Samenvatting week 2 Inleiding Internationaal Publiekrecht

 Week II 

De belangrijkste rechtsbronnen van internationaal publiekrecht staan in art. 38 Statuut van het Internationaal Gerechtshof. 
Hoofbronnen (primaire bronnen): 

  • Verdragen 

  • Gewoonten 

  • Door beschaafde naties erkende algemene rechtsbeginselen 

Hulpbronnen (hierop kan je echter niet beroepen -->subsidiaire bronnen): 

  • Rechterlijke beslissen 

  • Leerstellingen van bevoegde schrijvers 

Aanvullende bronnen (dus niet primaire bronnen): 

  • Bindende besluiten volkenrechtelijke organisaties (art. 94 GW) 

  • Soft laws --> Urgenda-zaak 

  • Eenzijdige handelingen en verklaringen 

Niet uitputtende lijst en dus kunnen er later ook andere bronnen komen van internationaal recht. Ook zijn de primaire bronnen allemaal gelijk en dus geen hiërarchie. 

Verdragen: 
Geschreven overeenkomsten, gesloten onder internationaal publiekrecht tussen twee (bilateraal) of meerdere (multilateraal) staten, tussen een of meer staten en een internationale organisatie of tussen internationale organisaties onderling. Deze zijn gebaseerd op de vrijwillige instemming van staten om zich te binden aan de regels die in het verdrag worden vastgelegd. Verdragen hebben verschillende benamingen zoals protocol, overeenkomst, statuut of conventie. Er zijn drie typen van verdragen: 

  1. Traités-contracts --> regelen de betrekking tussen staten over bijvoorbeeld grensgeschillen of specifieke economische betrekkingen. Overeenkomst over een bepaald subject. Deze verdragen zijn te vergelijken met een overeenkomst onder het nationale recht. Verdrag met de strekking de ene partij iets te laten doen, waartegenover de andere partij een tegenprestatie belooft (levering wapens) 

  1. Traités-lois --> doorgaans multilaterale verdragen waarbij veel staten zijn betrokken die de functie van wereldwetgeving vervullen. Verdrag met de strekking bepaalde algemeen geldende regels vast te leggen (mensenrechtenverdrag) 

  1. Traités-constitutions --> verdragen die voorzien in de oprichting van internationale organisaties (VN-Handvest) 

Derde partijen mogen voordelen krijgen uit een verdrag tussen andere staten, maar geen negatieve gevolgen. 

Internationaal gewoonterecht: 
Dit wordt gevormd door een 1. Regelmatige statenpraktijk (usus) en 2. De opvatting dat deze praktijk vereist is op basis van het internationaal recht (opinio iuris sive necessitatis). Regelmatige statenpraktijk: Handelen of nalaten van staten, verklaringen over concrete situaties (bijvoorbeeld bij AVVN, hier laat het zien hoe staten over verdragen denken), nationale wetgeving en praktijk van internationale organisaties. In de Lotus-zaak bepaalde het Permanente Hof van Internationale Justitie Statenpraktijk dient uniform en constant te zijn. Nicaragua zaak nuancering: als de staat meerdere keren in strijd handelt met gewoonterecht beperkt niet per se het gewoonterecht. 
In het geval van ongeschreven internationaal gewoonterecht moet de Nederlandse rechter de (impliciete) interpretatie van de wetgever eerbiedigen en mag een wettelijke bepaling daarom niet toetsen aan ongeschreven internationaal gewoonterecht. 
 
Usus: Verder dient de statenpraktijk wijdverbreid te zijn, aldus moet een groot aantal staten een dergelijke praktijk gebruiken. Dus wijdverspreidconsistent en uniform (para. 74 --> North Sea Continental Shelf Case). Er kan besloten worden dit gewoonterecht op lange duur te codificeren in een verdrag. Alle staten zijn hieraan gebonden (para. 71). Dit wordt gedaan door de UN International Law Commission. 
Wanneer er een staat van begin af aan heeft verzet tegen een praktijk en dit heeft laten merken heet deze staat een persistent objector en zal deze staat niet gebonden zijn aan de regel van internationaal gewoonterecht. 
Er zijn verschillende types van gewoonterecht. Jus cogens is het hoogste niveau van gewoonterecht en kan worden opgenomen in een verdragsbepaling. Dit is weer de uitzondering op de persistent objector. Hier mag nooit van worden afgeweken (verbod op piraterij, verbod op genocide, verbod op foltering) 

