Psychology and behavorial sciences - Theme
- 17117 reads
Er bestaat veel controversie over posttraumatische stressstoornis (PTSS). Men is nog altijd aan het discussiëren over de grenzen van de stoornis, de diagnostische criteria, het klinische nut en de prevalentie van PTSS in verschillende populaties. PTSS is in zijn definitie gebaseerd op twee criteria, te weten het stressorcriterium (ook wel criterium A genoemd) en het symptoomcriterium. Een bepaalde groep gebeurtenissen (het stressorcriterium) is causaal verbonden aan een bepaalde groep reacties (het symptoomcriterium).
Uit onderzoek blijkt echter dat er associaties bestaan tussen gebeurtenissen die niet voldoen aan criterium A en een veelvoud aan PTSS-reacties. Tevens blijkt dat de meeste individuen geen PTSS ontwikkelen na een criterium A gebeurtenis en dat factoren buiten de gebeurtenis om meer variantie van de klinische uitkomst verklaren dan de gebeurtenis zelf. Zulke factoren zijn bijvoorbeeld voorafgaande traumageschiedenis, familiegeschiedenis van psychopathologie en sociale steun. De meerderheid van volwassenen zullen in hun leven een criterium A gebeurtenis meemaken, maar slechts een minderheid zal daar zodanig gevolgen van ondervinden dat zij kunnen worden gediagnosticeerd met PTSS. Geconcludeerd kan worden dat iemand geen criterium A gebeurtenis hoeft te hebben meegemaakt of dat alleen het meemaken van een criterium A gebeurtenis voldoende is om aan de definitie van PTSS te voldoen.
Het criterium A probleem verwijst naar de verschillende en fundamentele problemen die zich door de jaren hebben voorgedaan bij het definiëren van trauma. Door de jaren heen is de definitie van PTSS specifieker geworden, maar daardoor tegelijkertijd uitgebreid. Het criterium A is uitgebreid en stelt dat een persoon moet zijn blootgesteld aan een traumatische gebeurtenis waarin de volgende twee aspecten aanwezig moeten zijn: 1) de persoon is blootgesteld aan een gebeurtenis waarbij sprake was van dreigende of daadwerkelijke dood of ernstig letsel, of een bedreiging voor de fysieke integriteit van de zelf of anderen, 2) de reactie van de persoon betrof intense angst, hulpeloosheid, of afschuw. Deze vage definitie creëert de mogelijkheid dat een persoon gebaseerd op een voorgestelde gebeurtenis de diagnose PTSS kan krijgen, zolang deze (niet waargebeurde) gebeurtenis maar voldoende stressvol was voor de persoon in kwestie.
Het probleem ligt in het woord “blootgesteld” (confronted), waarbij theoretisch gesproken iedereen die een verschrikkelijke gebeurtenis op televisie ziet nu gediagnosticeerd kan worden met PTSS. Deze ongewenste uitbreiding van de definitie wordt criterion creep genoemd.
Het is ten eerste lastig om dat te kunnen vaststellen, omdat er grote variabiliteit bestaat in de klinische presentaties van de PTSS patiënten. Dat betekent niet dat al deze presentaties geen alternatieve manifestaties kunnen zijn van dezelfde onderliggende oorzaak. Pogingen om die oorzaak duidelijk te identificeren ontbreken empirische ondersteuning. Zonder een duidelijke etiologie en precieze pathofysiologie zorgt de variabiliteit er helaas voor dat PTSS een zwak construct blijkt te zijn.
Comorbiditeit op zichzelf zorgt er niet voor dat PTSS als construct niet valide is, maar maakt het wel lastiger om aan te wijzen waarom PTSS een opzichzelfstaande stoornis is. Veel symptomen die kenmerkend zijn voor PTSS zijn ook kenmerkend voor de vele comorbide stoornissen. Dit roept de vraag op of PTSS niet moet worden samengevoegd met andere stoornissen waarmee het deze symptomen deelt.
Sommige wetenschappers stellen dat emotional numbing een specifiek kenmerk zou kunnen zijn van PTSS. Emotional numbing zou verschillen van depressie en bijdragen aan de voorspelling van PTSS nadat voor depressie statistisch is gecontroleerd. Individuen die een trauma meemaken maar vervolgens geen emotional numbing vertonen zouden moeten gediagnosticeerd met een andere conditie, maar niet met PTSS. Dit zou de heterogeniteit van de met PTSS gediagnosticeerde patiënten kunnen verminderen.
De wetenschap probeert om specifieke kenmerken van PTSS te identificeren. Zo is er veel onderzoek gedaan naar de rol van cortisol bij patiënten met PTSS. Helaas zijn de resultaten zeer variërend. Het betreft voornamelijk fysiologische bevindingen in zeer diverse patiëntgroepen, met weinig diagnostische utiliteit, die alleen kan worden gezien bij een kleine minderheid van de groepsleden. Ook binnen andere gebieden zoals neuroanatomie en psychofysiologie zijn geen overweldigend duidelijke kenmerken van patiënten met PTSS gevonden. Ook al zijn er wel interessante resultaten te zien, er moet nog veel meer onderzoek worden gedaan om te spreken van specifieke kenmerken van PTSS.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1188 | 1 |
Add new contribution