korte termijn kunnen rechters een nieuwe benadering gebruiken in het beoordelen van wetenschappelijk bewijs. Vragen moeten op zo’n manier gesteld worden, dat de rechter chronologisch door het wetenschappelijke proces loopt. Rechters moeten de validiteit van een theorie of techniek van een expert onderzoeken en op deze manier ook de specifieke conclusies. Er worden vaak drie vragen gesteld over medisch bewijs:
A. Eén: Hoe kwamen de experts aan hun conclusies?
Rechters moeten meer algemene, wetenschappelijke informatie hebben over een bepaalde kwestie, zodat het bewijs begrepen kan worden in de context. Een tweede stap is om de focus naar de accuraatheid van de methodologie van de experts te verleggen.
1. Bepalen van de context: Hoe de prevalentie van een ziekte de accuraatheid van een medische diagnose beïnvloedt
Elke wetenschappelijke conclusie moet in de context geplaatst worden. Hoe vaker een bepaalde ziekte in een populatie voorkomt, hoe groter de kans is dat de diagnose van de ziekte juist is. Rechters moeten dus kennis hebben van de percentages van ziekten in een bepaalde populatie en dit meenemen in hun vooronderzoek.
a. Wat is de prevalentie van kindermishandeling?
Kindermishandeling komt relatief vaak voor. In de VS werden in 2000 879.000 gevallen van kindermishandeling en verwaarlozing gerapporteerd en 1200 kinderen overleden in dat jaar aan de gevolgen ervan. In de leeftijdsgroep van 0 tot 3 jaar komt kindermishandeling relatief het meest voor. Aangenomen wordt dat de prevalentie ondergerapporteerd wordt. Het is moeilijk om de incidentie van kindermishandeling te schatten, omdat er verschillen zijn in de definitie van kindermishandeling. Als de definitie van kindermishandeling ook seksueel misbruik, verwaarlozing en de negatieve psychologische consequenties van afwijkende gezinsinteracties zou omvatten, is de prevalentie hoger. Ook geven officiële cijfers vaak alleen maar de gevallen van kindermishandeling weer die bekend zijn bij bepaalde instanties, wat voor een lagere prevalentie zorgt.
b. Wat is de prevalentie voor een diagnose?
Wanneer rechters de validiteit van een medische diagnose bekijken, moeten zij beginnen met het beoordelen hoe vaak een ziekte voorkomt. Voordat bijvoorbeeld de diagnose Osteogenesis Imperfecta (OI) gesteld kan worden, moet de arts eerst beseffen dat OI extreem zeldzaam is. De incidentie van OI wordt geschat op tussen de 1 op de 15.000 tot en de 1 op de 60.000 geboorten. Kindermishandeling komt veel vaker voor. Het feit dat OI zeldzaam is, betekent echter niet dat de aanwezigheid ervan niet bekeken moet worden. Ook moet gekeken worden naar verschillende varianten van OI, bijvoorbeeld Temporary Brittle Bone Disease (TBBD). Verder zou een rechter zich af moeten vragen hoe vaak een kind een vorm van OI kan hebben en geen symptomen van de ziekte heeft na meerdere breuken. Dit schijnt zeer zeldzaam te zijn.
2. Hoe betrouwbaar is een medische diagnose?
a. Onderscheid tussen algemene en specifieke causatie
Soms moeten rechters de ‘specifieke causatie’ bepalen van een patiënt. Dat is een beoordeling van de validiteit van de diagnose van die patiënt. Dokters stellen een diagnose om iemand te kunnen behandelen. Soms is het moeilijk om een diagnose te stellen. Een differentiële diagnose is het selecteren van meerdere ziekten die de symptomen van de patiënt zouden kunnen verklaren. Als een dokter eenmaal een diagnose heeft gesteld en begonnen is met de behandeling, wordt de oorzaak van de symptomen bijna nooit herzien, tenzij iets erop wijst dat de diagnose inaccuraat was. Er is een proces opgesteld op welke manier er onderscheid gemaakt kan worden tussen OI en kindermishandeling. Wanneer dokters geconfronteerd worden met meerdere breuken bij een kind, moet hij beslissen:
Of er werkelijk sprake is van een verwonding en niet een van de vele ontwikkelingsvarianten die vaak bij kinderen voorkomen.
