Stamplijst Kindergeneeskunde

Stamplijst met belangrijke begrippen en toelichting bij het vak Kindergeneeskunde. De stamplijst is online beschikbaar met een abonnement 2 of als hardcopy verkrijgbaar in het JoHo Center Utrecht (gecombineerd met week 3 en 4)

Tekenen van dehydratie

  • Droge slijmvliezen

  • Ingezonken ogen en ingezonken fontanel

  • Daling van het gewicht

  • Hypotensie (in laat stadium)

  • Tachycardie

  • Verlengde capillary refill

  • Afgenomen perifere pulsaties

  • Verminderde turgor

  • Snelle en diepe ademhaling

ORS

Oral rehydration solution, bevat natrium, kalium en glucose. Door de actieve absorptie van glucose samen met natrium en vocht kan de absorptie van water, suiker en zouten gelijk worden aan het verlies of zelfs groter worden.

 

Toddlers diarrhoea (peuterdiarree)

Pathofysiologie: vertraagde ontwikkeling van de darmmotiliteit + het eten van veel suikers spelen een rol

Behandeling: geen

 

Coeliakie

Pathofysiologie: gliadine in gluten veroorzaken een immunologische respons in de mucosa van het jejenum. Cellen migreren in toenemende maten van de crypten naar de villi, de compensatie is echter niet groot genoeg en er ontstaat door verlies van cellen een platte mucosa.

Diagnostiek: Serologie. Jejunumbiopt. Eventueel kijken of glutenvrij dieet klachten vermindert.

Behandeling: glutenvrij dieet

 

Post gastro-enteritis syndroom

Tijdelijke lactose-intolerantie t.g.v. een doorgemaakt gastro-enteritis

Oorzaken voor huilen

-E.c.i.: tanden krijgen (kinderen krijgen rond de 8 maanden tanden), psychisch (relatie-problemen moeder en kind), krampen

-Gastro-intestinale problematiek: reflux, darmkrampen, voedselallergie, obstipatie

-Infectie: UWI, OMA, luchtweginfectie of meningitis

-Neurologische oorzaken: zeldzame stoornissen

Normaal huilgedrag

6 weken is piekleeftijd, 2 tot 2,5 uur per dag

Excessief huilen: 3 uur per dag, 3 dagen in de week gedurende 3 weken

Koemelkallergie

Symptomen: Dunne ontlasting, failure to thrive, diarree, overgeven, huilen, urticaria, jeuk en oedeem in het gezicht. Door aantasting van villi kan er lactose-intolerantie ontstaan.

Diagnostiek: eliminatie provocatietest en dubbelblinde provocatietest.

Pathofysiologie functionele obstipatie

-Door ophouden van faeces zet het rectum uit, hierdoor vermindert het gevoel van aandrang

-Continue druk op de sfincter kan leiden tot incontinentie

-Druk van het uitgezette colon/rectum op de blaas kan leiden tot enuresis

-Stase van urine kan leiden tot UWI’s

Soorten diarree

-Osmotische diarree: hypertone darminhoud zorgt ervoor dat water zich naar het lumen verplaatst

-Secretoire diarree: secretie van water en elektrolyten in de darm, door bijv. virale of bacteriële infecties

-Exsudatieve diarree: door ontsteking van de darmwand vindt er meer vochtsecretie plaats, bijv. bij colitis ulcerosa en M. Crohn

-Gestoorde motiliteit van de darm: bijv. bij IBS(= irritable bowl syndrome)

Pylorus stenose

Pathofysiologie: is geassocieerd met hypochloremische alkalose en komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes.

Symptomen: projectiel braken, palpabele massa en mogelijk dehydratie.

Diagnostiek: echo

Behandeling: pyloromyotomie, hierbij wordt de spier van de pylorus gekliefd, maar niet de mucosa

Gastro-oesophageale reflux

Pathofysiologie: ontstaat bij jonge kinderen doordat de onderste oesophageale sfincter niet goed ontwikkeld is. Hierdoor treedt relaxatie van de sfincter op, bijv. na het eten. Meestal verdwijnen de symptomen als kinderen ouder dan 12 maanden zijn, waarschijnlijk door de ontwikkeling van de sfincter.

Behandeling: toevoegen verdikkende agentia in de voeding. In ernstige gevallen domperidom (versnelling van maagontlediging) en omeprazol (protonpompremmer).

Cystische fibrose

Pathofysiologie: er is een defect in het ionen transport over epitheliale cellen van de exocriene klieren. Dit zorgt voor toegenomen viscositeit van secreten (taai slijm). Hierdoor raken de afvoergangen van de pancreas verstopt, en raakt de pancreas beschadigd, hierdoor ontstaat uiteindelijk pancreasinsufficiëntie.

Symptomen: frequent luchtweginfecties, stinkende, plakkerige ontlasting

Diagnostiek: zweettest. Het zweet van iemand met CF bevat meer natrium en chloor.

Behandeling:

-Verhogen voedingsintake

-Extra vetoplosbare enzymen (K, A, D, E)

-Fysiotherapie

-Aanvulling pancreasenzymen (orale capsules)

-Profylactische antibiotica

-Longtransplantatie (bij terminale ziekte)

Ziekte van Hirschprung

Pathofysiologie: aangeboren neurologischeaandoening van het colon, waarbij de zenuwen die voor de peristaltiek zorgen niet goed functioneren of niet aanwezig zijn.

Symptomen: vertraagde meconiumlozing, obstipatie, braken, bolle buik

Diagnostiek: rectumzuigbiopt

Behandeling: hemicolectomie

Fragiele X syndroom

Uiterlijke kenmerken: langgerekt gezicht, grote afstaande oren, platte voeren, lage spiertonus, vergrote testes.

Differentiaal diagnose: Coffin-Lowry, Lujan Fryns en Atkin syndroom.

Diagnostiek: moleculaire analyse van CGG trinucleotide repeat op het FMR-1 gen. Bij Fragiele X syndroom zijn er meer dan 200 repeats, terwijl er gewoonlijk maar 6 tot 55 horen te zijn. Dit wordt aangetoond met behulp van Southern Blot techniek.

Overerving: X-gebonden aandoening. Indien een jongen het heeft is de moeder dus altijd de draagster van het aangedane X-chromosoom.

Sequentie

Bij een sequentie zijn de afwijkingen allemaal het gevolg van 1 defect. Voorbeelden zijn Potter sequentie en Pierre Robin sequentie.

Potter: de nieren functioneren niet, waardoor de foetus geen vruchtwater kan produceren, hierdoor ontstaat onder andere pulmonaire hypoplasie.

Pierre Robin: er is een micrognathie (ontwikkelingsstoornis van de kaak, waarbij de kin niet goed ontwikkelt), waardoor de tong naar achter verplaatst (glossoptosis), hierdoor kan het palatum niet sluiten en ontstaat er een palatoschisis.

Oorzaken Pierre Robin sequentie

De micrognathie die de Pierre Robin sequentie veroorzaakt kan het gevolg zijn van een aandoening van de spieren/zenuwen, een skeletafwijking, een chomosoomafwijking of een tekort aan vruchtwater. Vaak komt het voor samen met een syndroom, bijv. Stickler syndroom (heriditaire talmyopathie), faryngeale spierzwakte, velo-cardio-faciaal (VCF) syndroom, Digeorge syndroom (thymus aplasie), foetaal alcohol syndroom of het Treacher Collins syndroom.

Tetralogie van Fallot

-Pulmonalisklepstenose

-Ventrikel septum defect

-Overriding aorta: deze bevindt zich over het ventrikel septum defect

-Hypertrofie rechter ventrikel

Velo-cardio-faciaal-syndroom (VCFS)

Deletie van chromosoom 22q11. Patiënten met dit syndroom hebben een retrognathie, een lang verticaal gezicht, zijn vaak microcefaal, hebben last van schisis en vaak ook chronische oorproblemen. 85% van de patiënten heeft hartdefecten, meestal betreft dit een ventrikel septumdefect, bij 21% komt Tetralogie van Fallot voor.

Overerving: autosomaal dominant, betreft echter meestal een spontane mutatie.

SOA Top 10

1. Chlamydia

2. Genitale wratten

3. Herpes genitalis

4. Gonorroe

5. Hepatitis B

6. Trichomonas

7. Syfilis

8. HIV

9. Gardnerella

10. Schaamluis

Hernia inguinalis

Oorzakelijke factoren: prematuriteit, obstipatie, hydro-ventriculairdrain, leeftijd 0-4 jaar of >45 jaar

Differentiaal diagnose: hydrocele, varicocele, opgezette lymfeklier, weke-delentumor (zeldzaam)

Diagnostiek: meestal op geleide van anamnese en lichamelijk onderzoek, eventueel echografie

Behandeling: herniotomie

Complicatie: incarceratie, door oedeemvorming kan de hernia niet meer teruggebracht worden

Onderscheid met hernia femoralis: deze loopt via de canalis femoralis en is wat ronder dan een hernia inguinalis, daarnaast ligt de uitstulping bij een hernia femoralis onder het inguinale ligament (tussen SPIAS en os pubis), een hernia inguinalis begint hieronder.

Indirecte hernia inguinalis: lateraal van epigastrische vaten, via annulus inguinalis internus

Directe hernia inguinalis: mediaal van epigastrische vaten (komt meestal voor bij oudere mannen, door zwakte van het peritoneum)

Hydrocele

Ontstaat doordat de tunica vaginalis ontstaat uit het peritoneum en nog vocht blijf produceren, hierbij ontstaat een hydrocele non-communicans. Indien de verbinding naar het abdomen via de processus vaginalis open blijft kan er een hernia inguinalis of hydrocele communicans ontstaan. Een hydrocele funiculi bevindt zich in de lies, bij meisjes heet dit een cyste van Nuck.

Hypospadie

Uitgang van de urethra bevindt zich meer naar ventraal.

Epispadie

Uitgang van de urethra bevindt zich meer naar dorsaal.

Astma

Pathofysiologie: omgevingsfactoren en genetische predispositie zorgen voor chronische bronchiale ontsteking met eosinofielen, lymfocyten, mest cellen en neutrofielen. Hierdoor ontstaat bronchiale hyperreactiviteit, die wordt uitgelokt door “triggers” (roken, allergenen, infecties etc.). Door de hyperreactiviteit ontstaat oedeem, bronchoconstrictie en een toegenomen slijmproductie, dit leidt tot symptomen zoals hoesten, “wheezing” en kortademigheid.

Diagnostiek: meestal geen aanvullend onderzoek nodig. Spirometrie is vanaf 6-jarige leeftijd mogelijk. Meestal wordt gekeken of patiënten baat hebben bij het gebruik van bronchodilatoren.

Therapie: β2-agonisten, ipratropium bromide (= parasympathicolyticum), corticosteroïden

Acute exacerbatie astma

Lichamelijk onderzoek: met name letten op polsfrequentie en gebruik van hulpademhalingsspieren. Of iemand nog volzinnen uit kan spreken is een goede parameter voor de mate van dyspnoe.

Therapie: zuurstof, kortwerkende β2-agonist, oraal prednisolon of hydrocortison intraveneus, als er geen verbetering optreedt ook ipratropium bromide geven.

Laryngitis subglottica

Oorzaak: para-influenza

Symptomen: ontstaat meestal ’s nachts, blafhoest, geen koorts, weinig benauwd, inspiratoire stridor, heesheid

Therapie: meestal afwachtend, dexamethason en prednisolon oraal kunnen de ernst van het oedeem, waardoor de benauwdheid en stridor ontstaan verminderen

Epiglottitis

Oorzaak: H. Influenzae

Symptomen: hoge koorts, keelpijn, slikproblemen (het kind kwijlt meestal), driepootfenomeen (rechtop zitten met steun van beide handen om de ademweg vrij te houden)

Therapie: opnemen in het ziekenhuis en intuberen, antibiotica (meestal augmentin)

 

Bronchiolitis

Oorzaak: meestal RS-virus of humaan metapneumovirus

Symptomen: scherpe, droge hoest, tachypnoe, subcostale en intercostale intrekkingen, hyperinflatie van de borstkas (sternum is prominent aanwezig en verplaatsing van de lever naar beneden), eind inspiratoire rhonchi, wheezing, tachycardie en cyanose

Diagnostiek: RS-virus kan aangetoond worden in een nasopharynx spoelsel. Op de X-thorax kan hyperinflatie, air-trapping en/of atelectase gezien worden.

Therapie: ondersteunende maatregelen, zoals zuurstof

Caput Succedaneum

Hematoom met oedeem, meestal op het achterhoofd, deze kan over de schedelnaden lopen. Het hematoom bevindt zich subcutaan.