Opinio iuris (art. 38 lid 1 sub b Statuut Internationaal Gerechtshof): is er de opvatting dat deze praktijk vereist is op basis van het internationaal recht en dat staten gehouden willen worden aan regels van internationaal gewoonterecht is vereist dat de staat een bepaalde rechtsovertuiging heeft met de praktijk. Wijdverspreid, consistent en uniform (para. 74). Staten bezigt praktijk op grond van rechtsovertuiging (kan bv worden afgeleid door verklaringen van vertegenwoordigers van de staat). Voorwaarde voor Opinio iuris: Staten moeten ook hiernaar handelen en niet uit verdrag, traditie of protocol maar uit een juridische verplichting. NL en Denemarken handelde bijvoorbeeld niet uit overtuiging maar uit verplichting van verdrag (para 77). 

Twee aparte voorwaarden voor de vaststelling van een regel van gewoonterecht komen uit de North Sea Continental Shelf Case (Tussen NL en Denemarken tegen Duitsland --> verdeling van continentaal plat. Als staten niet anders hebben afgesproken voor de verdeling, dan geldt de equidistantieregeling zodat er evenveel grond wordt verdeeld. Duitsland was echter geen partij bij het Geneva Convention verdrag en dus zeiden dat ze niet gebonden waren aan art. 6 van de Geneva Convention. Hier was dus sprake van de formele reikwijdte. Echter was dit wel want internationaal gewoonterecht. Internationaal Gerechtshof bepaalde dat een verdragsbepaling op ten duur een gewoonterecht kan worden. Dit moet wel een norm creërend karakter hebben (para. 72): fundamenteel norm creërend karakter. Internationaal Gerechtshof vond dit discutabel of dit fundamenteel norm creërend is. Hiervoor waren drie redenen waarom het niet fundamenteel norm creërend was (para. 72):  
1. Equidistantieregling is een secundaire verplichting, want geldt alleen als staten niets anders hebben afgesproken 
2. Dat er mag worden afgeweken van de equidistantieregeling als er bijzondere omstandigheden zijn 
3. En er kan een voorbehoud aan worden gesteld 
Hier was dus geen sprake van in casu, omdat NL en Denemarken hiertoe verplicht waren door het verdrag. Zij creëerden daardoor niet zelf een norm. 

Een ander belangrijk punt uit dit arrest is, is de vraag of er een lange periode moet zijn vergaan om iets gewoonterecht te maken. In para. 73 en 74 staat dat het verstrijken van een bepaalde periode is geen vereiste voor gewoonterecht.  
  

Algemene rechtsbeginselen: 
Beginselen waar een rechtsorde gewoonlijk vanuit gaat, voor zover deze beginselen door de staten van de internationale gemeenschap worden erkend. Het staat niet vast welke algemene rechtsbeginselen van nationaal recht toepasselijk zijn in het internationale publiekrecht. Het niveauverschil tussen het hoogontwikkelde nationale recht en het minder ontwikkelde internationale publiekrecht maakt zo’n toepassing in lang niet alle gevallen mogelijk. Gemeenlijk wordt echter aangenomen dat beginselen als goede trouw, redelijkheid, billijkheid en proportionaliteit onder algemene rechtsbeginselen vallen die ook internationaal van toepassing zijn 

Hulpbronnen:  
Rechterlijke beslissingen en doctrine: 
Er is geen criterium te vinden dat bepaalt welke rechterlijke beslissen en welke leerstellingen in aanmerking komen. Dit is afhankelijk van het geval. Bij rechterlijke beslissingen is er geen hiërarchie in de verschillende gerechtelijke instanties en daarom maakt het de interpretatie soms moeilijk. Maar in art. 59 Statuut International Gerechtshof staat dat alleen staten die deel hebben genomen gebonden zijn aan de uitspraak, dus paradoxaal want ook al is het niet bindend voor andere staten toch wordt er naar die uitspraken gekeken. Echter bij gezaghebbende instanties zoals het AVVN wordt er bijgedragen aan codificatie en ontwikkeling met experts uit verschillende culturen. Dit heeft dus meer gezag dan individuele schrijvers.  