In hoeverre de verklaring voldoende is voor de verwonding.
In hoeverre de verklaring niet past in termen van kracht of datering van de verwonding.
Of er bewijs is voor abnormaliteiten in de botten, waardoor een gevoeligheid is voor breuken.
Dit systeem werkt echter niet geheel wederzijds uitsluitend, omdat kinderen met een medische conditie ook mishandeld kunnen worden. Juridisch onderzoek met betrekking tot de betrouwbaarheid van medisch bewijs moet ook iets omvatten van de relatie tussen algemene en specifieke causatie. Een oordeel over specifieke causatie omvat een specifieke factor die een bepaald resultaat geeft. Algemene causatie stelt dat deze factoren dezelfde resultaten zullen laten zien in een populatie. Specifieke causatie moet principes bevatten van algemene causatie.
Medici kunnen zowel specifieke als algemene causatie aanbieden in juridische kwesties, maar worden vaak gevraagd om conclusies te geven met betrekking tot specifieke causatie. Een medische diagnose die gericht is op behandeling, wordt niet systematisch getest. Daarom moeten rechters voorzichtig zijn om dit als betrouwbaar bewijs te zien. Zonder algemene causatie kan geen specifieke causatie gebruikt worden als bewijs.
b. Algemene causatie: Op welke studies hebben experts vertrouwd?
Onderzoek van dr. Paterson wordt veel gebruikt met betrekking tot medisch bewijs, maar bleek niet valide te zijn. Ook werd niet duidelijk beschreven hoe hij aan een diagnose gekomen was. Dr. Paterson introduceerde het begrip TBBD, maar de symptomen hiervan lijken verdacht veel op kenmerken van kindermishandeling: bijvoorbeeld breuken, veranderingen in de voorste ribben, braken, diarree, apneu, bloedarmoede en een te vroege geboorte. Daarom moeten de bevindingen van dr. Paterson met betrekking tot radiologische beelden sceptisch bekeken worden.
3. Het toepassen van de norm van ‘hetzelfde niveau van intellectuele strengheid’
a. Eén:
De diagnose van TBBD is ontstaan in de juridische context. Zowel OI als TBBD zijn vaak aangevoerd als verdediging tegen een aanklacht van kindermishandeling. Echter, OI is een zeldzame, erfelijke stoornis en komt heel weinig voor. Onderzoek heeft aangetoond dat slechts in één op de 3 miljoen gevallen van OI niet onderscheiden kan worden van de kenmerken van kindermishandeling. Wanneer medische experts een diagnose vaststellen ter verdediging in de rechtszaal, kan er schade aangericht worden als er wel sprake is van kindermishandeling.
B. Twee: Hoe testen experts hun conclusies?
De diagnose van OI is op verschillende factoren gebaseerd: Genetische geschiedenis, de aanwezigheid van ‘wormian’ botten in de schedel (onregelmatigheden in de frontale hechtingen van de schedel, te zien op röntgenfoto’s), blauw oogwit, het type breuk (lange botten zijn vaak op meerdere plekken gebroken) en een driehoekige gezichtsvorm. Er kunnen ook nog bloedtesten afgenomen worden om OI te bevestigen. Hiervoor is een biopsie nodig, waarbij de niveaus van collageen bekeken kunnen worden.
C. Drie: Hoe sluiten experts andere conclusies uit?
Wanneer de diagnose OI of TBBD gesteld is, kan de verdedigende partij stellen dat breuken sneller per ongeluk ontstaan. Echter, al de fysieke bewijzen moeten bij elkaar gezien worden en wanneer het kind andere klinische kenmerken van fysieke mishandeling laat zien (zoals blauwe plekken, verwondingen aan de schedel of retinale bloedingen), is het niet waarschijnlijk dat de breuken veroorzaakt zijn door OI. Als deze kenmerken er echter niet zijn, moeten rechters beoordelen in hoeverre de medische expert de enige andere mogelijke oorzaak – namelijk kindermishandeling – heeft uitgesloten.
