Werkcollege week 6 Inleiding Internationaal Publiekrecht

Opdrachten 

1.  Staten hebben soevereiniteit (Germany vs. Italy blz 629 --> staten soevereiniteit waardoor hoogste gezag en rechtsmacht.) en kunnen daardoor hoogste gezag hebben (suprema potestas) en kunnen hierdoor rechtsmacht uitoefenen. Ook komt uit het arrest voor dat staten soeverein zijn en daardoor soevereine gelijkheid en hierdoor immuun voor gerecht van andere staten. Dit is dus een uitzondering op rechtsprekende rechtsmacht van andere staten. De rechtsmacht kan verdeeld worden in wetgevende, rechtsprekende en handhavende rechtsmacht. Deze hebben aanknopingspunten: territorialiteitsbeginsel, nationaliteitsbeginsel, etc 

Voor immuniteit is dit dus een uitzondering op de rechtsmacht. Immuniteit moet worden onderscheiden van immuniteit, onschendbaarheid en privileges. Acta iure imperii is een handeling ter uitoefening van het publieke gezag van een staat en volledige immuniteit. Iure gestionis is als de staat zelf handelt als private partij (staat koopt bloemen voor ambassade en dus geen immuniteit). 

Antwoord: verdachte 1 Nederlander die in België woonde en verdachte 2 was Nederlander die in Duitsland woonde, slachtoffer had Irakese als Nederlandse nationaliteit.  
Nederland kan zich op het uitgangspunt beroepen: dader en slachtoffer Nederland dus passief en actief nationaliteitsbeginsel.  
Duitsland kan zich beroepen op subjectieve territorialiteitsbeginsel.  
Irak kan zich op passief nationaliteitsbeginsel 

2. a. para 51 blz. 560 staat dat drie personen gezagdragers volledige immuniteit dragen: head of state, head of government en miniser of foreign affairs. Yerodia was minister van buitenlandse zaken en dus volledige immuniteit. In para 58 zegt het IGH dat ook al wordt de persoon verdacht van zeer ernstige internationale misdrijven, zelfs dan vormt dat geen uitzondering. In para 60 staat dat immuniteit niet straffeloosheid betekent. Vier redenen in para 61 dat iemand met volledige immuniteit toch bestraft kan worden: 
   1. Wanneer deze persoon in eigen land berecht wordt 
   2. Wanneer land zijn eigen immuniteit opheft 
   3. Wanneer persoon zijn ambtsperiode beëindigd is voor misdrijven in persoonlijke capaciteit (want persoonlijke immuniteit valt weg, maar functionele immuniteit blijft) 
   4. Immuniteit geldt niet voor internationaal strafhof (art. 27 ISH-Statuut) 
   Dit is dus zuivere universele rechtsmacht 
   b. Art. 2 lid 1 WIM:  
   Sub a: Universaliteitsbeginsel 
   Sub b: passief nationaliteitsbeginsel 
   Sub c: actief nationaliteitsbeginsel 

3. Altijd kijken bij zeerecht (belangrijke artikelen markeren en kijk welke part bij welke zone is blz. 177). Bevindt zich in EEZ en daar heeft NL geen bevoegdheid voor strafrechtelijk onderzoek en dat heeft ze wel op NL grondgebied en territoriale wateren 

4. R: Art. 22 WVDV: ambassades onschendbaar, art. 29 WVDV: diplomaten onschendbaar en art. 31 WVDV: diplomaten onschendbaar 

A: In dit geval geldt dat de verdachte een Oekraïense diplomaat is en zich in de Oekraïense ambassade bevindt. De ambassade is onschendbaar op grond van artikel 22 WVDV en de politie mag dus de ambassade niet betreden zonder toestemming van de Oekraïense ambassadeur. Ook mag de politie de verdachte niet aanhouden omdat hij op grond van artikel 29 WVDV onschendbaar is en het Openbaar Ministerie mag de verdachte niet vervolgen omdat de verdachte op grond van artikel 31 WVDV immuniteit geniet.   

C: In het licht van het bovenstaand concludeer ik dat de verdachte onschendbaar is en immuniteit geniet en dat de verdachte onder deze omstandigheden niet mag worden aangehouden en niet mag worden vervolgd. Vervolging mag alleen plaatsvinden als Oekraïne de immuniteit van de verdachte opheft (artikel 32 WVDV). In dat geval verliest de verdachte zijn diplomatieke/beschermde status. Nederland kan de verdachte ook tot persona non grata verklaren (artikel 9 WVDV). 

5. a. Mothers of Screbenica (blz. 47). Zij vorderde: para. 3.2.1 
   b. VN heeft immuniteit en daardoor mag een nationale rechter zich daar niet over uitlaten (art. 105 VN-Handvest) para. 4.2. 
   C. Hoge Raad komt tot de conclusie dat in art. 103 (VN-Handvest) dat als er sprake is van een conflict tussen VN-Handvest (immuniteit VN art. 105) en andere internationale verplichtingen (art. 6 EVRM en art. 40 EVBPR), dan gaat VN-Handvest voor