Besluiten van internationale organisaties: 
In art. 94 is nog een andere bron, bindende besluiten van internationale organisaties (bijvoorbeeld VN-Veiligheidsraad resoluties, Europese Commissie, Raad van Ministers).  

Soft laws: 
Niet bindend maar wel invloedrijk (resoluties van AVVN) en leveren zwakke normen op. Via gewoonte en jurisprudentie kunnen deze zwakke normen (soft laws) uitgroeien tot algemeen bindende regels van internationaal gewoonterecht (normen in de Universele Verklaring Rechten van de Mens --> geen verdrag, Dekolonisatieverklaring) 

Eenzijdige rechtshandelingen: 
Deze kunnen slechts tot gewoonte leiden als zij gedaan worden in de overtuiging dat zij toelaatbaar zijn en de andere landen zich daarbij neerleggen en ervan uitgaan dat de handeling of verklaring niet zal worden teruggedraaid. Dit kan uitmonden in een norm van positief recht, doormiddel van permissive resolutions (verklaring betreffende het recht van nationalisatie, resoluties betreffende de erkenning van en steun aan bepaalde nationale bevrijdingsbewegingen). 

In het internationale publiekrecht worden thans de volgende rechtssubjecten onderscheiden (voor wie is het van toepassing).  

Gevolgen rechtspersoonlijkheid: 

  • Organisatie kan zelfstandig tegen een staat optreden 

  • De organisatie kan ook zelfstandig rechten en plichten aangaan, onder andere door het aangaan van verdragen 

  • De organisatie wordt onderworpen aan regels van internationaal gewoonterecht 

Personen die naar internationaal recht rechtssubjectiviteit bezit kan bijvoorbeeld: 

  • Internationale rechtshandelingen verrichten, zoals sluiten van verdragen 

  • Internationale rechten bezitten 

  • Rechten op internationaal niveau afdwingen (bv internationaal tribunaal) 

  • Internationale verplichtingen hebben 

  • Op internationaal niveau aansprakelijk worden gesteld 

Volledig rechtssubject: 

  1. Staten 

Staten hebben eeuwenlang de exclusie van dragers van rechtssubjectiviteit. Internationale rechtsorde vloeit immers voort uit ontstaan van onafhankelijke staten. Soevereiniteit staat centraal in het internationale recht, staten juridisch gelijk (art. 2 lid 1 VN-Handvest). Maar als staten een verdrag sluiten, dienen ze hun soevereiniteit ook in dat licht uit te oefenen. AVVN besluit over lidmaatschap op aanbevelen van Veiligheidsraad, zoals Palestina (art. 4 lid 2 VN-Handvest). Dit wordt beoordeeld aan de hand van art. 1 Montevideo Convention. 

Elementen van een staat (article 1 Montevideo Convention 1933): 

  • Permanente bevolking 

  • Territorium 

  • Effectief gezag 

  • Bekwaamheid om met andere staten betrekkingen aan te gaan 

Status of Palestina in the United Nations: AVVN besluit over lidmaatschap op aanbevelen van Veiligheidsraad, zoals Palestina (art. 4 lid 2 VN-Handvest). Bevolking en grondgebied was voldaan, want geschil over grondgebied weerhoudt niet dat het als een staat kan zijn. Bij Palestina was er sprake dat er geen effectief gezag had, want Hamas had gezag over 40% van bevolking. Sommige leden vonden wel dat Palestina bekwaamheid was om met andere staten betrekkingen aan te gaan, want ze waren lid van internationale organisaties UNESCO, Organisation Islamic Coorporation. Maar andere leden zeiden van niet, want op grond van de Oslo akkoorden konden ze geen internationale betrekkingen aangaan zonder toestemming van Israël. Het land kreeg een waarnemer-status (para. 2). Hiermee wel toegang op vergaderingen, maar geen stemrecht. 

Juridische beoordeling claims van nieuwe staten: 

  • Effectief gezag over grondgebied met bevolking 

  • Legaliteit 

  • Zelfbeschikking 

  • Erkenning --> declaratoir (niet cruciaal, wel makkelijk om internationale betrekkingen aan te gaan. Het ontbreken van erkenning door de internationale gemeenschap van Staten werpt het vermoeden op dat niet is voldaan aan de criteria die in het internationaal recht worden gesteld voor het bestaan van een Staat.) 