Cephaal hematoom

Bloeding die zich bevindt tussen de schedel en het periost. Deze verdwijnt meestal na een paar weken en gaat soms gepaard met een schedelfractuur. Deze strekt niet over de schedelnaden.

Chignon

Tijdelijk hematoom met oedeem door gebruik van vacuümextractor, meestal links op het hoofd.

Subgaleaal hematoom

Bevindt zich tussen aponeurosis epicranialis en het periost.

Risicofactoren geboortetrauma

-Stuitbevallingen

-Groot kind (>4500 gram)

-Kunstverlossingen met gebruik van tang of vacuümextractor (ook bij een keizersnede kan een

geboortetrauma optreden)

-Bekkenmisvormingen bij de moeder of hoofd-bekken-dysproportie

-Oligohydramnion

-Ernstig premature kinderen

-Skeletaanlegstoornissen

Vergiftiging met etsende vloeistof

Bijvoorbeeld: chloor

Therapie: niet laten braken, geen actieve kool, opnemen en monitoren, na 12-24 uur een scopie uitvoeren. Water en melk kunnen neutraliserend werken. Bij schade aan de oesofagus moet er een oesofageale tube ingebracht worden, deze moet 4-6 weken blijven zitten.

Complicaties: oesofagus- of maagperforatie en/of beschadiging. Ulcus. Oesofagusstrictuur.

Vergiftiging met koolwaterstof

Bijvoorbeeld: petroleum

Therapie: geen maagspoeling en niet laten braken i.v.m. kans op chemische pneumonie. Laxeren.

Complicatie: chemische pneumonie

Geneesmiddelenintoxicatie

Therapie: geactiveerde kool, laten braken, maagspoelen

Ductusafhankelijke hartafwijking

Ontstaat meestal 2-3 dagen na de geboorte, wanneer de ductus arteriosus sluit.

Therapie: prostaglandinen: deze houden de ductus arteriosus. In de chronische fase kan er een diureticum worden gegeven.

Diagnostiek: X-thorax, ECG, echocardiografie en angiografie (alleen bij ingewikkelde hartafwijkingen)

Verandering van foetale circulatie naar neonatale circulatie

Bij de eerste ademhaling neemt de weerstand in de pulmonaire vaten af en stroomt er 6x zoveel bloed naar de longen. Hierdoor neemt de druk in het linkeratrium toe. Daarnaast komt er minder bloed terug in het rechter atrium, omdat de placenta niet meer tot de circulatie behoort. Door het verschil in druk sluit het foramen ovale. De ductus arteriosus (deze verbindt de truncus pulmonalis met de aorta bij de foetus), sluit meestal binnen 2-3 dagen ongeveer.

Meningitis

Diagnostiek:

-Lab: bloedbeel en infectiparameters, glucose, stollingsfactoren, lever- en nierfunctie

-Bloedkweek, bloedgas en urinesediment

-Lumbaal punctie en X-thorax

Bij lumbaal punctie moet gekeken worden naar cellen, eiwitten en glucose. Daarnaast moet er een deel ingezet worden voor kweek en een deel voor virale PCR.

Differentiatie bacteriële meningitis en virale meningitis o.b.v. cellen bij lumbaalpunctie:

-Bacterieel: veel neutrofielen, laag glucose en veel eiwitten

-Viraal: veel lymfocyten, normaal glucose en normale hoeveelheid eiwitten

Therapie bacteriële meningitis: 3e generatie cefalasporine (ceftriaxon) bij jonge kinderen (<2/3 maanden) 2e generatie cefalosporine (cefotetan). Dexamethason kan de lange termijn complicaties zoals doofheid verminderen.

Neonatale hypoglycaemie

Symptomen: prikkelbaarheid, tremoren, apnoe, lethargie, sufheid, niet drinken en convulsies

Risicofactoren: pasgeborenen met intra-uteriene groei restrictie, prematuren, als de moeder diabetes mellitus heeft, als het kind groot is voor zijn leeftijd, hypothermie heeft, polycythemie, androgenitaal syndroom, metabole ziekten of gewoon ziek is.

Therapie: regelmatig voeden, bloedglucose regelmatig controleren. Als het glucose onder een bepaalde waarde komt (deze verschilt per ziekenhuis) of wanneer er symptomen zijn, dan wordt er glucose intraveneus gegeven. Indien hierbij geen goede respons bij optreedt kan er glucagon of hydrocortison gegeven worden.

 

 

 

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Kindergeneeskunde

Notes bij Kindergeneeskunde - UU (week 1)

Notes bij Kindergeneeskunde - UU (week 1)

Gebaseerd op het collegejaar 2014-2015 van het masterprogramma Geneeskunde aan de UU. Zie voor de overige aantekeningen:


MTE Kinderen met koorts

Koorts is een centraal gemedieerde verhoging van de lichaamstemperatuur tot minstens 38,5 graden Celcius. Het is belangrijk na te gaan hoe de koorts is gemeten. Rectale metingen en metingen in het oor zijn het meest betrouwbaar. Axillaire metingen zijn erg onbetrouwbaar. Vraag dus naar de meetwijze als ouders vertellen dat hun kind koorts heeft (gehad).

Een neonaat met koorts moet altijd worden doorgestuurd naar een kinderarts. De neonatale periode bestaat uit de eerste 28 levensdagen van het kind. Andere redenen om door te sturen zijn alarmsymptomen. Een aantal belangrijke alarmsymptomen zijn sufheid en petechiën. Ook wanneer het kind erg hangerig is, moet je hem of haar laagdrempelig zien.

Bij een neonaat presenteren infecties zich vaak atypisch. Bij een zieke pasgeborene moet de DD dan ook niet alleen uit infecties bestaan:

  • Infecties

  • Aangeboren (hart)afwijkingen

  • Stofwisselingsziekten

  • Pijn

  • Aandoeningen van het centraal zenuwstelsel

Als een kind vitaal bedreigd is, ga je te werk via het ABCDE systeem. Dit is hetzelfde als bij volwassenen. Het kind moet altijd helemaal worden nagekeken. Een aantal belangrijke aspecten uit het lichamelijk onderzoek zijn:

  • Vitale functies: ademhalingsfrequentie, pols, saturatie

  • Meningeale prikkeling: Brudzinski (wanneer bij een liggende patiënt het hoofd passief wordt geflecteerd, heft de patiënt zijn benen) en Kernig (de patiënt ligt met de heup en knieën in 90 graden flexie. Bij het strekken van de benen ontstaat pijn).

  • Petechiën

  • Tekenen van dehydratie

  • Zoeken naar een oorzaak: vlekjes (maculopapulaire huiduitslag), inspectie luchtwegen, inspectie KNO gebied, onderzoek van het gehele abdomen inclusief de nierloges.

  • Fontanel (bij zuigelingen): een ingezonken fontanel past bij dehydratie. Een bomberende fontanel is een teken van meningitis.

Wanneer geen duidelijk focus wordt gevonden, moet een urineweginfectie worden overwogen.

Bij jonge kinderen komen veel oorontstekingen voor. Een otitis media acuta is een acute ontsteking. Deze wordt behandeld met 2 medicijnen:

  • Neusdruppels xylomethazoline 0.05%

  • Paracetamol oraal of rectaal

Antibiotica wordt gegeven wanneer het kind ernstig ziek is of steeds zieker wordt. In sommige ander gevallen wordt het overwogen:

  • Kind onder de 2 jaar met een dubbelzijdige OMA

  • Het trommelvlies is bij presentatie reeds geperforeerd

  • Er is geen verbetering na 3 dagen

  • .....read more
Access: 
Public
Notes bij Kindergeneeskunde - UU (week 2)

Notes bij Kindergeneeskunde - UU (week 2)

Gebaseerd op het collegejaar 2014-2015 van het masterprogramma Geneeskunde aan de UU. Zie voor de overige aantekeningen:


MTE Voeding in het eerste levensjaar

Al tijdens de zwangerschap moet op voeding gelet worden. Het is goed als een vrouw al voor ze zwanger is, begint met het gebruik van foliumzuur. De man doet er goed aan geen alcohol te gebruiken voor de conceptie. Hierdoor verbetert de kwaliteit van het sperma. Tijdens de zwangerschap gebruik de vrouw foliumzuur, om de aanleg van het centraal zenuwstelsel bij het kind te optimaliseren, en vitamine D, wat goed is voor de botaanleg van het ongeboren kind.

Het geboortegewicht van een Nederlands kind is ongeveer 3000-3500 gram. Het gewicht van het kind neemt de eerste 12 maanden snel toe:

  • In de eerste 3 maanden groeit het kind 700-800 gram per maand.

  • In maand 4 tot 6 groeit het 500 gram per maand.

  • In maand 7 tot 12 groeit het 400 gram per maand.

Na een jaar is het kind dus gemiddeld 6 tot 6.5 kg aangekomen en weegt het 9 tot 10 kilogram.

De lengte bij de geboorte is 50-54 cm. De lengtegroei is ook erg groot in het eerste jaar. Het kind is na een jaar ongeveer 1.5 keer zo lang als bij de geboorte: er komt zo’n 27 cm per jaar bij.

  • De eerste 3 maanden groeit het 3 cm per maand.

  • In maand 4-12 groeit het 2 cm per maand.

Het aantal en soort voedingen veranderd veel gedurende het eerste levensjaar. De eerste 6 maanden krijgt het kind borstvoeding of volledige zuigelingenvoeding (speciale flesvoeding voor kinderen tot 6 maanden). In maand 6-12 eet het kind steeds meer verschillende dingen, maar blijft er ook nog borstvoeding en/of opvolgmelk in het dieet. Na 12 maanden hoort het kind met de pot mee te eten.

  • Maand 1: 7 en later 6 voedingen per dag (borstvoeding of volledige zuigelingenvoeding).

  • Maand 2-4: 5 voedingen per dag

  • Maand 4-6: afbouwen tot 4 voedingen per dag. Daarnaast fruitmix, groente en aardappelen introduceren. De reden dat nu kan worden gestart met bijvoeding is dat de mondmotoriek van het kind inmiddels voldoende is ontwikkeld om gemalen voeding te kunnen eten.

  • Tussen de 6 en 12 maanden worden steeds minder melkvoedingen gegeven en wordt meer groente, aardappelen, vlees, fruit, vruchtensap, volle yoghurt en uiteindelijk brood met beleg geïntroduceerd in het

  • .....read more
Access: 
Public
Notes bij Kindergeneeskunde - UU (week 3)

Notes bij Kindergeneeskunde - UU (week 3)

Gebaseerd op het collegejaar 2014-2015 van het masterprogramma Geneeskunde aan de UU. Zie voor de overige aantekeningen:


MTE Casus convulsies

 

Een koortsconvulsie wordt ook wel een koortsstuip of febrile seizure (engelse literatuur) genoemd.

 

Casus 1

Een meisje van 1,5 jaar komt op de SEH. Ze ziet er niet ziek uit, maar is wel hangerig. Thuis heeft ze een 5 minuten durende stuip gehad, waarbij er trekkingen waren aan beide armen en benen. Voor het begon draaide eerst haar beide ogen weg naar rechts. De ouders hebben thuis geen temperatuursverhoging bemerkt, maar op de SEH heeft ze een temperatuur van 38,4 graden Celsius.

 

Dit is een vrij typisch verhaal voor een koortsstuip. De koorts hoeft voor de koortsstuip nog niet aanwezig te zijn. Typisch zijn de symmetrische trekkingen en korte duur van de stuip. Bovendien zijn er geen aanwijzingen voor een andere oorzaak (bij lichamelijk onderzoek werden geen andere symptomen gevonden en het meisje maakt een niet zieke indruk).

 

Casus 2

Jongetje van 6 maanden komt op de SEH nadat hij aanvallen heeft gehad. Zijn ogen draaiden weg, waarna hij schokken kreeg in zijn rechter lichaamshelft. Later gingen ook zijn linkerarm en -been meedoen. De aanval duurde 30 minuten. Op de SEH had hij een temperatuur van 38,8 graden Celsius. De familieanamnese is positief voor koortsconvulsies.

 

Op de SEH maakte dit jongetje een zieke indruk. Er moet daarom verder onderzoek worden gedaan. Er kan natuurlijk een infectie spelen. Het CRP werd bepaald en deze was hoog. Meningitis moet hier absoluut in de DD staan (koorts, hoog CRP, convulsie, jong kind), dus is een LP verricht. Hierbij werd geen meningitis aangetroffen. Vanwege de afwezigheid van een infectie van het centraal zenuwstelsel kon hier de diagnose koortsconvulsie worden gesteld.

