Materieel Strafrecht casuscollege 1 - UL Rechten B2 - Inleiding
1. Welke onderwerpen worden in dit werkcollege behandeld?
Het gaat in dit casuscollege om het beslissingsmodel van art. 348/350 Sv. Dit ter opheldering van de stof van vorig jaar. De casus is daarom ook op dit beslissingsmodel toegespitst.
Het beslissingsmodel van art. 348/350 Sv
Dit is een belangrijk onderdeel van het vak Strafrecht uit het eerste jaar, maar ook in het materiële strafrecht speelt het een grote rol. Het doel van het strafproces is om antwoord te krijgen op de vier vragen van deze artikelen. Dit beslissingsmodel bestaat uit vier formele vragen in art. 348:
1. Is de dagvaarding (inclusief de tenlastelegging) geldig? De tenlastelegging moet onderdeel zijn van de dagvaarding (art. 261 Sv). Daarnaast zijn er nog andere vereisten waar een dagvaarding aan moet voldoen.
2. Is de rechtbank bevoegd?
3. Is het Openbaar Ministerie ontvankelijk?
4. Zijn er redenen voor schorsing van de vervolging?
Daarna volgen er vier materiële vragen (art. 350):
1. Is het tenlastegelegde feit bewezen? Dit kan ook gezien worden naar de vraag of er een menselijke gedraging heeft plaats gevonden. Het gaat dan om vraagstukken rond causaliteit, opzet en deelneming.
2. Welk strafbaar feit levert het bewezenverklaarde op? Deze vraag kan gezien worden als een equivalent van het vereiste dat het moet gaan om een gedraging die valt binnen een wettelijke delictsomschrijving.
3. Is de verdachte strafbaar? Hier wordt onderzocht of de gedraging van de verdachte wederrechtelijk en aan schuld te wijten is. Mogelijk blijken er strafuitsluitingsgronden aanwezig te zijn. Deze bestaan in rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden. Deze tasten respectievelijk de wederrechtelijkheid of de verwijtbaarheid van de gedraging aan.
4. Welke straf op maatregel moet opgelegd worden?
Als bovenstaande vragen zonder problemen doorlopen worden is de vierde vraag van art. 350 het eindpunt. Als één van de vragen echter niet of moeilijk beantwoord kan worden, bieden de art. 349 respectievelijk 352 oplossing.
Casus 1
Een etalageruit van een winkel is 's nachts vernield en een deel van de etalageinhoud is meegenomen. De politie neemt bloedsporen mee. Eén van de bloedsporen leidt de politie naar een verdachte V, die al eerder is veroordeeld voor diefstallen. Hij verklaart dat hij uit frustratie een gat in de winkelruit geslagen heeft, maar niets heeft gestolen. De aanhouding vond plaats op 13 oktober 2010, op 15 oktober werd V weer in vrijheid gesteld. Vervolgens kreeg hij op 3 december 2012 een dagvaarding thuisgestuurd. Hem wordt diefstal met braak tenlastegelegd. De strafeis van de OvJ is drie maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De advocate van V heeft een aantal verweren: zo was V dronken en dus niet toerekenbaar, is de diefstal inmiddels verjaard en de zaak had bij de politierechter aanhangig gemaakt moeten worden, omdat de strafeis minder dan een jaar is en heeft V helemaal niets gestolen, alleen de ruit vernield.
Hoe passen de verweren van de advocate in het beslissingsmodel?
Verweer I (ontoerekenbaarheid): Dit is een strafuitsluitingsgrond, art. 39 Sr. Het is een schulduitsluitingsgrond. In art. 310 Sr is
.....read more
Add new contribution