Internationaal recht laat dit over de nationale rechtsorde. Het maakt dus niet uit hoe je staat eruitziet: 

  • Macht van staatshoofd 

  • Democratische gehalte van de staat 

  • Scheiding van kerk en staat 

  • Scheiding der machten 

Maar als je je aan verdrag bindt moet je dit wel toepassen. Bijvoorbeeld als je lid bent van EVRM moet je wel vrije verkiezingen en een onafhankelijke rechter hebt. 

Er is een ontwikkeling geweest van law of co-existence (afbakeningsrecht van grenzen) naar law of co-operation (samenwerkingsrecht). Men kan die samenwerking zoeken in onderhandelingen en afspraken, ad hoc, maar dit is niet altijd toereikend waardoor er organisaties voor nodig zijn. 

Beperkte rechtspersoonlijkheid: 

  1. Internationale Organisaties (VN, EU, NIET non-gouvernementele organisaties) 

Deze worden onderscheiden in: 

  1. Werkingsgebied: 

  • Algemene of politieke organisaties (niet slechts toezien op een specifiek gebied van internationale samenwerking maar een meeromvattend karakter, zoals VN, Europese Unie) 

  • Functionele organisaties (één werkterrein, zoals WHO, UNESCO, FAO) 

  1. Lidmaatschap: 

  • Open organisaties (lidmaatschap open voor alle staten) 

  • Gesloten organisaties (lidmaatschap beperkt tot staten die tot een bepaalde groep behoren of die een specifiek belang behartigen, zoals EU, WHO en de OPEC) 

  1. Bevoegdheden: 

  • Intergouvernementele organisaties (staten behouden soevereine beslissingsmacht en treedt vertegenwoordiger in de gemeenschapsorganen op ter behartiging van zijn nationale belang. Besluitvorming van belangrijke onderwerpen is bij unanieme beslissing, zodat soevereine staten niet tegen zijn wil kan worden gehouden) 

  • Supranationale organisaties (neemt soevereine taken van de staat over. Hierbij is de meerderheidsbeslissing bindend voor allen, zoals Europese Commissie, Europees Parlement, Hof van Justitie van de EU en VN-Veiligheidsraad heeft kenmerken daarvan) 

Dit vermindert de beslissingsvrijheid van de soevereine staat. Door deze toenemende macht van organisaties beschermd art. 2 lid 7 VN-Handvest dat de VN zich niet mag inlaten in zaken binnen de uitsluitende bevoegdheid van de staten, behalve als het gaat om maatregelen voor vredeshandhaving. 
Specialiteitsbeginsel --> de bevoegdheden van een internationale organisatie wordt begrensd door het doel waarvoor de organisatie is opgericht. De reikwijdte van de bevoegdheden omvat slechts de doelstellingen en taken die de leden aan de organisatie hebben gegeven. 

  1. De facto regimes en volken --> zoals het recht op zelfbeschikking 

Tientallen staten hebben slechts beperkte controle over hun grondgebied. Bij deze afwezigheid van effectief gezag wordt de dienst uitgemaakt door de facto-regimes. In theorie geen minimumaantal aan onderdanen. Iedereen heeft recht op een nationaliteit (art. 15 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens). Staatloosheid moet worden vermeden. Over het algemeen twee gronden van toekenning van de nationaliteit: 
- Het afstammingsbeginsel (jus sanguinis) --> nationaliteit van je ouders krijg jij ook 
- Het territorialiteitsbeginsel (jus solis) --> waar je wordt geboren is je nationaliteit (VS)  

Zij zijn niet alleen dragers van rechten die door staten moeten worden gerespecteerd, maar ook als dragers van rechten waarvoor zij zelf kunnen opkomen. Zo is het zelfbeschikkingsrecht art. 1 IVBPR belangrijk: 

  • Interne zelfbeschikkingsrecht --> Volk heeft recht om binnen de grenzen van een staat tot op zekere hoogte eigen ontwikkeling te bepalen. Maar dit moet worden uitgeoefend binnen de grenzen van de staat (Secession of Quebec case), Quebec wilde afscheiden van Canada maar er was genoeg ruimte voor Quebec om zich op bijvoorbeeld cultureel te ontwikkelen. Indien het recht op interne zelfbeschikking van een volk wordt gefrustreerd er een recht op externe zelfbeschikking ontstaat). Friesland kan zich bijvoorbeeld ook ontwikkelen. Niet per direct van belang voor vorming van nieuwe staten 