 

De presentatie van de koortsconvulsie is hier minder duidelijk dan bij casus 1. Er was een asymmetrisch begin en de convulsie duurde lang. Het was daarom belangrijk de DD uit te breiden en meer onderzoek te doen. Bij deze presentatie wordt gesproken van een complexe koortsconvulsie. De exacte criteria hiervoor worden in het volgende MTE (koortsconvulsies) besproken.

 

De positieve familieanamnese draagt bij aan het vermoeden van de diagnose. Het is namelijk aangetoond dat een positieve familieanamnese bij 1e of 2e.....read more

Access: 
Public
Notes bij Kindergeneeskunde - UU (week 4)

Notes bij Kindergeneeskunde - UU (week 4)

Gebaseerd op het collegejaar 2014-2015 van het masterprogramma Geneeskunde aan de UU. Zie voor de overige aantekeningen: 


MTE Invloed van chronische ziekte op de ontwikkeling van kind en gezin

Een kind met een chronische ziekte heeft een 2 keer zo hoog risico om later in het leven psychische klachten te ontwikkelen dan gezonde personen. Het gaat dan niet alleen om psychiatrische problemen. Met name klachten als gedrags- en aanpassingsproblemen komen veel voor.

Vanaf de geboorte totdat het kind 4,5 jaar is, moeten onderstaande taken door het gezin worden uitgevoerd. Bij een chronische ziekte in deze periode komt dit in het gedrang.

  • Hechting: tot de leeftijd van 6 maanden hecht een kind zich met name aan degene die hem/haar verzorgt. Dit kunnen verschillende mensen zijn. Vanaf 6 maanden wordt de hechting specifieker naar 1 persoon gericht. Voor een goede hechting is een goede afstemming tussen verzorger en kind nodig. De verzorger moet bijvoorbeeld adequaat reageren op slaap en honger. Hechting vindt plaats in een kritische periode. Dit betekent dat er een bepaalde window is wanneer het kind goed kan hechten. Als dit door bijvoorbeeld ziekte dan niet gebeurt, is de kans groot dat het kind later in het leven ook hechtingsproblemen ontwikkelt.

  • Interactie en sociale feedback

  • Co-regulatie: de volwassene moet zich aanpassen aan het kind

  • Aanmoedigen interactie met andere kinderen

Na de leeftijd van 4,5 jaar staan andere gezinstaken op de voorgrond:

  • Bevorderen van zelfcontrole

  • Bevorderen van zelfwaardering

  • Bevorderen van onafhankelijkheid en initiatief

  • Open communicatie en tolerantie

  • Toekomstperspectief

Niet alleen bij objectief ernstige ziekten ontwikkelen kinderen psychische problemen. Acne kan voor pubers bijvoorbeeld erg invaliderend zijn. De ernst van een aandoening speelt wel mee in de kans op latere psychische problemen, maar er zijn veel meer factoren.

Deze factoren zijn: aard van de ziekte, stadium van ziekte, leeftijd kind, sociaal-emotionele ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling en gezinsfactoren.

Kinderen hebben vaak last van zichtbare ziektes. Moeheid en pijn kunnen leiden tot veel schoolverzuim (bijvoorbeeld bij reuma).

Een lange ziekteduur is gerelateerd aan het ontwikkelen van somberheid.

Kinderen moeten hun ziekte kunnen verwerken. Deze verwerking is een soort rouwproces. Hierbij rouwen ze om het toekomstbeeld dat ze zich hadden voorgesteld (en dat ze door ziekte niet meer kunnen bereiken). Langzaam wordt dan acceptatie bereikt.

Ziekte bij een jong kind heeft met name invloed op:.....read more

Access: 
Public
Stamplijst Kindergeneeskunde

Stamplijst Kindergeneeskunde

Stamplijst met belangrijke begrippen en toelichting bij het vak Kindergeneeskunde. De stamplijst is online beschikbaar met een abonnement 2 of als hardcopy verkrijgbaar in het JoHo Center Utrecht (gecombineerd met week 3 en 4)

.....read more

Tekenen van dehydratie

  • Droge slijmvliezen

  • Ingezonken ogen en ingezonken fontanel

  • Daling van het gewicht

  • Hypotensie (in laat stadium)

  • Tachycardie

  • Verlengde capillary refill

  • Afgenomen perifere pulsaties

  • Verminderde turgor

  • Snelle en diepe ademhaling

ORS

Oral rehydration solution, bevat natrium, kalium en glucose. Door de actieve absorptie van glucose samen met natrium en vocht kan de absorptie van water, suiker en zouten gelijk worden aan het verlies of zelfs groter worden.

 

Toddlers diarrhoea (peuterdiarree)

Pathofysiologie: vertraagde ontwikkeling van de darmmotiliteit + het eten van veel suikers spelen een rol

Behandeling: geen

 

Coeliakie

Pathofysiologie: gliadine in gluten veroorzaken een immunologische respons in de mucosa van het jejenum. Cellen migreren in toenemende maten van de crypten naar de villi, de compensatie is echter niet groot genoeg en er ontstaat door verlies van cellen een platte mucosa.

Diagnostiek: Serologie. Jejunumbiopt. Eventueel kijken of glutenvrij dieet klachten vermindert.

Behandeling: glutenvrij dieet

 

Post gastro-enteritis syndroom

Tijdelijke lactose-intolerantie t.g.v. een doorgemaakt gastro-enteritis

Oorzaken voor huilen

-E.c.i.: tanden krijgen (kinderen krijgen rond de 8 maanden tanden), psychisch (relatie-problemen moeder en kind), krampen

-Gastro-intestinale problematiek: reflux, darmkrampen, voedselallergie, obstipatie

-Infectie: UWI, OMA, luchtweginfectie of meningitis

-Neurologische oorzaken: zeldzame stoornissen

Normaal huilgedrag

6 weken is piekleeftijd, 2 tot 2,5 uur per dag

Excessief huilen: 3 uur per dag, 3 dagen in de week gedurende 3 weken

Koemelkallergie

Symptomen: Dunne ontlasting, failure to thrive, diarree, overgeven, huilen, urticaria, jeuk en oedeem in het gezicht. Door aantasting van villi kan er lactose-intolerantie ontstaan.

Diagnostiek: eliminatie provocatietest en dubbelblinde provocatietest.

Pathofysiologie functionele obstipatie

-Door ophouden van faeces zet het rectum uit, hierdoor vermindert het gevoel van aandrang

-Continue druk op de sfincter kan leiden tot incontinentie

-Druk van het uitgezette colon/rectum op de blaas kan leiden tot enuresis

-Stase van urine kan leiden tot UWI’s

Soorten diarree

-Osmotische diarree: hypertone darminhoud zorgt ervoor dat water zich naar het lumen verplaatst

-Secretoire diarree: secretie van water en elektrolyten in de darm, door bijv. virale of bacteriële infecties

-Exsudatieve diarree: door ontsteking van de darmwand vindt er meer vochtsecretie plaats, bijv. bij colitis ulcerosa en M. Crohn

-Gestoorde motiliteit van de darm: bijv. bij IBS(= irritable bowl syndrome)

Pylorus stenose

Pathofysiologie: is geassocieerd met hypochloremische alkalose en komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes.

Symptomen: projectiel braken, palpabele massa en

Access: 
Public
Oefenvragen Kindergeneeskunde

Oefenvragen Kindergeneeskunde

Oefenvragen voor het voorbereidend vak Kindergeneeskunde (incl antwoorden). De oefenvragen zijn online beschikbaar met een abonnement 2 of als hardcopy verkrijgbaar in het JoHo Center Utrecht (gecombineerd met week 3 en 4).

Vraag 1

U bent huisarts en ziet Bas, een peuter van 16 maanden oud, en zijn moeder. Hij was kerngezond tot de leeftijd van 9 maanden. Moeder klaagt dat Bas sinds een maand of vier niet meer goed in gewicht aankomt, terwijl hij wel goed eet. Hij heeft vier tot zesmaal per dag dunne ontlasting, maar braakt niet. Verder vindt moeder hem hangerig en humeurig.Bij lichamelijk onderzoek ziet u een dystroof kind met een opvallend bolle buik. Het gewicht van 9,5 kg is beneden het gewicht op het consultatiebureau bij 12 maanden.

 

Vraag Antwoord

1. Noem de 2 meest waarschijnlijke diagnoses.

1. Coeliakie-parasitaire infectie en/of Giardia Lamblia infectie

2. Noem voor elk de gangbare behandeling.

2. Glutenvrij dieet (bij keuze voor coeliakie)-Antibiotica (Flagyl of tinidazol) (bij keuze voor Giardia infestatie)

 

Vraag 2

U bent huisarts en wordt voor een spoedvisite geroepen bij de 18-maanden oude Jeremy. Hij was kerngezond tot gisteren. Hij spuugt sinds 1 dag elke voeding uit en heeft elk uur waterdunne diarree. Het is onduidelijk of hij nog geplast heeft. Andere kinderen op de crèche zijn ook ziek met spugen en diarree. U houdt er rekening mee dat u een ernstig gedehydreerd kind zult aantreffen.

Vraag Antwoord

1. Noem zes symptomen waarop u zult letten om dehydratie vast te stellen

1. -Droge slijmvliezen

-Ingezonken ogen en ingezonken fontanel

-Daling van het gewicht

-Hypotensie (in laat stadium)

-Tachycardie

-Verlengde capillary refill

-Afgenomen perifere pulsaties

-Verminderde turgor

-Snelle en diepe ademhaling

Orale Rehydration Solution (ORS) bevat naast electrolyten ook glucose.

1. Waarom?

1. De glucose is toegevoegd om de absorptie van natrium- en chloride-ionen te bevorderen.

 

Vraag 3

Op uw spreekuur ziet u een jongetje van 6 weken oud. Moeder vertelt dat hij de laatste weken meer en meer is gaan spugen, steeds kort nadat hij de fles heeft opgedronken. Na het spugen heeft hij direct weer honger. Opvallend is verder dat het braaksel er met zeer krachtige golven uitkomt. In de eerste weken na de geboorte is hij goed gegroeid, van 3150 gram bij de geboorte tot 3400 gram; sindsdien niet meer. Het ontlastingspatroon is niet wezenlijk veranderd: 3-4x per dag wordt een luier geproduceerd.

Vraag Antwoord

1. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose.

1. Pylorushypertrofie.

2. Geef tenminste één alternatieve diagnose.

2. Reflux, voedselallergie, gastritis, adrenogenitaal syndroom, malrotatie.

 

Vraag 4

Als poortarts in een algemeen ziekenhuis ziet u de 10- weken oude ex-prematuur Osman, wegens ontroostbaar huilen. Hij.....read more

Access: 
Public
Samenvatting IARC's (Kindergeneeskunde)

Samenvatting IARC's (Kindergeneeskunde)

Uitwerkingen van de Interactieve Colleges tijdens het coschap Kindergeneeskunde. Gebaseerd op augustus 2012, inhoud van het vak gelijk aan 2013-2014.


Inhoudsopgave

 

IARC 1 Floppy infant

IARC 2 Het kind met een ontwikkelingsachterstand

IARC 3 Het kind met diabetes mellitus

IARC 4Geslachtsdifferentiatie

IARC 5 Kindermishandeling

IARC 6 Kinderorthopaedie

IARC 7 Brandwonden

IARC 8 Chronische en recidiverende koorts

IARC 9 Farmacotherapie bij kinderen

IARC 10 Het kind met hematurie

IARC 11 Nefrotisch syndroom

IARC 12 Het kind met urologische afwijkingen

IARC 13 Verdrinking

IARC 14 Acuut zieke kinderen

IARC 15 Aangeboren afwijkingen

IARC 16 Syndroom van Down

IARC 17 Cholestase

IARC 18 Chronische diarree op de kinderleeftijd

IARC 19 Chronische functionele obstipatie

IARC 20 Artritis

IARC 21 Vasculitis

IARC 22 LUTS bij schoolkinderen

IARC 23 Voeding bij kinderen

IARC 24 Voedingsproblemen bij zuigelingen en braken

IARC 25 Klinische betekenis van bloedgroepantistoffen in de zwangerschap

IARC 1 Floppy infant

 

Tonus

Tonus is de spierspanning in rust, zonder actief bewegen. Tonus heeft iemand onbewust, er is sprake van een partiële spiercontractie van zowel de flexoren als de extensoren. Tonus zorgt uiteindelijk voor de houding. De tonus is afhankelijk van de leeftijd, hoe meer prematuur hoe lager de tonus.