1. Kindermishandeling en OI
a. De differentiaaldiagnose: Kindermishandeling versus OI
Verschillen tussen kindermishandeling en TBBD zijn als volgt beschreven:
Kenmerken van TBBD:
Botbreuken tijdens het eerste levensjaar;
Breuken die door toeval gevonden worden wanneer radiologische beelden gemaakt worden;
Breuken die ontstaan tijdens verblijf in het ziekenhuis;
In veel gevallen gaat TBBD samen met overgeven en diarree.
Kenmerken van kindermishandeling:
In het eerste jaar zijn de meeste breuken;
Breuken worden normaal gesproken ontdekt door radiologische beelden, soms alleen tijdens follow-up studies;
In het ziekenhuis komen de meeste breuken aan het licht en de mishandeling kan overal plaatsvinden;
Overgeven en diarree komen veel voor in de kindertijd en kunnen symptomen zijn van kindermishandeling.
b. Kindermishandeling uitsluiten: De afwezigheid van bloeduitstortingen
Bij kinderen met botbreuken kan de afwezigheid van bloeduitstortingen een bewijs zijn dat de verwonding niet veroorzaakt is door kindermishandeling. Voor het breken van een bot is zo’n grote kracht nodig, dat daarbij meestal ook bloeduitstortingen ontstaan. Wanneer het bot gebroken is door een botaandoening (zoals OI of TBBD), is geen grote kracht op het bot uitgeoefend en zijn er dus ook geen bloeduitstortingen. Echter, het grootste gedeelte van de kinderen met normale breuken laat geen bloeduitstortingen zien. De afwezigheid van blauwe plekken kan dus niet toegewezen worden aan een botaandoening of aan een ongelukje. Ook bij mishandelde kinderen zijn bloeduitstortingen en andere vormen van letsel vaak afwezig. Daarom kan kindermishandeling in een rechtszaak niet zonder meer uitgesloten worden als oorzaak voor de breuken, wanneer dat gedeeltelijk gebaseerd is op de afwezigheid van bloeduitstortingen.
2. Het uitsluiten van kindermishandeling: Vergelijken van verwondingen van mishandeling en ongelukken
Kinderen met letsel door ongevallen zijn vaak ouder (gemiddeld tussen de twee en vijftien jaar oud) dan kinderen die letsels hebben die veroorzaakt zijn door mishandeling (gemiddeld tussen de twee weken en zeven maanden oud). Kinderen die ongevalletsel hadden, hadden een geschiedenis van trauma’s door plotselinge kracht (bijvoorbeeld een val van een hoogte) en gemiddeld minder botbreuken, terwijl mishandelde kinderen vaker onverklaarde ademhalingsstress en gemiddeld meer botbreuken hadden. Dit kan meegenomen in de beoordeling van de oorzaak van verwondingen bij kinderen.
Hoewel experts graag willen dat hun geval wint in de rechtszaal, mag dit niet ten koste gaan van een objectieve manier van onderzoek doen. In zaken waarin de wet en de wetenschap beide voorkomen, moet de wettelijke juistheid van de rollen van de rechters en de experts geëvalueerd worden. Het bewijsmateriaal van medische experts hebben vaak invloed op de uitspraak van de rechter. Daarom moet op de juiste manier naar dit bewijs gekeken worden. Als laatste moeten rechters rekening houden met het feit dat experts als gevolg van een gebrek aan ervaring en/of een gebrek aan formele kwalificaties (zoals een bepaalde certificatie) niet in staat zijn om een goede verklaring af te leggen. De kwaliteit van de verklaringen kan verhoogd worden door de juiste training en door ervaring met soortgelijke gevallen. Een ander voorstel is dat medische experts de onderstaande gegevens over zichzelf moeten rapporteren aan de rechter:
Algemene training of ervaring met kindermishandeling en verwaarlozing;
Specifieke training of ervaring met een bepaald type kindermishandeling in de rechtszaal;
Lidmaatschap van relevante professionele verenigingen;
Relevante professionele publicaties.
Hiermee kunnen experts aantonen in hoeverre ze verstand hebben van bepaalde medische kwesties. Het begrijpen van de wetenschap is belangrijk in gevallen van kindermishandeling, omdat het om het leven van het kind gaat.
Add new contribution