  • Externe zelfbeschikkingsrecht --> Afscheiden van staat of nieuwe staat vormen. Bestaat in twee gevolgen: 
    1. Aan volkeren die waren onderworpen aan dekolonisatie (art. 74 VN-Handvest) 
    2. Volkeren die zijn onderworpen aan buitenlandse bezetting (bv Palestina) is het verkrijgen van politieke onafhankelijkheid en interne zelfbeschikkingsrecht is het behoud van de eigen identiteit en medezeggenschap in politieke aangelegenheden. 

  1. Individuen 

De rechten van de mens werden opgesomd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, IVBPR en IVESCR. Vaak zijn deze gericht op bescherming van een groep van individuen, zoals kinderen. Hier wordt ook gesproken van de plichten van de enkeling tegenover zijn gemeenschap (naoorlogse strafprocessen). 

  1. Internationale ondernemingen (investeringsbeschermingsovereenkomsten) 

Bepaalde non-gouvernementele organisaties als dragers van rechten en plichten onder internationaal publiekrecht erkend 

  1. De mensheid (common heritage of humankind) 

De Internationale Zeebodemautoriteit waakt erover dat de rechten van humankind niet geschonden worden. Ook zijn klimaatverdragen een belangrijk punt.  
 
  

Totstandkoming en wijziging van de staat: 

  1. Afscheiding (België, Bangladesh, Zuid-Soedan) 

  • Weinig ruimte voor afscheiding zonder instemming van ‘moederstaat’ in internationaal recht. Oorspronkelijk land blijft dus wel bestaan 

  • Want: beginsel van territoriale integriteit/eenheid van de staat 

  • Wanneer gelegitimeerd --> proces van dekolonisaties 

  1. Ontbinding (voormalig Joegoslavië) 

  • Uiteenvallen staat in twee of meer staten 

  1. Aaneensluiting 

  • Bijvoorbeeld Oost-Duitsland en West-Duitsland, Krim? 

  1. Verovering 

  • Komt niet meer voor 

Interne soevereiniteit houdt vooral in dat de overheid van een staat het hoogste gezag voert over zijn eigen onderdanen en hun activiteiten binnen zijn grondgebied. Deze kan tot het uiterste gaan van een nachtwakersstaat tot aan de andere kant de ‘van de wieg tot het graf’ van de verzorgingsstaat. Deze soevereiniteit komt terug in besturen, wetgeving, monopolie op legitieme gebruik van geweld, belasting heft en de munt slaat. Deze soevereiniteit kan slechts uitgevoerd worden op eigen territoir, aldus territoriale soevereiniteit

Bij externe soevereiniteit is een staat niet tegen zijn wil onderworpen aan de macht van een andere staat of hogere autoriteit en in beginsel op juridisch gelijke voet met andere staten: par in parem non habet imperium (gelijken hebben geen gezag over elkaar). Binnen de grenzen van het internationale recht zijn staten vrij om verdragen te sluiten, op te zeggen, oorlog te verklaren en vrede te sluiten. Dit is wel begrensd door de rechten van de mens, wapenbeheersingsrecht en het internationale milieurecht. 

Naast territoriale, interne en externe soevereiniteit is er ook de permanente soevereiniteit. Dit geeft beschikkingsmacht voor de natuurlijke hulpbronnen in hun gebied. Na het dekolonisatieproces is permanente soevereiniteit over natuurlijke hulpbronnen aan alle staten toegekend. 
Met functionele soevereiniteit heeft een staat geen volledige soevereiniteit maar wel de beschikking over de bevoegdheden die nodig zijn voor een goede vervulling van de aan hem toevertrouwde taken (rechten van kuststaat op exploratie/exploitatie van vis, olie en gasvelden. Zo ook de zorgplichten van het zeemilieu). 