 

Hypotonie

Een verminderde tonus kan veroorzaakt worden door een centraal of perifeer probleem, het is belangrijk hierin onderscheid te maken aangezien de differentiaal diagnose van floppy infant erg uitgebreid is. Bij een hypotoon kind met hoge reflexen is de oorzaak meest waarschijnlijk gelegen in de hersenen. Primaire klacht van de ouders is een slap kind, andere problemen zijn voedingsproblemen, later is er sprake van een ontwikkelingsachterstand. In de anamnese moet gevraagd worden naar familieanamnese, zwangerschap, partus, neonatale periode, parese, motorische ontwikkeling en mentale ontwikkeling. Lichamelijk onderzoek bestaat uit een algemeen onderzoek en het neurologisch onderzoek.

 

.....read more

 

Access: 
Public

Obstetrie en Gynaecologie - Geneeskunde - Bundel

Samenvatting Groei & Ontwikkeling, week 4 (gebaseerd op 2012-2013)

Samenvatting Groei & Ontwikkeling, week 4 (gebaseerd op 2012-2013)

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.


Deel 1 – Hoorcolleges

 

HC 16 – Spierdystrofie (DMD/ BMD)

X gebonden recessieve overerving

  • Type Duchenne (DMD)
  • Type Becker (BMD)

 

Dit zijn geen 2 verschillende ziektebeelden. Het gaat om een spectrum waarvan Duchenne de meest ernstige vorm is en Becker de milde vorm is.

 

Klinische verschijnselen:

  • Proximale spierzwakte onderste extremiteiten: Het begint met de bovenbenen die zwakker worden waardoor een kind met een waggelgang gaat lopen en moeilijk de trap op komt.
  • Pseudohypertrofie kuitspieren: De kuiten zijn zo dik dat kinderen vaak geen laarzen aan kunnen. De kuiten voelen heel vast want komen ipv uit spier helemaal uit bind- en vetweefsel te bestaan.
  • Progressief symmetrisch: Vervolgens bereid de spierzwakte zich uit naar de bovenarmen, rugspieren, buikspieren onderarmen en onderbenen.
  • Mentale achterstand: Ongeveer 25-30% van jongens met Duchenne hebben behoorlijke leerproblemen
  • Cardiomyopathie: hart is bijna altijd aangedaan

 

Het is een spectrum dus er zijn verschillen maar er is ook overlap. Het is moeilijk om een vroeg beginnende Becker te onderscheiden van Duchenne.

 

DMD                                                                      BMD                                     
– Begin 1-5 jaar                                                    – Begin 2,5-5e decade
-CK (spier afbraakproduct) geboorte verhoogd    - CK later verhoogd
– Progressief                                                         – Minder progressief
-95% rolstoel < 12 jaar                                         - 95% rolstoel > 12 jaar
-1: 3.500 jongens                                                 -1: 18.000 jongens

 

Diagnostiek

  • Anamnese en lichamelijk onderzoek: Bij Duchenne gaan de jongetjes pas laat lopen en als ze gaan lopen duurt het lang voordat ze stevig lopen. Traplopen is zowiezo een probleem.
  • Familie anamnese: Soms is de ziekte al eerder in de familie voorgekomen, maar dit is lang niet altijd
  • Serum CK: factor in bloed die duidt op spierafbraak. Heeft normaal een waarde van 100 maar kan hierbij wel stijgen tot 1000-2000.
  • DNA onderzoek: Als bovenstaande onderzoeken wijzen
  • .....read more
Access: 
Public
Oefenvragen Kindergeneeskunde

Oefenvragen Kindergeneeskunde

Oefenvragen voor het voorbereidend vak Kindergeneeskunde (incl antwoorden). De oefenvragen zijn online beschikbaar met een abonnement 2 of als hardcopy verkrijgbaar in het JoHo Center Utrecht (gecombineerd met week 3 en 4).

Vraag 1

U bent huisarts en ziet Bas, een peuter van 16 maanden oud, en zijn moeder. Hij was kerngezond tot de leeftijd van 9 maanden. Moeder klaagt dat Bas sinds een maand of vier niet meer goed in gewicht aankomt, terwijl hij wel goed eet. Hij heeft vier tot zesmaal per dag dunne ontlasting, maar braakt niet. Verder vindt moeder hem hangerig en humeurig.Bij lichamelijk onderzoek ziet u een dystroof kind met een opvallend bolle buik. Het gewicht van 9,5 kg is beneden het gewicht op het consultatiebureau bij 12 maanden.

 

Vraag Antwoord

1. Noem de 2 meest waarschijnlijke diagnoses.

1. Coeliakie-parasitaire infectie en/of Giardia Lamblia infectie

2. Noem voor elk de gangbare behandeling.

2. Glutenvrij dieet (bij keuze voor coeliakie)-Antibiotica (Flagyl of tinidazol) (bij keuze voor Giardia infestatie)

 

Vraag 2

U bent huisarts en wordt voor een spoedvisite geroepen bij de 18-maanden oude Jeremy. Hij was kerngezond tot gisteren. Hij spuugt sinds 1 dag elke voeding uit en heeft elk uur waterdunne diarree. Het is onduidelijk of hij nog geplast heeft. Andere kinderen op de crèche zijn ook ziek met spugen en diarree. U houdt er rekening mee dat u een ernstig gedehydreerd kind zult aantreffen.

Vraag Antwoord

1. Noem zes symptomen waarop u zult letten om dehydratie vast te stellen

1. -Droge slijmvliezen

-Ingezonken ogen en ingezonken fontanel

-Daling van het gewicht

-Hypotensie (in laat stadium)

-Tachycardie

-Verlengde capillary refill

-Afgenomen perifere pulsaties

-Verminderde turgor

-Snelle en diepe ademhaling

Orale Rehydration Solution (ORS) bevat naast electrolyten ook glucose.

1. Waarom?

1. De glucose is toegevoegd om de absorptie van natrium- en chloride-ionen te bevorderen.

 

Vraag 3

Op uw spreekuur ziet u een jongetje van 6 weken oud. Moeder vertelt dat hij de laatste weken meer en meer is gaan spugen, steeds kort nadat hij de fles heeft opgedronken. Na het spugen heeft hij direct weer honger. Opvallend is verder dat het braaksel er met zeer krachtige golven uitkomt. In de eerste weken na de geboorte is hij goed gegroeid, van 3150 gram bij de geboorte tot 3400 gram; sindsdien niet meer. Het ontlastingspatroon is niet wezenlijk veranderd: 3-4x per dag wordt een luier geproduceerd.

Vraag Antwoord

1. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose.

1. Pylorushypertrofie.

2. Geef tenminste één alternatieve diagnose.

2. Reflux, voedselallergie, gastritis, adrenogenitaal syndroom, malrotatie.

 

Vraag 4

Als poortarts in een algemeen ziekenhuis ziet u de 10- weken oude ex-prematuur Osman, wegens ontroostbaar huilen. Hij.....read more

Access: 
Public
Stamplijst Kindergeneeskunde

Stamplijst Kindergeneeskunde

Stamplijst met belangrijke begrippen en toelichting bij het vak Kindergeneeskunde. De stamplijst is online beschikbaar met een abonnement 2 of als hardcopy verkrijgbaar in het JoHo Center Utrecht (gecombineerd met week 3 en 4)

.....read more

Tekenen van dehydratie

  • Droge slijmvliezen

  • Ingezonken ogen en ingezonken fontanel

  • Daling van het gewicht

  • Hypotensie (in laat stadium)

  • Tachycardie

  • Verlengde capillary refill

  • Afgenomen perifere pulsaties

  • Verminderde turgor

  • Snelle en diepe ademhaling

ORS

Oral rehydration solution, bevat natrium, kalium en glucose. Door de actieve absorptie van glucose samen met natrium en vocht kan de absorptie van water, suiker en zouten gelijk worden aan het verlies of zelfs groter worden.

 

Toddlers diarrhoea (peuterdiarree)

Pathofysiologie: vertraagde ontwikkeling van de darmmotiliteit + het eten van veel suikers spelen een rol

Behandeling: geen

 

Coeliakie

Pathofysiologie: gliadine in gluten veroorzaken een immunologische respons in de mucosa van het jejenum. Cellen migreren in toenemende maten van de crypten naar de villi, de compensatie is echter niet groot genoeg en er ontstaat door verlies van cellen een platte mucosa.

Diagnostiek: Serologie. Jejunumbiopt. Eventueel kijken of glutenvrij dieet klachten vermindert.

Behandeling: glutenvrij dieet

 

Post gastro-enteritis syndroom

Tijdelijke lactose-intolerantie t.g.v. een doorgemaakt gastro-enteritis

Oorzaken voor huilen

-E.c.i.: tanden krijgen (kinderen krijgen rond de 8 maanden tanden), psychisch (relatie-problemen moeder en kind), krampen

-Gastro-intestinale problematiek: reflux, darmkrampen, voedselallergie, obstipatie

-Infectie: UWI, OMA, luchtweginfectie of meningitis

-Neurologische oorzaken: zeldzame stoornissen

Normaal huilgedrag

6 weken is piekleeftijd, 2 tot 2,5 uur per dag

Excessief huilen: 3 uur per dag, 3 dagen in de week gedurende 3 weken

Koemelkallergie

Symptomen: Dunne ontlasting, failure to thrive, diarree, overgeven, huilen, urticaria, jeuk en oedeem in het gezicht. Door aantasting van villi kan er lactose-intolerantie ontstaan.

Diagnostiek: eliminatie provocatietest en dubbelblinde provocatietest.

Pathofysiologie functionele obstipatie

-Door ophouden van faeces zet het rectum uit, hierdoor vermindert het gevoel van aandrang

-Continue druk op de sfincter kan leiden tot incontinentie

-Druk van het uitgezette colon/rectum op de blaas kan leiden tot enuresis

-Stase van urine kan leiden tot UWI’s

Soorten diarree

-Osmotische diarree: hypertone darminhoud zorgt ervoor dat water zich naar het lumen verplaatst

-Secretoire diarree: secretie van water en elektrolyten in de darm, door bijv. virale of bacteriële infecties

-Exsudatieve diarree: door ontsteking van de darmwand vindt er meer vochtsecretie plaats, bijv. bij colitis ulcerosa en M. Crohn

-Gestoorde motiliteit van de darm: bijv. bij IBS(= irritable bowl syndrome)

Pylorus stenose

Pathofysiologie: is geassocieerd met hypochloremische alkalose en komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes.

Symptomen: projectiel braken, palpabele massa en

Access: 
Public
Stamplijst en oefenvragen Gyneacologie
Voortplanting en seksualiteit aanvullende collegeaantekeningen

Voortplanting en seksualiteit aanvullende collegeaantekeningen

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


HC 20 Ensemble (maandag 14 oktober 2013)

 

In dit college zijn de presentaties van de werkgroepen gegeven, iedere werkgroep had een ander onderwerp en hieronder volgen de onderwerpen en hoofdpunten per presentatie.

 

Presentatie dilemma’s in de verloskunde

 

Een vrouw is zwanger van een dichoriale tweeling, het ene kindje is gezond maar het andere kindje is ziek en vertoont tekenen van foetale nood. Wat nu? Wordt de zwangerschap doorgezet of afgebroken en welke factoren spelen in die beslissing een rol? In de casus werd gekozen voor een keizersnede rond week 27, er werd een gezond kind geboren met een gewicht van 1121 gr en een ziek kind met een gewicht van 851 gr.

 

Om tot deze beslissing te komen moet nagedacht worden over de nadelen voor het gezonde kind en de voordelen voor het zieke kind. Daarnaast zijn er ook risico’s voor de moeder waar over nagedacht moet worden. Verder hebben de ouders natuurlijk ook het één en ander in te brengen en in hoeverre moet hier naar gehandeld worden, zijn de ouders wel op de hoogte van de risico’s en de consequenties?

 

Er spelen hier een aantal ethische principes:

  • Principe van niet schaden

  • Principe van goed doen

  • Principe van autonomie

  • Principe van rechtvaardigheid

Verder is de WGBO van toepassing.

 

In het geval van een monochoriale zwangerschap liggen de feiten anders. Als het zieke kind dan sterft kan dit grote gevolgen hebben voor het gezonde kind, het gezonde kind kan verbloeden in het gestorven kind.

 

Presentatie gynaecologische maligne tumoren

 

In de presentatie zijn het endometriumcarcinoom, cervixcarcinoom en vulvacarcinoom behandelt, voor meer informatie over deze tumoren zie de verplichte stof.