Doelstellingen van de Verenigde Naties. 
Oorspronkelijke doelstellingen (art. 1 VN-Handvest): 

  • Internationale vrede en veiligheid 

  • Vriendschappelijke betrekkingen tussen staten 

  • Economische, sociale, culturele en humanitaire samenwerking 

  • Zelfbeschikking en rechten van de mens 

Aanvullende doelstellingen: 

  • Dekolonisatie 

  • Peace-keeping 

  • Ontwikkelingssamenwerking 

  • Milieubescherming 

  • Samenwerking met civil society en bedrijfsleven 

  • Naoorlogse vredesopbouw 

Hoofdorganen VN (art. 7 Handvest): 

  • Veiligheidsraad --> De VN-Veiligheidsraad bestaat uit vijftien leden waarvan vijf permanente leden met vetorecht (VS, UK, CH, RUS, FR). Bij besluiten over procedurele kwesties is het vetorecht niet van toepassing (art. 27 WVV VVN-Handvest). Belangrijke besluiten van de AVVN dienen te worden genomen bij gekwalificeerde meerderheid (2/3 deel) (art. 18 lid 2 VN-Handvest). Een resolutie van de AVVN over niet belangrijke zaken moet met een gewone meerderheid worden aangenomen (art. 18 lid 3 VN-Handvest). De resterende landen worden voor een periode van twee jaar gekozen door de Algemene Vergadering. Als de Veiligheidsraad besluit tot collectieve actie moeten de staten dat opvolgen (art. 25 VN-Handvest). De Veiligheidsraad kan in het kader van hoofdstuk 7 van het VN-Handvest juridisch bindende besluiten nemen. Zij zijn gemachtigd om statengedrag aan het geweldverbod te toetsen. Onder art. 39 VN-Handvest bepalen zij of er sprake is van een bedreiging of verbreking van de internationale vrede en veiligheid. In artikel 51 van het VN-Handvest is bepaald dat ieder staat die slachtoffer is van een gewapende aanval het inherente recht op zelfverdediging heeft. Dit moet wel aan een viertal vereisten voldoen: 
    - Er moet sprake zijn van een voorafgaande gewapende aanval 
    - Het gebruik van geweld uit zelfverdediging dient noodzakelijk en proportioneel te zijn 
    - Een zelfverdedigingsactie dient onmiddellijk aan de Veiligheidsraad ter kennis worden gebracht 
    - De zelfverdedigingsactie dient uitgevoerd te worden met inachtneming van het internationale humanitair recht. Een preventieve aanval om een aanval te voorkomen is niet gerechtvaardigd onder internationaal recht door een beroep op et recht van zelfverdediging. Een preëmptieve aanval is een aanval die een land uitvoert als het zelf niet op oorlog uit is, maar zeker weet dat een tegenstander op het punt staat aan te vallen. Dit valt wel onder zelfverdediging. Op basis van art. 39-42 van het VN-Handvest heeft de Veiligheidsraad verschillende mogelijkheden ter beschikking om dwingende maatregelen ter bevordering van de internationale vrede en veiligheid op te leggen: 
    - Niet-militaire sancties, zoals handelsembargo’s, bevriezing van banktegoeden, reisverboden, etc --> smart sanctions 
    - Sancties die het gebruik van geweld mandateren 

  • Algemene Vergadering --> In de Algemene Vergadering zijn alle lidstaten vertegenwoordigd. Zij beslissen over het budget, aanbevelingen en benoeming van zaken van de VN (welvaart, vrede mensenrechten). Dit gaat met 2/3 meerderheid en elk lid heeft één stem (art. 18 lid 1 VN-Handvest). Ook bevoegd aanbevelingen te doen die de veiligheid en vrede aangaan (art. 11 lid 1 en 2 VN-Handvest). AVVN besluit over lidmaatschap op aanbevelen van Veiligheidsraad, zoals Palestina (art. 4 lid 2 VN-Handvest). Dit wordt beoordeeld aan de hand van art. 1 Montevideo Convention. 

  • Economische en Sociale Raad --> Studies voorbereiden en aanbevelingen doen en coördineert gespecialiseerde organisaties (IMF, Wereldbank, FAO en UNESCO) 

  • Trustschapsraad --> Behandeling van trustschapszaken, maar heeft een mindere betekenis 

  • Het Secretariaat --> Uitvoerend orgaan bij verzoeken van de Veiligheidsraad en AVVN. Secretaris-generaal per vijf jaar benoemd door AVVN op aanbeveling van de Veiligheidsraad 

  • Internationaal Gerechtshof --> Geschillen tussen staten te beslechten, maar heeft alleen rechtsmacht als de state zich vrijwillig daaraan onderwerpen. Het bestaat uit vijftien rechten, die door de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad voor een termijn van negen jaar worden gekozen. Spreken niet recht op basis van UVRM! 

Functies van internationale organisaties: 

  • Ontmoetingsplaats en platform voor discussie 

  • Belangenbehartiging door staten 

  • Belangenafstemming tussen staten 

  • Regelgeving 

  • Operationele activiteiten 

  • Toezicht 

  • Geschillenbeslechting 

Erkenning: 

Eenzijdige handeling waarbij een staat aanvaardt dat een nieuwe entiteit voldoet aan de vereisten voor staatsvorming en daarom de status van zelfstandige staat toekomt 

  • Impliciete of expliciete erkenning 

  • In belangrijke mate een politiek proces 

  • In beginsel geen voorwaarde voor totstandkoming, declaratoire functie (uitroepen van erkenning) 

  • Declaratoire functie en daardoor niet vereist voor totstandkoming van staten!  
    Wel werpt het ontbreken van erkenning door de internationale gemeenschap van Staten het vermoeden op dat niet is voldaan aan de criteria die in het internationaal recht worden gesteld voor het bestaan van een Staat. 

  • Erkenning wel juridisch en praktisch relevant 

Rechtspersoonlijkheid van internationale organisaties: 

  • Opgericht bij verdrag (traités-constitutions) 

  • Hebben rechten, plichten en bevoegdheden onder internationaal recht 

  • Kunnen overeenkomsten aangaan met staten of andere internationale organisaties 

  • Reparations for Injuries zaak. IGH heeft beslist dat de VN een internationale organisatie is. Voorwaarde voor internationale organisatie:  
    - Staten die de organisatie oprichten dienen de intentie te hebben een zelfstandig samenwerkingsverband te creëren. 
    - De organisatie moet in staat zijn deze functies en rechten uit te voeren 
    De Internationale rechtspersoonlijkheid van de VN kan ook tegen niet-leden worden ingeroepen 
    De rechtspersoonlijkheid van de VN heeft gelding jegens lidstaten en andere staten 

  • Organisatie dient te beschikken over rechten, plichten en bevoegdheden om functies uit te kunnen oefenen 

  • VN: Absolute immuniteit --> VN moeilijk aansprakelijk te stellen. Wel als ze effectieve controle hebben art. 7 ARIO 

 Mensenrechten worden vaak onderverdeeld in drie generaties: 

  • Burgerrechten en politieke rechten zoals neergelegd in het IVBPR en in het EVRM. Deze rechten en vrijheden vergen doorgaans een terughoudende opstelling van de staat 

  • Economische, sociale en culturele rechten. Bij deze rechten is veelal een meer actief overheidsoptreden noodzakelijk. Hiertoe behoren recht op werk, arbeidsvoorwaarden, gezondheidszorg en op onderwijs. Deze zijn geformuleerd in het IVESCR en het Europees Sociaal Handvest 

  • Collectieve rechten, zoals recht op zelfbeschikking van volken en recht van minderheden om hun eigen identiteit te behouden. Deze rechten hebben een bijzonder karakter omdat dergelijke rechten niet toekomen aan individuen maar aan volken of groepen 

Mondiale bescherming van mensenrechten: 

  • Rapportageplicht (art. 52 EVRM) --> Staten hebben de verplichting elke vijf jaar te rapporten over de inspanningen die zijn verricht om de mensenrechtensituatie in hun land te verbeteren. Hier kan op worden gereageerd door het verdragsorgaan 

  • Statenklachtrecht (art. 33 EVRM) --> Klachten door staat over mensenrechtensituatie in andere staat. Niet vaak gebruikt door politieke gevoeligheid. 