 

Twee aantekeningen:

  1. Als een vrouw met kinderwens cervixcarcinoom heeft, dan is het mogelijk om alleen de baarmoederhals weg te halen en de lymfeklieren zodat mevrouw alsnog zelf een zwangerschap kan meemaken.

  2. Vulvacarcinoom is niet echt geassocieerd met SOA’s, wel met het HPV virus maar dat wordt overgedragen via de huid.

 

Presentatie medicatie en vrouwelijke seksualiteit

 

Emotionele intimiteit speelt voor vrouwen een grote rol, zonder deze intimiteit kunnen er onvoldoende seksuele stimuli opgewekt worden.

 

Er zijn twee soorten medicatie geprobeerd voor vrouwen:

  1. Androgenensuppletie. Het idee hierachter was dat de spontane opwinding hierdoor zou versterken maar dit effect kwam niet naar voren in de studie.

  2. Phosphodiesteraseremmers (sildenafil/viagra). Het idee hierachter was dat de vaginale doorbloeding zou verbeteren maar ook dit werd niet gezien.

 

Presentatie indicaties voor IVF

 

Er zijn een aantal indicaties voor IVF:.....read more

Access: 
Public
Groei en ontwikkeling - Geneeskunde - Jaar 2 - UU - Notes (2015-2016)

Groei en ontwikkeling - Geneeskunde - Jaar 2 - UU - Notes (2015-2016)

Bevat aantekeningen bij de colleges, werkgroepen e.d. gebaseerd op 2015-2016


Thema 1: Verloop van de zwangerschap & erfelijkheid

HC 1: Chromosoomafwijkingen

Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee typen chromosoomafwijkingen:

  1. Numerieke chromosoom afwijkingen (er is een chromosoom te weinig of te veel)

  2. Structurele chromosoomafwijkingen

Er zijn verschillende sneltesten beschikbaar om chromosoomafwijkingen aan te tonen:

  • Interfase FISH

  • QF PCR

  • STC in vlokken

Chromosoomafwijkingen hoeven geen afwijkende ontwikkeling tot gevolg te hebben. Soms komt de chromosoom afwijking niet tot uiting. In andere gevallen ontwikkelt het kind zich afwijkend of ontwikkelt het kind zich helemaal niet en is alleen een lege vruchtzak waar te nemen. De zwangerschap van een foetus met chromosoomafwijkingen eindigt vaker dan gemiddeld in een miskraam. Als je bij 12 weken de diagnose Down syndroom stelt, zal er bij een groot deel de zwangerschap nog eindigen in een miskraam. Uiteindelijk zal 77% van de zwangerschappen van een kindje met het syndroom van Down eindigen in een miskraam. Bij andere chromosoomafwijkingen (trisomie 18 (syndroom van Edwards), trisomie 13 (syndroom van Pateau), 45,X (Syndroom van Turner) geldt dat nog in vele sterkere mate. Deze eindigen bijna altijd (vooral Turner syndroom) in sterfte voor de geboorte.  Een groot deel van de zwangerschappen die eindigen in een miskraam, worden ook veroorzaakt door een chromosomale afwijking van het kind (3/4).

De prevalentie van verschillende chromosoomafwijkingen is als volgt:

  • Trisomie 21 (Downsyndroom): 1 op de 700 levend geborene

  • Trisomie 18 (Syndroom van Edwards): 1 op de 3000 levend geborene

  • Trisomie 13 (Syndroom van Pateau): 1 op de 5000 levend geborene

  • Triploidie: 1 op de 10.000 levend geborene

In het eerste trimester zijn vaak bij de echo vaak al tekenen te zien van een chromosoom afwijking: verdikte nekplooi. Een triploidie is een afwijking waardoor alle chromosomen in drievoud aanwezig is. Dit kan door een extra set van de vader of door een extra set van de moeder. Wanneer de extra set van de vader afkomstig is, zijn er vaak placenta afwijkingen te zien (mola hydatidosa = verdikte placenta). Wanneer de extra set van de moeder afkomstig is, is het kindje vaak heel erg klein. Deze afwijking is niet met het leven verenigbaar. Bij de 20 weken echo kunnen ook afwijkingen worden gediagnosticeerd, die in de richting van het Down syndroom kunnen wijzen. De 20 weken echo is een standaard echo die bij elke zwangere vrouw plaatsvind. Van oorsprong is de 20 weken echo om de ruggenwervels te controleren op sluitingsdefecten. Tijdens deze.....read more

Access: 
Public
Groei en ontwikkeling - Geneeskunde - Jaar 2 - UU - Oefenen

Groei en ontwikkeling - Geneeskunde - Jaar 2 - UU - Oefenen

Bevat een oefententamen bij het blok met 34 meerkeuzevragen en antwoordindicaties


Oefentoets

1. De moedersterfte in een land is 12. Dit betekent dat 12 vrouwen tijdens of binnen 42 dagen na het beëindigen van de zwangerschap overlijden per 10.000 levend geborenkinderen.

A. juist

B. onjuist

 

 

2. Het hartminuutvolume neemt tijdens de zwangerschap toe. Dit wordt veroorzaakt door een stijging van de hartfrequentie en door een toename van het slagvolume.

A. juist

B. onjuist

 

3. Het gevoel van ademnood bij een zwangere, met name in de tweede helft van de zwangerschap, ontstaat door de verlaagde PO2 in het bloed van de zwangere.

A. juist

B. onjuist

 

4. Tijdens de eerste maanden van de lactatie krijgt het vaginaepitheel een atrofisch aspect. Dit wordt veroorzaakt door de lage progesteronspiegel.

A. juist

B. onjuist

 

 

5. Bij de monochoriale biamniotische tweeling vindt de splitsing later plaats dan bij de monochoriale monoamniotische tweeling.

A. juist

B. onjuist

 

 

6. Bij Rhesus D sensibilisatie wordt de Rhesus D positieve foetus anaemisch door beenmergsuppressie en haemolyse.

A. juist

B. onjuist

 

 

7. Bij een allo-immuuntrombocytopenie bij een neonaat zijn ook bij de moeder de trombocyten laag.

A. juist

B. onjuist

 

 

8. Het roken van sigaretten tijdens de zwangerschap verhoogt de kans op een vroeggeboorte met circa 15%.

A. juist

B. onjuist

 

 

9. Een eclamptisch insult komt in het kraambed zeer zelden voor.

A. juist

B. onjuist

 

 

10. Een vrouw verliest drie dagen na de bevalling telkens als zij hoest, een klein beetje urine. Dit is typsich voor een overloopblaas.

A. juist

B. onjuist

 

 

11. Een vruchtwaterpunctie bij 16 weken is een screeningstest voor het syndroom van Down.

A. juist

B. onjuist

 

 

12. Bij echoscopisch onderzoek bij een zwangerschapsduur van 30 weken wordt een polyhydramnion gezien in combinatie met een maag zonder maagvulling (meerdere keren). Dit wijst op een darmobstructie.

A. juist

B. onjuist

 

13. Als een zwangere voor het eerst met toxoplasmose wordt besmet in het derde trimester van de zwangerschap, is de kans op besmetting van de foetus groter dan als de besmetting in het eerste trimester plaats vindt.

A. juist

B. onjuist

 

 

14. De pulsatiliteitsindex van de arteria umbilicalis is een maat voor de weerstand in het placentaire vaatbed.

A. juist

B. onjuist

 

15. In de eerste weken van de zwangerschap is een verhoogd HbA1c gehalte van een zwangere met type II diabetes geassocieerd met een verhoogde kans op aangeboren afwijkingen bij het kind.

A. juist

B. onjuist

 

16. Een vrouw heeft een kind met een spina bifida. Het advies bij een volgende zwangerschap zal zijn om 0,4-0,5 mg foliumzuur per dag te gebruiken (4 weken preconceptioneel tot 10 weken postconceptioneel)

A. juist

B. onjuist

 

17......read more
Access: 
Public
Vrouwenziekten en Verloskunde (Gynaecologie) - Geneeskunde - UU

Vrouwenziekten en Verloskunde (Gynaecologie) - Geneeskunde - UU

Gebaseerd op het collegejaar 2015-2016 van het masterprogramma Geneeskunde aan de UU.


Week 1

WC Farmacotherapie

60-70% van het therapeutisch handelen bestaat uit farmacotherapie. Er worden steeds meer (ingewikkelde) geneesmiddelen ontwikkeld. Daarnaast is er steeds meer invloed van buitenaf op het geneesmiddelenbeleid, onder andere van zorgverzekeraars, industrie en de patiënt zelf.

Uit onderzoek blijkt dat een deel van de acute opnamen in het ziekenhuis geneesmiddel gerelateerd zijn. Een deel van deze opnamen is vermijdbaar. Mogelijke fouten bij farmacotherapie:

  • indicatiestelling

  • therapie ontrouw

  • onvoldoende monitoring

  • interactie

  • onderbehandeling

  • contra-indicatie

  • verkeerde wijze van gebruik

Door het beleid te verbeteren kunnen veel van deze fouten voorkomen worden. Om dit te bereiken is sinds 2006 een doorlopende leerlijn farmacologie en therapie in de geneeskunde opleiding toegevoegd. Artsen worden dus meer geschoold en getoetst wat betreft hun kennis over farmacologie en therapie. Daarnaast is er sinds 2006 een wijziging in de WGBO: ook de openbare apotheker heeft nu een behandelrelatie met de patiënt. Arts en apotheker zijn nu gezamenlijk verantwoordelijk voor de uitkomst van de farmacotherapeutische behandeling van de patiënt. Om dit te bereiken is goede samenwerking tussen apotheker en arts essentieel.

Deze.....read more

Access: 
Public
BulletPoints - Vrouwenziekten en Verloskunde (Gynaecologie) - Geneeskunde - UU

BulletPoints - Vrouwenziekten en Verloskunde (Gynaecologie) - Geneeskunde - UU


Anatomie vrouwelijk bekken

Raadpleeg de anatomische atlas voor de volgende structuren.

  • Het benige bekken bestaat uit: os sacrum, os coccygis, os coxae. os ileum (crista, SPIAS), os ischii (spina ischiadica en tuber ischiadicum), os pubis.

    • Foramen obturatorium

  • Lig. Sacrospinale: loopt van het os coccygis naar het spina ischiadica, waardoor het foramen ischiadicum majus wordt gevormd.

  • Lig. Sacrotuberale: loopt van het os coccygis naar het tuber ischiadicum, waardoor het foramen ischiadicum minus wordt gevormd.

  • Het pelvis minor en major worden van elkaar gescheiden door de bekkeningang.

  • Verschillen tussen een vrouwelijk en mannelijk bekken:

    • Man:

      • bekkeningang hartvormig

      • kleine subpubische hoek

      • bekkenuitgang ovaal

      • alla ossis illi staan meer omhoog (diep pelvis minor en major)

    • vrouw:

      • bekkeningang ovaal

      • grote subpubische hoek

      • bekkenuitgang rond

      • alla ossis illi staan meer horizontaal/plat (vlak pelvis major en minor)

  • Bekkenwand:

    • M. obturatorius internus (O: ramus superior os pubis en os ischii; I: trochantor major)

Verloopt door het foramen ischiadicum minus.

  • M. pyriformis (O: os sacrum; I: trochantor major)
    Verloopt door het foramen ischiadicum majus. De plexus sacralis loopt over deze spier.

  • Van craniaal naar caudaal structuren vanuit de bekkenholte tot aan de huid

    • Peritoneum

    • Fascie endopelvines

    • Bekkenbodemspieren

  • .....read more
Access: 
Public
Voortplanting en seksualiteit samenvatting verplichte stof deel 2

Voortplanting en seksualiteit samenvatting verplichte stof deel 2

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Thema 10: De ontsluiting

Het eind van de zwangerschap betekent een verandering van de functie van de uterus binnen korte tijd. De effectieve onderdrukking van de neiging tot contraheren van het myometrium wordt opgeheven en de weerstand van de cervix die het kind in utero heeft gehouden tijdens de zwangerschap verdwijnt. Op het moment dat de zwangere regelmatig (om de 3-5 minuten) pijnlijke contracties ervaart is in de meeste gevallen het baringsproces begonnen, waarbij de cervix ontsluit en het voorliggende deel van het kind dieper in het baringskanaal komt. Als dit voorliggende deel vrijwel tot op de bekkenbodem is ingedaald, ontstaat reflectoire onhoudbare persdrang en zal de zwangere m.b.v. de weeënkracht en door zelf mee te persen haar kind geboren laten worden. Nadat ook de placenta en de vliezen compleet zijn geboren, is de bevalling ten einde.

Begin baring

Verschillende factoren van de placenta, vliezen, uterus en de ongeborene spelen een rol bij het begin van de baring. Spontane baringen vinden plaats in de late avond, vroege nacht. De plaats van de bevalling is vrij te bepalen door de zwangere.

In het corpus uteri bevat glad spierweefsel waarin eiwitten tot expressie komen die de contractiliteit regelen en in de spiercellen neemt het aantal oxytocinereceptoren toe In de laatste uren voor de bevalling ontstaan specifieke eiwitten die prikkelgeleidende verbindingen maken tussen de myometriumcellen: gap junction. Zij zijn essentieel voor het ontstaan van effectieve weeën en synchronisatie en coördinatie van de spiercelcontractie.

De cervix bestaat voor ongeveer 80% uit bindweefsel dat gerangschikt is in stevige bundels dat normaliter stevig en stug aanvult. Hiermee zorgt het ervoor voortijdige bevalling te voorkomen en het taaie mucus in het cervixkanaal is een goede barrière tegen micro-organismen uit de vagina. In de weken voorafgaand aan de bevalling verandert de cervix van consistentie en lengte. De cervix wordt weker en door toegenomen contractiliteit van het myometrium korter. De cervix is geheel verstreken wanneer het cervicaal kanaal is verdwenen en alleen nog het ostium externum voelbaar is. Het begin van de baring is niet goed gedefinieerd, veelal blijkt er inderdaad sprake van het begin wanneer de vrouw contact opneemt met haar hulpverlener.

De vier fasen van de baring zijn:

  • Inhibitie: progesteron en NO houden de uterus redelijk rustig

  • Activatie: meer contracties door rek van de uterus en oestrogenen

  • Stimulatie: de werkelijke baring vindt plaats door prostaglandine en oxytocine

  • Involutie: door oxytocine keert de

.....read more
Access: 
Public
Voortplanting en seksualiteit samenvatting collegeaantekeningen deel 2

Voortplanting en seksualiteit samenvatting collegeaantekeningen deel 2

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


HC 11 Pre-eclampsie (maandag 7 oktober 2013)

 

Casus

Mevrouw was zwanger van een dochtertje en dat ging goed tot ongeveer 30 weken. Daarvoor wel gevoel gehad van griepverschijnselen maar verder geen afwijkingen/bijzonderheden. Rond 30 weken kreeg mevrouw last van dikke voeten/handen, veel hoesten met pijn maar geen last van overgeven. Mevrouw besloot om naar de huisarts te gaan en daar werd de bloeddruk gemeten en deze was normaal en verder kon de huisarts geen bijzonderheden vinden. Mevrouw kreeg paracetamol voorgeschreven en ging terug naar huis. De dagen daarna had mevrouw veel last van hoesten en het ze het gevoel dat er iets knapte in haar. Ze ging terug naar de huisarts samen met haar moeder in verband met klachten als pijn (omdraaien was al te pijnlijk) en hoesten. De huisarts deed weer een bloeddruk meting en opnieuw was deze normaal en werden er verder geen bijzonderheden gevonden. Mevrouw werd weer terug naar huis gestuurd ondanks de vraag of een vervolgonderzoek in de vorm van bloedprikken mogelijk was. De week daarna ging het fout. Mevrouw kreeg een bandgevoel ander de borsten, alsof een riem strak werd aangetrokken. Ze is gaan douchen in de hoop dat het gevoel minder werd, maar het nam alleen maar toe. Mevrouw is toen samen met haar partner naar het ziekenhuis gegaan en bij binnenkomst werd meteen gedacht aan zwangerschapsvergiftiging. De bloeddruk werd gemeten en deze was nu torenhoog. Mevrouw werd direct opgenomen en kreeg morfine toegediend. Mevrouw bleef veel pijn houden en de foetus ging stress vertonen (CTG niet goed) dus werd er een keizersnede verricht. Op het moment van de keizersnede was er geen foetale hartslag meer en er werd een overleden foetus geboren. De baarmoeder van mevrouw werd gesloten maar er bleef bloed komen. Mevrouw werd overgeplaatst naar het LUMC en daar werd een leverruptuur vastgesteld. Na de operatie die 5-6 uur heeft geduurd, werd mevrouw opgenomen op de IC en na een tijdje herstelde mevrouw weer voldoende. Ze.....read more

Access: 
Public
Voortplanting en seksualiteit samenvatting collegeaantekeningen deel 1

Voortplanting en seksualiteit samenvatting collegeaantekeningen deel 1

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


HC 1 Inleiding blok (maandag 30 september 2013)

 

Opmerking

Alles wat bij levensfasen week 1 is behandeld over seksualiteit en voortplanting is ook nu weer tentamenstof!

 

Casus

Vrouw van 34 jaar, psychiater, twee kinderen. Beide meisjes werden geboren met een gezond gewicht (3450g en 4200g). Ze kreeg haar eerste op 31-jarige leeftijd en is nu zwanger van haar derde kind. Bij 12 weken werd de combitest uitgevoerd. Deze kwam negatief terug (= geen verhoogd risico op het syndroom van Down), wat de vrouw erg gerust stelde.

 

Combi-test = nekplooimeting samen met een aantal parameters in het bloed van de vrouw. Gegevens in de computer samen met de leeftijd van de vrouw en het antwoord is een risicoschatting. De Combitest is een screeningstest en geen diagnostische test, hetgeen betekent dat een negatief resultaat de mogelijkheid op de onderzochte aandoening niet uitsluit.

 

Bij de 20-weken echo bleek dat niet alleen de femur maar alle andere pijpbeenderen te klein waren. Ook de buikomtrek van de moeder was te klein. Notch in beide arteriae uterinae werd gezien en dat is een vroeg teken van pre-eclampsie. Een amniocentese (diagnostisch) werd verricht om eventuele chromosomale afwijkingen op te sporen. De test liet een normaal karyotype zien waardoor het syndroom van Down en andere chromosomale afwijkingen uitgesloten konden worden.

 

Uit verder echografisch onderzoek bleek dat er placenta-insufficiëntie en mogelijk borderline ventriculomegalie aanwezig waren. Een verminderde bloeddoorstroming door de placenta zou een verklaring kunnen zijn voor de groeiachterstand van het kind omdat dit een tekort aan nutriënten kan veroorzaken. Brainsparing effect kan optreden, er gaat minder bloed naar het lichaam en meer naar de hersenen. Placenta-insufficiëntie kan zich ook uiten in vruchtwater tekort met alle gevolgen van dien. Placenta-insufficiëntie werd in dit geval veroorzaakt door de pre-eclampsie. Ventriculomegalie wordt veroorzaakt door overmaat aan cerebrospinaal vocht en kan een teken zijn van mentale onderontwikkeling.

 

Daarnaast bleef de bloeddruk van de moeder maar stijgen: op 27+3 weken was deze 130/80, op 28+0 was het 140/95. Hypertensie tijdens de zwangerschap.....read more

Access: 
Public
Notes bij Urologie, gynaecologie en nefrologie - Geneeskunde - VU (2014-2015)

Notes bij Urologie, gynaecologie en nefrologie - Geneeskunde - VU (2014-2015)

Bevat de aantekeningen bij de colleges van het blok, gebaseerd op het studiejaar 2014-2015


Week 1

College 1 – Inleiding in de urologie

24-11-2014

Anatomie

Urinewegen, komt niet echt terug in de cursus maar moet je wel weten. Hier de anatomie in het kort.

Nieren:

Nieren zijn retroperitoneale organen. De nieren bewegen met de ademhaling mee, ongeveer 2 wervels heen en weer. De nieren liggen los in je lichaam. Doordat ze losliggen heeft dit ook nadelen, bijvoorbeeld als je valt dan vallen je nieren nog wat langer door waardoor ze kapot kunnen gaan en los kunnen komen van hun “steel”.

Blaas

De blaas is een gespierde zak, die is gemaakt van glad spierweefsel. De binnenbekleding is bekleed met urotheel, dit is waterdicht epitheel, urine is een afvalproduct en wil je dus niet terug krijgen in je lichaam. Dus het is ook heel belangrijk dat dit epitheel niks door laat. De blaas is afkomstig van de einddarm.

De blaaswand bestaat uit (van binnen naar buiten):

  • Transitioneel epitheel

  • Lamina propria

  • Submucosa

  • M. detrusor vesicae (functie: voorkomen van retrograde ejaculatie)

  • Adventitia (met bloedvaten)

De blaas bij mannen: onder de blaas zit de prostaat (functie bij de voortplanting). Bij oudere mensen kan de prostaat ook plasklachten veroorzaken.

Bovenop de koepel van de blaas zit het median umbilical ligament, die naar de navelstreng toe.....read more

Access: 
Public
Voortplanting en seksualiteit samenvatting verplichte stof deel 1

Voortplanting en seksualiteit samenvatting verplichte stof deel 1

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Thema 1: Fysiologische veranderingen in de zwangerschap

 

De zwangerschap veroorzaakt grote veranderingen in het lichaam en in de psyche van de zwangere. Een deel van deze veranderingen heeft een aantoonbaar gunstig effect op het verloop van de zwangerschap. De verminderde cellulaire afweer zorgt ervoor dat de foetus geaccepteerd door het lichaam van de moeder en het bloedvolume is groter als buffer voor tijdens de baring. Dit zijn slechts 2 voorbeelden van fysiologische veranderingen, maar dit thema zal meerdere belichten.

 

De vrouwelijke geslachtsorganen

In de zwangerschap staan ontwikkeling en groei van de foetus in de uterus centraal.

 

Uterus

Het myometrium (uteruswand) bestaat uit gladspierweefsel met daarnaast bindweefsel en vaat- en zenuwweefsel. Uteriene groei vindt plaats door hyperplasie (tot 10e week), hypertrofie (10-20ste week) en mechanische rek (na 20ste week door toename van intra-uterien volume). De uterus groeit vooral aan de bovenkant (fundus), minder dan het corpus uteri, onder invloed van oestrogeen, progesteron en uterusinhoud. Het myometrium is een spier die uit twee lagen spierbundels bestaat, met aan de fundus een platte spiraal die naar beneden toe meer in de lengteligging richting ligamentum cardinale liggen. De oriëntatie van de spieren zijn daardoor zodat tijdens de weeën de fundus uteri naar beneden wordt getrokken als een peristaltische golf. Contracties van de uterus zijn een normaal verschijnsel in de tweede helft van de zwangerschap (braxton-hicks contracties). Deze leiden niet tot ontsluiting omdat de spierbundels niet synchroon contraheren. Voor synchrone contracties zijn gap junctions nodig, welke pas tot expressie komen als de zwangerschap voldragen is. Progesteron zorgt er tijdens de zwangerschap voor dat de gladde spiercellen gerelaxeerd blijven, daarom leidt een plotselinge daling van progesteron tot contractie van de uterus.

 

Cervix uteri

De baarmoederhals blijft gesloten tijdens de zwangerschap en functioneert als barrière tegen opstijgende infecties vanuit de vagina. De epitheelcellen die de baarmoederhals bekleden produceren tijdens de zwangerschap meer slijm die bacteriostatisch werkt en bevat granulocyten die bacteriedodend zijn. De cervix bestaat uit 80% collageen en 15% spiervezels/fibroblasten en voelt stevig aan. Daartussen bevind zich een extracellulaire matrix van vooral proteoglycanen die water kunnen binden, waardoor aan het einde van de zwangerschap de cervix opzwelt. In de periode voorafgaand aan de bevalling wordt de cervix steeds weker door de afbraak van collageen. Een paar dagen voordat de bevalling plaatsvindt lost het collageen volledig op en vindt er verkorting van de cervix plaats (= verstrijken van de cervix). Bij nulliparae gaat.....read more

Access: 
Public

Samenvattingen en studiehulp voor Geneeskunde aan de Universiteit Utrecht - Bundel

Samenvatting - Relevante stof - Vorm en functie - UU - 1516

Samenvatting - Relevante stof - Vorm en functie - UU - 1516


Inhoudsopgave

Samenvatting van het boek Medical Physiology (Boron & Boulpaep)

  • Hoofdstuk 1: De bouwstenen van de fysiologie

  • Hoofdstuk 14: Autonome zenuwstelsel (wordt nog aangevuld in het volgende deel)

  • Hoofdstuk 38: Urine concentratie en verdunning

  • Hoofdstuk 40: De zout en water balans

  • Hoofdstuk 47: Het endocriene systeem

  • Hoofdstuk 49: Werking van de schildklier

  • Hoofdstuk 50: Het functioneren van bijnieren

  • Hoofdstuk 51: Endocrine pancreas

  • Hoofdstuk 59: Lichaamstemperatuur

Hoofdstuk 1: De bouwstenen van de fysiologie

  • Fysiologie is de studie naar het functioneren van organismes, waarbij ook de organen, cellen en moleculen betrokken zijn.