  • Zelfstandig onderzoek (art. 38 EVR) --> Onderzoek op eigen initiatief van het verdragsorgaan. Het rapport is niet bindend en ook niet openbaar. Wel kan het als pressiemiddel worden gebruikt 

  • Individueel klachtrecht (art. 34 EVRM) --> Als individu een klacht in te dienen tegen een staat wegens het schenden van mensenrechten. Hieraan zijn voorwaarden verbonden:  
    - Klager dient zelf slachtoffer te zijn van de schending (een klacht in het algemeen of voor iemand anders zal niet-ontvankelijk worden verklaard actio popularis 
    - De nationale rechtsmiddelen dienen te worden uitgeput 
    - Termijn voor het indienen van een klacht 
    - Wanneer een klacht ontvankelijk is verklaard eerst de staat om reactie te vragen 

Na de Jodenvervolging ontstond de behoefte om individu achter de staat strafrechtelijk verantwoordelijk te stellen voor het niet naleveren van internationale verbodsbepalingen. Dit zijn internationale straftribunalen. Bij verdrag opgericht. ISH heeft materiële rechtsmacht over misdrijven als beschreven in artikel 5 Statuut van Rome.  

  • Misdrijf van genocide --> art. 6 Statuut van Rome 

  • Misdrijven tegen de menselijkheid --> art. 7 Statuut van Rome 

  • Oorlogsmisdrijven --> art. 8 Statuut van Rome 

  • Misdrijf van agressie --> art. 8bis Statuut van Rome 

De enige belemmering is dat het ISH geen formele rechtsmacht heeft ver het conflict in Syrië, omdat Syrië het Statuut van Rome niet heeft ondertekend (art. 12 en 13 Statuut van Rome --> indien misdrijven zoals art. 5 Statuut van Rome). Bovendien heeft onder andere Rusland meerdere keren aangegeven dat zijn veto zal uitoefenen bij een verwijzing naar het ISH door de Veiligheidsraad (art. 13 Statuut van Rome). Sancties (art. 77 Statuut van Rome inzake Internationaal Strafhof). Temporele rechtsmacht van het Hof van misdrijven begaan na inwerkingtreding van het Statuut (art. 11 Statuut van Rome). 

Drie manieren hoe een zaak bij het ISH kan komen (art. 13 Statuut van Rome): 

  1. Wanneer lidstaat van het ISH een situatie doorverwijst naar de openbare aanklager 

  1. Wanneer een situatie wordt doorwezen door de Veiligheidsraad van de VN (hiervan was sprake van met Syrië, want zij hebben het verdrag niet ondertekent, maar vijf permanente leden hebben veto en Rusland deed dat) 

  1. Wanneer de openbare aanklager uit eigen beweging een situatie gaan onderzoeken 

Artikel 12 Statuut van Rome lid 2 zegt wel dat het Hof zijn rechtsmacht kan uitoefenen in het geval van sub a en b van artikel 13 indien: 

  1. De staat op wiens grondgebied een misdrijf is gepleegd is lidstaat 

  1. Of verdachte nationaliteit heeft van lidstaat 

Dit betekent dus dat wanneer een situatie wordt verwezen door een andere lidstaat naar de openbare aanklager of dat de openbare aanklager zelf een onderzoek instelt, dan moet het misdrijf op het grondgebied zijn gepleegd van een lidstaat van het ISH of verdachte nationaliteit hebben van een lidstaat van het ISH. Dus niet als situatie wordt doorverwezen van Veiligheidsraad (sub c). 

ISH is complementair aan nationale rechtsmacht (art. 17 Statuut van Rome). ISH heeft alleen rechtsmacht als nationale macht niet wil of niet kan vervolgen. Dus als verdachte is vervolgd in nationale lidstaat, dan ISH geen rechtsmacht. Ook geen rechtsmacht als de verdachte is vrijgesproken. Maar moet wel eerlijke poging zijn geweest, dus al verdachte vriend is van president en daardoor wordt vrijgesproken, dan ISH wel rechtsmacht (want het land wilde niet vervolgen). 

Vervolging door Internationale Strafhof: 

  • Opgericht door VN 

  • Verzoek van de staat zelf 

  • Onderzoek door openbaar aanklager proprio motu 

  • Doorverwijzing door de VN-Veiligheidsraad --> Het Strafhof kan rechtsmacht uitoefenen als de VN-Veiligheidsraad de situatie verwijst naar het Internationaal Strafhof. 

  • Op verzoek van een derde staat 

  • Dit mag wel oordelen over individuen en niet alleen over staten zoals IGH 

Drie documenten bestaat de zogenaamde ‘International Bill of Rights: 

  • Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) 

  • Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (1966) 

  • Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (1966). 

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Submenu: Summaries & Activities
Follow the author: Abel-Jan Scheffer
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2470
Search a summary, study help or student organization