  • Orgaansystemen moeten samenwerken. Hiervoor is communicatie tussen organen en cellen noodzakelijk. Deze communicatie gaat meestal via atomen of moleculen. Alles wordt georganiseerd door het genoom.

  • Fysiologie is ook betrokken bij het bepalen van de functie van een gen. Als een fysiologische parameter beïnvloed wordt door verschillende genen wordt dit polymorfisme genoemd.

  • Een organisme heeft een milieu exterieur wat in contact staat met de buitenwereld en een milieu interieur dat is afgescheiden van de buitenwereld en waarin de cellen en weefsels zich bevinden. Het milieu interieur wordt ook wel extracellulaire vloeistof genoemd en speelt een belangrijke rol bij het constant houden van vitale parameters.

  • Fysiologie houdt zich bezig met levende organismes, welke vier kenmerken hebben.

  1. Levende wezens wisselen stoffen en energie uit met de omgeving.

  2. Levende wezens kunnen signalen van buiten ontvangen en daarop reageren.

  3. Levende wezens kunnen zich ontwikkelen en voortplanten.

  4. Levende wezens kunnen zich aanpassen aan veranderende omstandigheden.

  • Homeostase is het controleren van vitale parameters. Homeostase wordt voor een groot deel door negatieve terugkoppeling geregeld.

Dit bestaat uit vier onderdelen:

  1. de input waarde wordt gemeten;

  2. de input waarde wordt vergeleken met een referentie-waarde, die set-point wordt genoemd zodat het verschil tussen deze waardes kan worden bepaald

  3. vervolgens wordt gekeken wat en

.....read more
Access: 
Public
Vorm en functie - B1 - Geneeskunde - UU - Notes (2015-2016)

Vorm en functie - B1 - Geneeskunde - UU - Notes (2015-2016)

Bevat aantekeningen van week 1 en 3 bij de colleges, werkgroepen etc. gebaseerd op het studiejaar 2015-2016


WEEK 1

College 1: Inleiding in de anatomie (02-09-2015)

Wat is anatomie?

De anatomie houdt zich bezig met de vorm en functie van verschillende structuren in het lichaam. Wanneer de vorm van een structuur verandert, dan verandert de functie vaak mee en vice versa.

Er zijn 3 soorten anatomie:

  • De systemische anatomie, waarin het bestuderen van een bepaald systeem of stelsel centraal staat. Bijvoorbeeld het bestuderen van het spijsverteringsstelsel (tractus digestivus) of het hart- en vaatstelsel (tractus cirulatorius).

  • De regionale anatomie, waarin het bestuderen van een regio van het lichaam centraal staat. Voorbeelden hiervan zijn de borst (thorax), de buik (abdomen) of het bekken (pelvis).

  • De klinische anatomie, waarin men zich richt op wat voor de praktisch medicus van belang is. Hier wordt gekeken naar de informatie die belangrijk is en de basis van het handelen vormt.

Nomenclatuur

De namen van de structuren van het lichaam hebben het Latijn als basis, maar er komen ook wel wat Griekse woorden voorbij die een Latijnse uitgang hebben gekregen. Een aantal voorbeelden van deze Latijnse benamingen zijn de hepar (lever) en de ren (nier). Daarnaast wordt in de leerboeken voor een aantal structuren vaak een afkorting gebruikt. Dit zijn de v voor vena (ader), de a voor arteria (slagader), de n voor nervus (zenuw) en de m voor musculus (spier). Verder zijn de woorden vascularisatie, wat bloedvoorziening betekent en innervatie, wat aansturing door een zenuw betekent, veel gebruikte woorden voor de beschrijving van de functie van verschillende structuren.

Topografische aanduidingen

De anatomische houding is het referentiepunt voor de aanduiding van positie en beweging. In het boek Gray’s Anatomy wordt uitgelegd wat de anatomische houding precies is.

Een aantal topografische aanduidingen:

  • Craniaal: dit komt van cranium, wat schedel betekent. Craniaal betekent dus in de richting van de schedel

  • Caudaal: dit komt van caudum, wat staart betekent. Caudaal betekent dus in de richting van het staartbeen.

  • Ventraal: de buikzijde

  • Dorsaal: de rugzijde

Voor de rest van de benamingen kun je terecht in Gray’s anatomy.

Lichaamsholtes

Er bevinden zich een aantal holten in het lichaam......read more

Access: 
Public
Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen bij Gezonde en Zieke Cellen 1, 2, 3 - UU - Studiebundel

Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen bij Gezonde en Zieke Cellen 1, 2, 3 - UU - Studiebundel

Image

In deze bundel zijn samenvattingen, oefenmaterialen en aantekeningen samengevoegd voor het vak Gezonde en Zieke Cellen 1 voor de Bachelor Geneeskunde aan de Universiteit Utrecht.

Heb je zelf samenvattingen en oefenmaterialen? Deel ze met je medestudenten!

Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen bij Zintuigen, Hersenen en Beweging (ZHB 1, 2, 3 & 4) - Geneeskunde UU - Studiebundel

Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen bij Zintuigen, Hersenen en Beweging (ZHB 1, 2, 3 & 4) - Geneeskunde UU - Studiebundel

Bevat collegeaantekeningen, oefenmateriaal e.d. bij de vier ZHB vakken aan de Universiteit Utrecht:

  • Zintuigen, Hersenen en Beweging 1, Bachelor 1
  • Zintuigen, Hersenen en Beweging 2. Bachelor 2
  • Zintuigen, Hersenen en Beweging 3, Bachelor 2
  • Zintuigen, Hersenen en Beweging 4, Bachelor 3
Stamplijst GNK & Maatschappij

Stamplijst GNK & Maatschappij

Stamplijst met alle belangrijke begrippen voor Geneeskunde & Maatschappij.

 

4 takken van Sociale Geneeskunde:

 

Arts Maatschappij en Gezondheid

Jeugdgezondheidszorg, infectieziektebestrijding, forensische geneeskunde.

Arts Arbeid en Gezondheid

Arbo-, verzekerings- en sportgeneeskunde

Multidisciplinair/care

Verzorgings-/verpleeghuisarts, verslavings- en gehandicaptenzorg.

Beleid en management

GGD en ministerie van volksgezondheid

Volksgezondheid

De omvang en spreiding van gezondheid en ziekte in de bevolking

Public Health

Het vakgebied dat zich bezighoudt met de volksgezondheid en collectieve maatregelen om deze te bevorderen. Het wordt ook wel community medicine genoemd.

Sociale geneeskunde

Het onderdeel van Public Health waarbij artsen betrokken zijn

Model van Lalonde

De gezondheid is afhankelijk van de 4 volgende factoren:

  • Biologische factoren: genetica, geslacht en leeftijd

  • Omgeving: fysieke omgeving (woning, werk), sociale omgeving, financiële situatie, juridische omgeving en patiëntenomgeving

  • Leefstijl: BRAVIOS (bewegen, roken, alcohol, voeding, internetgebruik, ontspanning, seksualiteit)

  • Zorgverlening: deze wordt onderverdeeld in cure (specialistische zorg en huisartsenzorg), care (verpleeghuizen, verslavingszorg), preventie en terminale zorg

Belangrijkste successen Public Health in de 20e eeuw

  1. Vaccinaties

  2. Bestrijding infectieziekten

  3. Veiligheid van de werkplek

  4. Gezondere moeders en baby’s

  5. Veiliger en gezonder voedsel

  6. Family planning

  7. Fluoridering van drinkwater

  8. Veiligheid van motorvoertuigen

  9. Daling van sterfte aan hartziekte en beroerte

  10. Bestrijding van tabaksgebruik.

Model van Andersen

Dit model beschrijft de gezondheidszorg op macroniveau, er zijn 4 categoriën:

  • Omgeving: externe omgeving en het gezondheidszorgsysteem

  • Populatiekenmerken: ontvankelijkheid en aanleg (demografische kenmerken, sociale en culturele kenmerken en gezondheidsbeeld), financiële situatie

  • Gezondheidsgedrag: leefstijl en gezondheidsvoorlichting

  • Uitkomsten: ervaren gezondheid, gemeten gezondheid en gebruikers tevredenheid

Milleniumdoelen

  1. Halveren armoede en honger

  2. Elk kind naar school

  3. Gelijke rechten mannen en vrouwen

  4. Minder kindersterfte

  5. Minder moedersterfte

  6. Het stoppen van infectieziekten als aids en malaria

  7. Schoon milieu en veilig drinkwater

  8. Eerlijke handel en minder schulden arme in landen

Demografische transitie

Een vermindering van sterftecijfers, die wordt gevolgd door een periode van verlaagde geboortecijfers. Deze vorm van transitie zien we bij het ouder worden (vergrijzen) van een populatie.

Epidemiologische transitie

Een vermindering van sterftecijfers als gevolg van een radicale verschuiving in het patroon van doodsoorzaken. Dit gebeurt in drie fasen, eerst is er een fase van epidemieën en hongersnood, dan een fase van afnemende pandemieën en als laatste een fase van degeneratieve en door de mens

.....read more
Access: 
Public
Stamplijst Vrouw & Verloskunde

Stamplijst Vrouw & Verloskunde

 

 

Vroeggeboorte

Geboorte voor een zwangerschapsduur van 37 weken, kan iatrogeen of spontaan zijn.

Factoren die een rol spelen bij vroeggeboorte zijn o.a. de maternale leeftijd; de kans is verhoogd bij adolescenten en vrouwen van gevorderde leeftijd. Ook speelt etnische afkomst een rol en vrouwen die fysiek zwaar werk leveren hebben ook een verhoogde kans op partus prematurus.

Een belangrijke voorspeller voor vroeggeboorte is een eerdere vroeggeboorte.

Urineweginfecties, bacteriële vaginose, een meerlingzwangerschap en cervixinsufficiënties geven een verhoogde kans op vroeggeboorte.

Er is sprake van een dreigende vroeggeboorte bij een zwangerschapstermijn van minimaal 16 weken en maximaal 37 weken, waarbij wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:

  • Aanwezigheid van objectiveerbare uteruscontracties met portioveranderingen (zoals verweking, verkorting of ontsluiting)

  • Aanwezigheid van objectiveerbare uteruscontracties met bloed- en/of vruchtwaterverlies

  • Vruchtwaterverlies zonder uteruscontracties

Bij vrouwen die op basis van hun obstetrische voorgeschiedenis een verhoogde kans hebben op vroeggeboorte kan in het tweede trimester preventief behandeld worden met progestativa.

Cervixinsufficiëntie

De afsluitende functie van de cervix onvoldoende, dit kan het gevolg zijn van beschadiging door een eerdere bevalling of na conisatie.

Conisatie

Het wegnemen van een kegelvormig stuk van de cervix, bijv. bij een maligniteit van de cervix.

Bacteriële vaginose

Wordt meestal veroorzaakt door Gardnerella vaginalis en verhoogt de kans op voortijdig gebroken vliezen. Meestal is dit gedurende de zwangerschap asymptomatisch, maar het kan gepaard gaan met riekende vaginale afscheiding. Behandeling bestaat uit antibiotica, metronidazol of clindamycine. Het is niet geheel duidelijk of het toedienen van antibiotica de kans op vroeggeboorte verkleint.

Varentest

Wordt gebruikt om vruchtwater aan te tonen. Vocht uit de vagina wordt opgevangen en vervolgens met een wattenstokje aangebracht op een objectglaasje, waarna het wordt bekeken onder de microscoop. De specificiteit is helaas matig, waardoor de test als positief kan worden afgegeven zonder dat er gebroken vliezen zijn.

 

.....read more

Tocolyse

Weeënremming. Objectiveerbare uteruscontracties met portioveranderingen bij een zwangerschapsduur van 24 tot 34 weken vormen een indicatie voor het weeënremming. Contra-indicaties voor tocolyse zijn ernstige pre-eclampsie, abruptio placentae,klinisch manifeste intra-uteriene infectie, ernstige intra-uteriene groeiachterstand en foetale aandoeningen die niet met het leven verenigbaar zijn.

Tocolytica

Calcium kanaal blokker (nifedipine): een bijwerking is ernstige hypotensie.

Selectieve oxytocine antagonisten (atosiban): dit middel is een stuk duurder dan nifedipine. Door binding aan de oxytocinereceptor komt er minder intracellulair calcium vrij en worden spiercontracties geremd. Er worden weinig bijwerkingen beschreven.

Cervixcerclage

Er wordt een draadje door de cervix getrokken. Indicatie hiervoor is een cervixinsufficiëntie. Dit wordt dan meestal uitgevoerd bij een volgende zwangerschap.

Antenatale corticosteroïden therapie

  • Betamethason of dexamethason

  • Corticosteroïden stimuleren de maturatie van vrijwel alle foetale organen

Access: 
Public
Stamplijst Kindergeneeskunde

Stamplijst Kindergeneeskunde

Stamplijst met belangrijke begrippen en toelichting bij het vak Kindergeneeskunde. De stamplijst is online beschikbaar met een abonnement 2 of als hardcopy verkrijgbaar in het JoHo Center Utrecht (gecombineerd met week 3 en 4)

.....read more

Tekenen van dehydratie

  • Droge slijmvliezen

  • Ingezonken ogen en ingezonken fontanel

  • Daling van het gewicht

  • Hypotensie (in laat stadium)

  • Tachycardie

  • Verlengde capillary refill

  • Afgenomen perifere pulsaties

  • Verminderde turgor

  • Snelle en diepe ademhaling

ORS

Oral rehydration solution, bevat natrium, kalium en glucose. Door de actieve absorptie van glucose samen met natrium en vocht kan de absorptie van water, suiker en zouten gelijk worden aan het verlies of zelfs groter worden.

 

Toddlers diarrhoea (peuterdiarree)

Pathofysiologie: vertraagde ontwikkeling van de darmmotiliteit + het eten van veel suikers spelen een rol

Behandeling: geen

 

Coeliakie

Pathofysiologie: gliadine in gluten veroorzaken een immunologische respons in de mucosa van het jejenum. Cellen migreren in toenemende maten van de crypten naar de villi, de compensatie is echter niet groot genoeg en er ontstaat door verlies van cellen een platte mucosa.

Diagnostiek: Serologie. Jejunumbiopt. Eventueel kijken of glutenvrij dieet klachten vermindert.

Behandeling: glutenvrij dieet

 

Post gastro-enteritis syndroom

Tijdelijke lactose-intolerantie t.g.v. een doorgemaakt gastro-enteritis

Oorzaken voor huilen

-E.c.i.: tanden krijgen (kinderen krijgen rond de 8 maanden tanden), psychisch (relatie-problemen moeder en kind), krampen

-Gastro-intestinale problematiek: reflux, darmkrampen, voedselallergie, obstipatie

-Infectie: UWI, OMA, luchtweginfectie of meningitis

-Neurologische oorzaken: zeldzame stoornissen

Normaal huilgedrag

6 weken is piekleeftijd, 2 tot 2,5 uur per dag

Excessief huilen: 3 uur per dag, 3 dagen in de week gedurende 3 weken

Koemelkallergie

Symptomen: Dunne ontlasting, failure to thrive, diarree, overgeven, huilen, urticaria, jeuk en oedeem in het gezicht. Door aantasting van villi kan er lactose-intolerantie ontstaan.

Diagnostiek: eliminatie provocatietest en dubbelblinde provocatietest.

Pathofysiologie functionele obstipatie

-Door ophouden van faeces zet het rectum uit, hierdoor vermindert het gevoel van aandrang

-Continue druk op de sfincter kan leiden tot incontinentie

-Druk van het uitgezette colon/rectum op de blaas kan leiden tot enuresis

-Stase van urine kan leiden tot UWI’s

Soorten diarree

-Osmotische diarree: hypertone darminhoud zorgt ervoor dat water zich naar het lumen verplaatst

-Secretoire diarree: secretie van water en elektrolyten in de darm, door bijv. virale of bacteriële infecties

-Exsudatieve diarree: door ontsteking van de darmwand vindt er meer vochtsecretie plaats, bijv. bij colitis ulcerosa en M. Crohn

-Gestoorde motiliteit van de darm: bijv. bij IBS(= irritable bowl syndrome)

Pylorus stenose

Pathofysiologie: is geassocieerd met hypochloremische alkalose en komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes.

Symptomen: projectiel braken, palpabele massa en

Access: 
Public
Stamplijst Neurologie

Stamplijst Neurologie

 

Stamplijst neurologie

.....read more

Laesies van het centraal motorisch neuron

Kenmerken:

  • Spierzwakte

  • Hypertonie (spasticiteit)

  • Hyperreflexie

  • Pathologische reflexen

Laesies van het perifeer motorisch neuron

Kenmerken:

  • Spieratrofie

  • Hypotonie

  • Hyporeflexie

Perifere laesies

 

Voorhoorncel

Er is spieratrofie en er zijn fasciculaties. Pas bij ernstige paresen is er sprake van hyporeflexie. De sensibiliteit is ongestoord. Aandoeningen die hieronder vallen zijn spinale spieratrofie en amyotrofische lateraalsclerose.

Zenuwwortel/plexus

Symptomen zijn pijn, krachtsverlies en soms ook spieratrofie. Vaak zijn er sensibele stoornissen in de bijbehorende dermatomen. Wanneer een aangedane wortel deel uitmaakt van de reflexboog dan kan deze verzwakt of afwezig zijn. Een aandoening van de wortel is een hernia nuclei pulposi. Aandoeningen van de zenuwplexus kunnen o.a. veroorzaakt worden door diabetes mellitus of een trauma.

Perifere zenuw

Er is sprake van motorische en sensorische uitval van de aangedane zenuw, ook zijn de aangedane reflexen verlaagd of afwezig. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen axonale en demyeliniserende neuropathiën, dit verschil kan worden aangetoond met een EMG. Neuropathiën kunnen worden veroorzaakt door o.a. diabetes mellitus, trauma of compressie.

Neuromusculaire overgang

Hierbij neemt de spierkracht tijdens inspanning en in de loop van de dag af. Meestal is er geen sprake van atrofie en de reflexen zijn niet afwijkend. Een voorbeeld hiervan is myasthenia gravis.

Spieren

Hierbij uit de spierzwakte zich met name in de proximale spieren. Soms ontstaat er bij spierziekten atrofie, maar meestal blijft de spiermassa normaal of neemt deze toe, doordat de spieren bij spierziekten vervetten. De reflexen blijven voor lange tijd normaal opwekbaar. De ziekte van Duchenne is een voorbeeld van een spierziekte.

 

 

Aandoeningen van het cerebellum

Aandoeningen van het cerebellum leiden er toe dat de verschillende elementen van een beweging niet goed op elkaar worden afgestemd, dit leidt tot schokkerige en ongecoördineerde bewegingen. Aandoeningen van het cerebellum uiten zich tevens in de spraak, waarbij het volume en de stemhoogte sterk wisselt en er een slechte articulatie (dysartrie) ontstaan. Andere symptomen die kunnen optreden zijn een dronkemansgang, ataxie, dysdiadochokinese en een intentietremor. Het cerebellum kan beschadigd raken door chronisch alcoholgebruik, maar ook door infarcten.

Hypokinesie

Dit is een vermindering van de spontane beweging, patiënten doen er langer over om op een externe of interne stimulus te reageren, zoals bij de ziekte van Parkinson.

Rigiditeit

Bij rigiditeit is er sprake van een verhoogde tonus. Er is vaak sprake van een tandradfenomeen, terwijl er bij spasticiteit sprake is van een knipmesfenomeen. Wanneer de onderzoeker de patiënt met afhangende benen op de onderzoeksbank laat

Access: 
Public
Stamplijst ACPZ (Acute en perioperatieve zorg)

Stamplijst ACPZ (Acute en perioperatieve zorg)

 

 

.....read more

Buikpijn

Anatomie buikorganen

 

Acute buik

Algemeen

-       Klinische term voor de toestand van acute buikpijn, waarbij meestal chirurgisch ingrijpen gewenst is

-       Duur meestal <1wk

Oorzaken

-       Infectieus: appendicitis acuta, cholecystitis, pancreatitis acuta, diverticulitis, adnexitis, cystitis, colitis, pyelitis, hepatitis, leverabces, abces bij ibd (crohn), pneumonie (referred pain)

-       Perforatie: ulcus ventriculi, ulcus duodeni, coloncarcinoom

-       Obstructie: ileus (paralytisch of mechanisch), urolithiasis, cholelithiasis, cholecystolithiasis, choledocholitiasis, hernia abdominalis/femoralis, blaasretentie, nefrolithiasis)

-       Bloeding/trauma: AAA, miltruptuur, EUG, follikelbloeding

-       Vasculair: myocardinfarct (referred pain), mesenteriale ischemie, miltinfarct, torsie van ovaria (meestal door ovariumcyste)

Aandoeningen galblaas/galwegen

Anatomie

   

-       Bron: http://www.aboutcancer.com/gallbladder.htm

Algemeen

-       Cholelithiasis: galstenen

-       Cholecystolithiasis: galstenen in galblaas

-       Choledocholitiasis: galstenen in ductis choledochus

-       Cholestase: stuwing van gal

-       Cholecystitis: galblaasontsteking

-       Cholangitis: ontsteking galwegen

Epidemiologie

-       Indicentie: 20.0000 opnames/jr in nl

-       Prevalentie: 8,6-18,8% in nl

Etiologie

-       75% cholesterolgalstenen, 25% pigmentstenen  (zwart en bruin)

-       Pathofysiologie: oververzadiging van gal met cholesterol,  versnelde kristallisatie van het cholesterol, motiliteitsstoornissen van galblaas en darm.

Risicofactoren

-       Vier f's: female, fatty, fourty, (leeftijde 40-60jr) fertile

-       Verder ook: zwangerschap, orale anticonceptie, biliaire infectie, obstructie

Symptomen

-       Meestal asymptomatisch

-       Bij klachten: 4-6 uur durende pijnaanvallen rechter bovenbuik, koliekachtig, veelal na de maaltijd/in de avond; vet eten kan uitlokker zijn; hevige bewegingsdrang, nausea en overgeven kunnen optreden

-       Verder: icterus, ontkleurde ontlasting (stopverf), donkere urine (oude thee)

Diagnostiek

-       Lab: stijging af en gamma-GT; stijging bilirubine in bloed bij complete obstructie; bij cholecystitis/cholangitis kunnen leukocytose en crp stijging optreden

-       Echo-bovenbuik: sens/spec 95%

-       X-BOZ: alleen bruikbaar bij porceleinen galbaas

Behandeling

-       ERCP (endoscopische retrograde cholangiopancreaticografie); vaststellen/verwijderen galwegsteen of door choledochotomie (papil van vater ligatie) waardoor galsteen kan wegvloeien); 3% kans op pancreatitis

-       MRCP (mri-cholangiopancreaticografie); non-invasief; steeds gangbaarder ipv ERCP ivm lager risico op pancreatitis

-       Cholecystectomie: bij porceleingalblaas (altijd, ivm 25% kan op galblaascarcinoom), bij symptomatisch lijden (binnen 72u of na 6-12wk)

Complicaties

-       15% cholecystitis (hevige pijn rechter bovenbuik, misselijkheid, braken, koorts, soms peritoneale prikkeling, verhoogde infectieparameters lab, verdikte wand galblaas op echo)

Appendicitis acuta

Epidemiologie

-       Vrouwen: 6.7%, mannen 8.6%

-       Piekincidentie 15-30jr

-       Appendectomie: bij 23,1% van vrouwen, bij 12% van mannen; 15-40% onnodig

Etiologie

-        Obstructie lumen appendix (zwelling omgevende submucosale lymfoïde weefsel, intraluminale fecoliet door kleine infectie, corpus alienum) > retentie mucus > distentie serosa > vasculaire insufficiëntie > na 6-24u necrose appendixtop > ontsteking >> ruptuur evt.

Symptomen

-        Begin: anorexie, peri-umbilicale pijnklachten, soms koliekpijn

-       Misselijkheid, braken

-       Later: pijn rechter onderbuik, vervoerspijn, drukpijn, loslaatpijn, contra-laterale loslaatpijn, defense musculaire, psoas sign bij retrocaecaal gelegen appendix

-       Bij ruptuur: uitgebreidere peritoneale prikkeling

Differentiaal diagnose

-        Gastro-enterologische oorzaken, gynaecologische infecties (pid), gynaecologische oorzaken anderszins, cholecystitis acuta, uwi, onbekend, overig

Diagnostiek

-        Leukocytengetal <10.500/mm3, en <75% neutrofiele cellen en normaal crp  100% negatief voorspellende waarde; vaak

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2133
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Follow the author: Medicine Supporter